Uw zoekacties: Oud-Katholieke Parochie Heiligen Petrus en Paulus te Aalsmeer

212 Oud-Katholieke Parochie Heiligen Petrus en Paulus te Aalsmeer ( Noord-Hollands Archief )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
1. Geschiedenis van de parochie
2. Geschiedenis van het archief en verantwoording van de inventaris
212 Oud-Katholieke Parochie Heiligen Petrus en Paulus te Aalsmeer
Inleiding
2.
Geschiedenis van het archief en verantwoording van de inventaris
Organisatie: Noord-Hollands Archief
Het archief van de parochie en van de verenigingen was verspreid over meerdere bewaarplaatsen. Het grootste deel van de archieven is direct vanuit de parochiekerk overgebracht naar het Rijksarchief in Noord-Holland (thans Noord-Hollands Archief geheten). Een ander deel lag in Amersfoort, waar de Oud-Katholieke kerk een centrale bewaarplaats voor archieven heeft. Daarnaast zijn er nog een aantal stukken tevoorschijn gekomen uit het archief van het bisdom Haarlem van de Oud-Katholieke kerk, dat in het Noord-Hollands Archief bewaard wordt en uit de "Archieven bij het Metropolitaan kapittel van Utrecht van de Roomsch Katholieke kerk der Oud Bisschoppelijke Clerezie", dat in het Utrechts Archief bewaard wordt. Een beschrijving van het archief, in 1942 door pastoor A.R. Heyligers gemaakt, beschrijft archiefstukken die in alle vier voormalige bewaarplaatsen zijn aangetroffen, doch er zijn in deze vier bewaarplaatsen ook stukken aangetroffen, welke in de beschrijving van pastoor Heyligers niet voorkomen. Het bovenstaande toont aan dat men zowel voor als na 1942 de archieven onzorgvuldig behandeld heeft, ondanks een schrijven van de bisschop van Haarlem in 1925, waarin deze de kerk besturen maant tot een betere archiefverzorging. *  Het is dan ook nog volstrekt onduidelijk of er in de toekomst nog stukken, die tot de onderhavige archieven behoren, zullen worden aangetroffen; er zitten nog opvallende leemten in de archieven.
Het is zeker dat er uit het parochiearchief vernietigd is; in de notulen van de vergadering van het kerk- en armbestuur van 9 januari 1877 wordt vermeld dat er bij het nazien van de "brandkist" een groot aantal oude rekeningen gevonden zijn, welke vervolgens verbrand zijn. Zoals al in de vorige paragraaf is vermeld, veranderde er na de kerkscheuring van 1723 niets in de parochie, de pastoor en het kerkbestuur bleven aan, de organisatie bleef gelijk. Doordat er geen censuur aanwezig is, is het archief als een geheel gehandhaafd. Wel zijn de archieven van de verenigingen en de persoonlijke stukken van de pastoors buiten het parochie archief gehouden. Doordat, zoals uit de geschiedenis van het archief wel begrepen kan worden, er geen orde in de archieven aanwezig was, moest er een systematische indeling gemaakt worden. Een ordening zoals die veel voorkomt in inventarissen van de archieven van rooms-katholieke parochies, namelijk een scheiding tussen het archief van de pastoor en dat van het kerk- en armbestuur, kon hier niet gemaakt worden doordat de activiteiten van het kerk- en armbestuur weinig sporen hebben nagelaten in het parochie archief.
Waar op papier wel een duidelijke taakverdeling was, nam de pastoor nog een deel van de aan de kerk- en armmeesters toebedeelde taken over. Zo hield hij de notulen bij, eigenlijk een taak van de secretaris, correspondeerde hij over allerlei financiële zaken, hetgeen tot het takenpakket van de penningmeester behoorde enz.. Een onderwerpsgewijze indeling van de archieven lag dus voor de hand. Binnen deze rubrieken zijn alle stukken chronologisch geordend. Slechts in een enkel geval, wanneer het de overzichtelijkheid ten goede kwam, is hiervan afgeweken. In de archieven zijn een aantal transportakten en schuldbekentenissen uit de 16e, 17e, en 18e eeuw aangetroffen, welke niet op naam van de kerk van Aalsmeer staan. Hoewel er geen sluitende bewijzen zijn aan te voeren, zijn er wel een aantal aanwijzingen die erop duiden dat deze stukken wel degelijk tot het parochie archief behoren. Het eerste, een vrij algemeen argument, is dat het katholieke geloof aan het eind van de 16e, in de 17e en in het begin van de 18e eeuw officieel verboden was. Hierdoor kon men bezittingen niet officieel laten registreren en men deed dit daarom door middel van stromannen. Het tweede argument is dat een aantal namen die in de transportakten en schuldbekentenissen voorkomen, zich ook bevinden op een lijst van overleden weldoeners aan de oarochie. *  Daarnaast bevinden zich in het parochie archief een aantal exploitatierekeningen, *  voor het kerk- en armbestuur opgemaakt, van twee huizen in Amsterdam, waarvan de transportakten zich in het parochie archief bevinden, doch ook niet op naam van de kerk van Aalsmeer staan.
Met betrekking tot de boekhouding moeten nog enige opmerkingen gemaakt worden. Ten eerste, de boekhouding doet, voornamelijk de stukken die opgemaakt zijn in de 20e eeuw, chaotisch aan. Mogelijkerwijs ontbreken er nog stukken welke meer helderheid zouden kunnen verschaffen. Ten tweede een opmerking over de dagboeken en de kasboeken. Het dagboek genoemd onder inventarisnummer 189 en het kasboek onder nummer 195 overlappen elkaar tussen 1928 en 1932. Men kan het dagboek zien als een net exemplaar, het kasboek als een klad. In het dagboek zijn echter enkele posten van het kasboek samengevat. In de tabellarische kasboeken komt men weer dezelfde posten als in de dagboeken tegen, echter nu verdeeld over een zeer beperkt aantal hoofden van rekening. Het oudste stuk in de archieven dateert van 1526, welk jaar dan ook als aanvang van de archieven in de titel staat vermeld.
Omdat de parochie nog steeds bestaat en er hierdoor geen formeel einde van de archiefvorming is, moest er een kunstmatige grens getrokken worden ten behoeve van de inventarisatie. Deze grens is het jaar 1945. In dit jaar kwam er een nieuwe pastoor in Aalsmeer, waardoor men kan spreken van een afsluiting van een periode. Het gevolg van deze toch vrij willekeurige grens is dat er stukken in de inventaris zijn opgenomen, welke deels na 1945 zijn gevormd. Dit is voornamelijk het gevolg van hun materiële vorm.
3. Lijst van pastoors en assisterende priesters
Inventaris
Erfgoedstuk

Kenmerken

Datering:
1526-1945
Omvang in meters:
4,00
Periode documenten:
1526-1945 (1972)
Openbaarheid:
gedeeltelijk openbaar
Opheffing openbaarheidsbeperking:
toestemming directeur
Raadpleegmogelijkheid:
Gebruiksinformatie:
Inventaris inv.nrs. 1-691. Bij de volgende inv.nrs. zijn beperkende bepalingen ten aanzien van de openbaarheid gesteld. Inv.nrs. 485, 487 openbaar vanaf 2025, inv.nrs. 194, 488, 490, 507, 513 vanaf 2026, inv.nrs. 489, 509 vanaf 2027, inv.nr. 491 vanaf 2028, inv.nrs. 486, 506 vanaf 2029, inv.nrs. 477, 510 vanaf 2031, inv.nrs. 45, 479, 492-497, 500, 505, 514-518 vanaf 2032. Lijsten van pastoors, 1233-1945, en assisterende priesters, 1650-1884, in de inventaris.
Gemeente:
Aalsmeer