Uw zoekacties: Koninklijk Onderwijsfonds voor de Scheepvaart (KOFS) te Amsterdam

556 Koninklijk Onderwijsfonds voor de Scheepvaart (KOFS) te Amsterdam ( Noord-Hollands Archief )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
1. Koninklijk Onderwijsfonds voor de Scheepvaart
556 Koninklijk Onderwijsfonds voor de Scheepvaart (KOFS) te Amsterdam
Inleiding
1.
Koninklijk Onderwijsfonds voor de Scheepvaart
Organisatie: Noord-Hollands Archief
In het najaar van 1913 kwamen drie kapiteins op de binnenvaart tot de overtuiging dat de zelfstandige positie van de schipper steeds moeilijker te handhaven was, vooral in verband met de ontwikkeling van de techniek. Zij kwamen tot de oprichting van de Nederlandsche Vereeniging van Gezagsvoerders bij de Binnenvaart. Er kwamen statuten en reglementen. Als doelstelling werd geformuleerd:
1. de belangen van gezagsvoerders in loondienst te behartigen;
2. de veiligheid en zekerheid bij geregeld vervoer te bevorderen;
3. het aanmoedigen en bevorderen van een goede verstandhouding en samenwerking tussen gezagsvoerders.
Deze vereniging droeg meer het karakter van een vakorganisatie dan iets anders. In de praktijk kwam men er echter al snel achter dat er meer behoefte was aan een vakopleiding voor functies bij de binnenvaart. In 1915 werd een begin gemaakt met het onderwijs in samenwerking met Schuttevaer. Op 13 december begonnen de eerste lessen met 12 leerlingen; dit aantal groeide spoedig uit tot 25. Op deze wijze kwam de eerste binnenvaartschool (toen nog Schippersvakschool) tot stand. In 1917 werd door de minister van Onderwijs subsidie toegekend voor deze school. in 1918 was er voor de eerste keer gelegenheid tot het afleggen va een examen voor schipper op de binnenvaart. Al snel hierna deed zich de behoefte gevoelen ook zo'n examen op te stellen voor machinisten. In 1921 kon het eerste machinistenexamen in Amsterdam worden af genomen.
Intussen was men tot de conclusie gekomen dat deze opleidingen niet een zaak konden zijn van de Kapiteins Vereeniging. De vakopleiding werd dan ook in 1921 zelfstandig gemaakt en het Onderwijsfonds voor de Scheepvaart werd opgericht (later met het predikaat Koninklijk). Op de scholen kon alleen theoretisch onderwijs worden gegeven. Voor de praktische opleiding werd het jacht Argo aangekocht en op 3 september 1921 officieel in dienst werd gesteld door Prins Hendrik, als 'Prins Hendrik'.
Om goed onderwijs te kunnen geven moest er ook gelden uit particuliere bron worden aangeboord. Dit was niet zo eenvoudig te realiseren. Het schip de 'Prins Hendrik' moest deels met particuliere gelden worden betaald, de overheidssubsidie schoot tekort. De Nederlandse Bank kwam te hulp en de zaak kwam voor elkaar.
Door de uitbreiding van het aantal leerlingen was al snel een tweede instructievaartuig nodig. In 1931 werd door Prinses Juliana dit schip te water gelaten. Om zoveel mogelijk leerlingen te bereiken werden sinds 1926 lessen over de radio uitgezonden. Tot 1940 had de school de beschikking over een half uur zendtijd per week; na 1945 is het niet meer gelukt zendtijd te krijgen. Begon de vakopleiding met de opleiding tot schippers, geleidelijk aan begon men te beseffen dat men meer opleidingen, vooral voor de jeugd, moest kunnen aanbieden.
Het instructievaartuig Prins Hendrik kon een twaalftal leerlingen, die intern waren, opleiden en dit voorzag in een grote behoefte. Al spoedig bleek dat het instructievaartuig te klein was om in de groeiende behoefte te voorzien. Men kwam tot de oprichting van een school met internaat te Amsterdam, waar jongens gedurende twee jaar een dagopleiding konden volgen. In 1937 begonnen de lessen aan de eerste dagnijverheidsschool voor schippers. Het school- en internaatschip Koningin Wilhelmina werd in 1938 in dienst genomen. met de dagnijverheidsscholen ging het net als met de binnenvaartscholen; zij voorzagen in een grote behoefte.
Na de Tweede Wereldoorlog werd in Rotterdam de Rotterdamse dagnijverheidsschool met internaat geopend. In 1946 volgende Delfzijl, ook met een dagnijverheidsschool met internaat. Deze school werd in 1962 ondergebracht in een zeer modern complex met een capaciteit van 240 leerlingen. In Harlingen werd in 1958 de vierde dagnijverheidsschool officieel geopend. Begin jaren '60 bedroeg de totale capaciteit van deze dagnijverheidsscholen 660 leerlingen.
In 1964 kreeg ook Rotterdam een nieuw scholencomplex, ook hier was plaats voor 240 leerlingen. Tegelijkertijd werd ook de instructievloot uitgebreid. Hierbij was het uitgangspunt, dat de leerlingen van de dagnijverheidsscholen (circa 13-16 jaar) in elk van de twee leerjaren circa 6 weken aan boord van de instructievaartuigen les dienden te krijgen. Naast de 'Prins Hendrik' en de 'Prinses Juliana' werd in 1960 de 'Prinses Beatrix' in de vaart gebracht. In 1962 gevolgd door de 'Prinses Irene' en in 1963 werd het 3de instructievaartuig de 'Prinses Christina' in gebruik genomen.
In 1967 werd de 'Prins Hendrik' verkocht en in 1969 volgde de 'Prinses Juliana'. Deze twee schepen waren dermate verouderd dat verbouwen geen zin meer had. Er moesten modernere schepen komen, waarvan tenminste een ook zeegaand was. Ook het ministerie Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen stond positief tegenover deze plannen. Het resulteerde in de bouw van een zeewaardig instructieschip dat in 1966 door Prinses Margriet in dienst gesteld kon worden. Behalve de normale scheepsvoorzieningen was het schip uitgerust met extra ruimten voor instructie doeleinden.
In 1976 werd de 'Koningin Juliana' in dienst genomen, dit is een visserij-instructieschip.
In de jaren '50 werd begonnen met een matrozenopleiding en wel via het leerlingenstelsel. Er was, zoals eerder geconstateerd, een hiaat in het opleidingenaanbod, door deze nieuwe opleiding werd dit verholpen. Daarnaast werd er aandacht gegeven aan het opzetten van schriftelijke cursussen om te voorzien in het probleem dat de meeste personeelsleden op de schepen 's winters niet in staat waren om de binnenvaartavondscholen te bezoeken.
In de loop der jaren is het onderwijsprogramma van het KOFS steeds vernieuwd en aangepast aan nieuwe regelgeving op het gebied van de Rijn- en binnenvaart en het baggerbedrijf. Onder verantwoordelijkheid van de ministeries van Verkeer en Waterstaat en Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen stelt het KOFS in overleg met de bedrijfstak cursussen samen en/of formuleert de bij het vakdiploma behorende exameneisen. Zo werden er twee belangrijke vakopleidingen opgestart 'Ondernemer in de binnenvaart' en 'Vervoer gevaarlijke stoffen'.
De onderwijsactiviteiten van het KOFS zijn onderverdeeld in twee poten: het reguliere onderwijs en de, doorgaans schriftelijke, vakopleidingen. In het reguliere onderwijsstelsel kunnen leerlingen direct na de basisschool terecht voor het Voorbereidend Beroepsonderwijs. Deze KOFS-opleiding duurt vier jaar. De eerste twee jaar komen overeen met de basisvorming op andere scholen voor voortgezet onderwijs; daarna, in het derde leerjaar, begint de eigenlijke vakopleiding. Na het behalen van het diploma kunnen de leerlingen hun opleiding op twee manieren voortzetten. Namelijk de Middelbare School voor de Rijn- en binnenvaart in Rotterdam, of direct gaan varen en instromen in het leerlingstelsel Matroos.
De tweede poot van onderwijsactiviteiten van het KOFS zijn: de vakopleidingen. Het betreft hier voornamelijk schriftelijk onderwijs dat wordt afgesloten met een erkend vakexamen. Inhoud en opzet van zowel opleiding als examen zijn vastgelegd in de regelgeving van de ministeries van Verkeer en Waterstaat en Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen.
Het KOFS is, anno 2001, als onafhankelijk examenbureau ondergebracht binnen de Vakopleiding Transport en Logistiek. Hoofdtaken van het KOFS zijn nu: het verzorgen van de vakexamens voor de binnenvaart en het uitgeven van vaarbewijzen, ADNR-certificaten en radarpatenten; het beheer van de opleidingsschepen voor de Nederlandse scheepvaart, bestaande uit drie instructieschepen voor de binnenvaart en één schip voor de zeevisvaart.
2. Aanwijzingen voor de gebruiker
Erfgoedstuk

Kenmerken

Datering:
1923-1995
Omvang in meters:
19,75
Periode documenten:
1923-1995
Openbaarheid:
openbaar
Raadpleegmogelijkheid:
Haarlem, Jansstraat, raadpleging mogelijk na transport
Gebruiksinformatie:
Inventaris inv.nrs. 1-206.