Uw zoekacties: Gemeente Stad Vollenhove 1814-1942

26 Gemeente Stad Vollenhove 1814-1942 ( Gemeentearchief Steenwijkerland )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
1.1. Korte geschiedenis van de gemeente * 
26 Gemeente Stad Vollenhove 1814-1942
1. Inleiding
1.1.
Korte geschiedenis van de gemeente * 
Het gebied waarin de gemeente gelegen is, behoorde in de middeleeuwen tot het bezit van de bisschop van Utrecht. De oudste nederzettingen zijn Barsbeek, Zuurbeek, Kadoelen, Baarlo en Leeuwte. In de twaalfde eeuw liet de bisschop op een eilandje in de haven van het huidige Vollenhove een burcht bouwen, het Oldehuis. Omstreeks het jaar 1200 ontstond hier het schoutambt van Vollenhove. In 1354 werd de nederzetting die intussen rondom de burcht was ontstaan, losgemaakt uit het schoutambt door de verlening van stadsrechten. Daarmee onstond Stad Vollenhove. Het was in de middeleeuwen een belangrijk handels- en bestuurscentrum. De handel nam na de middeleeuwen in belang af. De bisschop verloor zijn heerlijke rechten in 1528 aan de landsheer, Karel V. *  De stad werd daarna een belangrijk bestuurscentrum omdat stadhouder Jurjen Schenk er zijn residentie vestigde. Na de verovering van de stad in 1581 door de opstandelingen tegen landsheer Philips II onder leiding van Sonoy degradeerde de stad echter tot een regionaal bestuurscentrum. * 
De stad werd vóór de omwenteling van 1795 bestuurd door schepenen en raden, in belangrijke beslissingen bijgestaan door vertegenwoordigers van de inwoners: de gezworenen of gemeenslieden. Schout en schepenen waren belast met de rechtspraak. De Bataafse omwenteling verliep in Vollenhove overigens rustig. Het bestuur werd vervangen door een comité revolutionair, later door de municipaliteit. *  Vanaf het begin van de negentiende eeuw werd echter van 'gemeente' gesproken. In de Franse tijd werd het gebied van Stad Vollenhove met dat van het schoutambt samengevoegd tot één gemeente. Deze werd bestuurd door de maire, hierin bijgestaan door de gemeenteraad. Na de verdrijving van de Fransen werd weer gesproken van burgemeester. Per 1 juli 1818 werd de gemeente Vollenhove weer gesplitst in Stad en Ambt Vollenhove. De burgemeester en de gemeenteraad werden op 25 juni geïnstalleerd. *  In het bestuur van die tijd werd verschil gemaakt tussen het bestuur van steden en van het platteland. Bij Koninklijk Besluit van 31 juli 1825 werd vastgesteld dat de naam Stad Vollenhove zou worden gehandhaafd, maar dat de gemeente daaraan ingevolge het Reglement op het Plattelandsbestuur geen recht op een vertegenwoordiging in Provinciale Staten kon ontlenen. * 
Vanaf 1818 werd de gemeente bestuurd door de burgemeester en de gemeenteraad. Het dagelijks bestuur werd gevormd door burgemeester en assessoren. De burgemeester werd evenals tegenwoordig benoemd door de Kroon. Vanaf 1844 was de burgemeester van Stad Vollenhove steeds tevens burgemeester van Ambt Vollenhove. De raadsleden en assessoren werden door Gedeputeerde Staten van Overijssel benoemd. Sinds de invoering van de Gemeentewet in 1851 wordt de gemeenteraad echter gekozen door het kiesgerechtigde deel van de bevolking. Het kiesrecht was voorbehouden aan mannen en bovendien gebonden aan een zekere welstand. In 1917 werd echter het algemeen kiesrecht voor mannen ingevoerd, terwijl vrouwen sinds 1919 mochten stemmen. De naam assessor werd gewijzigd in wethouder. De wethouders werden door en uit de gemeenteraad gekozen. Tot de herziening van de Kieswet in 1919 trad om de twee jaar een derde deel van de gemeenteraad en één wethouder af, daarna werd de raad om de vier jaar in zijn geheel gekozen. De taak van de gemeenteraad werd vanaf juli 1941 waargenomen door de burgemeester. Het gemeentehuis was gevestigd boven hotel Seidel en werd tot in 1917 mede gebruikt door de gemeente Ambt Vollenhove.
Nadat een plan tot wijziging van de grens met Ambt Vollenhove in de jaren 1913-1915 was afgewezen naar aanleiding van bezwaren van die gemeente, kwam het in 1942 tot een hernieuwde fusie van de twee gemeenten, die tevens gepaard ging aan grenscorrecties met Blokzijl. *  Deze gemeente, Vollenhove genaamd, is op haar beurt in 1973 met Blokzijl, Giethoorn en Wanneperveen opgegaan in de gemeente Brederwiede.
De geschiedenis van de gemeente is in de periode waarvan de archiefstukken hier zijn beschreven, rustig verlopen. Uitzonderingen hierop waren een novemberstorm in 1836, een cholera-epidemie in 1866 en een grote brand, die op 7 en 8 augustus 1868 31 gebouwen in de as legde. * 
De inwoners van Stad Vollenhove leefden lange tijd vooral van de visserij en de bedrijven die daarmee samenhingen. In 1905 leefde 35 % van de bevolking van de visserij. In 1915 richtte de gemeente een visafslag op. Na de afsluiting van de Zuiderzee en de inpoldering van de Noordoostpolder verminderden de visserij-activiteiten sterk. Er kwam maar weinig ander werk voor in de plaats. Een deel van de bevolking trok weg, vooral naar Twente. Oudere vissers kregen tussen 1935 en 1942 hulp van de regering op grond van de Zuiderzeesteunwet. De uitvoering ervan lag in handen van een plaatselijke commissie. De visafslag werd per 1 januari 1942 opgeheven. * 
Behalve in de visserij vonden diverse inwoners hun broodwinning als dienstpersoneel van de rijkelijk aanwezige adel. Een marktfunctie had de gemeente alleen voor het directe omliggende gebied. *  Vanaf 1834 werd het Oldehuis, dat voordien als gevangenis had gediend, gebruikt als weverij door E. Ekker. In 1841 had deze ondernemer 100 getouwen in bedrijf. Verder bezat G. baron Sloet van Marxveld in de vorige eeuw een suikersiroopfabriek aan de Bisschopstraat. * 
Ten behoeve van de scheepvaart werd in 1823 de slotgracht van het Oldehuis in open verbinding met de zee gebracht en ingericht als haven. De haven werd vergroot in 1854, 1884 en 1904. In 1890 werd bovendien een buitenhaven aangelegd. *  De haven was echter ook een last voor de gemeentelijke financiën. Een verzoek aan de minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid om overname ervan door het Rijk werd in 1900 echter afgewezen. In 1939 werden diverse havenwerken wel door de Staat uitgevoerd. * 
Elektriciteit kreeg de gemeente in de jaren 1918-1919. Het verdeelnet werd in eigen beheer aangelegd, terwijl een zuiggasmotor moest zorgen voor de opwekking van de elektriciteit. De machine voldeed echter niet, wat zelfs leidde tot een rechtsgeding tegen de leverancier. Per 23 december 1923 werd overgeschakeld op stroomlevering door de NV IJsselcentrale te Zwolle. * 
Voor het vervoer van personen en goederen waren de inwoners aangewezen op bootverbindingen en wegen. Er waren veerdiensten op Zwolle, Amsterdam, Kampen en Blokzijl. *  De wegen in Vollenhove waren in 1838 dermate slecht, dat ze nauwelijks nog bruikbaar waren. In diverse straten werden de klinkers vervangen door een gepuinde grindverharding. De vrijkomende klinkers werden gebruikt voor de bestrating van enkele hoofdstraten. De gemeente kreeg bovendien toestemming van de Kroon om de onderhoudsplicht van de straten, die op de diverse aanwonenden rustte, te vervangen door een retributie. *  Naast de veerdiensten bestonden er in de vorige eeuw diligence-diensten op Zwartsluis en Zwolle. *  Tussen 1914 en 1934 exploiteerde de Spoorweg-Maatschappij Zwolle-Blokzijl een stoomtramlijn tussen die twee plaatsen. Een station van de lijn lag juist buiten de gemeente, in Ambt Vollenhove. Het reizigersvervoer werd per 1 september 1934 overgenomen door een autobusdienst. * 
Tussen 1870 en 1880 werd de telecommunicatie geïntroduceerd met de opening van enkele particuliere telegraafkantoren. Een hulptelegraafkantoor van de P.T.T. opende in 1907 zijn deuren. In 1911 kwam daar een hulptelefoonkantoor bij. * 
De armenzorg in de stad was in handen van de Hervormde Diaconie en van het RK armbestuur. Beide waren ook in Ambt Vollenhove werkzaam. Voor wezen was er het Hervormd Groot Burger Weeshuis. Het werd gesticht in 1576 en was toegankelijk voor wezen uit de stad. In 1796 werd hieraan de beperking gesteld dat alleen kinderen van eigenaren van het Grootburgerschap in aanmerking kwamen. Ook kwam het weeshuis toen onder toezicht van het lokale bestuur. Naast opneming in het weeshuis bestond de mogelijkheid een wees te bezorgen, dat wil zeggen uit te besteden buiten het weeshuis. Bij Koninklijk Besluit van 19 juli 1919 nr. 96 werd een wijziging van het reglement goedgekeurd waardoor het werkterrein kon worden verruimd naar ondersteuning aan zieken, ouderen, weduwen en het verlenen van subsidies aan verenigingen. De rechten van de zogenaamde Groot-Burgers van Vollenhove stonden nog steeds voorop, maar ook kinderen van niet-Groot-Burgers konden worden toegelaten of bezorgd. * 
Omstreeks het jaar 1400 was vanuit de St. Janskamp een nonnenklooster gesticht, het Convent Clarenberg. Het convent werd opgeheven in 1609, waarna de goederen werden beheerd door het College van de Volle Stoel, waarin het stadsbestuur en de adel deelnamen. *  In 1830 bestond de commissie uit vertegenwoordigers van de R.K. en de Hervormde kerkgenootschappen, van de gemeentebesturen van Ambt en Stad Vollenhove en notabelen van de Hervormde gemeente. Zij beheerden naast de zogenaamde Clarenberger kas de kas der Ecclesiatieke goederen en de kas van de Grote of St. Nicolaaskerk. Op 13 april van datzelfde jaar besloten Gedeputeerde Staten van Overijssel dat "(...)aan het Gemeente bestuur behoord, het beheer der goederen en fondsen van het voormalig Convent Clarenberg om als gemeente goederen te worden geadministreerd, en de opkomsten daarvan alsmede de daarvan te doene uitgaven jaarlijksch op de Gemeente begroting gebragt(...)." Een probleem was echter dat uit de opbrengsten van de kassen onder andere het onderwijs, de geneesheer, de vroedvrouw, maar ook de tractementen van de predikanten werden betaald. De commissie verzette zich dan ook tegen het besluit. Op 20 september sloten de verschillende geledingen van de commissie echter een overeenkomst waarbij de Clarenberger kas in handen van de gemeente Stad Vollenhove kwam, de Ecclesiatieke in handen van de Hervormde gemeente. De opdeling van de kassen gaf echter aanleiding tot veel onderlinge verrekeningen en schadeloosstellingen, waarover nog jaren werd gecorrespondeerd. * 
In 1821 bestonden er twee Nederduitse scholen en een Franse kostschool in de gemeente. De Nederduitse scholen werden in 1822 samengevoegd. *  Bij raadsbesluit van 4 juli 1859 werd vastgesteld dat er één openbare school voor gewoon lager onderwijs zou zijn en één waar bovendien meer uitgebreid lager onderwijs (MULO) en middelbaar onderwijs werd gegeven. *  Deze werden veelal aangeduid met school A en school B. In 1862 en 1863 werd bovendien opgegeven dat er twee particuliere bewaarscholen bestonden, in 1869 en 1882 echter nog maar één. *  In 1903 werd een School met den Bijbel opgericht. Het MULO werd per 1 januari 1931 opgeheven. * 
De R.K. Zeevissersvereniging 'St. Petrus' werd in 1918 opgericht. De eerste vergadering van het definitieve bestuur vond plaats op 14 februari. De vereniging zorgde onder meer voor een rookhang, de inkoop van materialen en de verkoop van vis voor haar leden. In het archiefje werd tevens een concept of afschrift van een reglement voor een R.K. Vishandel 'St. Petrus' aangetroffen. Het was echter aan de hand van de stukken niet uit te maken of deze vishandel tot stand is gekomen. * 
In 1924 werd de vereniging 'Vollenhoofsche Badhuis' opgericht. De vereniging was eigenaar van twee keten met in totaal 6 kleedhokjes. Het badhuis werd in mei opgesteld bij de Zuiderzee aan de Voorst, later aan het kanaal Kadoelen-Noordoostpolder, en in september weer opgeruimd. De leden van de vereniging kregen een sleutel. Hoewel het badhuis na 1939 niet meer werd gebruikt bij gebrek aan een geschikte plaats, werd toch in 1942 nog een vergunning voor een zweminrichting aangevraagd. Officieel opgeheven lijkt de vereniging niet te zijn. * 
1.2. Geschiedenis van het archief
1.3. Verantwoording van de inventarisatie
1.4. Aanwijzingen voor de gebruiker
1.5. Kaart van de gemeente
1.6. Bestuurders van Stad Vollenhove
1.7. Literatuur
1.8. Aanvulling op de inleiding bewerkingstraject VHIC 2007-2009

Kenmerken

Auteur:
ODRP facilitair