Uw zoekacties: Commissie beheersconflicten in Breda, 1948 - 1951

70 Commissie beheersconflicten in Breda, 1948 - 1951 ( Brabants Historisch Informatie Centrum (BHIC) )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
Historisch overzicht
Ontstaan Nederlands beheersinstituut
Taak en werkwijze van het nederlands beheersinstituut
Problemen, door het NBI ondervonden bij de uitvoering van de taak
Grondheffing aan vermogensbeheren
70 Commissie beheersconflicten in Breda, 1948 - 1951
Inleiding
Historisch overzicht
Grondheffing aan vermogensbeheren
Op grond van artikel 9, E 100 en artikel 35, sub 2 van E 133 konden aan alle vermogens, waarvoor het NBI op enigerlei wijze voorzieningen had getroffen, een zogenaamde grondheffing worden opgelegd.
Uit deze grondheffingen werden de kosten van het NBI, alsmede de basislonen van de beheerders bestreden. De grondheffing werd vastgesteld op 2 procent per jaar van het beheerde vermogen en kwam ten laste van datzelfde vermogen. Indien echter behalve een bedrag in geld slechts sieraden en meubilair in beslag waren genomen, bedroeg de grondheffing 1 procent van het in bewaring genomen geldbedrag, met een minimum aan heffing van tien gulden.
De basislonen voor de beheerders van privé-vermogens (betaald dus uit voornoemde grondheffingen) bedroegen 1 / 4 procent van het actief, met een maximum van 1.000 gulden per jaar (per vermogen).
Ten aanzien van beheren over bedrijfsvermogens was de basisbeloning afhankelijk van de omvang van dat vermogen. Deze beloningen varieerden van 2 procent van de vermogens van minder dan 10.000 gulden tot 0,4 procent van de vermogens van 500.000 gulden of meer.
Wanneer de functie van beheerder zich niet alleen beperkte tot bewaarder van het vermogen maar deze tevens het karakter droeg van bedrijfsleider of filiaalhouder (dus vrijwel een volledige dagtaak), kon aan dit basisloon een extra loon worden toegevoegd, dit echter tot een totaal maximum van beide lonen van 15.000 gulden per jaar.
Indien bleek dat de onderbeheerstelling ten onrechte was geschied, werd de grondheffing onmiddellijk gestaakt. De beloning van de beheerder werd in dit geval door het NBI betaald, met uitzondering van de in deze beloning begrepen kosten, welke ook ten laste van het betrokken vermogen zouden zijn ontstaan indien geen onderbeheerstelling had plaatsgevonden. Deze kosten kwamen uiteraard voor rekening van het beheerde vermogen zelf. Restitutie van reeds opgelegde of betaalde heffingen vond niet plaats.
Einde van het beheer
Klachten over het NBI en ontstaan van de klachtencommissies
Samenstelling en taak commissies beheersconflicten
Opheffing commissies
Aanwijzingen voor de gebruiker
Bijlagen

Kenmerken

Datering:
1948-1951
Vindplaats origineel:
BHIC 's-Hertogenbosch