Uw zoekacties: Staten van Zeeland en Gecommitteerde Raden, (1574) 1578-1795 (1799)

2 Staten van Zeeland en Gecommitteerde Raden, (1574) 1578-1795 (1799) ( Zeeuws Archief )

Hulp bij uw onderzoek.
De informatie in deze website is zeer divers en bedoeld voor mensen met een belangstelling voor historisch of genealogisch onderzoek.
Wij trachten de informatie zo eenvoudig mogelijk te houden, maar beseffen ook dat de aard van de informatie soms wel enige studie of historische inzicht vereist.

Zoeken en bladeren

  • Bladeren
    De meest eenvoudige manier van werken is het zoeken te starten zonder zoekterm. U kunt dan bladeren door alle aanwezige toegangen.
  • Eenvoudig zoeken
    Wilt u een specifieker resultaat dan adviseren wij u te starten met één zoekterm. Het resultaat dat u krijgt voldoet aan de zoekterm. U kunt het resultaat verder verkleinen door meerdere zoektermen op te geven.
  • Uitgebreid zoeken
    Kiest u voor uitgebreid zoeken dan kunt u afhankelijk van de situatie meerdere zoekvelden invullen, waarna het resultaat zal voldoen aan de specifieke zoekactie. In iedere veld kunnen meerdere zoektermen worden ingevuld.
  • Zoektermen combineren
    Zoektermen worden gecombineerd De zoekfunctie voegt automatisch "en" toe tussen de verschillende zoekmogelijkheden die worden gebruikt. Zo kunnen 'zoeken met alle woorden' en 'zoeken met één van de woorden' worden gecombineerd.
  • Booleaanse operatoren
    Normaal worden meerdere zoektermen altijd gecombineerd met AND. U kunt bij het zoeken in een zoekveld ook gebruik maken van de Booleaanse operatoren: NOT en OR. De zoekacties met NOT beperken het zoekresultaat, terwijl OR veel meer resultaten oplevert.
    OR wordt vooral geadviseerd bij een bekende variatie op de schrijfwijze, bijvoorbeeld:
    - Den Haag OR ’s-Gravenhage
    - Vereeniging OR Vereniging
  • Woordcombinatie
    Wilt u zoeken met een woordcombinatie in een vaste volgorde (bijv. Vereniging tot behoud van natuurmonumenten), zet deze woorden dan "tussen aanhalingstekens".

Verfijnen
In de meeste gevallen zal naast het zoekresultaat een mogelijkheid tot verfijnen worden aangeboden. Verfijnen kan bijvoorbeeld op materiaalsoort, maar in andere gevallen op plaats en straat. Dit is afhankelijk van het archiefmateriaal dat geselecteerd is.

Sorteren
De resultaten staan gesorteerd in een standaard sortering. Dit kan per toegang verschillend zijn. In de meeste gevallen kan voor een andere sortering worden gekozen.

Digitaliseren op verzoek
Zie http://www.zeeuwsarchief.nl/over-ons/tarieven

beacon
 
 
Inleiding
1. De Staten van Zeeland
2. De Gecommitteerde Raden van de Staten van Zeeland
2 Staten van Zeeland en Gecommitteerde Raden, (1574) 1578-1795 (1799)
Inleiding
2.
De Gecommitteerde Raden van de Staten van Zeeland
Organisatie: Zeeuws Archief
De lange titel van het college bedoelt de toekenning van een karakter, dat bij de oprichting niet buiten twijfel was.
Het hoofd van de uitvoerende macht in Holland en Zeeland was van oudsher de stadhouder. Zeeland heeft dezelfde stadhouders en stadhouderlooze tijdvakken gehad als Holland; de betrekking, waarin de stadhouder stond tot het Hof, en de Unie van 1576 brachten dit mede. De stadhouders van graaf Maurits af ontvingen van de Staten hunne commissie *  , maar geene instructie, en hunne bevoegdheden stonden niet vast. Prins Willem I had men als stadhouder erkend, maar deze had bovendien de hooge overheid over Holland en Zeeland krachtens de evengenoemde Unie bezeten, en voorts als voornaamste lidmaat van de Nederlanden in het geheele vaderland eene niet wel te bepalen autoriteit uitgeoefend.
Bij het uitbreken van den opstand had hij in de hem toegevallen steden gouverneurs aangesteld, t w. in Vlissingen, Veere en Zierikzee. Na de inneming van Middelburg is uit de drie gouverneurs en uit de drie door de eerstvermelde steden aangewezen raden een bestuur gevormd, dat 2 Maart 1574 zijne instructie van den prins van Oranje ontving *  . Volgens art. 1 zou deze er een zevende lid uit Holland aan toevoegen; dit is echter niet geschied, maar wel vinden wij spoedig een Middelburger in den Raad. De tijdsomstandigheden maken begrijpelijk, dat het bestuur zich grootendeels met krijgszaken had bezig te houden. In de 39 artikelen der instructie zijn vele zaken niet geregeld, maar het laatste artikel gaf den Raad de bevoegdheid bij provisie alles te doen wat noodig mocht zijn; het mocht echter geene nieuwigheden invoeren, noch belastingen opleggen, zonder bewilliging van de Staten van Zeeland. Men kan zeggen, dat het in hoofdzaak den prins van Oranje in diens afwezigheid verving.
In het najaar van 1575 was de gouverneur van Veere afwezig, die van Vlissingen en Middelburg gesneuveld, die van Zierikzee ingesloten. Oranje stelde twee nieuwe aan, maar deze hadden voorloopig weinig gezag, althans in politieke zaken. Zoo dreven de Walchersche steden door, dat zij de samenstelling van het college mochten wijzigen, en de prins berustte hierin.
De Unie van 25 April 1576 bracht de heffing van generale middelen mede, en om ze te bevorderen, zouden eenige Zeeuwen in Holland, eenige Hollanders in Zeeland in het bestuur plaats nemen. Van de drie aangewezen Hollanders werden twee op 12 Mei toegelaten; de derde was 16 Juni voor korten tijd aanwezig. Sedert vertegenwoordigde het college van Gouverneurs en Raden niet alleen den prins, maar ook de "Gemeene Zaak", het geheele opgestane gebied. De val van Zierikzee was eene tweede omstandigheid, die de instructie van 2 Maart 1574 niet meer toepasselijk maakte. De Walchersche steden wisselden met den prins van gedachten, en de vrucht van hunne onderhandelingen was de instructie van 22 September 1576 *  . Er zou een luitenant en stadhouder-generaal van Zeeland zijn, t. w. de graaf van Hohenloo, een particuliere gouverneur over Walcheren, en voorts een landraad van zes personen: uit elke der Walchersche steden een, dan twee uit Holland en de tresorier-generaal. Omdat kort daarop de pacificatie van Gent gesloten werd, Zierikzee weder onder het gezag van Oranje terugkeerde, Goes en Tholen eveneens dit gezag erkenden en Hohenloo uit het gewest vertrok, is het twijfelachtig of de bepalingen van deze instructie uitgevoerd zijn. Wel mogen wij zeggen, dat het college van Gouverneur(s) en Raden, zoolang het bestond, op militair en politiek gebied gezag had en zoowel den prins van Oranje als den Staten van Holland en Zeeland gehoorzaamde; het pleegde overleg met de steden van Walcheren, waar dit wenschelijk was *  .
In September 1577 kwamen de Staten van Zeeland bijeen, blijkbaar beschreven door Gouverneur en Raden, want een lid van dit college zette de redenen van de beschrijving uiteen. De vergadering kreeg weldra het karakter van eene constituante. Eene van de moeielijkheden, waarmede men te kampen had, was deze, dat het niet zeker was, wie de te nemen besluiten moest uitvoeren. De rentmeesters van Bewesten- en Beoosten Schelde, die vóór de troebelen daarvoor aangewezen waren, hadden feitelijk hun gezag verloren, en het college van Gouverneur en Raden had geene bevoegdheid buiten Walcheren. Middelburg noemde ook nog den Provincialen Raad in Holland, maar stond hiermede alleen. De Staten eindigden met eene voorloopige en voorwaardelijke erkenning van het gezag van Gouverneur en Raden, met de bedoeling om de samenstelling en de instructie van het college gewijzigd te krijgen. Er is hierover veel te doen geweest; Middelburg, dat vooral het oppergezag van de Staten wilde uitgedrukt zien, sloeg voor, het college te noemen Gedeputeerden van de Staten; het had bepaald bezwaar tegen het woord Raden, doch werd overstemd *  .
De prins committeerde in het college jhr. Arend van Dorp vanwege den graaf van Buren, en zes heeren uit de steden, die hem dubbeltallen *  hadden aangeboden. In zaken betreffende de Unie met Holland hadden de (twee) afgevaardigden van dit gewest mede stem, terwijl de gouverneur en de tresorier-generaal er ook toegang hadden.
De Hollandsche heeren verdwenen in 1584, nadat men in Holland het college van Gecommitteerde Raden opgeheven had en daarmede de daar aanwezige Zeeuwen bedankt, dit in verband met de plannen tot samensmelting van Holland, Zeeland en Utrecht.
De gouverneur had niet alleen toegang, maar zelfs het voorzitterschap "in zaecken van oirloghe oft den last zijns gouvernements raeckende". Wat dit gouvernement beteekende, is moeilijk te omschrijven; misschien mag men zeggen, dat hij zorgen moest dat er niet aan het oppergezag van Oranje getornd werd *  . Toen Haultain bij eene poging tot ontzet van Antwerpen gesneuveld was, hield het ambt van gouverneur op te bestaan. Wat deze op politiek gebied gedaan had, zal voortaan door den stadhouder zijn verricht.
Intusschen was door den dood van prins Willem de regeering op losse schroeven komen te staan. Men kan op de vraag naar de formeele bevoegdheid van de regeerende personen in den daarop gevolgden tijd geen juist antwoord vinden, en de verhouding is niet helderder geworden door het verblijf van de landsregeering - Maurits en den Raad van State - in Zeeland. Haultain heeft 14 Juli 1584 geweigerd een eed aan de Staten van Zeeland af te leggen, maar gezworen zich in zijn offitie ten dienste van de landen - dus als generaliteits-ambtenaar te kwijten zooals het behoorde. Dat De Rijcke ook zonder nadere commissie zijne plaats bleef innemen, is boven reeds gezegd, ook dat hij in den zomer van 1586 door graaf Maurits is gecontinueerd.
Niet lang daarna werd de herziening van de instructie van het college noodig, omdat de graaf van Leycester het belast had met het beheer van de admiraliteitszaken. Op den eersten dag van de vergadering in September eischte Middelburg het aftreden van de Raden, "alsoo haren eedt ende instructie cesseren", maar de andere leden verkozen eerst alle andere punten af te doen en dan op deze zaak orde te stellen. 1 October en volgende dagen heeft men de nieuwe instructie in behandeling genomen, welke den 13den is gearresteerd *  . Daar deze instructie niet als de vorige van den stadhouder, maar van de Staten uitgegaan is, is de titel van het college van dezen tijd af meer gepast. Na 1578 had de prins nog wel geschreven aan Gouverneur en Raden *  , ook wel last gegeven "den Staten van Zeelant, haeren Gecommitteerde Raeden ende van de Gemeene Saecken" *  , maar de titel Gecommitteerde Raden van de Staten van Zeeland drong door.
Daarmee is niet gezegd, dat het college niet als voorheen opdrachten van den stadhouder of van de centrale regeering in Holland, nu den Raad van State, ontving. Het tegendeel is waar; de akte van committimus van 1588 is er een sterk voorbeeld van.
De tresorier-generaal behield zijne plaats in het college tot aan het overlijden van mr. Jacob Valcke. Het ambt werd toen veranderd in dat van den ontvanger-generaal, die eene nieuwe instructie ontving, welke o. a. inhield, dat hij geene zitting zou hebben, noch in de vergadering van de Staten, noch in die van den Raad, maar dat hij audiëntie moest verzoeken of anders ontboden worden en dan de laagste plaats innemen *  .
Omtrent het voorzitterschap had de instructie van 22 Mei 1578 niets bepaald. Onder de punten van 3 Juni is er een, dat er over handelt; de Staten wilden, dat bij afwezigheid van den eersten edele of van diens vertegenwoordiger elke raad bij beurten veertien dagen lang zou presideeren. Hieruit blijkt, dat zij den eersten edele toen als aangewezen voorzitter beschouwden, zooals het gebruik van de voorgaande vergaderingen meebracht. Jhr. Arend van Dorp was meestal afwezig en zoo moest het stelsel van toerbeurten toegepast worden. 11 Augustus 1578 had de eerste zitting van het college plaats onder voorzitterschap van den gedeputeerde van Middelburg. Twee dagen later viel het besluit om het voorzitterschap niet om de veertien dagen, doch om de maand te laten wisselen, en zoo is het ook gegaan *  , totdat mr. Pieter de Rijcke de leiding op zich nam in het begin van 1580. Dat na zijn dood een geschil gerezen is, dat eindigde met de opdracht van het voorzitterschap aan den pensionaris, is reeds verhaald.
Dat in het college hoofdelijk gestemd moest worden, is nooit in twijfel getrokken. De raden werden voor onbepaalden tijd benoemd en dienden feitelijk voor het leven. Zij hadden ambtswoningen in Middelburg en door den dagelijkschen omgang vormde zich, naar wij mogen aannemen, een gevoel van een gemeenschappelijken plicht om het gezag van de provincie tegen de afzonderlijke steden te handhaven *  . De inleiding en artikel 22 van de instructie van 13 October 1586 kunnen tot de gevolgtrekking leiden, dat het college tijdens de vergaderingen van de Staten geen gezag had; dit was zeker niet het geval. Men moet het zoo verstaan, dat de Raden bij afwezigheid van de Staten allerlei zaken afdeden, die eigenlijk tot de competentie van de Staten behoorden en waarbij haast was, en dat deze bevoegdheid tijdens de vergaderingen van de Staten ophield.
De representant van den eersten edele, die van 1650 tot 1668 en van 1702 tot 1747 niet aanwezig was, verdween voor goed op 26 Februari 1795. 23 Juli d.a.v. werd het college vervangen door een Comité van Algemeen Welzijn, Waakzaamheid en Veiligheid, van 7 leden, tot welks oprichting twee dagen te voren besloten was. Het bleef tot 3 Mei 1796 in wezen en had nog twee andere comités, van Financiën en van Onderzoek, elk uit 4 leden bestaande, naast zich. Het reglement voor het provinciaal bestuur van 10 April 1796 stelde een Provincialen Raad van 9 leden in, welke voorloopige voorzieningen mocht treffen, wanneer de Vertegenwoordigers niet bijeen waren, en niet fungeerde, wanneer dit wel het geval was. Deze Raad, die 1 Juni 1796 voor het eerst bijeenkwam, was onderverdeeld in het Uitvoerend Departement van den Provincialen Raad, van vijf, en het Departement van Financiën en Onderzoek, van vier leden; het eerstgenoemde begon zijne werkzaamheid op 3 Mei 1796. Deze regeering bleef tot 9 Februari 1798, toen het nieuwe Intermediaire Administratieve Bestuur van 12 leden optrad, dat zich in drieën splitste: het Uitvoerend Departement van het Intermediair Administratief Bestuur, dat 12 Februari 1798 bijeenkwam, de Commissie van Onderzoek en de Commissie van Financiën. In de vergadering van het Intermediair Bestuur van 23 en 24 Juli 1798 zijn deze drie commissies georganiseerd. 30 Maart 1799 gingen zij te niet.
Over de afzonderlijke werkzaamheden van de Gecommitteerde Raden wordt in de volgende paragraaf van de inleiding en in de noten bij verschillende hoofdstukken van den achterstaanden inventaris een en ander medegedeeld. Hier moge nog de aandacht er op worden gevestigd, dat waarschijnlijk niet alle leden over alle zaken gingen. De resolutie van 21 Februari 1582 licht ons in, hoe ze destijds werden behandeld:
"Alzoo bevonden wort, dat midts de menichfuldicheyt ende hoochwichticheyt van 's landts affairen deselve noch soo promptelijck noch soo ordentlick en connen gevoordert worden alsoo noodich waere, zoo is by den Raede goetgevonden ende gearresteert de besoignen van den lande te distribueren ende verdeelen in vier *  principale partyen, alsse eerst de domeynen, thollen ende alle dependentiën van dyen zijn bevolen den raetsheer Pelanen met adjonctie van den pensionaris, den ontfanck van de Staten ter betalinge van de renten tot laste van den lande van Zeelandt staende, den raetsheer Aleman, de extraordinaris ontfanghen van de geestelicke goeden ende confiscatiën den raetsheer Teellincx, den ontfangh van de penningen ter oorloghe gedestineerd, alsse van gemeyn middelen van consumptiën, honderste penningh, convoyen ende licenten, de raetsheeren Valcke ende Rezen, alles omme met hunne dependentiën daerop acht ghenomen ende gevoordert te wordden by denghenen die deselve respectivelijck sijn bevolen als voorscreven is, blyvende mijn heere den president De Rijcke belast om op alles, zoo des voorscreven als alle andere saecken, generalick regard te nemen, proponeren ende te voorderen, soo hy weet te behooren; ende de depeschen uuyt dese resulterende sullen staen ten laste van den pensionaris als te vooren. De saecken van de munte ende admiraliteyt sullen generalick blyven tot d'opzicht van een yeder van den Raede, zoo int particulier als int generael. Es mede wel scherpelick bewillicht ende eensamentlick besloten, dat dese voorscreven verdeelinghe ende resolutie sal secreet gehouden wordden op den eedt, ende dat dyenvolghenden den clercken oock den eedt van secreetheyt in dese ende alle andere saecken affgenomen sal worden volghende tconcept daervan te maecken". Dat er ook later dergelijke arcana in den inwendigen dienst bestaan hebben, is te vermoeden.
3. Het comptoir of de griffie van de Staten en hun archief
4. De resolutiën van de Staten van Zeeland en van de hen opvolgende colleges
5. Stukken welke bijeengelegd zijn door mr C. van Citters
6. Rechtspraak
7. In de inleiding verkort aangehaalde literatuur
8. Bijlage: Overzicht van beschikbare indices

Kenmerken

Datering:
(1574) 1578-1795 (1799)
Andere namen:
Gouverneur en Raden
Vestigingsplaats:
Middelburg
Omvang:
436 meter
Openbaarheid:
Geen beperkingen
Toegankelijk:
Inventaris
Jaar bewerking:
1922
Titel publicatie:
K. Heeringa, Het archief van de Staten van Zeeland en hunne Gecommitteerde Raden (1574) 1578-1795 (1799) ('s-Gravenhage 1922).
Opmerking:
In 1940 zijn de volgende inventarisnummers verloren gegaan: 1-5, 470, 883, 890-895, 1193-1196, 1204-1206, 1455-1499, 1565-1571, 1573-1579, 1849-1855, 1896, 1897, 2237, 2296-2298, 3157. De verloren gegane nummers zijn in de inventaris als zodanig gemerkt. De in 1922 gepubliceerde inventaris van de hand van K. Heeringa was aanvankelijk in het toegangensysteem opgenomen als toegang 2, tussen 1989-2014 als toegang 2.1 en sinds 2015 weer als toegang 2. De tussen 1989 en 2014 in gebruik zijnde plaatsingslijsten voor het aanvragen van de gedrukte notulen van de Staten van Zeeland (toegang 2.2) en de ingekomen gedrukte resoluties van de Staten van Holland en de Staten-Generaal (toegang 2.3) zijn sinds 2015 in toegang 2 opgenomen (inv.nrs 3301-3933).
Inzage:
Studiezaal, in origineel
Raadpleegvestiging:
Middelburg, Hofplein
Collectie:
Rijksarchief in Zeeland