Uw zoekacties: Abdij van Egmond

356 Abdij van Egmond ( Noord-Hollands Archief )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
1. Voorwoord
2. Afkortingen
3. Inleiding
4. Bijlage
Inventaris
6. Regestenlijst, 889-1571
6.2. Regestenlijst, 889-1571
6.2.14. Regesten 1301 t/m 1400
356 Abdij van Egmond
Inventaris
6. Regestenlijst, 889-1571
6.2. Regestenlijst, 889-1571
6.2.14.
Regesten 1301 t/m 1400
Organisatie: Noord-Hollands Archief
1309 Oedzier van Cralingen, prior, Aelbrecht van Wely, gasthuismeester, Gijsbrecht van Boetselair, koster, Pieter van Slingeland, Jan van der Does, Henrijck van der Son, Helyas van Zevender, Phillips van Hauffskercke, Hendrik van Overvecht, Simon Paedse, keukenmeester, en Jacob de Grebber, conventualen van het klooster van S. Aelbrecht tot Egmonde van de orde van S. Benedictus, verklaren namens het gemene convent (door tussenkomst van heer Jan, graaf van Egmonde en andere geestelijke en wereldlijke personen, en ten einde het convent te brengen tot een gereformeerd leven) overeengekomen te zijn met heer Adam, abt van S. Martinus in Coelen, president van het provinciaal kapittel van de provincies Trier en Colen, en heer Anthonis, abt van Waerden, beide prelaten van de orde van S. Benedictus en door de paus blijkens getransfigeerde brief aangewezen als reformatoren van het genoemde convent, en verklaren, dat zij, wijl zij niet bereid zijn de reformatie aan te nemen, gemeenschappelijk (capitulatiter) en individueel afstand doen van alle rechten en voordelen aan het convent verbonden; dat zij aan genoemde prelaten en visitateurs alle juwelen, ornamenten, zegels, sleutels, boeken enz. hebben overgeleverd of nog zullen overleveren; dat zij een staat opgemaakt hebben van alle schulden van het convent vóór de reformatie, en dat zij met de hun toegezegde uitkeringen zullen instaan voor alle schulden, welke thans bij de reformatie hierbij blijken te zijn gekomen.
Oorspr. (Inv.no. 75). Met de zegels van de abten van S. Martinus en van Werden (welke tevens aan de hierbij getransfigeerde brief bevestigd zijn) het particuliere zegel van Jan, graaf van Egmond, stadhouder-generaal van Holland, Zeeland en West-Friesland, en het (zeer gesleten) signet van het Hof van Holland (in absentie van het grote zegel); alsmede de handtekeningen van de conventualen. Met transfix d.d. 1490 oktober 7 (Reg.no. 1304)., 1491 Februari 7 (tot Egmonde)
1313 Notaris Gabriel Madoets instrumenteert, dat Henricus de Bergis, bisschop en graaf van Cameracum, arbitrale uitspraak doende in het geschil tussen Jordanus, abt van het klooster Egmond van de Benedictijner orde mede namens prior en convent van het klooster enerzijds, en proost, religieuzen van de "unie of reformatie" van deze orde in genoemd klooster en abten-visitatoren anderzijds, beschikt heeft, o.a. dat abt Jordanus aan het hoofd van het klooster (monasterium) zal blijven, behoudende alle daaraan verbonden rechten en verplichtingen, terwijl hij met zijn kapelaan Oudzerus de Cralinghen naar believen in of buiten het klooster verblijf mag houden, mits beiden zich in gebruik van vlees en bij de vasten zullen conformeren aan de andere religieuzen; dat de proost aan het hoofd van het convent zal staan en onder zich zal hebben de 26 religieuzen, waarvan zeventien van de "reformatie of unie" en negen van de oude geprofeste en door de bisschop-arbiter aan te wijzen monniken, welke laatste zekere nader genoemde gunsten zullen behouden; dat proost en convent voor het onderhoud van de religieuzen, de gebouwen en ornamenten jaarlijks zullen genieten 1500 Rijns gulden, waarvoor inkomsten van zekere goederen onder het ambt van Kermerlant - eventueel te suppleren uit goederen van het ambt van Delfflant - zullen dienen, terwijl zij verder de administratie en inkomsten van het officium der memoriën en het officium en de goederen van de custodie van het klooster -alles samen een inkomst van omtrent 2200 Rijns gulden zijnde- zullen hebben;, 1491 juni 5 (in Haga Comitis patrie Hollandie ac aula anteriori domus magistri Jacobi Cruesinc in qua tunc eramus hospitati)
dat voor het geval de genoemde 9 oude religieuzen niet binnen het klooster willen terugkeren, de proost hun jaarlijks 60 Rijns gulden zal uitkeren voor onderhoud in een klooster of een "studium", door de proost aan te wijzen; dat de abt aan de andere oude religieuzen 60 Rijns gulden zal uitkeren voor verblijf in een klooster of een studium", door de bisschop-arbiter aan te wijzen; dat deze laatsten onder bepaalde voorwaarden na 2 jaren in het klooster van Egmond zullen kunnen terugkeren; dat de abt verder zijn waardigheid zal ophouden, zijn verplichtingen wegens schulden, dijkplichten en lonen zal nakomen; dat hij en proost en convent elkaar rekenschap zullen doen; dat hij geen goederen zal vervreemden en de administratie van het officium der armen of gasthuis van het klooster zal voeren; de notaris verklaart verder, dat abt Jordanus en andere met name genoemde geprofeste monniken enerzijds en proost Theodericus, broeder Benedictus ook namens andere monniken, Jacobus, abt van S. Paulus in Traiectum en Albertus, abt van Oestbroeck, namens de abten en visitatoren anderzijds, deze overeenkomst hebben goedgekeurd en beloofd hebben haar na te komen.
Oorspr. (Inv.no. 76). Met het geschonden zegel in rode was van de bisschop en handmerk van de notaris.
Gedrukt: Dessing, blz. 210.
1315 Notaris Gabriel Madoets, geestelijke in het diocees van Cameracum, instrumenteert, dat vóór Henricus de Bergis, bisschop en graaf van Cameracum, en in bijzijn van hem (notaris) en andere getuigen, Jordanus, abt, en Theodericus, proost van het klooster van Egmond, door bemiddeling van vroede mannen overeengekomen zijn, dat de proost zal aanstellen een ontvanger en wel een leek, om de goederen in Kermerlant, aan het klooster behorende, te administreren; dat deze ontvanger jaarlijks aan proost en convent zal uitkeren 1500 Rijns gulden volgens de uitspraak van de bisschop van Cameracum, zullen de verdere inkomsten aan de abt komen; dat de ontvanger een behoorlijke borgstelling zal geven; dat deze regeling op nader genoemde termijnen zal ingaan; dat de abt in geval de inkomsten uit de officia van de memoriën en custodie beneden de 700 Rijns gulden zullen blijven, het bedrag, dat aan deze som ontbreekt, aan de proost zal uitkeren; dat de abt voor de uitkeringen van de oude monniken en voor de oude schulden zal instaan; dat de proceskosten zullen betaald worden door verkoop van zekere lijf- of erfrenten op de goederen resp. aan de abt en proost toegewezen, welke renten in hoofdsom binnen 10 jaar afgelost zullen moeten worden, zullen uit de opbrengst der renten allereerst aan heer Johannes, graaf van Egmond, 300 Rijns gulden betaald worden voor het verwerven van het octrooi voor de rentenverkoop; dat tenslotte de persoon, die door de Rooms koning in het klooster geplaatst is, daar zal blijven en onderhouden zal worden door abt of proost.
Oorspr. (Inv.no. 76). Met het handmerk van de notaris., 1491 juni 12 (in Haga Comitis domo magistri Jacobi Cruesinck, in qua dictus episcopus Cameracensis erat hospitatus)
1320 Notaris Guigerus de Torrente, geestelijke in het diocees van Traiectum, instrumenteert, dat op 28 december in het kapittelhuis van het klooster van Egmund door de monnik Odzerus de Cralingen, priester, en mr. Otto de Heemskerck e.a. namens abt Jordanus aan Theotricus Busman de eis gesteld is tot overlevering van de cronen welke die dag op het hoofdaltaar gebracht zouden worden, waartegen Martinus de Visker, namens proost, prior en convent geprotesteerd heeft en waarop vervolgens Petrus de Meerkerck, executeur van het Hof van Holland, aan Gerardus de Berkenrode, rentmeester van te klooster, zeker deurwaarders-mandament heeft bekend gemaakt d.d. 1491 november 22 (Reg.no. 1319) en de rentmeester voor de Grote Raad gedagvaard heeft; dat hierop Oedzerus en Otto voor het hoofdaltaar namens de abt van de proost overdracht der gelden geëist hebben en de aanwezige schuldenaars gesommeerd hebben alleen aan de abt te betalen, waarop Martinus opnieuw geprotesteerd heeft; dat mr. Otto op 29 december buiten de deur van het klooster namens de abt geëist heeft ingevolge de uitspraak van de bisschop van Cameracum de weggenomen voorwerpen weer over te leveren en de gebouwen in de oude staat te herstellen, waartegen mr. Martinus wederom geprotesteerd heeft; dat op 30 december de cellarius, broeder Hieronymus, voor de kamer van de proost, van de executeur Petrus Meerbeeck getuigenis gevraagd heeft aangaande deze executies, hetgeen deze geweigerd heeft te geven.
Oorspr. (Inv.no. 76). Met het handmerk van de notaris., 1491 December 28-30
1325 Notaris Gabriel Madoets, geestelijke in het diocees van Cameracum, instrumenteert, dat Henricus de Bergis, bisschop en graaf van Cameracum, verklaart, dat in het geschil tussen Jordanus, abt van het klooster van Egmond en proost en convent van het gereformeerde klooster van Egmond over de uitleg van de uitspraak van 5 juni 1491 (Reg.no. 1313) genoemde proost Theodericus Buysman, mr. Martinus de Beverwijck, doctor in de decreten en procurator van het convent enerzijds, en mr. Otto de Heemskercke, procurator van genoemde abt anderzijds, vóór hem verschenen waren en de zaak voor beide partijen hadden voorgedragen, zoals nader omschreven wordt dat op een nadere dag genoemde Theodericus en Jacobus de Ouwenwater, prior van het convent van Egmond enerzijds, en mr. Lambertus de Harlem, licentiaat in de theologie, Oetgerus de Cralinghen, prior en mr. Otto de Heemskercke, procurator van de abt van Egmond anderzijds, de volmachten d.d. 1493 maart 9 en 1493 april 18 (Reg.nos. 1323 en 1324) vertoond hebben; dat hij, bisschop, daarop zijn beslissing op de voorgedragen punten geeft, welke o.a. betreffen de door de proost geëiste uitkering van 2000 gulden, de clausuur, de inkomsten onder het rentmeesterschap van Kermerlant vallende, enz.
a. Oorspr. (Inv.no. 76). Met het zegel in rode was van de bisschop en het handmerk van de notaris.
b. Oorspr. (Inv.no. 76). Met het handmerk van de notaris. Sporen van het zegel van de bisschop zijn niet aanwezig.
c. Gelijktijdig afschrift z.j. (onvoltooid) (Inv.no. 76)., 1493 April 23 (in aula domus sive hospicii nostri in opido Bruxellensi)
Erfgoedstuk

Kenmerken

Datering:
1140-1574
Omvang in meters:
10,00
Periode documenten:
1140-1574
Openbaarheid:
openbaar
Raadpleegmogelijkheid:
Haarlem, Jansstraat, raadpleging mogelijk na transport
Gebruiksinformatie:
Inventaris inv.nrs. 1-1008. Inv.nrs. 79, 100, 132, 160, 167, 179, 191a, 544, 577, 586, 679, 710, 715, 837-838 ontbreken. Inv.nr. 828 is vervallen. De inventaris bevat een uitvoerige regestenlijst, 889-1571. Het archief is alleen op microfiches te raadplegen. Meer informatie over inv.nr. 13 (Bul, waarbij paus Innocentius II de abdijen van Egmond en Rijnsburg in eigendom en bescherming neemt, 1140) en de transcriptie van het stuk zijn te vinden op www.noord-hollandsarchief.nl>Ontdekken>Schatkamer>Het oudste stuk van het Noord-Hollands Archief.