In het begin van de twintigste eeuw verzorgde de polder het beheer en onderhoud van vier duikers ten behoeve van de waterinlaat van de polder. De duikers waren gelegen in de kade langs de Schie bij de Mandjeskade, bij het gemaal, bij de voormalige Zuidmolen en bij de Kerklaan. Een vijfde duiker was in beheer van de toenmalige gemeente Kethel en Spaland. Deze duiker zorgde voor de inlaat van water uit de Poldervaart in de Kerkwatering ter verversing van het water binnen de bebouwde kom van de gemeente. Het overtollige water werd geloosd op het polderwater door een duiker ten noorden van Kethel.. Teixeira de Mattos, Waterkeeringen, 303 De bediening van deze duiker door het ambachtsbestuur en later het gemeentebestuur van Kethel leidde herhaalde malen tot conflicten tussen het lokale bestuur en het polderbestuur. De Kerkwatering was van oorsprong een vaarroute naar het dorp Kethel. Na het graven van de Poldervaart, rond 1330, werden schepen vanuit de Poldervaart door middel van een windas overgezet naar de Kerkwatering. In de kaden werden duikers aangebracht om het water vanuit de Poldervaart in de Kerkwatering te brengen ter verhoging van het waterpeil voor de scheepvaart en verversing van het water. De duikers werden bediend door vertegenwoordigers van het ambachtsbestuur. In 1739 kwam het Hoogheemraadschap van Delfland voor het eerst tussenbeide in een conflict tussen het ambachtsbestuur en het polderbestuur.

Voor de polder bracht de tussenkomst geen bevredigende oplossing. De bediening van de duikers bleef in handen van het ambachtsbestuur. Na een doorbraak van de kade bij de windas in 1823 gaf de schout van Kethel opdracht de windas op te ruimen. De Kerkwatering verloor hiermee de functie van vaarroute. Sindsdien fungeerde de watering als waterverversingskanaal voor de watergangen binnen het ambacht Kethel. Als consequentie van de zeggenschap over de in- en uitlaat van water zou het ambachtsbestuur ook de verantwoordelijkheid hebben over het beheer en onderhoud van de duikers. Ook hierover verschilde het polderbestuur van mening met het ambachtsbestuur. De oplossing van deze kwestie kwam pas in 1946 toen de polder in de gelegenheid was naar aanleiding van de samenvoeging van de gemeente Kethel en Spaland met de gemeente Schiedam te bepalen dat de gemeente een vergunning moest aanvragen voor het in- en uitlaten van water op grond van artikel 165c van het Algemeen Polderreglement van 1943.. Rapport onderzoek naar beheer en onderhoud Kerkwatering 20-3-1946, Archief Noord-Kethelpolder (ANKP), inv.nr. 128.