Uw zoekacties: Sint Jacobs Godshuis te Haarlem

1850 Sint Jacobs Godshuis te Haarlem ( Noord-Hollands Archief )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
1. Geschiedenis
2. Het Sint Jacobs Godshuis
3. Sint Jacob in de Hout
4. Het Jacobs Godshuis
1850 Sint Jacobs Godshuis te Haarlem
Inleiding
4.
Het Jacobs Godshuis
Organisatie: Noord-Hollands Archief
Vanuit het Jacobs Godshuis, zorgden de opperkerkmeesters voor de armen. In het begin van de 18e eeuw was het de stadsregering niet ontgaan dat het aantal algemene armen onrustbarend steeg en dat de katholieken de overgrote meerderheid hiervan vormden. Daarom gelastte zij aan de "Opperkerckmeesteren van de roomse statiën", om voortaan hun arme geloofsgenoten alsook de weeskinderen zelf te onderhouden en voor de wezen een weeshuis te bouwen. De vroedschap nam op 6 april 1715 een resolutie aan "Behelsende het afstaen van den Roomse armen aen de Opperkerckmeesteren etc. En het omgaen met de schael aende Huysen der Roomse".
De opperkerkmeesters waren niet slechts kerkmeesters, maar waren ook over de Armenzaken gesteld. Zij waren, wat de katholieken betrof, zoveel als hun vertegenwoordigers en tussenpersonen bij de regering. Officieel heetten zij: "de generale opperkerckmeesteren van de roomse armen der Stad Haarlem". *  )
Op 26 juni 1715 besloot de vroedschap dat de opperkerkmeesters jaarlijks fl. 1.000,-- zouden ontvangen van de regenten van het Aalmoezeniers- en Werkhuis; de roomse armen zouden gebruik mogen maken van de diensten van de "Stads Doctoren en de Chrirurgijn", van de "Stads operateur ende Vroetmeesters" en van "Stadsmedicamenten"; voor het begraven der armen zouden de katholieken niet meer behoeven te betalen dan de regenten van het Aalmoezeniershuis. Tenslotte werd bepaald, "dat aen haer (de opperkerkmeesters) bij provisie, ende totdat de heeren Burgemeesteren het huys weder ordonneren sullen om tot deselfs oudt gebruyck te worden geemployeert aen haer om haer armen te bedienen sal werden toegestaen het gebruyck van 't Sint Jacobsgasthuys".
Het huis werd omgedoopt in "Sint Jacobs Godshuis"en werd geleid door enige opperkerkmeesters van de roomse statiën van Haarlem, die officieel "regenten van het roomse Armhuys" genoemd gingen worden.
Met hun ordonnanties hielden burgemeesters en regeerders een adviserend oogje in het zeil. Zo gaven de burgemeesters op verzoek van de opperkerkmeesters op 6 november 1721 toestemming tot verbouwing en vergroting van het weeshuis en tevens verlof tot aankoop van een huis in de Hagestraat, enige kamers in de poort achter dat huis en enige kamers in de poort in de Achterstraat (thans Sint Antoniestraat). Hierbij werd ook toestemming verleend om een lening te sluiten groot fl. 20.000,-- in de vorm van lijfrenten, twintig stuks tegen een rente van 4%; als onderpand voor deze lening gold het bedrag van fl. 1.000,-- p.j., dat het werkhuis aan het roomse Weeshuis moest betalen.
Voor zijn wezen exploiteerde het "Roomse Armhuys" rond 1800 een aparte school, die "door de welwillendheid der Regenten, de hulp eener Commissie uit het Haarlemsche Departement der Maatschappij tot Nut van 't Algemeen en de medewerking van den onderwijzer, op zulk eenen goeden voet, dat wij niet na kunnen laten, daarvan als iets ongemeens en voorbeeldloos in een Godshuis, een eenigzins omstandiger berigt mede te deelen...." *  .
In 1818 participeerde het St. Jacobs-Godshuis in de "Sociëteit tot ondersteuning van armen door middel van de landbouw". Doel van dit gezelschap was: armen enig landwerk te verschaffen en door winstgevende producten hun goedkoper van enig "levensvoorraad" te voorzien. De oprichtingsvergadering vond plaats op 15 juni 1818 en op 7 oktober d.a.v. werd besloten "de te velde staande aardappelen op de KlopperCingel eerst alle te laten roijen en nadat dezelve gekeldert zullen zijn, eene aanvrage bij de gezamentlijke leden te laten doen hoeveel dezelve ieder ingelijke proportie voor een verminderde prijs van dezelve zullen begeren".
Twee jaar slechte oogst bracht de Sociëteit in financiële moeilijkheden; toch hadden enige honderden mensen werk en wat loon gehad. Maar op 14 januari 1820 werd de Sociëteit ontbonden; "de overgeblevene gereedschappen werden bij algemeen goedvinden ten geschenke gegeven ten behoeve van het Roomsch Chatolijke Armenhuis".
Een koninklijk besluit van 1825 beveelt de opzending van 4000 tot lichamelijke arbeid geschikte jonge lieden uit de gesubsidieerde wees- en armenhuizen naar de nieuw opgerichte kolonie Veenhuizen van de Maatschappij van Weldadigheid. Dit landelijk besluit was bedoeld om de last van de stedelijke armenzorg te verminderen. Haarlem moest 150 jongens leveren. Uit de administratie van het St. Jacobs Godshuis blijkt dat de regenten van deze gelegenheid gebruik hebben gemaakt om hun kneusjes af te stoten: voor het grootste deel waren het vondelingen en onechte kinderen die naar Veenhuizen werden gestuurd. Het regentschap van het Burgerweeshuis weigerde hieraan mee te werken wat ten koste ging van verdere subsidie uit de stedelijke kas.
Rond 1850 bedroeg het inwonertal van het St. Jacobs Godshuis ongeveer 230 zielen: 75 mannen, 70 vrouwen, 30 jongens, 33 meisjes, 14 kinderen onder de tien jaar en enkele verzorgers. Maar die dagelijkse verzorging werd spoedig overgenomen door religieuzen, zusters Franciscanessen van Roosendaal; dit kon door het herstel van de katholieke organisatie in Nederland in 1853.
Op de avond van 31 januari 1853 arriveerden in het St. Jacobs Godshuis vijf zusters, wier congregatie tot het eind toe de dagelijkse leiding in het huis zijn blijven verzorgen. De naaste aanleiding tot de komst der zusters was het testament van Mgr. C.L. baron van Wijkerslooth, die aan het St. Jacobs Godshuis een legaat vermaakte onder de bepaling o.m. dat voor de verzorging de toenmalige suppoosten zouden vervangen worden door religieuze zusters. Een huiskapel troffen de zusters in de Hagestraat niet aan, maar op 12 december 1854 werd die ingezegend, doch voornamelijk nog ten profijte van de zusters gebruikt; pas na juli 1859, toen het St. Jacobs Godshuis een eigen rector kreeg, gingen daar ook de wezen en ouden van dagen ter kerke.
Op 12 augustus 1854 verscheen in het Staatsblad de wet van 28 juni 1854 "tot regeling van het Armbestuur". Naar aanleiding hiervan vaardigde Mgr. F.J. de Vree, bisschop van Haarlem, op 9 december 1854 een herderlijk schrijven uit aan de katholieken van de stad Haarlem, waarbij het gehele Rooms-Katholiek Armwezen, waartoe ook het Godshuis behoorde, onder het beheer van een college van Regenten werd gesteld, genaamd R.K. Wees- en Armbestuur. Op wens van de bisschop werden de regenten lid van het parochiaal Wees- en Armbestuur. Deze regenten hadden in 1857 conflicten met het stadsbestuur. Beide partijen hielden vol dat het gebouw in de Hagestraat hun eigendom was. Uiteindelijk deed op 19 april 1864 de gemeente afstand van haar rechten in ruil voor een schilderij, namelijk van De Bray, getiteld: Laat de kinderkens tot mij komen.
In 1860 richtte men een drukkerij op, die diende "tot ondersteuning van weezen en armen in dit gesticht verpleegd". De regenten kochten de gehele drukkerij van de Rotterdamse firma Drayer en Van Kesteren en op donderdag 23 augustus 1860 had de inzegening plaats door de deken van Haarlem. Uit het college van regenten werden twee commissies benoemd: de een speciaal belast met het toezicht op de fabricage, de ander voor het financieel beheer. Na een tiental jaren besloot men tot uitbreiding van de drukkerij: het gehele gedeelte van het Godshuis, uitkomende op de Achterstraat (thans St. Antoniestraat), zou gesloopt en opnieuw opgetrokken worden. Inmiddels werd een tweedehands snelpers in gebruik genomen en op 10 juni 1872 zegende Mgr. Wilmer het nieuwe gebouw der drukkerij in en plaatste op de binnenplaats van het Godshuis een gedenksteen.
In het begin van 1900 hebben de regenten nogal nonchalant omgesprongen met antieke en precieuze voorwerpen die in het gebouw aanwezig waren. Veel meubilair werd o.a. ten gelde gemaakt en vervangen door goedkopere meubelen. Zo is veel antiek eigendom voor het Godshuis verloren gegaan.
In de oorlogsjaren zorgden de zusters niet alleen voor de vaste bewoners, maar hadden bovendien een groot contingent onderduikers in huis, terwijl er ook nog dagelijks een vijftigtal hongerige mensen aan de poort kwamen, die niet werden afgewezen. In deze hachelijke tijd met huiszoekingen hebben de zusters de belofte gedaan te zullen sparen voor zes glas-in-loodramen (voorstellingen uit het leven van St. Jacob) als het Godshuis gespaard bleef. In 1952 is het laatste raam door glazenier Balendong in de kapel aangebracht.
Ook de drukkerij kreeg in de oorlog grote klappen. Directeur Habraken sr. deed alles om de drukkerij draaiende te houden, onder de meest ongunstige omstandigheden; wegvallen van elektrische stroom, deportatie personeelsleden, papierschaarste, enz. Zijn aandeel in het ondergrondse verzet werd hem noodlottig; op zondag 15 april 1945 stierf hij voor een Duits vuurpeloton te Sint Pancras.
Van bijzonder grote betekenis is ook de komst van rector S.J. de Bot in 1944: hij bracht al gauw enige veranderingen in het samenlevingspatroon. Hoewel zijn voornaamste taak was geestelijke bijstand verlenen aan de zusters en de oude mannen en vrouwen, gaat zijn voorkeur uit naar de weeskinderen. Het zijn zijn kinderen waarvoor hij wil zorgen en een gezinssituatie wil creëren. Daarvoor moesten met pijn en moeite vele reglementen afgeschaft en gewoonten doorbroken worden. Bij de verbouwing in 1948 (waarover later) wordt met deze nieuwe opzet rekening gehouden: gezellige huiskamers, een speelvertrek en een studeerkamer; bij de meisjeskamer (want jongens en meisjes zijn nog apart) een keukentje, waar ze zondags om beurt voor hun groep koken. De meisjes krijgen ook kleedgeld en een aankoop voor hun afdeling wordt in gezamenlijk overleg gedaan.
Wat de restauratie van het Godshuis betreft zijn er drie belangrijke verbouwingen te melden, nl. in 1871/72, in 1886/89 en in 1948. De eerste verbouwing in 1871 betrof de zogenaamde westelijke vleugel i.v.m. de reeds bovenvermelde uitbreiding van de drukkerij. In 1887 kreeg een nieuw mannenkwartier zijn beslag, terwijl in 1889 de verbouwing van het kleine-jongenskwartier klaar kwam en in dat zelfde jaar werd de kapel gerestaureerd. De efficiënte verbouwing en modernisering dateren van 1948; dit betrof zowel de bejaarden- als de weeskinderensectie. De eersten kregen nieuwe, frisse verblijven grenzend aan tuintjes, de anderen werden verblijd met gezellige huiskamers, waar prettig en familiair te wonen was, bovendien kregen ze aparte speel- en studeerruimten.
Men had graag nog meerdere voorzieningen getroffen, maar de gehele constructie van het eeuwenoude gebouw liet deze niet meer toe. In de regentenvergadering van 2 maart 1955 werd een driekoppige studiecommissie samengesteld, die moest onderzoeken "welke maatregelen moeten worden genomen om het St. Jacobs Godshuis in staat te stellen zijn taak ook in onze tijd op de best mogelijke wijze te vervullen". De commissie concludeerde o.m.: "Het is niet alleen verantwoord, doch zelfs noodzakelijk een nieuw gebouwencomplex neer te zetten". Het plan een nieuw bejaardenhuis te bouwen op het oude terrein in de Hagestraat heeft maar heel even geleefd, al zijn er meerdere ontwerptekeningen voor gemaakt. Na lang zoeken vond men een geschikt terrein "Leeuw en Hooft" gelegen tegen de grens van Heemstede en omsloten door de Zuiderhoutlaan, de Emmalaan en de zuidgrens van het H.F.C.-terrein.
Toen de plannen tot oprichting van een nieuw, modern tehuis voor bejaarden een meer vaste vorm had aangenomen, besloten de regenten van het St. Jacobs Godshuis de, evenals elders ter lande, hard teruggelopen wezenafdeling geleidelijk op te heffen. Toen een zuster van de wezenafdeling overleed en kort daarna een andere zuster werd verplaatst, heeft men eerst nog verschillende overgangsmaatregelen getroffen, maar op 22 oktober 1960 vertrokken de laatste wezen met hun verzorgsters. In 1966 verhuisden de bejaarden van het St. Jacobs Godshuis uit de Hagestraat (40 mannen en 40 vrouwen) naar hun nieuw bejaardencentrum St. Jacob in de Hout. Het huis in de Hagestraat was nog niet geheel leeg, de drukkerij was er nog gevestigd en draaide daar nog dagelijks. Maar op 1 juli 1969 werd ook die definitief gesloten; men was vooral op economische gronden tot deze liquidatie over gegaan.
Daar onder het beheer van het R.K. Armbestuur enkele hofjes vielen, willen we daar nog een kort woord aan wijden.
5. Het hofje van Oud-Alkemade of der Twaalf Apostelen
6. Het Verwershofje
7. Het Guurt Burretshofje
8. Het hofje de Dubbele Muts
9. Literatuurlijst
10. De archiefbescheiden
11. Bijlage: naamlijst van de regenten van het R.-K. Wees- en Armenhuis St. Jacob
Erfgoedstuk

Kenmerken

Datering:
1715-1969
Omvang in meters:
12,10
Periode documenten:
(1621) 1715-1969 (1974)
Openbaarheid:
openbaar
Raadpleegmogelijkheid:
Gebruiksinformatie:
Inventaris inv.nrs. 1-960. Inv.nrs. 94, 108, 342, 414, 417, 422, 567, 582 en 584a ontbreken. Inv.nrs. 377, 379-382, 399, 402-403, 406-407 zijn teruggegeven aan het bestuur. Klapper op inv.nr. 608 (akten van indemniteit van katholieken die zich in Haarlem hebben gevestigd, 1731-1788) in de vorm van een kaartenbak in de studiezaal. Naamlijst van regenten van het Sint Jacobs Godshuis, 1715-1974, in de inventaris.
Gemeente:
Haarlem