In 1998 werd Haarlem met vijf andere steden gekozen om deel te nemen aan het grotestedenbeleid, een financieringsmogelijkheid van het Rijk. Voor de verdeling van de gelden werden 102 projecten aangewezen in zes thema’s: Aan het werk, Lokale economie, Onderwijs, Veiligheid, Leefbaarheid en Zorg & Integratie. Deze projecten werden uitgevoerd in drie wijken: Delftwijk/Waterbuurt, Meerwijk-Noord en Slachthuisbuurt.

Dit grotestedenbeleid werd een speerpunt bij de ontwikkeling van de strategische toekomstvisie tot 2010. Deze toekomstvisie kwam tot stand op basis van onder meer de zogenaamde 'stadsgesprekken' met inwoners, belangengroeperingen en het bedrijfsleven.

In het verlengde van de strategische toekomstvisie werd het Ontwikkelingsprogramma Haarlem (OPH) opgesteld, de basis voor een stadsconvenant met het Rijk. In dat convenant werden afspraken gemaakt over de volledige en tijdige uitvoering van het ontwikkelingsprogramma en de financiering daarvan. Door dit programma kon effectiever worden gewerkt. Ten behoeve van de uitvoering van het OPH werd programmamanagement ingevoerd, een nieuw verschijnsel in de organisatie. Hierbij werden activiteiten verbonden aan doelstellingen en de voortgang van die activiteiten zou systematisch worden gevolgd op hun bijdrage aan die doelstellingen. De doelstellingen van het OPH waren: 1. terugdringen van de (structurele) werkloosheid en bevordering van arbeidsplaatsen, 2. versterking van de economische positie van de stad, 3. verbetering van de aansluiting onderwijs en arbeidsmarkt, 4. versterking van de positie van stedelijke woonmilieus op de regionale woningmarkt, 5. verbeteren van de fysieke woonomgeving en leefbaarheid, 6. vergroten van de bereikbaarheid van economische activiteiten, 7. versterken van de sociale infrastructuur, 8. verbeteren van de veiligheid, en 9. verbeteren van het zelfherstellend vermogen van kwetsbare wijken.

In 1999 was voor de sectorale afdelingen voor informatie- en communicatietechnologie (ICT), dus ook die van de Concernstaf, veel aandacht voor het behoeden van de hard- en software voor de gevolgen van de overgang naar het jaar 2000. Deze sectorale afdelingen werden uiteindelijk samengevoegd in één gemeentebrede afdeling ICT, ressorterend onder de sector Facilitaire Dienst.

Het bureau Concernfinanciën was in 1999 intensief betrokken bij de beslissing om de gemeentelijke aandelen in het bedrijf Kabel Haarlem BV te verkopen aan UPC Nederland BV. Met de netto opbrengst werd het Projectenfonds Haarlem in het leven geroepen. Uit dit fonds konden projecten worden gefinancierd die voor de hele stad van belang zouden zijn en een duurzaam effect zouden hebben. De keuze van de projecten zou volgen uit de beleidskeuzes die gemaakt werden in de Toekomstvisie Haarlem, het OPH en het collegeprogramma.

Ook de aandelen in de NV Bouwfonds Nederlandse Gemeenten werden verkocht. Een deel van de opbrengst hiervan diende voor het opvangen van de wegvallende dividenden, de rest werd ingezet bij aan stadsvernieuwing gerelateerde onderwerpen.

In 2000 werd een begin gemaakt met het Organisatieontwikkelingstraject 2000+ door de knelpunten in de gemeentelijke organisatie te inventariseren. Het doel was om te komen tot professionalisering van de stafafdelingen en platforms. Daartoe werd onder meer een eerste gemeentebreed medewerkerstevredenheidsonderzoek gehouden. De daaruit volgende knelpuntenanalyse was een belangrijke taak voor de Concernstaf.

De rol van de sector komt ook duidelijk naar voren bij de ontwikkeling van een nieuwe besturingsvisie. Deze moest dienen als leidraad voor het gemeentelijk bestuurlijk handelen, met als hoofdlijnen: versterking van de initiërende, kaderstellende en volksvertegenwoordigende rol van de gemeenteraad, verbetering van de ondersteunende middelen voor de raad om deze rollen uit te oefenen, explicitering van de rol van het college als dagelijks bestuur, verduidelijking van de rol van de ambtelijke organisatie, verdere vormgeving van de participatie van burgers en externe organisaties in het bestuurlijk proces en de rol van de raadsleden daarbij.

Een belangrijke bestuurlijke ontwikkeling waar de sector Concernstaf bij was betrokken, was de dualisering van het gemeentebestuur in 2002. Door de dualisering werd een duidelijker rolverdeling beoogd tussen college en gemeenteraad en een grotere betrokkenheid van de burgers. De kern hiervan was, dat het college de stad zou besturen binnen door de raad gestelde kaders. Een gevolg hiervan was dat de wethouders geen deel meer zouden uitmaken van de gemeenteraad en daar ook niet meer uit afkomstig hoefden te zijn.

De belangrijkste functies voor de gemeenteraad werden als volgt geformuleerd: het vaststellen van kaders waarbinnen het college beleid kan maken, het controleren of het college de opgedragen taken goed uitvoert en rekening houden met wat er in de stad leeft. Voorafgaand aan de invoering van de dualisering was in 2001 het voorzitterschap van de raadscommissies al overgedragen van collegeleden aan raadsleden en was een rekenkamercommissie opgericht. De rekenkamercommissie ging een deel van de controlerende taak van de gemeenteraad uitvoeren door middel van doelmatigheids- en doeltreffendheidsonderzoek. Vervolgens zijn een griffie en een raadspresidium ingesteld en zijn de ambtelijke bijstand van het bestuur en de mandatering en delegatie door college en raad geregeld. Om de betrokkenheid van de burgers te bevorderen heeft de gemeenteraad onder meer een referendumverordening vastgesteld.