0700 Stadsbestuur Zwolle, archieven van de opeenvolgende stadsbesturen ( Collectie Overijssel locatie Zwolle )
0700
Stadsbestuur Zwolle, archieven van de opeenvolgende stadsbesturen
Inleiding
'Dit zint de koeren ende willekoeren, de de scepenen ende raidt ende de gemene stadt van Swolle gewillkoert hebben.
Ende van de koeren de men brecket mach men elcke betuygen met twen gueden knapen offte met enen manne ende met eenre vrouwen.
Mer van vrede sal men elck betuygen met tween gueden mannen'.
Stadsrecht van Zwolle
Ende van de koeren de men brecket mach men elcke betuygen met twen gueden knapen offte met enen manne ende met eenre vrouwen.
Mer van vrede sal men elck betuygen met tween gueden mannen'.
Stadsrecht van Zwolle
laatste wijziging 21-03-2024
23.674 beschreven archiefstukken
10.415 gedigitaliseerd
totaal 279.525 bestanden
Inventaris
3. Archief van het Comptoir van de Administratie der Geestelijke Goederen
Het Comptoir-of Kantoor-van de Administratie van de Geestelijke Goederen te Zwolle ontstond als gevolg van de Reformatie in de 16e eeuw en van de 'confiscatie' door de stedelijke overheid van de goederen van de binnen de stad en de stadsvrijheid gelegen geestelijke instellingen. De aanwending van de opbrengsten van deze goederen diende in het verlengde te liggen van waarvoor zij oorspronkelijk bedoeld waren, n.l. 'ad pios usus'-voor vroom gebruik .
In 1573 was de magistraat, die op de hand van de Reformatie was, uit het zadel gelicht en vervangen door een koningsgezinde raad, die de katholieke godsdienst was toegedaan. Aan de hervormden was de weinig prestigieuze O.L.Vrouwenkapel gegeven als plaats van samenkomst, nadat als gevolg van de in 1578 uitgevaardigde plakkaat van de Staten-Generaal ook de hervormden vrije uitoefening van hun godsdienst verkregen en daarvoor ook kerken dienden te worden afgestaan. Ondertussen vergrootte zich binnen de stad Zwolle de menigte die zich tegen de koningsgezinden keerden en derhalve ook tegen het katholicisme, waarvan de landsheer, koning Philips II van Spanje, dè exponent was.
Aan de vooravond van de magistraatsverkiezing van 25 januari 1579 ging het roer om en de situatie van vóór 1573 werd hersteld. Dat betekende de definitieve overwinning van de hervormingsgezinde partij en bracht de stad Zwolle uiteindelijke ook definitief in het kamp van de Opstand.
Wel deed zich al spoedig het probleem gevoelen hoe de leraren van de nieuwe leer of predikanten in hun onderhoud te laten voorzien. Ondertussen verliepen de kloosters, met uitzondering van de Dominicanen in het Broerenklooster en waren de goederen van de verschillende kloosters en conventen reeds onder het beheer van de magistraat gekomen, zij het onder het rentmeesterschap van hun eigen rentmeesters of ambtslieden, dan wel door lieden die bij provisie door de stedelijke magistraat waren aangesteld.
Als gevolg van een bezending van enkele burgemeesters naar de de landvoogd te Brussel, aartshertog Matthias van Oostenrijk, stond deze laatste de stad toe om in ieder geval over de inkomsten van de kloosters Bethlehem en Windesheim te beschikken voor de betaling van de praeceptoren van de Latijnse school en voor het onderhoud van de arme studenten, ten einde die inrichting weer tot bloei te kunnen brengen. Verder mochten ook andere zaken uit die opbrengsten betaald worden, zoals de bekostiging van de stedelijke verdedigingswerken en de alimentatie-onderhoud-van de oud-conventualen, die in het profane leven geen emplooi konden vinden.
Daarmede was de trend gezet, zodat spoedig ook de overige geestelijke goederen onder beheer van de stedelijke magistraat kwamen. Maar nu liet ook de meente zich horen. Deze eiste nu ook zeggenschap op over de geestelijke goederen. Daarom werd besloten, dat het beheer van de goederen gecontroleerd zou worden door enigen uit de raad en enkelen uit de meente, de zogenoemde gecommitteerden. Ten overstaan van dit college en de cameraars van de stad vond de verantwoording plaats van de inkomsten en uitgaven van de Administratie van de geestelijke goederen, die ondergebracht waren in een apart Kantoor of Comptoir. Dit was eigenlijk een logisch vervolg op een besluit van Raad en Meente uit 1558, waarbij reeds geregeld was, dat de inkomsten uit goederen en renten van kerken, gasthuizen, broederschappen en andere huizingen door de rekenplichtigen ten overstaan gecommitteerden uit de stedelijke regering moesten worden verantwoord.
Onder bezwaar van de stad Deventer eigende zich Zwolle in 1585 ook het beheer toe van de goederen van het voormalige Agnieten- of Bergklooster in de buurschap Berkum in het schoutambt Zwolle . Deventer verzette zich daartegen, omdat onder meer die goederen eertijds waren toegewezen aan de bisschop van Deventer in 1559 als diens tafelgoed.
Allengs blijkt ook duidelijk, dat de inkomsten van de geestelijke goederen werden aangewend tot onderhoud van die goederen, maar vooral ook voor het betalen van de tractementen van de predikanten en de onderwijzers, maar ook die van organisten, voorzangers, kosters en stovenzetters, voor zover zij ook niet nog betaald werden uit andere 'potjes'.
De stad kreeg uiteindelijk het beheer over de goederen van de volgende instellingen: klooster Bethlehem, Broerenklooster, Buschklooster, Maatklooster, Fraterhuis, Kinderhuis en Wytenhuis
Was aanvankelijk het beheer van de geestelijke goederen nog in handen van de oude ambtslieden en rentmeesters van de verschillende instellingen, al spoedig bemerkte men daardoor niet een goed overzicht te krijgen. Raad en Meente besloten dan ook in 1593 om de goederen in zijn geheel te administreren en te beheren door twee provisoren.
3.2. Tweede afdeling: stukken betreffende bijzondere onderwerpen
3.2.4. Financiële verslaglegging
0700 Stadsbestuur Zwolle, archieven van de opeenvolgende stadsbesturen
Inventaris
3. Archief van het Comptoir van de Administratie der Geestelijke Goederen
3.2. Tweede afdeling: stukken betreffende bijzondere onderwerpen
3.2.4.
Financiële verslaglegging
Volgens resolutie van 1558 bepaalden Raad en Meente dat alle opkomsten en renten der kerken, gasthuizen, broederschappen en andere huizingen door de rekenplichtigen ten overstaan van de stadsregering zouden moeten worden verantwoord.
Na de invoering van de Reformatie na 1578 veranderde er veel. De kloosters en conventen werden gesloten, de 'oude' bewoners op alimentatie gesteld en het beheer van de daarbij behorende goederen en inkomsten werd onder toezicht gesteld van de magistraat van de stad Zwolle . In 1580 werd een gedeelte van de inkomsten gebruikt ter financiering van een predikantsplaats. Naderhand werden meer functionarissen uit deze fondsen betaald, zoals de organist en de koster, alsmede de rector en de onderwijzers van de Schola Swollensis.
De meeste van de goederen werden op de 'oude wijze' geadministreerd, dus per instelling. Soms werden enige fondsen samengevoegd, maar later ook weer gescheiden. Ook de Administratie bleef aanvankelijk bij de vroegere beheerders, zoals bij Arnoldus Middendorp, die eertijds kloosterling was en procurator van het klooster Bethlehem (Belheem), maar later als ambtman de vele goederen van die instelling administreerde en beheerde onder het toeziend oog van de Zwolse magistraat in de persoon van de beide cameraars. Zijn beheer eindigde in 1594 toen hem gelast werd alle registers van het klooster in te leveren. Als beloning voor zijn vele werkzaamheden werd hem een levenslange uitkering geschonken door de magistraat .
Al op 13 maart 1593 hadden Raad en Meente van de stad Zwolle het besluit genomen om voor het beheer en de Administratie van alle voormalige geestelijke goederen twee personen of provisoren aan te stellen, die aan gedeputeerden uit Raad en Meente rekening en verantwoording moesten afleggen.
laatste wijziging 21-03-2024
23.674 beschreven archiefstukken
10.415 gedigitaliseerd
totaal 279.525 bestanden
Kenmerken
Datering:
1230 - 1813
Omvang archiefblok:
526,8 24,2 meter(s)
Omvang in stuks:
3124 458
Voorwaarden voor raadpleging en gebruik:
Het archief is openbaar.
Opmerkingen:
* Charters worden alleen ter inzage gegeven na overleg met de studiezaalmedewerker. Raadpleeg eerst de regesten.
* In verband met de materiële toestand is besloten om gesloten testamenten niet te openen. Deze zijn derhalve niet in te zien.
* In verband met de materiële toestand is besloten om gesloten testamenten niet te openen. Deze zijn derhalve niet in te zien.
Toegang:
Mensema, A.J., Stadsbestuur Zwolle, archieven van de opeenvolgende stadsbesturen, 1230 - 1813, Zwolle (2007).
laatste wijziging 21-03-2024
23.674 beschreven archiefstukken
10.415 gedigitaliseerd
totaal 279.525 bestanden