7042 Schepenbank Boxmeer, 1605-1810 ( Brabants Historisch Informatie Centrum (BHIC) )
7042
Schepenbank Boxmeer, 1605-1810
Inleiding
Historisch overzicht
7042 Schepenbank Boxmeer, 1605-1810
Inleiding
Historisch overzicht
De baronie van Boxmeer, bestaande uit de plaatsen Boxmeer en Sint-Anthonis, maakte oorspronkelijk deel uit van het Land van Cuijk. In 1308 komt zij voor het eerst als afzonderlijke heerlijkheid voor. Waarom zij van Cuijk is afgescheiden is niet bekend. In het begin van de 16e eeuw kwam zij in het bezit van de graven Van den Bergh, in 1718 van de graven van Hohenzollern-Sigmaringen, die er tot aan de Franse bezetting in 1795 bezitters van zijn gebleven. De heerlijkheid is toen stilzwijgend opgeheven.
Tijdens de Republiek der Verenigde Nederlanden vervolgde de drossaard strafzaken voor de schepenbank van Boxmeer. De strafvonnissen van deze schepenbank moesten worden goedgekeurd door de heer. In burgerlijke zaken had men in Boxmeer revisie bij de hoofdbank van Cuijk en appèl bij de Raad van Brabant; in Sint Anthonis revisie bij de schepenbank van Boxmeer en appèl bij de Raad van Brabant. Bij de vrijwillige rechtspraak had men naast de schepenbank nog de zogenaamde hofkamer, voor welke de overdrachten van zogenaamd hofgoed (goed van de heer) gedaan moesten worden. Akten gepasseerd voor de schepenbank en de hofkamer zijn in hetzelfde register opgenomen. De laatste voor de hofkamer gepasseerde akte die in het register voorkomt dateert van 13 januari 1798. De "hoflaten" treden daarin tesamen met de schepenen op.
In 1795 werd Boxmeer krachtens tractaat van 16 mei 1795 overgedragen de Franse Republiek. Tot 1798 bleef de administratieve en rechterlijke organisatie in Boxmeer ongewijzigd. In dat jaar werd Boxmeer samen met Gemert één administratief kanton dat onder het arrondissement Kleef viel. Dat arrondissement kwam bij het departement van de Roer (hoofdplaats Aken). Tevens namen de Fransen de rechterlijke organisatie ter hand. De politieovertredingen werden voortaan behandeld door het tribunal de police van Gemert, later Goch (Duitsland) behandeld, de wanbedrijven door het tribunal correctionel in Kleef (Duitsland), de misdrijven door het tribinal criminel in Keulen (Duitsland). De kleine burgerlijke zaken werden door de vrederechter in Gemert, later Goch behandeld, de grotere door het tribunal civil of tribunal de commerce in Keulen.
Bij tractaat van 5 januari 1800 werden de landen van Ravenstein, Megen, Boxmeer, Gemert en Bokhoven door de Fransen overgedragen aan de Bataafse Republiek. De oude schepenbanken van Boxmeer en Sint Anthonis werden weer ingesteld en de situatie van voor 1795 werd opnieuw in het leven geroepen. Van vonnissen in strafzaken waarin een bekentenis was afgelegd kon men niet in hoger beroep komen. Alleen vernietiging door het Hof van Justitie voor Bataafs Brabant, later Departementaal Gerechtshof was in deze gevallen mogelijk. In strafzaken waarin geen bekentenis was afgelegd kon men wel in hoger beroep komen bij genoemd (Gerechts)hof. In burgerlijke zaken boven vijfentwintig gulden was eveneens beroep mogelijk bij het voornoemde (Gerechts)hof. In 1805, toen Boxmeer definitief bij het Departement Brabant gevoegd werd - tussen 1800 en 1805 werd Boxmeer als onderdeel van de zogenaamde "gecedeerde landen" bestuurd door een speciale regeringscommissaris - , werd de criminele rechtspraak gedaan door de Hoge Vierschaar in Grave.
In 1810 werd de Franse rechterlijke organisatie ingevoerd en werd de schepenbank opgeheven.
Brabants Historisch Informatie Centrum
In 1810 werd de Franse rechterlijke organisatie ingevoerd en werd de schepenbank opgeheven.
Brabants Historisch Informatie Centrum
laatste wijziging 07-01-2023
141 beschreven archiefstukken
31 gedigitaliseerd
totaal 7.206 bestanden
Inventaris
laatste wijziging 07-01-2023
141 beschreven archiefstukken
31 gedigitaliseerd
totaal 7.206 bestanden
Kenmerken
laatste wijziging 07-01-2023
141 beschreven archiefstukken
31 gedigitaliseerd
totaal 7.206 bestanden