Op 1 oktober 1974 werd door de Koninklijke Marine (KM) de Projectgroep Integratie Marine Vrouwenafdeling ingesteld. De opdracht van de projectgroep was het bestuderen van, en adviseren over de integratie van de Marine Vrouwenafdeling (Marva) in de KM. Hierbij werd gelet op wat de mogelijkheden, beperkingen, consequenties en limieten waren van volledige integratie en gelijkstelling van de vrouw binnen de KM. In het op 22 januari 1975 gepresenteerde rapport werd aanbevolen dat vrouwen voorlopig niet aan boord van varende schepen en bij Korps Marinier toegelaten mochten worden. Wel werd aanbevolen dat vrouwen zoveel mogelijk bij andere dienstvakken aangenomen moesten worden, wat per 1 januari 1979 werd ingesteld. Op 2 mei 1979 werd de Projectgroep Vrouw in de KM opgericht. Hun opdracht was het opstellen van een 'voorstel betreffende een gedragswetenschappelijk onderzoek en begeleiding met betrekking tot de integratie van vrouwelijke militairen aan boord van varende eenheden'. Het Zuiderkruisproject, wat voortvloeide uit de opdracht van de Projectgroep Vrouw in de KM, was een proef met het varen met een gemengde bemanning op de Hr.Ms. Zuiderkruis in 1981. Na de positieve ervaringen van deze proef werd het project uitgebreid naar de Hr.Ms. Poolster en later de Hr.Ms. Bloys van Treslong. Uiteindelijk mochten vrouwen varen op alle schepen van de Koninklijke Marine, met uitzondering van de onderzeeërs.