Het kantongerecht te Hoorn was aanvankelijk gehuisvest in het Raadhuis aan het Gouw te Hoorn. Na de opheffing van de arrondissementsrechtbank te Hoorn in 1877 verhuisde het aan het eind van dat jaar naar het voormalige rechtsgebouw aan de Roodensteen of Kaasmarkt. Dit gebeurde op voorwaarde dat de gemeente daar ten behoeve van het Westfries Museum, de vroegere vergaderplaats van de Gecommitteerde Raden van de Staten van West-Friesland, enige lokalen in bruikleen kon blijven behouden voor "hare oudheden en archieven". Het kantongerecht kreeg daar de beschikking over zes vertrekken. Omdat het pand moest worden gerestaureerd, droeg de gemeente het beheer en onderhoud hiervan in 1908 over aan het Ministerie van Binnenlandse Zaken. Deze restauratie, die tot 1911 duurde, bracht tevens een wijziging in de lokalen met zich mee. Het archief werd toen naar de zolder verplaatst. In 1929 werd dit pand op de gemeentelijke monumentenlijst geplaatst.

Mettertijd kampten beide daarin ondergebrachte instellingen steeds meer met ruimtegebrek. De op een zolderkamer gelegen archiefruimte werd onder meer "hoogst gebrekkig" genoemd, omdat het daar zeer vochtig was. Om dit probleem op te lossen kocht de Staat in juni 1931 het voormalige dienstgebouw van de opgeheven Raad van Arbeid aan de Grote Oost nr. 53 aan voor het kantongerecht en de Inspectie der Directe Belastingen te Hoorn om het vervolgens in bruikleen aan de gemeente af te staan. Begin 1932 betrok het kantongerecht eindelijk deze nieuwe huisvesting. Het archief werd daar geplaatst in de zogenaamde kleine voorkamer, waarin de vorige eigenaar al de nodige stellingen en een kluis had geplaatst.
In verband met latere ruimteproblemen en de verplichting om het archief naar een rijksarchiefbewaarplaats over te brengen bracht het kantongerecht het grootste deel daarvan (tot en met 1994) in 1998 over naar het archiefdepot van de arrondissementsrechtbank te Alkmaar onder wiens ambtsgebied het kantongerecht te Hoorn ressorteerde.