Uw zoekacties: F. van der Veen

519 F. van der Veen ( NIMH / Nederlands Instituut voor Militaire Historie )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Aanvraag- en citeerinstructie
De collectie dient in de studiezaal van het NIMH als volgt te worden aangevraagd:
Collectie: F. van der Veen
Toegangsnummer: 519
Bij het citeren van stukken in publicaties dient men de vindplaats ten minste eenmaal volledig en zonder afkortingen te vermelden, vervolgens kan volstaan worden met een verkorte titel.
Volledig: Nederlands Instituut voor Militaire Historie, Den Haag, F. van der Veen, Toegang 519, inventarisnummer ...
Verkort: NIMH, Van der Veen, 519, inv.nr. ...
Inleiding
2.1. F. van der Veen
Frans van der Veen werd op 26 september 1908 geboren te Padang op Sumatra. Na zijn opleiding van 1927 tot 1930 aan de Koninklijke Militaire Academie in Breda werd hij benoemd tot 2e luitenant der Infanterie van het KNIL. Hij vertrok in 1930 naar Nederlands-Indië en werd geplaatst bij het IVe Bataljon Infanterie te Tjimahi op Java.
In 1932 volgde een overplaatsing naar Kota Radja (Atjeh) bij het IIe Garnizoensbataljon, in 1933 naar het detachement Tjalang waar hij werd bevorderd tot 1e luitenant der Infanterie. In december 1933 werd hij gedetacheerd bij de IIIe Divisie Marechaussee te Takengon, in 1935 volgde een overplaatsing naar de Ve Divisie Marechaussee als Commandant van het detachment Paja Bakong. Na een verlof in Nederland (1936-1937) volgde in augustus 1937 de plaatsing als Bataljons-adjudant bij het XVe Bataljon Infanterie te Bandoeng.
In 1939 keerde hij terug naar Nederland voor het volgen van de studie aan de Hogere Krijgsschool (HKS) te Den Haag. In september werd hij gemobiliseerd bij de Koninklijke Landmacht en geplaatst bij de staf van de VIIIe Divisie (Grebbelinie). Na de capitulatie in 1940 weigerde hij de erewoordsverklaring te tekenen. Als gevolg hiervan werd hij als krijgsgevangene afgevoerd naar Duitsland. Op 8 april 1941 ontsnapte hij uit het Duitse krijgsgevangenkamp Oflag VIIIC te Juliusburg (Opper-Silezië) en vluchtte naar Zwitserland. Vanuit Geneve vertrok hij per trein naar Lissabon in Portugal. Met het m.s. Quanze voer hij naar Mozambique, per trein naar Kaapstad in Zuid-Afrika en vervolgens met het m.s. Straat Soenda naar Nederlands-Indië.
Daar kwam hij op 6 oktober 1941 aan en ging naar Bandoeng voor het volgen van de studie aan de Hogere Krijgsschool. Hij werd bevorderd tot kapitein der Infanterie. Na de mobilisatie op 9 december volgde plaatsing bij het detachement Tjilatjap op Java. Na de capitulatie op 9 maart 1942 onttrok hij zich aan krijggevangenschap en dook onder. Op 6 juli vluchtte hij met een zeilboot en wist zo het eiland Rodriguez nabij Madagascar te bereiken. In september meldde hij zich bij de Bevelhebber der Strijdkrachten in het Oosten (BSO), vice-admiraal C.E.L. Helfrich te Colombo op Ceylon.
Hij vertrok naar Melbourne in Australië en geplaatst bij de operatieve inlichtingendienst, het Inter-Allied Services Department (I.S.D.). In 1943 volgde een overplaatsing naar Cairns (Noord-Queensland) als commandant van de Nederlandse afdeling van het Z. Experimental Station (ZES) van de Netherlands Forces Intelligence Service (NEFIS). In maart 1944 ging hij als Commandant van een verkenningsafdeling van de NEFIS III naar Centraal-Nieuw-Guinea. In april keerde hij terug naar Australië als Hoofd van de afdeling Planning en Operaties van NEFIS III te Melbourne.
In september 1945 werd hij bevorderd tot majoor der Infanterie, vertrok naar Batavia en daar aangesteld als Hoofd Buitendienst NEFIS.
Na een korte periode in Nederland, van februari tot augustus 1946, keerde hij terug naar Nederlands-Indië en kreeg in Batavia de functie van plaatsvervangend Hoofd G3 bij het Hoofdkwartier van de Generale Staf. In oktober volgde een overplaatsing naar Palembang als Chef-staf Y-brigade tevens Troepencommando van Zuid-Sumatra. In 1949 volgde zijn bevordering tot luitenant-kolonel der Infanterie van het KNIL en de benoeming als Hoofd G2 bij het Hoofdkwartier van de Generale Staf te Batavia.
In juli 1950 keerde hij terug naar Nederland en ging over naar de Koninklijke Landmacht in de rang van majoor der Infanterie (op eigen verzoek) en werd geplaatst bij het Kabinet van de Minister van Defensie te Den Haag als plaatsvervangend Chef -Kabinet. In 1951 volgde de bevordering tot luitenant-kolonel der Infanterie.
In 1952 werd hij geplaatst bij de Interimcommissie van de Europese Commissie in Parijs. In 1954 volgde zijn bevordering tot kolonel van de Generale Staf en overplaatsing naar de Gecombineerde Nederlandse Permanente Vertegenwoordiging bij de Noord-Atlantische Raad in Parijs als plaatsvervangend militair adviseur van het Hoofd van de Vertegenwoordiging.
In 1955 werd deze functie uitgebreid met de benoeming tot Hoofd van de Nederlandse Liaisonmissie bij de Supreme Headquarters Allied Powers in Europe (SHEAP) te Roquecourt.
In 1956 vertrok hij uit Parijs vanwege zijn (tijdelijke) bevordering tot brigade-generaal van de Generale Staf. In 1958 werd hij overgeplaatst naar Harderwijk als plaatsvervangend Commandant van de 4e Divisie. In oktober werd hij bevorderd tot generaal-majoor en benoemd tot Commandant van de 4e Divisie.
In 1962 volgde zijn bevordering tot luitenant-generaal in de functie van Commandant van het 1e Legerkorps te Apeldoorn.
Van 1964 tot 1968 was hij Chef van de Generale Staf tevens Bevelhebber der Landstrijdkrachten.
In 1968 diende hij zijn ontslag in en verliet op 1 januari 1969 de militaire dienst.
Tevens is Van der Veen lid geweest van het Hoger Militair Gerechtshof en heeft hij als adjudant in buitengewone dienst van Hare Majesteit de Koningin gediend.
Verkregen onderscheidingen van generaal Van der Veen:

Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw
Commandeur in de Orde van Oranje-Nassau met de zwaarden
Bronzen Kruis, twee maal
Oorlogsherinneringskruis
Ereteken voor Orde en Vrede met vier gespen
Onderscheidingsteken voor Langdurige Dienst als Officier
Huwelijksmedaille 1966
Inhuldigingsmedaille 1980
Grootkruis in de Orde van de Republiek van Tunesië
Grootofficier in de Orde van de Eikenkroon (Luxemburg)
Commandeur Legion of Merit (U.S.A.)
Officier Ordre des Arts et des Lettres (Frankrijk)
Bronze Star Medal (U.S.A.)
2.2. De collectie

Kenmerken

Datering:
1940-1998
Categorie: