Uw zoekacties: Opleidingen Koninklijke Luchtmacht

745 Opleidingen Koninklijke Luchtmacht ( NIMH / Nederlands Instituut voor Militaire Historie )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Aanvraag en citeerinstructie
De collectie dient in de studiezaal van het NIMH als volgt te worden aangevraagd:
Collectie: KLu opleidingen
Toegangsnummer: 745
Bij het citeren van stukken in publicaties dient men de vindplaats ten minste eenmaal volledig en zonder afkortingen te vermelden, vervolgens kan volstaan worden met een verkorte titel.
Volledig: Nederlands Instituut voor Militaire Historie, Den Haag, KLu opleidingen, Toegang 745, inventarisnummer. ...
Verkort: NIMH, KLu opleidingen, 745, inv. ...
Inleiding
2.1. Opleidingen en opleidingsinstituten bij de (Koninklijke) Luchtmacht
745 Opleidingen Koninklijke Luchtmacht
2. Inleiding
2.1.
Opleidingen en opleidingsinstituten bij de (Koninklijke) Luchtmacht
Op 1 juli 1913 werd een officieel, zij het zeer bescheiden, begin gemaakt met de militaire luchtvaart in Nederland. Op die datum werd de Luchtvaartafdeling (LVA) opgericht die onder leiding kwam te staan van kapitein der Genie, H. Walaardt Sacré. De afdeling maakte deel uit van de Koninklijke Landmacht en stond onder rechtstreeks bevel van de Chef van de Generale Staf. In de begindagen van de militaire luchtvaart beschikte commandant Walaardt Sacré op een desolaat particulier vliegterrein bij Soesterberg slechts over één gehuurd vliegtuig en een handjevol personeel. Onder hen bevonden zich drie beroepsofficieren, eerste luitenants van het wapen der infanterie, die zich reeds bij verschillende buitenlandse civiele vliegscholen hadden bekwaamd in het vliegen. Voor wat betreft de opzet van een vliegopleiding bestond er in de eerste jaren geen blauwdruk waarmee het personeel van de LVA direct aan de slag kon. Een eerste belangrijke voorwaarde voor de verwezenlijking van een goed militair vliegerkorps vormde een adequate selectieprocedure. In de periode voor het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog concentreerde men zich vooral op de verbetering van het vliegtuig zelf en werd nauwelijks aandacht besteed aan de selectie van vliegers. Degene die zich geroepen voelde om zich het vliegen eigen te maken en daartoe de financiën bijeen kon brengen, werd aanvankelijk geen strobreed in de weg gelegd. Zelfselectie en eigen initiatief waren de belangrijkste criteria.
Na 1913 werden de toelatingseisen regelmatig herzien en wijzigingen bleven dan ook niet uit. Na 1916 werd de eis gesteld dat kandidaat-leerling-vliegers ongehuwd dienden te zijn. Vanaf 1915 konden ook reserve-officieren ('verlofs-officieren') tot vlieger worden opgeleid en een jaar later werd dat eveneens mogelijk voor onderofficieren en minderen. Eind 1920 werd het Keuringsreglement voor vliegers en waarnemers van kracht waarmee de lichamelijke, geestelijk en zintuigelijke eigenschappen van de eerste generatie Nederlandse vliegers werd getest. Tijdens het Interbellum werd de Vliegmedische Dienst een keurings-instituut voor luchtvarenden in het leven geroepen. Aan het eind van de jaren dertig kreeg deze dienst de beschikking over aanzienlijk meer personeel dan in de beginperiode. Daarnaast werd er een goed geoutilleerd gebouw buiten het vliegkamp betrokken. Dankzij het werk van de Vliegmedische Dienst kwamen er voor de luchtvaartafdeling adequate en professionele selectie- en keurings-procedures, welke in verband met de voortdurende ontwikkeling van de militaire luchtvaart steeds strenger werden.
De voor-oorlogse militaire vliegopleiding te Soesterberg bestond uit twee fasen: de opleiding tot het behalen van het internationale FAI-brevet, die werd gevolgd door de opleiding tot het behalen van het militair brevet. Daarvoor was op 10 november 1919 binnen de LVA-organisatie een vliegschool opgericht. De Vliegschool zou zich gaan ontwikkelen tot het kader waarbinnen de vliegopleiding op een professionele en gestandaardiseerde wijze gestalte kreeg. Eerste luitenant Versteegh werd benoemd tot commandant van het nieuwe instituut. Pas op 1 juli 1939 kreeg de LVA de status van een zelfstandig wapen binnen de Koninklijke Landmacht. Officieren deden doorgaans eerst enkele jaren dienst bij het wapen waarvoor zij in eerste instantie waren opgeleid, dat wil zeggen de Infanterie, de Cavalerie, de Artillerie of de Genie. * 
De opleidingsplaats waar na de Tweede Wereldoorlog vliegers werden opgeleid wisselde nog wel eens. Tijdens de oorlog waren de vliegers voor een belangrijk deel opgeleid bij de Britse Royal Air Force (RAF) en de RNMBS te Jackson in de VS. Het was daarom logisch dat direct na de oorlog die samenwerking werd voortgezet. Maar al in 1946 kwam daar verandering in, toen ook werd begonnen met het opleiden van jonge vliegers in eigen land. Nog een jaar later werden vliegers alleen nog in Nederland opgeleid. Vanaf 1945 werden verschillende opleidingen voor de luchtmacht en de Marine Luchtvaartdienst (MLD) gecentraliseerd en onder een afzonderlijke staf geplaatst. Zo ontstond het toenmalige Commando Luchtvaartopleidingen (CLO). Als gevolg van de snelle technische en elektronische ontwikkeling, alsmede de moderne wijze van oorlogvoering, vonden ook in de opleidingen grote veranderingen plaats. Met de introductie van nieuwe straaljagers in 1950 boden zowel Amerika als Canada aan Nederlandse vliegers op te leiden.
Van de Amerikaanse opleiding werd zes jaar gebruikgemaakt, in Canada rondden in 1958 voorlopig de laatste Nederlandse leerlingen hun opleiding af. Na deze 'overzeese periode' leidde de luchtmacht haar vliegers weer in eigen land op. Op 1 december 1959 werden de tot het CLO behorende Luchtmacht Technische School (LTS) en Luchtmacht Elektronische School (LES) tot de Luchtmacht Elektronische en Technische School (LETS) samengevoegd. De LETS was gevestigd te Schaarsbergen nabij Arnhem. Eveneens op 1 december 1959 werd het Commando Luchtvaarttroepen opgeheven. De onder dit Commando ressorterende onderdelen, te weten de Luchtmacht Officiers- en Kaderschool (LOKS) te Breda, de Luchtmachtbewakingskorpsschool (LBKS) te Princenbosch en het Luchtmacht Instructie Regiment (LIR) te Nijmegen werden bij het Commando Luchtvaart-opleidingen ingedeeld. Op 1 mei 1960 werd bij de Koninklijke Luchtmacht een nieuw scholingsinstituut opgericht, de Luchtmacht Kaderschool (LKS) te Schaarsbergen bij Arnhem. Ook deze school behoorde tot het CLO. Met de oprichting daarvan kwam in de opleiding van de beroepsonderofficieren van de KLu, die op de LKS plaats vond, een grote wijziging en ging voor de luchtmacht een lang gekoesterde wens in vervulling.
Na de opheffing van de LBKS op 1 oktober 1960 en de oprichting van het Nederlands Opleidingsdetachement te Brustem (België) op 1 oktober 1961 vonden er nog enige naamsveranderingen plaats. De Marine Luchtvaartdienst had inmiddels voor een groot deel zijn opleidingen zelf ter hand genomen en alhoewel er nog steeds bepaalde opleidingen (o.a. vliegopleidingen) bij de luchtmacht plaats vonden, werd de officiële binding met de opleidingen van de luchtmacht in 1960 verbroken. Het Commando Luchtvaartopleidingen, in welke naam die binding tot uiting kwam, werd op 26 februari 1960 omgedoopt tot Commando Luchtmachtopleidingen. De commandant van het Commando Luchtmachtopleidingen werd rechtstreeks onder de bevelen van de Chef van de Luchtmachtstaf (CLS) gesteld. Ook de voor moderne luchtmachtbegrippen ongelukkige benaming Luchtmacht Instructie Regiment (LIR) werd veranderd. Sedert 1 juni 1961 was te Nijmegen de Luchtmacht Instructie en Militaire Opleidingen School (LIMOS) gevestigd. * 
Nadat Nederland en België in 1961 een samenwerkingsverband hadden gesloten werd de vliegopleiding geïntegreerd. Aanstaande vliegers begonnen hun opleiding in Nederland en kregen een vervolgtraining in België en volgden hun omscholing naar het tactische toestel van die tijd, de Republic Thunderstreak, weer in Nederland. Aan die opleiding kwam een eind toen deze twee landen een verschillend toestel kozen als opvolger van de Thunderstreak. Nederland koos voor de Canadees / Amerikaanse NF-5 Northrop en België voor de Mirage v Dassault, een Frans toestel. Door de keuze van verschillende toestellen ontbrak de verdere basis om samen vliegers op te leiden. De laatste gezamelijke opleiding eindigde in september 1971. Nederland moest, toen de keuze van de opvolger van de Thunderstreak was gemaakt, uitkijken naar een andere opleidingsmogelijkheid. Het opzetten van een eigen vliegschool bleek niet rendabel. Waarna op 2 september 1970 een contract ondertekend werd met Canada. Door reorganisaties en bezuinigingen bestond bij de Canadese Luchtmacht op dat moment overcapaciteit op opleidingsgebied. Er werd ook besloten de helikoptervliegers een andere opleiding te geven. Vanaf november 1977 werden deze niet meer in Canada opgeleid maar in de Verenigde Staten bij het Army Aviation Center in Fort Rucker. Jachtvliegers daarentegen werden vanaf 1981 opgeleid op de Vliegbasis Sheppard in de staat Texas. De samenwerking tussen de twaalf NAVO-landen resulteerde in een gezamenlijke jachtvliegopleiding, de Euro Nato Joint Jet Pilot Training (ENJJPT).
Deze nieuwe opleiding maakte de opleiding in België overbodig. Vanaf 1988 onderscheidde de Koninklijk Luchtmacht twee soorten vliegers bij de opleiding: de jachtvliegers en de helikoptervliegers. Zij kenden een gescheiden opleidingsproject. Afhankelijk van de keuze kon men worden aangenomen als Kort Verband Vrijwilliger voor een bepaalde periode of als beroepsmilitair. Voor beide groepen begon de militaire carrière bij de Rijksluchtvaartschool (CRLS) in Eelde of bij het vliegbedrijf King Air in Seppe. Bij deze instituten volgen de kandidaten de Selectie Vlieg Opleiding. Nadat men deze selectie met goed gevolg had doorlopen volgde de algemene opleiding die plaats vond aan de Luchtmacht Officiersschool op de vliegbasis Gilze-Rijen. Na de Aanvullende Opleiding Vlieger vond er een scheiding plaats van de helikopter- en jachtvliegers. De aanstaande helikoptervliegers gingen voor een aanvullende opleiding naar de Amerikaanse staat Alabama, naar het Army Aviation Center of naar Sheppard. De aanstaande jachtvliegers gingen naar België op de vliegbasis Goetsenhoven. De hierop volgende cursus was de Advanced Training deze duurde 26 weken en werd ook op Sheppard gegeven, na voltooiing behaalden de leerlingen hun Groot Militair Brevet met het recht tot het dragen van de wing. Hierna meldden vliegers zich op Vliegbasis Gilze-Rijen voor de Theater Operationele Conversie Cursus, gevolgd door een Aanvullende Operationele Conversie. Hierna werden zij geselecteerd om op de F-16 te vliegen. Hiertoe volgden zij te Leeuwarden de F-16 Conversiecursus. * 
In de periode na 1989 vond een ingrijpende reorganisatie plaats bij de opleidingen van de Koninklijke Luchtmacht. Na het einde van de Koude Oorlog in 1990 beschikte de Koninklijke Luchtmacht nog over vijf eigen opleidingsinstituten die alle werden aangestuurd door het Commando Logistiek en Opleidingen (CLO) in Zeist. Voor de initiële opleiding van overwegend dienstplichtigen was de Luchtmacht Instructie en Militaire Opleidingen School (LIMOS) verantwoordelijk. De LIMOS bestond in 1990 nog uit vier opleidingssquadrons met een vaste staf van zo'n 550 militairen en burgers. De opleidingen voor onderofficieren vonden plaats bij de Koninklijke Kaderschool Luchtmacht (KKSL) te Schaarsbergen; de technische opleidingen kwamen nog steeds voor rekening van de Luchtmacht Elektronische en Technische School (LETS) op het Groot Heidekamp bij de Vliegbasis Delen; de Luchtmacht Officiers School (LUOS), grotendeels gevestigd op Kamp Prinsenbosch ten zuiden van de Vliegbasis Gilze-Rijen, was verantwoordelijk voor de opleiding van achtereenvolgens Officieren met een contract voor bepaalde tijd, Officieren voor Speciale Diensten, Reserve-Officieren Academisch Gevormd en Reserve-Officieren- (Tand)arts. Bovendien werd bij de LUOS de opleiding tot 'vakofficier' voor excelleerende adjudanten verzorgd. Verder nam de LUOS een aantal specialistische cursussen voor haar rekening. Na 1991 werden de verschillende luchtmachtscholen als één opleidingsinrichting op de Vliegbasis Woensdrecht ondergebracht. Met de integratie van de LUOS en de Elementaire Militaire Vliegeropleiding (EMVO) op Woensdrecht was de reorganisatie van de luchtmachtopleidingen geenszins voltooid.
Ook de KKSL moest naar Woensdrecht verhuizen. De KKSL werd in 1991 als zelfstandig onderdeel opgeheven. *  Het nieuwe opleidingsinstituut kreeg per 2 september 1991 de naam Koninklijke Militaire School Luchtmacht Vliegbasis Woensdrecht (KMSL Vlb Wdt). Na opheffing van het CLO per 1 november 1991 viel de KMSL rechtstreeks onder de Directie Personeel van de KLu (DPKLu). Vervolgens vond op 1 juli 1999 de samensmelting van de LETS met de KMSL plaats, kort daarop gevold door de verhuizing naar Woensdrecht. Tegelijk met de sluiting van de LETS en de integratie van de opleidingstaken van de KMSL, werd het 133 Elektronische en Technische Opleidingen Squadron (133 ETO Squadron) opgericht (Brandweer; Communicatie en Informatie Systemen (CIS); F-16; Helikopter en Mechanische Grondsystemen (MGS). In 1991 werd de Dienst Militair Leiderschap en Opleidingskunde (DMLO) opgericht, later werd de naam gewijzigd in 130 Sqn. Later dat jaar werd het Algemeen Instructie Centrum (AIC) hieraan toegevoegd. Dit vormde een belangrijke bijdrage op het gebied van instructeursopleidingen, vergader-, presentatie- en interviewtechnieken.
Na veranderingen van organisatie en opleiding gedurende de jaren '90 en de concentratie van de luchtmachtopleidingen bij het KMSL kreeg dit onderwijsinstituut in 1999 een andere plaats in de luchtmachtorganisatie. Vanaf dit moment ging het deel uitmaken van het Resort Opleidingen KLu. Dit alles had te maken met de nieuwe topstructuur. In 2003 vond opnieuw een reorganisatie plaats waarbij de naam van de KMSL en de Ressort Opleidingen KLu werd gewijzigd in Opleidingen KLu (OKLu) Behalve dat de structuur van de organisatie werd gewijzigd, veranderde na de eeuwwisseling ook het onderwijs. Dit was vooral het gevolg van het opschorten van de opkomstplicht (1995/1996) en het feit dat de Defensienota 2000 een wijziging inluidde in de verhouding tussen militairen met een Beroeps Onbepaalde Tijd (BOT)-contract en de groep militairen met een Beroeps Bepaalde Tijd (BBT)-contract. Voortaan zouden veel meer militairen met een tijdelijk contract de KLu binnenstromen. Dit had grote gevolgen voor de opleidingen, want er ontstond behoefte aan kortere opleidingen. Er werd gekozen voor een tweeledige oplossing. In de eerste plaats werd de opleidingscapaciteit vergroot. In de tweede plaats besloot men de vaktechnische opleidingen te verkorten en af te stemmen op de functievervulling en werkplek, en niet langer op de gehele loopbaan. * 
2.2. De collectie
Inventaris

Kenmerken

Datering:
1931-2004
Categorie:
  • Zonder categorie