Uw zoekacties: Begrafenisfonds onder de zinspreuk ‘Tot Nut van 't Algemeen’...

5196 Begrafenisfonds onder de zinspreuk ‘Tot Nut van 't Algemeen’ te Zierikzee, 1814-1923 ( Zeeuws Archief )

Hulp bij uw onderzoek.
De informatie in deze website is zeer divers en bedoeld voor mensen met een belangstelling voor historisch of genealogisch onderzoek.
Wij trachten de informatie zo eenvoudig mogelijk te houden, maar beseffen ook dat de aard van de informatie soms wel enige studie of historische inzicht vereist.

Zoeken en bladeren

  • Bladeren
    De meest eenvoudige manier van werken is het zoeken te starten zonder zoekterm. U kunt dan bladeren door alle aanwezige toegangen.
  • Eenvoudig zoeken
    Wilt u een specifieker resultaat dan adviseren wij u te starten met één zoekterm. Het resultaat dat u krijgt voldoet aan de zoekterm. U kunt het resultaat verder verkleinen door meerdere zoektermen op te geven.
  • Uitgebreid zoeken
    Kiest u voor uitgebreid zoeken dan kunt u afhankelijk van de situatie meerdere zoekvelden invullen, waarna het resultaat zal voldoen aan de specifieke zoekactie. In iedere veld kunnen meerdere zoektermen worden ingevuld.
  • Zoektermen combineren
    Zoektermen worden gecombineerd De zoekfunctie voegt automatisch "en" toe tussen de verschillende zoekmogelijkheden die worden gebruikt. Zo kunnen 'zoeken met alle woorden' en 'zoeken met één van de woorden' worden gecombineerd.
  • Booleaanse operatoren
    Normaal worden meerdere zoektermen altijd gecombineerd met AND. U kunt bij het zoeken in een zoekveld ook gebruik maken van de Booleaanse operatoren: NOT en OR. De zoekacties met NOT beperken het zoekresultaat, terwijl OR veel meer resultaten oplevert.
    OR wordt vooral geadviseerd bij een bekende variatie op de schrijfwijze, bijvoorbeeld:
    - Den Haag OR ’s-Gravenhage
    - Vereeniging OR Vereniging
  • Woordcombinatie
    Wilt u zoeken met een woordcombinatie in een vaste volgorde (bijv. Vereniging tot behoud van natuurmonumenten), zet deze woorden dan "tussen aanhalingstekens".

Verfijnen
In de meeste gevallen zal naast het zoekresultaat een mogelijkheid tot verfijnen worden aangeboden. Verfijnen kan bijvoorbeeld op materiaalsoort, maar in andere gevallen op plaats en straat. Dit is afhankelijk van het archiefmateriaal dat geselecteerd is.

Sorteren
De resultaten staan gesorteerd in een standaard sortering. Dit kan per toegang verschillend zijn. In de meeste gevallen kan voor een andere sortering worden gekozen.

Digitaliseren op verzoek
Zie http://www.zeeuwsarchief.nl/over-ons/tarieven

beacon
 
 
Inleiding
Geschiedenis van het begrafenisfonds Een begrafenisfonds of -beurs kan men beschouwen als een voorloper van de moderne uitvaartverzekering. Het doel van een dergelijk fonds was het uitkeren van een som geld na het overlijden van een deelnemer, waaruit de kosten van de begrafenis voldaan konden worden. De benodigde gelden verkreeg men uit de lage wekelijkse contributies, die het aantrekkelijk maakten om lid van zo'n fonds te worden. Begrafeniskosten waren immers erg hoog.
Behalve met geld stond het begrafenisfonds desgewenst ook zijn leden ten dienst met de regeling en verzorging van de begrafenis zelf. Vóór het einde van de 18e eeuw werd door de ambachtsgilden zorg gedragen voor het begraven van de overleden gildebroeders en hun gezinsleden. Niet altijd bestond hiervoor een formele regeling, maar een administratief restant vinden we te Zierikzee in de 19e eeuw nog in het Weduwenfonds van het Bakkers- en Molenaarsgilde, waarvan de bezittingen dan onder beheer staan van het Burgerlijk Armbestuur. Wie niet tot een gilde behoorde -en dat was verreweg het grootste deel van de bevolking- moest echter zelf voor de kosten van de begrafenis opdraaien. In 1784 werd door het Sint Jans- of Zakkendragers- en Arbeidersgilde te Zierikzee een begrafenisbeurs opgericht. Vier jaar later volgde de stichting van de begrafenisbeurs der Kraankinderen. Deze beide beurzen hebben weliswaar in gewijzigde vorm, de omwentelingen aan het eind van de 18e eeuw overleefd. Inmiddels veranderde immers het politieke klimaat en gildedwang en -privileges pasten niet bij het ideaal van "Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap". Het is dan ook niet verwonderlijk dat er op 13 mei 1811 een onafhankelijke en in principe voor een ieder toegankelijke begrafenisbeurs werd opgericht, die naar de eerste directeur, Jan Tuin, "Den Tuin" werd genoemd.
De Franse tijd tot eind 1813 was er een van regulering en centralisatie. Zo werd 1n 1811 een landelijk verbod uitgevaardigd op het begraven in de kerken. Daaruit vloeiden in Zierikzee plannen voort om buiten de muren van de stad een algemene begraafplaats aan te leggen, aangezien er op het kerkhof rondom de Sint Lievens Monsterkerk te weinig ruimte was. De begraafplaats aan het Sas werd overigens pas in 1829 in gebruik genomen, omdat na het vertrek der Fransen in 1813 het verbod zijn effect verloor (1).
Als gevolg van de Franse regelingen uit 1811 stelde het stadsbestuur van Zierikzee in 1812 een Algemeen Stadsreglement op het begraven vast. De maire stuurde voorts een verzoek aan de besturen van de toen bestaande begrafenisbeurzen om hem hun reglement toe te zenden, dat hij weer aan de sous-prefect moest opsturen. In deze reglementen moest elk spoor dat herinnerde aan de oude gilden zijn uitgewist. Zo veranderden eveneens de namen van de fondsen. "De Kraankinderen" werd herdoopt in Begrafenisfonds "De Herstelde Belangen" en voldeed als eerste aan het verzoek. Op 12 mei 1812 zond het zijn reglement, met een korte beschrijving van de geschiedenis van de beurs en een lijst van leden van de directie in. De beurs van het Sint Jansgilde, nu genaamd L'Union oftewel na 1813 "De Eendracht", stuurde pas op 30 augustus 1813 een Franse versie van haar sterk gewijzigde reglement, gedateerd 3 maart 1813, in. Ook bij Begrafenisfonds "Den Tuin" reageerde men niet vlot en men had het ongeluk dat de directeur Jan Tuin op 2 juni 1813 overleed. Hij had de gelden van het fonds onder zijn beheer gehad en de nieuwe directie trachtte zonder veel succes die uit zijn boedel te herwinnen. Vermoedelijk had Jan Tuin, die slechts arbeider van beroep was, nauwelijks enige administratie gevoerd (2). Ondanks deze moeilijkheden, waarvan de verandering van de naam van het fonds wellicht mede een gevolg is geweest, zond het nieuwe bestuur onder Jan Corée, directeur en boekhouder sedert 19 juni 1813, reeds op 30 juni 1813 aan de maire de tekst van het reglement van het fonds, dat nu de naam voerde van Begrafenisfonds onder de Zinspreuk "Tot Nut van 't Algemeen" (3). De naam is vermoedelijk ontleend aan het Departement Tot Nut van 't Algemeen dat in 1797 in Zierikzee werd opgericht, maar van enig verband tussen beide instellingen is geen aanwijzing gevonden. Wel had het fonds later een rekening bij de Spaarbank van het Nut.
Het eerste reglement is gedateerd 12 februari 1812 en geeft als datum van oprichting van het fonds 13 mei 1811 (4). Het reglement was tot stand gekomen onder supervisie van de vrederechter als commissaris. Deze benoemde ook de directie. Als zodanig werd hij in 1813 opgevolgd door de maire. Na het einde van de Franse tijd was de bestuurssamenstelling en ook het verdere functioneren van de fondsen niet langer aan controle van gemeentewege onderworpen. Van de drie begrafenisfondsen die Zierikzee in de 19e eeuw kende was "Tot Nut van 't Algemeen" al snel het grootst. In 1813 telde het 211 deelnemers, in 1846 933, in 1889 3370 (verdeeld over het fonds voor volwassenen of grootfonds en het kinderfonds). Na die tijd verliep de groei minder snel: in 1902 waren er ruim 3400 leden. Ter vergelijking: het fonds "De Herstelde Belangen" telde in 1889 1163 deelnemers en "De Eendracht nog slechts 67 (5). Dat het fonds in 1923 is opgeheven was geen gevolg van een verminderde belangstelling of financiële problemen, maar van een verandering in de wet betreffende levensverzekeringen.
Het begrafenisfonds werd op 23 mei 1923 opgeheven en de leden gingen evenals de bezittingen en een gedeelte van het archief (waaronder de jaarrekeningen) over naar de Eerste Nederlandsche Verzekering Maatschappij op het Leven en tegen Invaliditeit (E.N.V.M.) te 's -Gravenhage. Deze is sinds 1972 voortgezet binnen de maatschappij Ennia en na 1982 binnen Aegon. Leden Oorspronkelijk werden enkel inwoners van Zierikzee en Poortambacht als deelnemer toegelaten, van goede gezondheid en tussen 15 en 50 jaar oud. Zwangere vrouwen konden geen lid worden. Men werd, afhankelijk van de leeftijd op het moment van aanmelding, aangenomen in de eerste (15 tot 30 jaar), tweede (30 tot 40 jaar) of derde klasse (40 tot 50 jaar). De intredekosten verschilden per klasse en waren lager wanneer men jonger was. Kinderen tot 15 jaar konden gedurende de eerste decennia geen lid van het fonds worden. Dit is begrijpelijk want het risico van kindersterfte was toen nog vrij groot en het financiële risico zou voor het fonds moeilijk in te schatten zijn geweest. Blijkbaar was ook het risico voor personen ouder dan 40 jaar bij intrede te groot, want bij de wijziging van het reglement in 1827 werd de maximum leeftijd voor toelating gesteld op 40 jaar. In 1837 waren er vijf klassen, maar de minimum- en maximumleeftijd voor intrede bleven onveranderd 15 en 40 jaar. Sedert 1825 konden ook personen buiten Poortambacht, mits woonachtig op Schouwen-Duiveland, lid worden.
Financiëel bleek het begrafenisfonds een succes en in 1846 bezag men de mogelijkheid om ook kinderen toe te laten. Inderdaad werd in dat jaar opgericht het "Fonds voor het begraven van kinderen van 1-15 jaren", onder dezelfde directie als het fonds voor volwassenen. Vanaf 1872 stond aanmelding voor het Kinderfonds nog slechts open voor kinderen van 1- tot 12 jaar; daarna werden zij in het "Grootfonds" overgeschreven. In 1898 overwoog men om ook pasgeboren kinderen als lid toe te laten, maar daar is men niet toe overgegaan. Voor leden die gedurende meerdere jaren hun contributie van een stuiver per week hadden betaald kon vanaf 1837 regelmatig een tijdelijke contributiestop gelden vanwege de rooskleurige financiële situatie. Naast de verplichting tot het betalen van contributie gold voor de mannelijke deelnemers bovendien de plicht bij toerbeurt dienst te doen als drager of lijkganger bij de begrafenis van een van hun medeleden. De tien dragers en twintig lijkgangers ontvingen van de knape van het fonds een koperen penning die zij tijdens de begrafenis bij zich moesten dargen. Reeds in het reglement van 1812 is sprake van deze penningen (6). Na de ingebruikname van een lijkkoets en volgkoets deden de dragers niet langer als zodanig dienst. Tot de rechten, voortvloeiend uit het lidmaatschap van het fonds, behoorde uiteraard de uitkering van een som geld bij overlijden en zo men wilde de verzorging van de begrafenis in de vierde klasse van begraven of hoger. De hoogte van de uitkering bedroeg in de beginperiode ƒ 52 (echter voor personen die door zelfmoord om het leven waren gekomen de helft, totdat deze bepaling in 1839 werd geschrapt), na 1820 ƒ 70. Daar kwam bij de uitkering voor de huur van de rouwmantels. Voor kinderen werd, afhankelijk van hun leeftijd, tussen ƒ 12 en ƒ 20 uitgekeerd behoudens extra toelagen naar gelang de tijd dat zij lid waren. Na 1893 tussen ƒ 18 en ƒ 28.
Bestuur en functionarissen.
Reeds het reglement van 1812 spreekt van een directie van zeven personen en een commissie van toezicht, eveneens van zeven personen. De taak van de laatste was controle op de administratie en de financiën. De beide bestuurscolleges werden door en uit de leden van het fonds gekozen. Via een bepaald schema traden regelmatig de twee langst in functie zijnde leden van de directie af om te worden vervangen door twee leden uit de commissie van toezicht. De tijd gedurende welke men deel kon uitmaken van het bestuur en de precieze wijze van verkiezing zijn in de loop der tijd vele malen veranderd. Van de directie maakten deel uit de directeur-boekhouder die tevens voorzitter was en de secretaris. Deze beide personen werden oorspronkelijk voor het leven benoemd.
Nadat de administratie van de boekhouder Wilson in 1837 niet in orde was gebleken werd om een beter controle te hebben de functie van boekhouder gescheiden van die van directeur, die nu de naam hoofddirecteur kreeg. Zowel de boekhouder als de secretaris genoten een jaartraktement. Beiden waren blijkens het reglement verplicht een ledenadministratie te voeren die het toetreden, overlijden, royement of andere bijzonderheden betreffende de leden vermeldde. De secretaris notuleerde voorts de vergaderingen en stelde de overige bestuursleden door middel van circulaires in kennis van verzoeken tot toelating, waarover dan door alle leden van de directie werd gestemd. De boekhouder beheerde de gelden van het fonds en belegde die overeenkomstig de besluiten van het bestuur. Hij hield aantekening van de betaling der contributies. Deze inde hij overigens niet zelf. Voor het innen van de contributies was door de directie en de commissie van toezicht een bode of knape aangesteld, die wekelijks het geld bij de leden thuis ging ophalen.
Verdere taken van de knape waren het bezorgen van de uitkering ten huize van de overledene, het bekend maken van het overlijden, het oproepen van de dragers en lijkgangers voor de begrafenis en het bij hen bezorgen van de lijkpenningen en rouwmantels, en voorts het aanwezig zijn bij de begrafenis. Hiervoor genoot hij een vast traktement per jaar, aangevuld met een bepaalde som voor elk sterfgeval. Daarnaast werd hem gratis een kostuum verstrekt met tot 1871 een driekante hoed, later een ronde hoed met rouwband. De leden van het bestuur kwamen jaarlijks enkele malen bijeen ter vergadering. Zij ontvingen voor het bestuursschap geen vergoeding, maar eens per jaar werd een gezellige bijeenkomst of uitstapje gehouden waarvan de kosten uit het defroyementsoverschot betaald werden. Bij het doen der rekening werden voorts twintig leden van het fonds uitgenodigd (in alfabetische volgorde) om onder het genot van een pijp, een glas jenever en beschuitjes, later sigaren, kaas en wijn, de vergadering bij te wonen.
Archief en inventarisatie.
Over de periode 1811-1813 zijn, behalve het reglement uit 1812, geen stukken bekend. Van 1813 tot 1923 vormen de notulen van het bestuur het belangrijkste bestanddeel van het archief zoals het nu nog bestaat. De serie rekeningen 1813-1918 en de rekeningen van het Kinderfonds 1846-1887 met hun bijlagen zijn, evenals vermoedelijk een serie correspondentei, in 1923 toen het fonds als zodanig ophield te bestaan, overgedragen aan de rechtsopvolger, de E.N.V.M. Bij onderzoek bleek mij dat deze maatschappij uiteindelijk is overgenomen door Elbos, een dochteronderneming van Aegon uit 's-Gravenhage, met als plaats van vestiging Leeuwarden. De bedrijfsarchivaris van Aegon, de heer Frederiks, moest negatief antwoorden op de vraag of er nog archivalia van het Begrafenisfonds "Tot Nut van 't Algemeen" in de archieven van de levensverzekeringsmaatschappij aanwezig zijn. Uit bedrijfskundig oogpunt is de vernietiging van financiële bescheiden na het verstrijken van de periode die de wet voor bewaring verplicht stelt uiteraard begrijpelijk, maar uit archivistisch en historisch oogpunt is dit te betreuren, des te meer daar uit de enkele rekeningen die nog bewaard zijn interessante gegevens naar voren komen over personen die ver buiten Schouwen-Duiveland, tot zelfs in de Verenigde Staten toe zijn overleden; gegevens die misschien nu slechts met veel moeite kunnen worden achterhaald.
Ook bij het Gemeentearchief van 's-Gravenhage en het Algemeen Rijksarchief, Tweede en Derde Afdeling, zijn geen archivalia van het begrafenisfonds aanwezig. De archiefbestanddelen die in 1923 niet aan de E.N.V.M. werden overgedragen zijn door de laatste secretaris van het fonds, de heer P.D. de Vos, overeenkomstig het besluit daartoe van het bestuur, in eigendom overgedragen aan het Gemeentearchief Zierikzee en berusten in de archiefbewaarplaats van deze Gemeente. De omvang bedraagt 1m'. Er zijn tijdens de inventarisatie geen stukken uit vernietigd. Bij de inventarisatie is getracht een scheiding aan te brengen tussen de stukken die het organisme zelf betreffen enerzijds en stukken betreffende de taak of belangenbehartiging van het fonds anderzijds. Aangezien een begrafenisfonds een met een verzekeringsmaatschappij vergelijkbaren instelling is heb ik het financiële beheer niet als een zaak beschouwd die intern op het organisme betrekking heeft, maar als een deel van de taak, de behartiging van de belangen van de leden. Immers, het innen van de contributies en het uitkeren van de begrafenisgelden is de voornaamste taak van een begrafenisfonds naast het verzorgen van begrafenissen. Bij de keuze van de E.N.V.M. als maatschappij die het ledenbestand zou overnemen en de onderhandelingen over de voorwaarden daarbij heeft het bestuur uitsluitend gehandeld met het oog op de belangen van haar leden. Daarom zijn ook de stukken betreffende de opheffing van het fonds niet bij het organisme beschreven.
Noten.
1) P.D. de Vos, Eenige bijzonderheden over de Stichting der Algemeene Begraafplaats te Zierikzee, in Zierikzeesche Nieuwsbode van 11 februari 1924.
2) Voor meer bijzonderheden betreffende Jan Tuin zie P.D. de Vos, Beschrijving der lotgevallen van het Begrafenisfonds onder de Zinspreuk "Tot Nut van 't Algemeen" (z.p., z.j. (Zierikzee, 1902)).
3) Frans archief Zierikzee, band XI, Finances Miscellanea.
4) In verschillende archivalia van het fonds en ook in P.D. de Vos, Beschrijving der lotgevallen (…) wordt als datum van oprichting genoemd 1 juli 1811. In 1911 ontdekte De Vos echter in het Franse archief het eerste reglement uit 1812 dat als datum van oprichting geeft 13 mei 1811.
5) Gemeenteverslag Zierikzee over 1889.
6) De tien koperen dragerspenningen werden in 1942 door P. van Beveren en de twintig koperen lijkgaanpenningen in 1933 door P.D. de Vos geschonken aan het Gemeentemuseum Zierikzee (respectievelijk no. Ook de voorzittershamer van het fonds bevindt zich in het museum als geschenk van mej. A. Costerus in 1934 (no. G 508).
Lijst van archivalia, elders berustend, betreffende het fonds
Literatuur
5196 Begrafenisfonds onder de zinspreuk ‘Tot Nut van 't Algemeen’ te Zierikzee, 1814-1923
Inleiding
Literatuur
Organisatie: Zeeuws Archief
Rijksarchief in Zeeland, Verzameling P.D. de Vos, nr. 62: "Beschrijving van de lotgevallen [….], 1902.
N.B. zie hieronder bij literatuur.
Idem, nr. 63: Aantekeningen over de geschiedenis van het Begrafenisfonds "Tot Nut van 't Algemeen", opgericht te Zierikzee den 1 Juli 1811.
Idem, nr. 64: als voren, deel II.
N.B. Van de hier gemelde aantekeningen zijn fotokopieën aanwezig bij het gemeentearchief Schouwen-Duiveland.
[P.D. de Vos], Beschrijving der lotgevallen van het Begrafenisfonds "Tot Nut van 't Algemeen", opgericht te Zierikzee den 1 Juli 1811 [Zierikzee, 1902].
N.B. Een geschreven versie hiervan, met aanvullingen tot 1923, bevindt zich in de collectie P.D. de Vos, nr. 127, gemeentearchief Schouwen-Duiveland.
Algemeen
M.K. Buth: Begrafenissen en begrafenisgebruiken op Schouwen-Duiveland, artikel in: Kroniek van het Land van de Zeemeermin (Schouwen-Duiveland), 8e jaargang, 1983, pp. 21-40
N.B. Zie ook aldaar de literatuurlijst.
[P.D. de Vos], Eenige bijzonderheden over de stichting der Algemeene Begraafplaats te Zierikzee, artikel in de Zierikzeesche Nieuwsbode van 11 februari 1924

Kenmerken

Datering:
1814-1923
Vestigingsplaats:
Zierikzee
Openbaarheid:
Geen beperkingen
Toegankelijk:
Plaatsingslijst (oud nr 196)
Jaar bewerking:
1988
Inzage:
Studiezaal, in origineel
Raadpleegvestiging:
Zierikzee, Laan van St. Hilaire
Collectie:
Gemeente Schouwen-Duiveland