Uw zoekacties: Christelijke Militaire Bond voor Oost en West

028 Christelijke Militaire Bond voor Oost en West ( NIMH / Nederlands Instituut voor Militaire Historie )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Aanvraag- en citeerinstructie
De collectie dient in de studiezaal van het NIMH als volgt te worden aangevraagd:
Collectie: Christelijke Militairen Bond voor Oost- en West-Indië
Toegangsnummer: 028
Bij het citeren van stukken in publicaties dient men de vindplaats ten minste eenmaal volledig en zonder afkortingen te vermelden, vervolgens kan volstaan worden met een verkorte titel.
Volledig:
Nederlands Instituut voor Militaire Historie, Den Haag, Christelijke Militairen Bond voor Oost- en West-Indië, toegang 028, inv.nr. ...
Verkort:
NIMH, Christelijke Militairen Bond voor Oost- en West-Indië, 028, inv.nr. ...
Inleiding
1. Christelijke Militairen Bond voor Oost- en West-Indië
028 Christelijke Militaire Bond voor Oost en West
Inleiding
1.
Christelijke Militairen Bond voor Oost- en West-Indië
Op 26 juni 1891 kwamen in Harderwijk bijeen de heren Roosmale Nepveu, baron Van Pallandt, Leembruggen en Ten Kate. Zij maakten zich zorgen over de Nederlandse militairen overzee en vonden dat zij in Nederlands-Indië te weinig met de kerk in aanraking kwamen. Daarom richtten zij op de 'Vereniging voor Evangelisatie onder de militairen in Nederlands-Indië'. Bij K.B. van 18 september 1891 werd de vereniging als rechtspersoon erkend. Het oprichten en beheren van tehuizen liet de vereniging over aan de Nederlandse Militairen Bond. Toen deze Bond zich echter in zijn werkzaamheden terug begon te trekken uit Nederlands-Indië werden deze werkzaamheden aan de vereniging overgedragen. Hiervoor werden in 1910 de statuten gewijzigd en de naam van de vereniging veranderd naar 'Christelijke Militairen Bond voor Oost- en West-Indië'.
Tot de Tweede Wereldoorlog werkte de Bond hoofdzakelijk in Nederlands-Indië. Het doel van de Bond was het oprichten en in stand houden van christelijke militaire tehuizen. De militaire tehuizen waren bedoeld als samenkomstplek waar militairen konden ontspannen, lezen, spelletjes spelen, studeren en eten. Daarnaast werden er ook regelmatig activiteiten georganiseerd zoals bingoavonden. Ook hadden de meeste tehuizen logeermogelijkheden. Deze tehuizen werden bestuurd door een plaatselijk bestuur en het dagelijkse beheer van een tehuis lag bij een beheerdersechtpaar. De verschillende tehuizen in Nederlands-Indië stonden onder het bestuur van het Indisch Comité. Het Comité stond weer direct onder het hoofdbestuur in Nederland.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog kwam het werk van de Bond stil te liggen. In Nederland gebeurde dit vanaf 1940. In Nederlands-Indië wist het Indisch Comité de tehuizen open te houden tot de bezetting van de regio door Japan in 1942. Na de oorlog werd de Bond weer in het leven geroepen en een begin gemaakt met het oppakken van de werkzaamheden in Nederlands-Indië. De werkzaamheden waren nu extra hard nodig vanwege de vele troepen die naar Nederlands-Indië werden gestuurd. Na moeilijke eerste jaren begonnen vanaf 1948 militaire tehuizen weer hun deuren te openen. In 1949 waren er tehuizen in Batavia, Meester Cornelis, Bandoeng, Tjimahi, Garoet, Tasikmalaja, Semarang, Salatiga, Soerabaja, Medan, Tjandjoer en de Bond bood hulp aan het Indonesische tehuis te Tomohon.
Na de onafhankelijkheid van Indonesië werd besloten de bestaande tehuizen over te dragen aan de nieuw opgerichte 'Stichting voorlopig comité van de Raad van Kerken voor de geestelijke verzorging van militairen' (Badan Penjelanggara), een stichting voor christelijke Indonesische militairen. Bij de eerste overdrachten van de tehuizen bleek dit echter een fiasco. Doordat er weinig Indonesische christelijken militairen waren werd het door het TNI niet zinvol geacht om de tehuizen in die functie open te houden. De gebouwen werden gevorderd en voor andere doeleinden aangewezen. De Bond besloot vervolgens om de overige tehuizen te verkopen aan niet militaire instellingen en instituten met een christelijke grondslag.
Nu de werkzaamheden van de Bond in Indonesië ten einde waren gekomen werd er gekeken naar nieuwe werkgebieden. Begin jaren '50 werden de eerste stappen gemaakt voor het oprichten en beheren van tehuizen op Nederlands Nieuw-Guinea. Zo werden er tehuizen geopend in Hollandia, Biak, Manokwari, Ifar en Merauke.
Voor de Tweede Wereldoorlog heeft de Bond ook gewerkt in de 'West', maar het kwam hier nooit tot een blijvend tehuis voor militairen. Na het einde van de werkzaamheden in Indonesië begon de Bond zich steeds meer te richten op andere Nederlandse gebieden en worden er tehuizen opgericht in Suriname en op de Nederlandse Antillen. Zo werd er midden jaren '50 in Paramaribo en op Aruba en Curaçao tehuizen geopend. Vanwege het verleggen van de werkzaamheden van de Bond naar Nieuw-Guinea, Suriname en de Antillen werd er weer een naamsverandering doorgevoerd. Sinds 1949 heet de Bond officieel 'Christelijke Militairen Bond voor Oost en West'. Nadat Nederland Nederlands Nieuw-Guinea in 1962 aan Indonesië overdroeg, stopte het werk van de Bond en werden de tehuizen gesloten en verkocht. Hetzelfde gold voor de twee tehuizen in Suriname, in Paramaribo en Albina, toen dat land in 1975 onafhankelijk werd.
In 1967 werd de Stichting Militaire Tehuizen Overzee opgericht. Deze stichting is een voortzetting van de plaatselijke stichting Protestantse Militaire Tehuizen en Katholieke Militaire Tehuizen op Aruba en werd opgericht met financiele hulp van de Bond en de Centrale van Katholieke Militaire Tehuizen. Het hoofdbestuur van de nieuwe stichting werd evenredig gevuld voor leden van de Bond en de Centrale. De Bond en de Centrale legden de taak van het oprichten en onderhouden van christelijke tehuizen bij de nieuwe stichting. Verschillende bestaande stichtingen op Curacao en in Suriname sloten zich bij de nieuwe stichting aan.
In 1979 besloot de Bond om zijn rechtsvorm te veranderen van vereniging naar stichting omdat dit beter bij de structuur van de Bond paste. Een naamswijziging was hierbij ook aan de orde en de Bond heet sindsdien Stichting Christelijke Hulpverlening Militairen Overzee (SCHMO). Deze stichting nam alle rechten en plichten over van de bond. Het doel van de stichting was echter niet meer het oprichten en onderhouden van tehuizen overzee, deze taak lag immers bij de Stichting Militaire Tehuizen Overzee, maar steun te verlenen aan de protestantse geestelijke verzorging van militairen overzee. Deze steun verleenden zij aan de verschillende tehuizen en vormingscentra op Curacao en Aruba.
2. De Collectie

Kenmerken

Datering:
?
Raadpleegbaarheid:
raadpleegbaar in studiezaal
Omvang:
2.2 m / 18 dozen
Categorie:
  • Zonder categorie