Uw zoekacties: Klooster St. Catharina te Almelo

0187.1 Klooster St. Catharina te Almelo ( Collectie Overijssel locatie Zwolle )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Naar boven om te zoeken
0187.1   Klooster St. Catharina te Almelo
Inleiding
Voor verdere gegevens aangaande de geschiedenis van het klooster meen ik te mogen verwijzen naar de Oudheden en gestichten van het bisdom Deventer (van H.F. van Henssen). Met aanteekeningen van H.v.R. (van Rijn) Leyden, 1725 (folio-uitg. blz. 658 e.v.). Blijkens een charter van 1421 woonden de zusters op de "olde wedeme".
laatste wijziging 19-10-2022
337 beschreven archiefstukken
2 gedigitaliseerd
totaal 22 bestanden
Inventaris
Algemene stukken
Privilegiën van het klooster
Bewoners van het klooster en van zijn goederen
Goederen van het klooster in het algemeen
Erven en bezittingen van het klooster
Rekeningen, pachten; quittantien
Stukken in dit archief geplaatst, maar daartoe niet behoorende
Regestenlijst
1 Roelf van Beüerüorde knape, zakewolde in borg, Heer Godert van Ghore Ridder, Arnolt van Sconenüelde, Ecbert van den Grimberghe de olde, Ecbert v.d. Gr. de jonge, Arnolt van Almelo Johansz, Johan van Beüerüorde Hugenszoon, Herman van Zudenna en Bruen van Hederike, knapen, borgen van Roelof, verkoopen aan Ludekinne Heer Wernboldes, burger te Aldenzale, het goed te Vdinck, met de horigen Johan en Ludgard, in de buurschap Enthere, kerspel Rijssen; uw kooper hierin schade zoo zullen zij in eene eenzame herberg binnen Aldenzale komen leisten.
Met de zegels van Roelof v Beüerüorde Godert, Arnolt, de Ecberts, Arnolt Johan Herman en Bruyn.
2 Henrick van den Laere en Daye zijn vrouw verkoopen aan Henrik Bruenszoone van Almelo de grove en smalle tienden over het goed te Vdinck, over het goed toer Plecht, over het goed to Wetherdinck en over de "Koete", die daarin hoort, alle in het kerspel Rijsnen, buurschap Enthere, om te bezitten in "rechter leenscher were"; zij zullen de beleening door den leenheer vóór S. Jansmis te middenzomer verzoeken en stellen tot borg hiervoor Herman van Zudena en Albert v.d. Lare, broeder van Henrik, aan wie zij beloven, zoo daaruit voor hen schade ontstaat, binnen 3 dagen na aanmaning te Aldenzale te komen "liesten".
Met de zegels van Henrik, Herman en Albert daar Daije geen zegel had.
3 Johan van Beüerüorde, Willam en Johan zijne zonen verkoopen aan Eüerd Hughinc het goed tor Eze, in het kerspel Risne, buurschap Enthere, voor een vrij eigen, en doen daarvan overdragt ten overstaan van Kope ton Have, Rigter met bepaling dat de 3 mud rogge per jaar, welke Arnoldus den Coster te Almelo daaruit verkocht waren, door Everd en zijne erfgenamen betaald zullen worden aan den Pape van Rijsne en ander Papen, die daarvan brieven hebben.
Met de zegels der 3 verkoopers, waarvan het 1e verdwenen, en dat van den Rigter.
4 Ecbert Gisslo, Aleijd zijn vrouw, Hadewich, Stine Johan, Dederich en Aleijd hunne kinderen verkoopen aan Ecbert Menninck een kamp geheeten des Suren Ludekens camp, bij het huis van Johan van der Mollen.
Gedaan voor Schepenen te Almelo: Wicher van den Levaerde, Lubbert de Hunt, Coep Elbertinck en Johan Sloijert in der tijd, Herman Spirinc, Gerd Abecede Ne Henric Cude. Door Gisslo ook namens vrouw en kinderen bezegeld. Op de keerzijde: "die kamp voor Otten hues van Zomers kampe". En met jonger hand: "Ludekens kamp".
5 Ecbert van Ghyssele doet voor zekere som geld afstand van het regt van wederkoop, dat hij had op den Kamp, dien Ecbertus Menninch van hem gekocht had.
Getuigen: Herman Spirinch, Heiniken van der Haze, Ecbert vor den Daghe, en Hinrick de Ostermeijger.
Met het zegel van Ecbert. In het Hollandsch.
6 Gherd Abecede, Hinrick bij der Straten, Bercghert Koke en Diderick de Muller, Schepenen te Almelo, verklaren dat Coep Elbertinck en Suete diens vrouw aan Ecbert Menninch en IJde diens vrouw verkocht hebben 5 stukken vrij land gelegen bij Rengherinc op den essche te Almelo.
Met het Schepenenzegel van Almelo.
Op de keerzijde staat "Kerclant". En met andere hand, dat deze brief aan de zusteren te Almelo behoort.
7 Euerd van Langhen, en Alebe zijn vrouw en Godert hun zoon verkoopen aan Heer Otto van Schaghehorne, kerkheer te Losser en Vicarius to Rijsen 1 molt winterrogge Aldenzaler marktmaat per jaar uit hun 2 erven en goederen den Groten Bedinch en Thohorst in het kerspel Rijsen.
Met het zegel van Everd ook namens vrouw en zoon, en dat van Cope ten Hoüe, Rigter te Rijssen.
Keurnoten en gerigtsluden Berner van Eghen en Johan Bertrams. Overlude: Eüerd Buseman, Heer Johan de kerkhere van Rijsen en Ecbert knecht van wijlen Berend van Sudena.
8 Florens bij de genade Gods Bisschop te Utrecht, beleent Ide dochter van Rolo0f Altinch met het goed te Altinch in het kerspel Wederden, gerigt Rijsenen, haar aanbestorven van haren vader, doende hulde Ecbert Menninc haar echte man.
Getuigen: Gerrit en Willem van Beüerüorde en Gerlac Pasije. gegeven to Deventer.
Met afgesleten zegel des Bisschops.
9 Bertolt Berninch doet afstand van al zijn regten op Altinch, dat hij genomen had met Fenne, dochter van zal. Rolof Altinch, en gelegen is in de buurschap Wederden, ten behoeven van Ecbert Mennich, geheeten de Here van Avigen en IJde diens vrouw.>ZR>Daar Bertolt geen zegel had, hangen Evert van Heker, Heer tot Almelo, knape Arend van Grimberge Ecberte van Grimberghe en Gerd van Bervorde hunne zegels er aan als dedingslieden. Het 1e is gaaf, het 3e geschonden, de overige ontbreken.
10 Coep ten Hoüe, Rigter te Risene, verklaart, dat Bertolt Berninch afstand gedaan heeft van al zijn aanspraken op Altinck in de buurschap Wedersten, gerigt Risene, ten behoeve van Ecbert Mennich die geheeten is de here van Avigen en IJde diens vrouw.
Keurnoten: Eüerd Hughinc, Arend Humbertinch, Johan ter Lijnden en Koniken.
Met het zegel des Rigters. In het Hollandsch. In duplo. Op de keerzijde verkeerde jaartallen.
11 Eüerd van Heest Rigter en Ambtman der heerschap van Almeloe verklaart, dat Eüerd van Hekere, Heer tot Almeloe, knape, Beatrix Jonkvrouw tot Almeloe zijne vrouw, en Egbert van Almeloe hun echte zoon, aan Herberig van Almelo geheeten van Wachtendunck, echte dochter van Evert en Beatrix schuldig beleden hebben wegens geleend geld 200 zware Rijnsche gl. en daarvoor tot onderpand gesteld hebben hun erve en goed ten Nijenhave met de eigen luden die daartoe behooren, in de heerschap Almeloe.
Keurnoten en gerigtslieden: Gheerd van Pesie en Otto Mumme. Met de zegels van v. Heest, Everd, Beatrix en Egberd, het 1e en 3e met spijt omwonden.
12 Henric Roerinc, Rigter te Rijsen, verklaart, dat Rolef die Ruwe de gr. en sm. tienden te Wassing, in de buurschap Elsen, kerspel Rijsen, verkocht had aan Johan Beterems, Johan B. 's zoon.
Tegenwoordig: Gheert Berijes, Hermen, Bonekeerl, Gheert Spijker; als Schepenen; Coep ten Haüe en Henric Tancken als keurnoten.
met de zegels van Roelef en Roerinc.
13 Roloff van Ipsendoren, Proost der kerk van S. Peter te Utrecht, beleent Rolof van Peijse met het goed Groote Hulscher, in het kerspel Borgenden (Borne).
Tegenwoordig: Heer Jan van Sulen Ridder, Isebrant van der A. Met het zegel van den Proost.
14 Johan van Doernic verkoopt zijn ouderlijk erve en goed Zendering, in het gerigt Rijssen, buurschap Wederden, aan Ide dochter van Rolef Altinc, en wed: van den Heer van Aüioen, en Johan hun zoon, voor een "doerslachtich" vrij eigen goed, ten overstaan van Bruen van Hederike, Rigter te Rijsen.
Keurnoten en richtersluden: Everd en Goderd van Langhen en Wolter van Sudennae en toen zij hunne "orkenscap" daarop ontvingen waren tegenwoordig: Everd Huging, Coep ten Hoüe, Herman Bonikerl en Bernd Corriken (?).
Met de zegels van v. D. en den Rigter.
15 Johan van Doernic, wettige zoon van wijlen Johan van Rijsen, verkoopt aan Ide, dochter van Roelf Alting en wed: van den heer van Aüioen, met Johan hun zoon het erve en goed Zendering in het gerigt Rijsen, kerspel Wederden, voor een edel eigen goed.
Oorkondes en dedingsluden: Everd en Goderd van Langhen, Wolter van Zudena, Everd Hughing.
Met het zegel van Johan en die van zijne broeders Willem, Otte en Johan, alle zeer geschonden.
16 Frederic van der Eze verklaart te weten, dat Johan van Doernic, wettige zoon van wijlen Johan van Rijsen aan Ide, dochter van Roelf Alting en wed. des heeren van Aüioen met Johan hun zoon, verkocht heeft het erve en goed Zendering, blijkens erfkoopbrief bezegeld door Johan v. D, Willem, Otte en Johan, wettige kinderen van Johan v. R.; daar echter Willem en Johan, de jongste kinderen, niet inlandig waren belooft Frederic uit hunnen naam, dat zij den koop erkennen zullen, als zij terugkomen en stelt zich borg voor schade.
Met het zegel van v.d. E.
17 Dederich van Grijmberghe, Henrich zijne vrouw, Egbert en Roderich hunne echte kinderen, verkoopen aan Gherd van Pezie hun regt van wederkoop op het erve en goed het Heetbrinch in de heerschap Almelo, ten overstaan van Everd van Heest, Ambtman te Almelo en keurnoten.
Bezegeld door v. G. ook namens zijne vrouw en zijne geen zegel hebbende zonen, en door Ambtman Keurnoten en gerigtsluden: Rolef van Pezie, Johan van Marclo anders geheeten de Vrijgreve.
18 Vervalt.
19 S. en R. van Risen verklaren dat Johan van Dulre met Grete zijne vrouw, Lubbert van Langhen zoon van Grethe voornoemd, Willem, Gheert, Hinric en Albert Splinter gebroeders, hun goed ten Logenmersche, gelegen in leeschap van Rijsen, verkocht hebben aan Geze Rozemans en Jacop haren zoon.
Keurnoten: Hermen van Eghen, Henric Bonekerel en Lambert ten Haüe. Met stadszegel. Op de keerzijde "in den kerspel Rijssen inden buerkampe".
20 Heer Ghisebert Heer tot Brunchorst en tot Borclo ontslaat voor een som gelds ten behoeve van Heer Johan Hilbing, kerkheer te Almelo, het erve en goed Hilbing, in de buurschap Tubberghe, kerspel Oetmersen, dat een vijmarksleen plagt te zijn, uit het leenverband.
Met het zegel van Ghisebert.
21 Frederick Post, Rigter te Oetmersem, verklaart dat Evert Hilbing met Swane zijn vrouw aan Heer Johan Hilbing kerkheer te Almelo verkocht hebben het erve en goed Hilbing, in de buurschap Tubberghe, kerspel en gerigt Oetmersen.
Keurnoten en gerigtsluden: Hinric van Eyschede en Arnt de Reijgher en Otto Otting.
22 Ghert Hilbinck doet afstand van zijn vaderlijk erve Hijlbinck in de buurschap Tubberghen, kerspel Oetmersen, aan zijn broeder Johan H. Priester en kerkheer te Almelo, dat behoord had aan hun zal. vader Everd H.
Getuigen: Heer Diric van der Horst, Vicarius te A., Johannes Elbertinck, schoolmeester aldaar en Lubbertus Averhoeff. Daar Hilb. geen zegel had, hangt Everd van Heest het zijne er aan.
23 Henrick van Beüerüoerde draagt aan Johan van Haüerlande geheeten de Zomer en Katherine Menninghes diens vrouw over een erfkoop brief van de gr. en sm. tienden over Vdijnck, de Plijcht geheeten Berendeshues (sic ?) en Weterdinck in de buurschap Enther, kerspel Rijssen, door Arent van Waermelo, Grethe v. R. diens vrouw en Henrik's zuster, Wicbolt, Willam en Arnt hun zoons en Fije hunne dochter, aan hen uit de ouderlijke nalatenschap toegedeeld.
Met het zegel van Hendrik.
24 Egbert Heer tho Almelo belooft Gherd van Pesie en Otte Mumme schadeloos te houden, wegens den brief, waarbij zij zich met hem aan Henrick van Goer, anders geheeten van Schrotterup verbonden hebben voor 64 komansgl.
Met geschonden zegel van Egbert.
25 Hinric van Drele anders geheeten de Huppentere, en Lijze zijne vrouw verkoopen aan Otte Momme het land de Pezije in het Wigbold te Ghor buiten de Grimbergerpoort op de Beke zijnde een vrij eigen.
Met de zegels van verkoopers en van den Rigter te Goor Bruen van Nederke.
Keurnoten: Johan van den Tije en Bruen van den Laer.
26 Bruen van Hederike, Rigter van Rijssen, verklaart, dat Johan Hughinck, zal. Everd H. zoon, aan zijne neef Heer Johan Menninck priester verkocht heeft: zijn vrij eigen "doerslachtighe" erven en goederen Vdijnc k en de Eze, in de buurschap Enthere 4 mud rogge per jaar uit het erve en goed ten Langhenhaüe, de Lagemersch en het land, dat te Rijssen ligt op den essche het erve en goed Huginck, in de buurschap Stochem, kerspel Marculo, de Waerbeke te Drinen, het land te Elsen en de tienden over Schurijng te Holten, alles van zijn vader georven, en te waren als vrij eigen goederen, behalve Hughinck, dat hij ten Zutphenschen regte in leen hield van Jonker Ludolph van den Ahues, en Schuring, dat een Stichtschleen van Utrecht is.
Keurnoten: Henrik van Berüorde en Johan de Zomer.
Getuigen: Johan Hilbinck kerkheer te Almelo, en Roloff Begher, kerkheer op Almelerveen.
Met het zegel des Rigters.
27 Henrick van Beüerüorde, Jutta wed. van Willam v. B. zijne moeder en Johan v. B. zijn broeder verkoopen aan Johan van Haüerlande geheeten die Zomer en Katherina Menninghes zijne vrouw de grove en smalle tienden over Vdinck, de Plicht anders geheeten Brandeshues en Weterdinck, in de buurschap Enther, zijnde een Stichtschleen, en dat zij hiervan overdragt gedaan hebben voor den Leenheer Everd van Langhen.
Met de zegels der 3 verkoopers en van den leenheer.
Dat van Jutte is geschonden. Mannen der heerschap van Bevervorde: Johan van Bevervoerde Gherdeszoon, Coep van den Tijhues en Johan Schaep.
28 Henrick van Beüerüoerde draagt aan Johan van Haüerlande gen. de Zomer en Katherine Menninghes diens vrouw over de regten op de drie tienden, omschreven in den aan dezen gehechten brief.
Met het zegel van Henrik.
Annex aan het charter van 5 Febr. 1410.
29 Arnt van Warmelo, Grethe van beüerüoerde zijn vrouw, Wilbolt, Willam en Arnt, hun echte zoons, en Fije hun echte dochter, verkoopen aan Henrik van Beüerüoerde, broeder van Grethe, 3 grove en smalle tienden, over Vdinck, over de Plecht anders geheeten Brandeshues en over Weterdinck, in de buurschap Enther, gerigt Rijssen, alle door Grethe als medegave aangebragt uit den ouderl. boedel, en in leen gehouden als een Stichtschleen van Everd van Langen.
Gedaan voor Bruen van Hedderic, Rigter te Rijssen, en keurnoten Everd van Langhen, Ghoderd van Langhen, Henrick en Albert Splinter gebroeders en Johan Hughinc.
Met de zegels van Arnt, Grethe en den Rigter, het 2e beschadigd.
30 Arnt van Waermelo, Grethe van Beüerüorde echte dochter van zal. Willaem v. B, ehelieden, Wicbolt, Willam en Arnt hun zoons en Fije hunne dochter verkoopen aan Henrick v. B. broeder van Grethe, de gr. en sm. tienden over Vdijnck de Plicht gen. Brandeshuijs en Weterdijnck, alle in de buurschap Enther, gerigt Rijssen, welke als een Stichtschleen van Evert van Langhen aan Grethe als medegave uit der ouderlijken boedel toegedeeld waren; zij doen daarvan overdragt voor Bruen van Hederike, Rigter van Rijsen en keurnoten.
Keurnoten en gerigtsluden: Evert en Godert van Langhen, Henrick en Albert Splinter gebroeders en Johan Hughinc. Bezegeld door Arnt en Grethe, ook voor hunne kinderen, die geen zegel hadden, en door Bruen.
Annex een charter van 21 Febr. 1410.
30a Beatrix Jonkvrouw tot Almelo, Egbert Jonker tot Almelo, Elijzabeth van Voerst Jonkvr. tot Almelo, Johan van Almelo hun echte zoon, en Herberich v. A., Abdis te Rorchorst, verkoopen aan Johan Menning Priester, kerkheer te Wederden, de grove en smalle tienden over het erve en goed Zendering, in het kerspel Wederden, gerigt Rijsen, ten overstaan van Bruen van Hederic, voor een "doerslachtich" vrij eigen.
Met de zegels van Beatrix, Egbert, Elizabeth, Herberich en den Rigter.
Keurnoten: Diric van den Grimberghe, Ghodert van Langhen, Roleff van Pezije en Arnd Grubbe.
31 Johan van Vorden anders geheeten de Kister, Lijze Otten dochter van Welüelde geheeten van Henghelo, zijne vrouw en Johan Lijsenzoon, verkoopen aan Ghodekin van Hulsen anders geheeten de Zwarte en Alijd diens vrouw eene hofstede geheeten de Borch met een stuk lands geheeten de Kokenberch in de buurschap Zenderen, kerspel Borne.
met de zegels van v. V., van Lijze ook voor haren zoon en van Johan van den Zande, Rigter Mijns Heeren van Utrecht.
32 Frederic bij de gratie Gods Bisschop te Utrecht, beleent met de tiende over Huging te Slochem, kerspel Marcloe, en over Schuring te Holten, die aan het Sticht "verledigd" waren, omdat ze niet tijdig verzocht waren, met kwijtschelding van dat verzuim Heer Johan Menning, Kerkheer te Wederden.
Stichtsmannen: Frederic van der Eze en Gijsbert die Ridder. Met het zegel des Bisschops.
33 Johan van Doernick, Rigter te D, verklaart, dat Aleijt vroeger wed: van Johan ten Dijke, haren man Arent den Meijer als momber, gematigd heeft, om het erve ter Waerbeke in het kerspel Enschede, buurschap Drijne, te verkoopen.
Gerigtsluden: Steven van Keken, Coenraet ten Dunen.
Met geschonden zegel des Rigters.
34 Frederic, bij de genade Gods Bisschop te Utrecht, beleent Heer Johan Menning, Kerkheer te Wederden met het goed te Alting in het kerspel Wederden, gerigt Rijsene, hem aangestorven van zijne moeder, en met al hetgeen hem aangekomen was van zijn zal. oom Evert Huging.
Leenmannen: heer Herman van Keppel Ridder en Gijsbert die Ridder.
Gegeven te Deventer. Met vrij gaaf zegel des Bisschops.
34-1 Gelijkluidende acte, met weglating der door den oom nagelaten goederen.
Leenmannen enz. als voren. Zegel gaaf.
35 Ghodert en Bertolt van Langhen gebroeders beloven, dat Johan Sticke en Jutte zijn vrouw aan Heer Johan Menning, Kerkheer te Wederden, erfvestinge doen zullen van het erve en goed to Wechherdinc te Wederden voor een vrij eigen; staat het echter als een Stichtsch leen in Mijns Heeren register, zoo zal hij het in leenscher weer bezitten, meer buiten schade en kosten, waarvoor G en B hun erve en goed Hubbeldinch te Enther verbinden en tot onderpand stellen.
Met de zegels van G. en B.
36 Ghoderd van Langhen beleent Egbert van Haüerlande geheeten de Zomer zoon van zal. Johan d. Z., met de gr. en sm. tienden over Vdinck, de Plecht geheeten Brandeshues en Weeterdinch, in de buurschap Enther kerspel Rijssen, tot een Stichtsch leen.
Getuigen: Henric Splinter, Johan ten Tijehues en Herman Beerning.
Met het zegel des leenheers.
37 Ghodert van Langhen keurt als leenheer goed dat Egbert van Haüerlande gen. de Zomer aan Katharina des Zomers zijne moeder vermaakt heeft de gr. en sm. tienden over de Plecht geheeten Brandeshues in de buurschap Enther, gerigt Rijssen, die met de 2 andere tienden één leen blijven zullen, met éénen "herwede" te verzoeken.
Met het zegel van Godert.
38 Frederik, Bisschop van Utrecht geeft op verzoek van Heer Ludolph Sculte, Canunnik der S. Mariekerk te Utrecht, van Steven Mues, Vicarissen der altaren van S. Jan den apostel en Johannes den Dooper in de kerk te Oldenzaal t.e.z. en Henrick Screije Kanunnik der S. Pieterskerk te Utrecht, Menso Koten, Vicarius van het S. Maria-altaar in de kerspelkerk te Borne, als procurators van hun beneficia, vergunning die onderling te ruilen.
Met gebroken zegel des Bisschops en de handteek. van Jo. Hondertmarck. Op de keerzijde staat, dat 6 July Johan Hilbinc als procurator van Heer Steven Mues in het bezit gesteld is van de Vicarie van S. Maria te Borne in bijzijn van Johan den koster der kerk aldaar en van Menso de Dreijer, leek aldaar, door Adam Luberti, Cureet in Borne.
39 Deken en Capittel der kerk van Deventer verpachten erfelijk aan Egbert van Enhoe en Aleijt zijne vrouw het erve en goed ten Koete in het kerspel Wederden, buurschap Hexsele, voor 2 molder winterrogge per jaar te D. te betalen op S. Marten.
Met het secreet (zegel) der kerk.
40 Henric van Redese, Rigter te Almelo, verklaart, dat Johan Huseken en Wobbe zijn vrouw al hunne roerende en onroerende goederen aan de gemeene zusters, die op de "olden wedeme" te Almelo wonen hebben verkocht, waaronder Mauriciuskamp bij het huis van Otto Mumme.
Keurnoten en gerigtslieden: Otto Mumme, Johan van Marclo, Wolter Pouwelinc.
Met het zegel des Rigters.
41 Johan Boseman, Bele zijn vrouw, Ghert en Eüert hunne zonen verkoopen aan Werner Wijdaghe en Hijlke zijne vrouw het erve en goed Loghemerchs in den Buercampe, in het kerspel en der "stad recht" van Rijsene, waarvan zij overdragt doen voor Henric Wormegaer, Johan Roleving, Henrick to den Hachhues en Lubbert Doppe, schepenen te Rijsene.
Met de zegels van Johan, ook voor zijn vrouw en zoons, en van de stad Rijsen.
42 Johan van Berüorde verklaart, dat Johan van Markele geheeten Vrijgreüe van hem in leen houdt de tienden over Henrikinc in het kerspel Oetmersen, over Wolerkinc in het kerspel Rijsen, den Zijthoff en het Groote Henghelo in het kerspel Delden en een stuk land in de heerschap Almelo, al hetwelk v. M. na doode zijnder moeder tijdig verzocht en als leen ontvangen heeft.
Met het zegel des Leenheers in spijt gewonden.
43 Godert van Langhen beleent Ide, dochter van Johan van Haüerlande geh. de Zomer met de gr. en sm. tienden over Vding, Weterding en Brandeshues geheeten de Plecht, alle in het gerigt van Rijsen, buurschap Enter, zoals haar broeder Roleff de Zomer die in leen gehouden had: IJde draagt die leender aan den leenheer weder op die daarmede vervolgens beleent Mechteld van der Souwen, Ministersche der bagijnen te Almelo, voor wie Hermen van Peijze Godert's neef hulde en eed doet.
Getuigen: Johan van Langhen, Roleff van Twiclo geheeten de Yegher en Otte Momme.
Met het zegel van Godert.
44 Jacobus Hilbing, Henricus Wetter en Johannes Menning geheeten Wederden, Priesters geven als testamenteurs van wijlen Heer Johan Hilbing, aan de zusters en het convent van den 3e regel van S. Franciscus te Almelo alle roerende en onroerende goederen, welke Heer Johan nagelaten heeft behalve de rente, die jonker Egbert van Almelo schuldig gebleven is van wege zijn vicarie, die hij uit den molen had, 18 mud rogge per jaar 9 jaar lang.
Met de zegels der testamenteurs.
45 Herman Grubbe, Elzebe zijn vrouw, Hinric, Aernt, Johan, Elsebe en Alijt hun kinderen, verkoopen aan het Zusterconvent te Almelo 1 mud winterrogge Almeler maat per jaar uit hun huis en goed geheeten Grubbenhues, in de heerschap Almelo, bij Veelcotenhues.
Getuigen: Heer Jacob Hilbinc, Johan Hulschen en Everd Smedes.
Met het zegel van Grubbe.
46 Everardus Swane, klerk der Munstersche diocese en openbaar Keizerlijk Notaris, maakt acte op, waarbij Otto Momme, "armiger" der Utr. diocese, zich liggende, zijn testament maakt en tot executeurs benoemt Mr. Bernhard Vorning, Vicarius perpetuüs der Munstersche kerk, Johan Ludenborn, Procurator dier kerk, Godfried van Langhen en Herman van Pesije "armigeros" Johan Huzeken leek, en Mechteld van der Souwe, Moeder in het Zusterhuis te Almelo; hij schenkt aan Belie zijne nicht te Venlo 100 Bisschopsgl. te beuren uit de erven welke hij gekocht had van Hermen van Hulscher, zoodra deze voor 370 Bisschops gl. wedergekocht worden en intusschen haar deel van de rente van dien; aan Johan van Buerse 111 Reinoldus gl. van den laatsten slage, waarvan 5 Arn. gl. met een vette koe betaald zijn, voorts deze Koppele nu geheeten Otten Koppele geeft hij met de Grutersche kampen aan het H. Sacrament "te beluchtene" in het Zustershuis te Almelo; ook het Losserhoff met den gaarden en een ledige waar, 1 molt rogge van Goderd van Langen, Jeghering te Lonijker met toebehooren; daarvoor wordt Otto een eeuwige broeder en huisgenoot van het zusterhuis en bedingt eene memorie zijner ouders en van Lijse, Berte en Mechteld zijne huisvrouwe, de moeder en zusters te Almelo zullen het erve en goed Ghisenlant aannemen: werd het teruggekocht, zoo zullen ze daarvoor koopen 1 schepel "zoüesades", ter luchtinge der H. Sacraments; hij geeft aan de broeders te Alberghen 10 ligte gl., het klooster te Noerthoern en Zijbekeloe elk 5 ligte gl. en aan elk dier 3 kloosters een "dwele"; aan de zusterhuizen te Zwolle, Vollenhoe, Hasselt en Ghenemuiden elk 2 ligte gl. en een "bote vlasses"; voor de 11 postul. gl. en 27 ligte gl. en 3 schepel, "zoüesades", die Hermen van Pesije hem schuldig was, zal eene boterrente voor de armen gekocht worden: al hetgeen hij verder naliet zouden de zusters van Almelo erven.
47 Herbert van Sertorpe, Rigter te Rijsen, verklaart, dat Heer Johan Vrijdach, Priester en broeder van de Duitsche orde, de grove en smalle tienden te Wassinck, in het kerspel Rijsen, buurschap Elsen, verkocht heeft aan Jacob van Rijsen en Ermgard diens vrouw.
Vrijdach hangt er zijn vaderlijk zegel aan en verzoekt den Rigter ook het zijne er aan te hangen.
48 Johannes Kude en Hinrick de Bodeker Schpenen te Almelo, verklaren, dat Meete van der Souwen, Moeder der zusters in het Bagijnenhuis te Almelo, op verlangen der testamenteurs van Heer Johan Hilbing met den stads bode, "int recht" geciteerd had Bernd van Graes Schepen, Johan van Droppen en Herman van Covorde burgers der stad, om de waarheid te getuigen aangaande 2 gaarden, welke Heer Johan H. aan Heer Hilbrand, kerkheer te Almelo "averghewijset" had in betaling eener geldsom, welke Heer Johan voor de Wedeme aan vast goed beleggen zoude; dat de 1: get. verklaard heeft, dat Heer Johan hem den gaarden te koop aangeboden had; de 2: dat Heer Johan op zekeren tijd van hem 1 mud rogge koopen zoude en terzelfder tijd "veijlde hie van twee gaerden te vercopen;" en de 3: get. dat hij "daer an ende auer" geweest was, toen Heer Hilbrand de 2 gaarden "geveijlet hadde te vercopen;" dat de getuigen hierop een eed wilden doen, doch dat Heer Hilbrand ook tegenwoordig ze niet nemen wilde.
Met het stads zegel.
49 Herman de Haze en Berto zijn vrouw beloven, zoo Sijmon van der Schulenborch of diens erfgen. wederkochten de 5 mud rogge en 1 mud molt uit Robertingh van hem gekocht, en aan de zusteren te Almelo "avergewijst", als dit minder dan dan 60 Wilh. Holl. Schilden is die som aan te vullen.
Bezegeld door Herman, ook voor Berte, die geen zegel had. Op de keerzijde: "Desse brieff is doot".
50 Roedolfh van Diepholt, Elect confirmaet te Utrecht, beleent zijnen "dienre" Wijgbold van Warmeloe, om menigen trouwen dienst, met het erve Olde Vrijling, in het kerspel Wederden voor een pachtgoed, behoudende het sticht daaruit als bede en pacht 20 vlemeschen en een half beder wijn, te betalen met 6 vlemeschen en een halve Koppele, en het leen te verheergewaden met 1 fransch schild.
Stichtsche leenmannen: Jacob Borre van Aemeronghen en Hinrick Scaep.
Met het zegel des Elects.
51 Rotgher Lamberting verklaart door Mr. Gherd van Hulsen beleend te zijn met het erve en goed ten Stoüer in het kerspel Delden, buurschap bij den Broke.
Daar Lamb. geen zegel had, zegelt Johan van Welvelde voor hem.
52 Paus Eugenius meldt aan de Proost en Canunniken in Wijndesem van de orde van S. Augustinus en van de met zijn generaal Capittel verbonden kloosters dat hij het regt om twijfelachtige statuten te verklaren en te wijzigen aan het Generaal Capittel van Wijndesem geschonken heeft.
Met looden zegel aan zijden staart. Daarbij staat G. de Elten. Op de vouw: N. Cuper.
53 Mette van der Souwe, Meistersche der zusteren der huses tot Almelo geeft met goedvinden van het geheele Convent om Gods wil aan Dijrick van den Grijmberge het regt tot wederkoop voor 36 overl. R. gl. der 3 mud rogge per jaar, die zij vroeger van hem gekocht had uit het erve en goed Alinc Daelhoeff te Rijsen.
Met het geschonden Conventszegel.
54 Wolter van Zudenae verklaart voor zich en voor Lumme zijne vrouw, dat de Zusteren te Almeloe hem zijnen broeder en zusters geheele "utinghe" gedaan hebben van alle goederen, die Otte Mumme zal. in lijftucht bezat van Beerte zijne vrouw en zuster van Wolter, die het regt daarop gekocht had van zijn broeder Johan en zijne zuster.
Met Wolters zegel.
Getuigen: Hinrich van Berüorde en Johan van Marclo.
55 Hermannus Hubert priester vicarius in S. Lebuinuskerk te Deventer geeft tot een testament na zijn door aan het Zusterhuis te Almelo de 10 mud rogge per jaar, welke hij van de zusters gekocht had, opdat zij God vlijtig bidden zouden voor hem en zijn ouders en zijn memorie doen zouden.
Met Hub. 's zegel.
56 Wigbolt van Warmeloe, Rigter op Kedijngen, verklaart, dat Jacob van Rijssen en Ermgart zijn vrouw aan Heer Herman Huberts Priester verkocht hebben de gr. en sm. tienden te Wassinck in het kerspel Rijssen, buurschap Elsen.
Gerigtsluden: Roloff van Twicloe geheeten die Jeger en Wigbolt van Warmeloe Dircssoen.
Met de zegels van den Rigter en Jacob.
57 Johannes Menning geheeten van Wederden Priester verkoopt aan Meete van der Souwe, Ide Zomers, Alijt Hilbinc en de gemeene zusters bagijnen bij Almelo zijn erve en goed Zendering te Wederden, in het gerigt van Rijsen, met de grove en smalle tienden daarover, voor een vrij edel eigen, en draagt het over voor Johan van Welvelde, Ambtman in Twenthe.
Keurnoten en gerigtslieden: Ghosen van Heeck en Gherd van Welüelde.
Met de zegels van Menning en v. Welvelde.
58 Rodolphus, Bisschop van Utrecht vergunt aan het zuster-convent van den 3e regel van S. Franciscus bij Almelo, om de Kapel of het oratorium af te breken en weder op te bouwen en te vergrooten en het hoogaltaar te verplaatsen mits het zegel van dat altaar ongeschonden blijve.
Met het gebroken zegel des Bisschops en de handteek. van zijn secretaris Ger. Bijndopp. In het latijn.
59 Elijzabeth van Voerst, Jonkvrouw tot Almelo, en Johan van Almelo haar zoon verkoopen aan Johan van Droppenen en Fenne diens vrouw 5 Arnoldus Arnh. gl. per jaar uit hun "bier sijze" in de stad Almelo, ten overstaan van Maes ten Passche, Rigter aldaar.
Met de zegels der verkoopers en van den Rigter.
Keurnoten: Coenraad ten Bredenbroek en Henric ten Brincke.
60 Maes ten Pasthe (sic), Rigter der heerschap van Almelo, verklaart, dat Grete Beggers, Aernt haar echte zoon en Johan Lambertes-zone haar echte man aan Essiken Vigboldes-zone en Stijne diens vrouw verkocht hebben 4 stukken land vroeger behoorende aan zal. Begger, gelegen in de heerschap Almelo op den Grooten Essche.
Keurnoten en gerichtsluden: Johan ten Wijrike en Aernt Bertolding, Schepenen.
Met het zegel des Rigters.
Op de keerzijde staat: "Van Mette Comens lande op den eijsch".
61 Echbert Jonkheer tot Almeloe, Elijzabet van Voerst, Jonkvrouwe tot Almeloe, en Johan van Almelo hun zoon verkoopen voor een vrij edel eigen aan Mette van der Zouwen, Ministersche van het Zusterconvent bij Almelo, de gr. en sm. tienden over het erve en goed Altijnch, in het kerspel Wederden, gerigt Rijsen voor 102 overl. R. gl., ten overstaan van Wigbold van Warmolde (sic), Rigter te Rijsen.
Met de zegels der 3 verkoopers en van den Rigter, die daar v. Warmelo heet. Keurnoten en gerigtsluden: Johan van Grijmberghe, Maes van der Passche.
62 Egbert Jonker tot Almeloe, Elizabet van Vorst, Juffer tot Almeloe en Johan van Almeloe hun zoon verkoopen aan Meete van der Zouwen, Ministersche en de zusters van de derde orde bij Almelo de gr. en sm. tienden over het erve Altijnch, in het kerspel Wederden, gerigt Rijssen tot een edel vrij eigen.
Met de zegels der verkoopers.
63 Mette van der Souwe, Ministersche, Aleijt Hilbinc, Aleijt van Ghoer, Hadewich Grubben en de gemeene zusters des convents van de 3e orde bij Almelo verkoopen aan Heer Johan van Wederen Priester de gr. en sm. tienden over het erve Altinc in het kerspel Wederden, voor 102 overl. R. gl. met bepaling dat zoo hij ze weder afstaan of daarover testeren wilde, het convent daarvan "den naerre coep" hebben zoude.
Met het zegel van het convent dat van Heer Arnd van Graes, Confessor er van.
64 Wijgbolt van Warmeloe, Rigter te Rijsen, verklaart, dat Echbert en Aleijt diens vrouw, met Arnd, Lise en Ghertrud hun kinderen, aan Mense Gherdes verkocht hebben hun vrij eigen erve en goed het Kate in de buurschap Hegselo, kerspel Wederden, gerigt Rijsen, zijnde onbezwaard behalve 2 mud rogge aan Deken en Canunniken van Deventer.
Keurnoten en gerigtsluden Hijnrich Bernijnch en Hijnrich Gosens. Gegeven 1438 des dijnzedaghes na Sunte Laurentius. Dezelfde verklaart bij dezelfde acte, dat M. Gherdes, Ewese diens vrouw, Gherd, Johan en Elseke hun kinderen aan Johan Hesselijnch verkohct hebben hun vrij eigen erve en goed het Kote voornoemd bezwaard als boven.
Keurnoten en gerigtsluden: Arnd van Warmelo en Arnd Scapijnch.
Met het zegel des Rigters.
65 Reinolt van Coüerden beleent Mr. Gherd van Hulsen met het erve ten Stoüer met de gr. en sm. tienden daarover en over Braemhaer, in de buurschap Asele, kerspel Deelden, tot een Zutphensch leen.
Leenmannen des Stichts: Johan van Twicklo en Herman van Hulschen.
Met het zegel van Reinolt.
66 Johannes Mennijngh gheeten van Wederden, Vicarius te Zwolle, keurt goed dat Meete van der Zouwe, ministersche en de gemene zusters van den 3e regel van S. Franciscus bij Almelo houders zijn van den erfkoopbrief van de tienden te Tijssinch, in de buurschap Senderen, kerspel Borne.
Met Mennings zegel.
67 Egbet Wissikinch geheeten Brij, Rigter te Borne, verklaart, dat Schipper Hinrick, Jutte diens vrouw, Johan Arnd, Gheert Lubbert, Stine en Grete hunne kinderen aan Heer Johan Menijngh anders geheeten van Wederden verkocht hebben hunne tiende grof en smal over het erve en goed Tijosing in de buurschap Zenderen, kerspel en gerigt Borne, voor 110 overl. R. gl.
Bezegeld door den Rigter en door schipper H. voor zich en voor zijne vrouw en kinderen die geen zegel hadden, maar het zijne gebruikten.
68 Door Secret. G. Langenhert gewaarmerkt onvolkomen afschrift van de acte waarbij de Ministersche Mette van der Zouwe en gemeene zusteren van 't Convent aan Hijnrik van Eyschede regt van wederkoop geeft van de 6 mud rogge welke hij aan 't klooster verkocht had toen zijn dochter Alijt daarin opgenomen werd en gaande uit het erve Ave............ te Zenderen.
Op papier.
69 Johannes Mennijng geheeten van Wederden, Vicarius to Zwolle, geeft aan Meete van der Zouwen, Ministersche en Moeder der zusteren van de 3e orde te Almelo het regt tot wederkoop van de gr. en sm. tienden over Altijnch met 102 overl. R. gl.
Met het zegel van John.
70 Sweder van Oüerhagen, Rentmeester in Twenthe, ontslaat Zweder ten Stade, die in den Hof te Delden hoorde, uit allen eigendom en horige echt, waarin hij aan den Bisschop van Utrecht verbonden was en ontvangt daarin in plaats Johan geboren van Geerseling.
Huisgenoten des hofs te Delden: Wolter ter Welborch en Johan Alting.
Met het zegel van Zweder.
71 Ghosen Ouenhues, Johannes Lantsinck, Johan van Marcloe en Arnd die Scroder, Schepenen in Almelo, verklaren dat heer Johan van Wederden Priester aan het zuster-convent van de 3e orde bij Almelo om Gods wil geschonken heeft zijn huis en spijker binnen de stad, waarin nu Alijt Heetbrincs woont, die daarvan de lijftucht heeft.
Met het stadszegel.
72 Reinder Hake en Fije zijne vrouw consenteren in de toewijzing door Reijner van Coüerde, Aleff en Johan gebroeders, gedaan aan Lise hun zuster, van het erve het Velthues in het kerspel Alden(zael), buurschap Vaelte, haar mede gegeven in het zuster huis te Almelo, behoudens Hake en Fije de lijftucht.
Met de zegels van Hake en Fije (van Schoppingen).
73 Reijnolt, Aleijff en Johan van Coüorde gebroeders dragen aan Meete van der Zouwen, Ministersche der zusters te Almelo over hun vrij eigen "doerslachtich" erve en goed ten Velthues in de buurschap Valete, kerspel en gerigt Aldensale, omdat zij het aan hunne zuster Lijse uit den ouderlijken boedel toegedeeld hadden, behoudens de lijftucht daarvan aan Reijnolt Hake en Fije diens vrouw.
Getuigen: Bertoldus, Prior des klooster van Marienwolde in den Vrendeswede, Heer Egbert Hubertes, heer Johan van Goer, Heer Hinrich kerkheer te Ulsen en Hinrich de Sasse.
Met de zegels der 3 broeders.
74 Mette van der Zouwe, Ministersche en de gemeene zusters van den 3en regel van S. Franciscus bij Almelo, verklaren dat Reijnolt, Aleiff en Johan van Coüorden gebroeders met hunne zuster Lise, die het klooster verzorgen zal, daaraan overgedragen hebben het erve en goed ten Velthues, in het kerspel en gerigt Aldensale, buurschap Vaelte, dat zij gebroeders vroeger aan Reijnold Hake en Fie diens vrouw tot lijftuchts regt bezegeld hadden, en dat het klooster deze lijftucht eerbiedigen zal.
Met het convents-zegel en dat van Bertold, Prior van het klooster in den Vrendeswede (Frenswegen) bij Northorne "onses visilierre; dat van het Prioraat is geschonden.
75 Hinrich en Wijlhelm van Marclo geheeten Vrijgreve gebroeders met Kunne hunne zuster dragen met goedvinden hunner moeder Grete, aan het zuster-convent bij Almelo, waarin hunne zuster Almele opgenomen is, over als vaderlijk erfdeel van deze, eenen kamp in de heerschap Almeloe, ten westen naast een kamp geheeten de Holtherp, en ten oosten naast een kamp die in de vicarie op 't Veene behoort en ten noorden schietende aan den weg welke kamp een vrijgoed is, waaruit niets gaat als 6 pachtgrooten per jaar aan de heerschap Almelo.
Met de zegels der 2 broeders.
76 Henricus Walteri, klerk der Utr. diocese en openbaar keizerlijk notaris, maakt acte op, waarbij Willem Kencamp, Kanunnik, Cureet der kerken van S. Lebuinus en S. Maria te Deventer, Heer Johannes de Rode en Gerard Kippe Priesters Capellaans in S. Maria, en Evese bloedverwant en huisgenoot (famula) van zal. Heer Herman Huberts, Vicaris in S. Lebuinus, executeurs van Heer Herman's testament de gr. en sm. tienden over het erve Wassing, in het kerspel Rijsen, buurschap Elsen, afgestaan hebben aan broeder Henrick Borcharding, ten behoeve van het Convent in Vrenswede bij Noerthoern.
Gedaan te Deventer. Tegenwoordig: Heer Herman Fabri, Kanunnik der Collegiaalkerk van S. Maria te Santbonelen in de Keulsche diocese, en Engelbert van Hoüele klerk (?) der Munstersche diocese.
Met het teeken van den Notaris voorzien. In het latijn.
77 Arnd van Berüorde en Fenne v. B. zijne moeder verkoopen aan Meete van (der) Zouwen, Ministersche en de gemeene zusters van den 3en regel to Almelo de gr. en sm. tienden over het erve en goed Bernerijnch in het kerspel en gerigt Oetmersen, buurschap Albergen, waarvan de "grave beschedene" tiende 2 molt rogge en 1 molt gerst is, voor een edel vrij eigen, waarvan de overdragt geschied is voor Wessel Peperlake, Rigter te Oetmerssen.
Met de zegels van Arnd, ook voor Fenne, en van den Rigter.
Keurnoten en Gerigtsluden: Arnd opt Loe en Johan ten Hamme.
78 Roedolph, Bisschop te Utrecht, scheldt aan zijn dienaar Aernt van Berüoirden alle leenverband kwijt over het erve Bernierinck te Albergen, in het kerspel Oetmersem, en krijgt daarvoor in plaats als leen de tienden over 't Holthuus in hetzelfde kerspel, waarmede hij Aernt beleent.
Leenmannen: Heer Frederick Vten Hamme, Ridder, Beernt die Rode van Hekeren en Johan Wontman.
Met het zegel des Bisschops.
79 Rodolph van Beürüoerde, Drost in Twenthe, verklaart dat Heer Johan van Wederden, Priester en Vicarius to Zwolle, aan Mette van der Souwe, Ministersche en het gemeene Zuster-convent bij Almelo verkocht heeft het erve Zendering met de gr. en sm. tienden daarover te Wederden, en het erve en goed Udinch te Enther in het kerspel Rijsene, als edel eigen onbekommerde goederen.
Keurnoten: Sweder Boningerhoff en Arnd die Jegher.
Met zeer geschonden zegel van den Drost.
80 Menso Kote klerk der Utr. diocese en openbaar keizerl. notaris maakt ten verzoeke van Arnold van Graes, Biechtvader van de zusters bij Almelo, acte, op waarbij Ghertrud van Raholte, Aleid van Langhe, Zwene ten Lasschenhaüe en Gebbe Wulferijnch, verklaren regulieren van S. Franciscus-orde te zijn door in bijzijn van Heer Albert Greet bestuurder van het Fraterhuis bij Vollenhoe van dezelfde orde, zekere geformuleerde belofte af te leggen en dat vervolgens Elizabet Grubben, Ghertrud Ludenborn, Ghebbe Spaerverijnch, Ghertrud van Lindele, Hawich van Zouwe, Gertud van Linge, Gertrud Tijehues, Sophia Haüerkamp, Margareta van Delden, Berte Engelbertinch, Jutte van Hulsen, Margareta Graes, Aleit Wilmijnch, Loeke van Zunderen, Margareta ter Berket, Wijnne Haüerkamp, Wibbe van Essen, Gertrud Wulferijnch, Lijse Brummers, Aleijd van Wederden, Aletijt van Graes, Margareta Zomers, Margareta Vrijdages, Ghertrud Wilmijnch, Lubeken Rumeigers, Mechteld ter Kemenade, Amele Vrigreve en Ghertrud Vrijlinch alias Silinio (?) op verschillende tijden zusters aldaar geworden, maar tijdens de visitatie alle genoemde belofte aangenomen hebben in tegenwoordigheid ook van Thomas van Gutterswijch, Bestuurder van het Zusterhuis bij Vollenhoe van datzelfde orde.
Gedaan in de kapel van het zusterhuis bij Almelo.
Getuigen: Heer Leijfard Kluppel, leek der Plechelmuskerk te Oldenzaal en Johan van Goer, Vicarius in de kerspelkerk te Almelo Priester.
81 Johan van Almelo, en Elizabeth van Voirst vrouw te Almelo verkoopen aan Johan Hesseling den schoemaker en Fenne diens vrouw een stuk land van den Roenhoeve geheeten het Baeckenstrecke op den essche te Almelo op de westerzijde "an Pouling Backenbreede ghelike upghanghe to beijde enden", waarvan overdragt geschiedt voor Maes van den Paessche, Rigter te Almelo.
Met de zegels van Johan, Elizabeth en den Rigter, het 1e vooral vrij wat geschonden.
81a Op de keerzijde staat, dat Johan Scoemaker Wernerson met zijn zal. broeder Derrijck op S. Valentijnsdag 1528 dit land verkochten aan den Pater Henricus van Utrecht en Swene Jegers Ministersche des Convents van Almeloe. Getuigen: Johan en Henrick Bollick gebroeders. Geteekend door Johan Sch. en zijne broeders Herman en Willem.
82 Wijnold Wilminch, Rigter te Delden, die het erve en goed Altinch te Wederden gekocht had van Heer Johan van Wederden Priester, en voor een stichtsch leen ontvangen had van onzen Heer van Utrecht, verklaart, dat dit "in gheloüen" geschied is en hij daarvoor geen geld of iets anders betaald heeft, maar dat dit geschied is ten beste der zusters bij Almelo, daar Heer Johans erfgenaam Ide Zomers ook zuster in dat convent is. Hij verklaart mitsdien geen regt op Altinch te hebben en het te zullen overdragen aan het convent, zoodra dit verlangd wordt:
Met de zegels van W.W. en diens vader Bernd W. Op de keerzijde: "Desse breijff is doet dat erüe ys verkofft".
83 Reijnolt van Coürde, Belije zijn vrouw Roleff en Wolter hun kinderen verkoopen aan Meete van der Zouwen Ministersche en de gemeene zusters van den 3en regel van S. Franciscus bij Almelo de gr. en sm. tienden over de erven en goederen Oedelinch, Egbertijnch, Vockijnch en Loenhues in de buurschap Oedele, kerspel en gerigt Delden voor een vrij eigen onbekommerd goed, waarvan de overdragt geschiedt voor Wijnold Wijlmijnch, Rigter te Delden.
Bezegeld door Reijnold ook voor vrouw en kinderen keurnoten en gerigtsluden, Bruen van Laer en Atabert de Brouwer geheeten de Wijtte.
84 Reijnolt van Coüorde, Belije zijn vrouw, Roleff en Wolter hunne kinderen, die blijkens erfkoopbrief aan Meete van der Zouwen en de gemeene zusters van het convent bij Almelo verkocht hadden de gr. en sm. tienden over Oedelijncg, Egbertijncg, Vockijnch en Loehues, in de buurschap Oedele, kerspel en gerigt Delden, voor een edel vrij eigen onbekommerd goed, waarborgen de koopsters tegen alle schade daarin te ondervinden.
Bezegeld door Reijnolt en Belije, ook namens hun kinderen die geen zegel hadden. Dat van R. is verdwenen.
85 Jacobus Hijlbijnch, kerkheer te Borne, verklaart aan Meete van der Zouwe en het zuster-convent bij Almelo overgegeven te hebben den erfkoopbrief van het erve en goed ten Heetbrijnke bij Knuüeshues.
Met Jac.'s gebroken zegel.
86 Arnt van Berüorde beleent Willem van Markelo geheeten Vrijgreve met: het erve Hinrekinc te Albergen, den Zuthoff, het Luttike Hargele, den Scharpenhoff, alle in het kerspel Delden, de tienden over Wolerkinc in het kerspel Rijsen en een stuk land van 3 mudden in de heerschap Almelo bij des Weligen land, alle tot een stichtsleen van Utrecht; en 2 1/2 mud rogge uit het Grotenhues te Tubbergen kerspel Oetmersem tot beschapen tiende als leen voor een mangoed.
Getuigen: Dijze van Schulenborch en Hinric Schaep.
Met het zegel van Arnt in spijt gewonden.
87 Wijnolt Wijlmijnch, Rigter te Delden, verklaart, dat Engelbert Lubbertijnch, Gheze diens vrouw, Lubbert en Rotgher hun kinderen, aan het Zusterconvent bij Almelo verkocht hebben het regt om zes jaar lang op hunne waar in Drijner of Wolder-marken "dat akeren (te) bedrijüen ende den brant bruken wan daer akeren is ende de buer in bernet".
Keurnoten: Bernd Wijlmijnch en Hermen ter Brugghen.
Met geschonden zegel van den Rigter.
88 Egbert Ludensoen, Schulte op Almelervene, verklaart, dat Herman ten Broechuijs en Heijle diens vrouw aan den Prior en het gemeene convent van het Regulierenklooser te Alberghen verkocht hebben 6 schepel winterrogge Almeler maat per jaar uit het land en de geheele weer, waarop zij nu woonden.
Keurnoten en gerigtslieden: Hinric Pauwels en Wolter ten Tije.
Met het zegel des Schulten.
Op de keerzijde: "De VI scep. siliginis in veno ex medio manso terre dicto Broechuijs sito inter terram Vicarie et terram Johannis Hinrici". En ook: "Desse brieff hebben wij ingheloest".
89 Arnd van Hulsen, die met zijn zuster Jutte uit den ouderlijke nalatenschap georven had de hofstede geheeten de Borch met in een stuk land geheeten de Kokenberch met de maat, gelegen in het kerspel Borne, buurschap Zenderen, waarvan aan zijne zuster en aan het Zusterconvent bij Almelo waarin deze "professe zuster" is, het grootste deel aangewezen is, verkoopt met Ghesse zijn vrouw en Goedert zijn zoon aan Meete van der Zouwen, Ministersche, Jutte van Hulsen en de gemeene zusters van dat convent, zijn aandeel in genoemde goederen.Getuigen: Heer Johan van Wederden en Mr. Gheerd van Hulsen.
90 Johannes van Wederden Priester en Vicarius der kerk to Zwolle, geeft aan de zusters van den 3en regel van S. Franciscus bij Almelo de tienden over Altinck te Wederden, die hij vroeger van haar gekocht had, om daarvan zijn jaartijd te vieren, zullende daaruit zooveel krijgen dat 4, 5 of 6 een quarte wijns krijgen en elk 1 weggen, of iets anders waarmede zij hem gedenken.
Met het zegel van Joh.
91 Roloff van Hoüele, Rigter te Enschede, verklaart dat de "Meijstersche" met de conventsjuffers van het zusterhuis to Almelo met heer Arnd van Graes haren biechtvader, aan Bernd Rosijnck en Eüese diens vrouw verkocht heeft het vrij eigen erve en goed te Rosijnck, in de buurschap Ussele, kerspel en gerigt Enschede.
Keurnoten en gerigtsluden: Dijrick Meijerinck en Egbert Bergherijnck.
Met het zegel des rigters en dat van het convent.
92 Hermen Grubbe en Bernt ter Kemenade, beleende mannen van het sticht in Utrecht, verklaren, dat Arnd de Beggher aan Gherberghe Wernijnch en het zuster convent bij Almelo overgedragen heeft alle aanspraken, welke hij had op de nalatenschap van Johan van Wederden en met name op het erve Altijnch te Wederden.
Getuigen: de Priors Hupertus van de Regulieren te Marienwolde bij Northoerne en Reijnerus van de Reg. te Albergen: Heer Johan van Goer en heer Evert Molners, vicarii te Almelo.
Met de zegels der 2 leenmannen.
93 Johan van Ghelren verklaart, dat zijn geschil met de zusters bij Almelo over het testament van zijn neef Heer Johan van Wederden en van wege zal. Roleff Zomer, zoo geëindigd is, dat zij gegeven hebben wat hem en zijnen broeder Johan Kennewech, waarvan hij volmagt had, toekwam; en dat voorts de zusters om Gods wil hem eene plaats in haar Convent gegeven hebben voor zijne nicht Meete of voor eene der dochters van zijne broeders Johan Kennewech en Mathias, wanneer de Prior van Alberghen en Jonker Sweder Heer to Almelo dit goeddunkt.
Met het zegel van v. G.
94 Mathias van Gelren verklaart van de handgetrouwen zijns zal. neefs Heer Johan van Wederden ontvangen te hebben, wat deze hem bij testament gemaakt had en geen verder aanspraak op die nalatenschap te hebben. Voorts dat voor hem en goede mannen Loeke Boenetters en Loeke van Tuberghen dergelijke verklaring gedaan hebben ten aanzien der nalatenschap van hunnen neef.
Goede mannen: Herman Schulte en Gert Egbertssone.
Door Matthias ook namens de beide Loekes bezegeld.
95 Roloff van Beüerüoerde geeft aan Gherberghe Wernijnck, Moeder van het Zusterklooster bij Almelo, het onverjaard regt van loze en wederkoop aan het erve en goed Vdijnch in de buurschap Enter, kerspel en gerigte Rijssen, met 171 1/2 g. R. gl.
Met geschonden zegel van Roloff.
96 Roleff van Beüerüoerde geeft om Gods wil aan Gherbergh Wernijnck, Moeder der gemeene zusters des Convents van den 3en orde van S. Franciscus bij Almelo het regt van wederkoop van het erve en goed Zenderinck, in het kerspel Wederden, in den Loe en in het gerigt Rijsen, dat hij van haar gekocht had, tegen 200 g. R. gl.
Met het zegel van Roleff.
97 Heer Willem Buckhorst Ridder, Ambtman van Twenthe, verklaart, dat Herman van Peijsie en Aleijd van Harderwijc zijne vrouw, het erve en goed dat grote Hulscher en die Cosstede, beide in de buurschap Zenderen, kerspel Borne, en het erve en goed Haedekinck in de buurschap Elsen, kerspel Rijsen, verkocht hebben aan Gerd van Wellevelde, Otte van Bellinchoüe, van Hulscer en Clawes van Oüerhage.
Keurnoten en gerigtsluden: Wijnolt Wilming en Herman Tenckink.
98 Ghert van Welvelde, Clawes van Aüerhagen, Otto van Bellinghaüe en Hermen van Hulscher schenken aan Johan Stijcken den olden de erven en goederen te Hulscher en Coestede, beide in het kerspel Borne, buurschap Senderen, gelijk Hermen van Pesije en diens vrouw hun die gemaakt hadden en van zich te kwijten van de hun gedane belofte.
Met de zegels der vier schenkers.
99 Jacob van Tije, Rigter op Kedinghen, verklaart, dat Lumme van Zudenae, Grete (en) Hinrick haar echte dochters, Wolter Belleman, echte zoon van Hinrick voornoemd met Cope van Laghe als gekozen momber, en Steven van Grijmberge met Jutte zijne vrouw aan Lambert loe Lochter verkocht hebben 6 mud winterrogge per jaar Zwolsche maat uit hun erve en goed de Scharpehoff in het gerigt Rijssen, buurschap Nutthar, kommervrij binnen Rijssen te leveren.
Keurnoten: Lubbert ten Haghe en Cope ten Hoüe.
Met het zegel der Rigters.
100 Arnt van Beuerüoerde verklaart een stuk land in de heerschap Almelo ten westen naast een kamp geheeten de Holthoep, ten oosten naast een kamp die in de vicarie op 't Vene hoort, en ten noorden aan den weg schietende dat Johan die Vrighreüe en na dezen diens zoon Henric van hem als een stichtsch leen had, te vrijen, omdat Henric, Willem en Kunne, kinderen van wijlen Johan d. V. dit gegeven hadden aan hunne zuster Amele en aan de zusters des Bagijnenhuis te Almelo.
Met geschonden zegel van Arnt.
101 Johan Moleman en Fenne zijn vrouw dragen aan Robert ten Broke en Griete diens vrouw den brief over waarbij hun Johan van Langhen verkocht had een gaarden over het water achter het huis, dat hun plagt te behooren, tusschen den gaarden der kerk en Timpen.
Bezegeld door Johan Rensinck, Rigter te Almelo, daar Moleman geen zegel had.
102 Henrick Ludens, Schulte op Almelerveen, verklaart, dat Werense Claweses en Aleijd diens vrouw aan Frederic Clawes en Aleijd zijne vrouw verkocht hebben 2 mud winterrogge per jaar uit hun land en erve geheeten de 12 akkers gelegen tusschen Henric Hermens land ten oosten en Eegberth Rosmans land ten westen.
Keurnoten en gerigtsluden: Clawes Jacobs en Johan Clawes.
Met het zegel des Schulten.
Annex een charter van 1493.
103 Wernerus Helmijges, klerk der Utr. diocese en openbaar keizerlijk Notaris, verklaart, dat Heer Johan van Goer, Vicarius perpetuus der kerk te Almelo zijn testament gemaakt en daarbij geschonken heeft aan (het Zusterhuis bij Almelo ?) met bekrachtiging van alle door hem vroeger gedane schenkingen zijn woonhuis, den Koppelenkamp en een weide geheeten Plagenmaet en gelegen in den Hundebrincke, en tot executeurs benoemt Wessel Buderrik, Biechtvader van het Zusterhuis, en Leffard Kluppel, canunnik der S. Plechelmiskerk te Oldenzaal, Rudolf van Bervorde, Rentmeester van Twenthe, de Mater in het Zusterhuis en Albert van Goer zijne zuster.
Getuigen: Egbert Rosing en Johan ten Vogelsanghe.
Met het teeken van den Notaris. In het latijn.
104 B., S. en R. der stad Oldenzael verklaren, dat Arent van Wijck geheeten die Schere en Grete diens vrouw, met Lambert Spruten als momber elkander bij testament vermaakt hebben het huis, den garden, de schuur en geheele weer, gelegen achter den toren bij het kerkhof aldaar, waarin zij nu wonen, met hun garden buiten de Steenpoort op den stad graven, tusschen Johan Schapers en Schenkebiers garden, en alle roerende goederen, "reschope ende cleijnhouden" zich daarin bevindende.
Met het ingezegel der stad en (zooals in de acte staat) dat van v. Wijck. Of dit er ooit aanhing is te betwijfelen.
105 Arnt van Beüerüoerde, Drost en Ambtman van Twente, verklaart, dat Gheert van Wortreden en Kunne zijn vrouw voor zich en voor Reijnalt, Willem, Johan, Bruijn en hunne andere kinderen, aan Gherbrech Werninck, Ministersche en de gemeene zusters van den 3en regel van S. Franciscus bij Almelo verkocht hebben hun erve en goed den Zijthoff geheeten het groote Herghelo, en der Scarpenhoff, alle in het kerspel en gerigt Delden bij de Wederdersteeg, voor een edel "doerslachtich" goed en onbekommerd behalve 2 1/2 schepel rogge en 12 lavenschen aan Mijn Gen. Heer van Utrecht, jaarlijks te betalen in den hof te Delden, en de tiende uit een deel van het land.
Keurnoten: Henric van Berüorden en Gheert den Reigher.
Met de zegels van den Drost v. Wortreden.
106 Arnt van Beüerden, Drost en Ambtman van Twente, verklaart ten behoeve van Kunne zal. Johannes des Vrighreeüen dochter, zijne nicht en Gheert ten Wortreden, uit den leenband te ontslaan het Groote Herghelo, den Zuthoff, den Scarpenhoff, alle in het kerspel en gerigt Delden, bij de Wederder, een stuk land in de heerschap Almelo bij "des Vellighen boem."
Getuigen: Henric van Beüerden en Gheert die Reijgher.
Met het zegel van Arnt.
107 Derck van der Schulenborch en Hinrich Schaep erfgenamen van Helendoern, Bernt Rotghers en Johan to Hulscher, "Raetlude" der kerk aldaar, verkoopen voor een vrij edel eigen aan Gherbrich Wernijnck Ministersche en de gemeene zusters bij Almelo de tienden, welke de kerk had over Ahues eijsch en een deel des lands achter op den esch, bepaald door 4 eiken telgen, gemerkt met een "hanen voet."
Met de zegels der 2 erfg. en dat van Rotghers, daar t.H. er geen had.
Blijkens de keerzijde was de prijs 48 gl.
108 Arnd de Yegher verklaart in bijzijn van Heer Johan Becker, Priester en Regulier des kloosters te Esinghen, en van Henrik Becker, broeders van zal. Hadewijgh zijnen huisvrouw, als naaste bloedverwanten zijner 3 kinderen Johan, Zwene en Alijt, draagt aan die kinderen als moederlijke erfenis over 2 waren "to bich ende to brande" in de buurschap van de Lutte en 1 kolkwaer; het erve en goed Rickmardingk te Nortdornijnghen; 12 mud roggerente uit Wijfordingk te Hardinghen in het kerspel Ulzen; en elk 1 bed van 3 stukken, 1 "poel", 1 oorkussen, 2 lakens en 1 deken; terwijl hij momber over de kinderen bleef.
Met het zegel van Arnd.
109 Ghert die Ruter, Rigter in het kerspel Borne, verklaart, dat Johan ten Bussche en Mechteld diens vrouw aan Gherbrich Werninck, Ministersche en de gemeene zusters van het convent bij Almelo verkocht hebben 12 mud winterrogge Almeler maat bij jaar uit hun erve en goed de Elhorst in het kerspel en gerigt Borne.
Keurnoten: Johan toe Wirick en Johan ten Stockeler.
Met de zegels van den Rigter en van ten Bussche, dat ook Mechteld gebruikte.
110 Ghert van Wortreüen en Kunne zijne vrouw verklaren dat Pater en Zusteren van het Bagijnenhuis te Almelo hun de 40 g. R. gl. betaald hebben, welke hun toekwamen na doode van zuster Amele des Vrigreven, krachtens teruggegeven brief.
Door Ghert (ook voor Kunne) bezegeld in bijzijn van Evert Moller, Vicaris te Almelo en van Johan ten Bus van Rijsen.
111 Sweder heer tot Voerst en Keppel beleent Gertruijt wed. van Mr. Geert van Hulsen met de gr. en sm. tienden over het erve en goed dat Broijl, in het kerspel Boerne, ten Zutphenschen regte, te verheergewaden met 1 pond; voor haar doet Henrick van Velthus hulde en eed.
Stichts leenmannen bij gebreke van eigen: Alfer van Irte en Johan Lambertssoen.
Met bijna gaaf zegel van Sweder.
112 Roeloff van Coeverden beleent Gheertruijd van Hulsen, onder hulderschap van haren man Henrick Velthues, met het erve ten Stoever, met de gr. en sm. tienden daarover en over de Braemhaer, in de buurschap Asele, kerspel Delden, ten Zutphenschen regte evenaals vroeger haar zal. vader Mr. Ghert van Hulsen.
Leenmannen van het Utr. sticht bij gebreke van eigen: Reijnalt van den Cloester en Johan Lambertsoen.
Met het zegel des leenheers. Boven de acte staat: Meister Godert Velthues.
113 Berend Grubbe, Schulte op Almelervene, verklaart, dat deJonge Johan en Mette zijn vrouw aan Egbert Luedenzoen en Grete diens vrouw verkocht hebben 2 mud rogge Almeler maat per jaar uit het land geheeten de Acht akkeren, gelegen "up en dale to vene ende to velde" tusschen Johan Hermens land en Egbert Johan Pouwels land.
Keurnoten en gerigtsluden: Egbert Johan Pouwels en Hermen Johan Pouwels.
Met het zegel van den Schulte.
Annex een charter van 11 Febr. 1492.
114 Henrick van IJrtte beleent Hillebrant Slachecke met de "giftinghe" hem ter lijftucht gedaan door Griete zijne vrouw, zijnde 4 morgen lands in Mastebroick in Wijndessemer slage op de Nieuwe Wetering, evenals vroeger bij een leenbrief bezegeld door zal. Johan van IJrtte Henrik's vader.
Beleende mannen der Proostdij van Deventer: Willem Krijt en Egbert Strubbe.
Met het zegel van v. IJ.
115 Zweder Heer toe Voerst en toe Keppel verklaart van Heer Wessel van Aelüerick, Biechtvader der zusters en van het gemene convent bij Almeloe ontvangen te hebben alle goed en rente, die hij gegeven had aan zijne dochter Katherine, en belooft het convent deswegens schadeloos te houden.
Het zegel van Zweder is er afgesneden.
116 Egbert Ludensz. Schulte op Almelervene, verklaart, dat Heer Johan toe Wirike, vicarius der kerk aldaar en Ludeken Pouwels met Fenne diens vrouw aan Gherbregh Werninck Ministersche en de gemeene zusters van het convent bij Almelo verkocht hebben 12 "vrij acker gheer landes", waaruit allen gaan, 2 vierdel boter op het Huis Almelo te betalen, gelegen tusschen het vicarien-land en Rutgher Scoemakers land en met het eene einde schietende aan de Vrijsen A. en met het andere aan den onderweg; voorts dat Rutgher Scoemaker en Fenne diens vrouw aan het zuster-convent verkocht hebben het erfelijk regt om 2 of 3 maal per week gebruik te maken van een weg door hun land naar de 12 akkers.
Keurnoten en gerigtsluden: Harmen Jacobs en Rodolf Engelberts.
Met het zegel des Schulten.
0187.1 Klooster St. Catharina te Almelo
Inventaris
Regestenlijst
116
Egbert Ludensz. Schulte op Almelervene, verklaart, dat Heer Johan toe Wirike, vicarius der kerk aldaar en Ludeken Pouwels met Fenne diens vrouw aan Gherbregh Werninck Ministersche en de gemeene zusters van het convent bij Almelo verkocht hebben 12 "vrij acker gheer landes", waaruit allen gaan, 2 vierdel boter op het Huis Almelo te betalen, gelegen tusschen het vicarien-land en Rutgher Scoemakers land en met het eene einde schietende aan de Vrijsen A. en met het andere aan den onderweg; voorts dat Rutgher Scoemaker en Fenne diens vrouw aan het zuster-convent verkocht hebben het erfelijk regt om 2 of 3 maal per week gebruik te maken van een weg door hun land naar de 12 akkers.
Keurnoten en gerigtsluden: Harmen Jacobs en Rodolf Engelberts.
Met het zegel des Schulten.
Datering:
1474 op Sunte Ghertruden dach der heligher Jonfrouwen (17 Maart)
Organisatie: Collectie Overijssel locatie Zwolle
laatste wijziging 09-03-2016
117 Arnd die Jegher, Rigter te Oldenzael, verklaart, dat Henrich van Berüorde en Gherberghe Wernijnck, Ministersche en de gemeene zusteren des convents te Almelo verkocht heeft de gr. en sm. tienden over het erve en goed het Velthues in de buurschap Valt, gerigt Oldenzael; viel daarin schade zoo zouden zij 5 mud winterrogge mogen in manen uit zijn erve Vphues, in de buurschap de Lutte, totdat zij de 60 g. r. Gl. teruggekregen zouden hebben.
Keurnoten des gerigts: Werner Helmiges en Frederick Brand.
Met de zegels van den Rigter en den verkooper.
118 Gemeene Provisoren en Raadslieden der kerk te Delden verkoopen met consent der gemeene erfgenamen en buren der marke van Delden, aan Heer Wessel van Buderick, Biechtvader der zusters bij Almelo en het convent eene horst of stuk markegrond geheeten de Merdam, in het kerspel en gerigt van Delden, buurschap Wederden, achter Zijthaüermede, met de eene zijde, en met de andere aan Stockentreüerlant bijlangs den mars heen, zullende de kooppenningen aan misboeken, kelken en ander "tzijerheit" der kerk besteed worden; worden zij in het bezit van dat land gestoord doordien de gemeene erfgenamen het ten behoeve der marke intreden, of door andere reden, zoo zullen Provisoren hun 48 g: R. gl. teruggeven.
Tegenwoordig: Johan Twickelo, Heer Henrick Stipper, vicecureit van Delden, Johan die Meijger van Wedehoen, en an deze erfgenamen en buren.
Met het zegel der kerk, s. Blasius voorstellende.
Op de keerzijde: "Van den merdam bij den Scarpenhaüe."
119 Provisoren en Raadluden der kerk te Delden, verklaren, dat bij hen en bij de gemeene erfgenamen en buren der marke van Delden kwam Heer Wessel van Buderick, Biechtvader van het Zuster-convent bij Almelo, om aanspraak te maken op een stuk land geheeten Meerdam, gelegen in het kerspel en de marke Delden, in de buurschap Wedehoen, krachtens een bezegelden brief van 1315, waarbij Gwijde, Bisschop van Utrecht bezegelde, dat genoemd land behoorde tot het erve en goed het Grote Hargeloe, dat tijnst in den Hof te Delden, terwijl hij bewees, dat de tins tot op heden door het convent betaald was; om all twist te voorkomen verkoopen de Provisoren ook op last der erfenen en buren van de marke aan het convent dat land, dat lange jaren woest en onbebouwd gelegen had, en ligt achter der Zijthaüerlande en tusschen den Zijthaüer meeden en den Stockelreüerlande, voor eene som geld, die tot timmering en "tsijrheid" der kerk besteed is, mogt het convdent in het bezit gestoord worden, zoo zullen zij nog 40 gr. R. gl. terug krijgen van de kerk.
Getuigen: Johan van Twicklo, Heer Henrich Stijpper Priester.
120 Deken en Capittelsheeren van S. Plechelmikerk te Oldenzael geven aan de zusters van de derde orde van S. Franciscus bij Almelo in erfpacht den tienden, welke zij hadden van den Merdam, gelegen bij hun erve het Harghelo, dat "onboüachtich" tot dus ver geweest is, in het kerspel Delden, tegen betaling van 1 pond was op allen Palmens, maar werd dat land neit "boüachtich" of konde het Kapittel de tienden aan de zusters niet "staen ende waren als vor nijebrackt." Zoo zouden de zusters niets behoeven te geven.
Met geschonden Capittels "in gesegel".
121 Gheert die Rutter, Rigter in het kerspel Borne, verklaart, dat Willem Geelcamp en Hadewich diens vrouw aan het Zusterconvent bij Almelo verkocht hebben al hun regten op het erve en goed Dreijgerinch in het kerspel en gerigt Borne bij het Broek.
Keurnoten en gerigtsluden: Henrich ter Horst en Egbert ten Scuerkaten.
Met het zegel des Rigters.
122 Harmen Jacops, Schulte van Almelo vene verklaart dat Harmen Johan Pouwelsz en Griete diens vrouw aan Gherd Egbertsoen verkocht hebben 2 mud winterrogge Almeler maat per jaar uit hunne halve hoeve lands op Almelerveen vroeger van zal. Egbert Harmensz.
Keurnoten en gerigtsluden: Bernt Grubben en Johan Egbertsz.
Met het zegel des Schulten.
123 Harmen Clopman, Rigter te Helend(o)ren, verklaart, dat Johan van Twickeke (sic), en juffer Adriana van Ruttenberghe ehelieden aan Gherbrach Werninck, Ministersche der zusteren van de derde orde van S. Franciscus bij Almelo en aan de gemeene zusters aldaar verkocht hebben hun vrij edel eigen onbekommerd goed geheeten het Ahues in het kerspel en gerigt van Helend(o)ren, buurschap Noeschele, behoudens aan de kerk van Hellendoorn de tiende over een stuk land.
Keurnoten en gerigtsluden: Bernt Willeminck en Arnt die Reijger.
Met het zegel van den Rigter en dat van J. v. Twickele.
124 Gheert die Rutter, Rigter in het kerspel Borne, verklaart dat Johan Stick en Lutghard zijn vrouw aan Gherbregh Werninck Ministersche en de gemeene zusters van het convent bij Almelo verkocht hebben hun vrij edel "doerslachtich" eigen erve de Costede met een volle waar in de marke (van Senderen ?), en alle luden die er op wonen, in het kerspel Borne, buurschap Senderen.
Keurnoten en gerigtsluden: Gheert Winkens, Johan Vrise.
Met de zegels van de Rutter en Stick.
124-1 Gheert die Rutter, Rigter in Borne, verklaart, dat Juffer Alijt van Bellinchaüe, wed. van Otto v. R. en Aleit hun dochter beide met den zoon en broeder Otto als momber, afstand gedaan hebben van de 7 scheppel rogge per jaar, welke zij hadden uit het erve de Costede , waarvoor zij in de plaats kregen gelijke rente hun bezegeld door Johan Sticke uit het Groote Hulscher.
Keurnoten: Gheert Winkens en Johan de Vriese.
Met zegel des Rigters.
125 Johan van Eeschede, verklaart, dat zijne dochter Aleijt v. E. met zijne toestemming gegaan is in het Zusterklooster te Almelo en bepaalt, dat zij levenslang jaarlijks beuren zal 3 mud winterrogge Almelermaat uit de tienden ter Vucht.
Met het zegel van Johan.
125-1 Johan van Eesche verkoopt aan de "susteren van der darde regulea sancti francisca up Almelo" een erve en goed geheten Overink gelegen in de kerspel Born in de mark Senderen.
Met zegel v. Johan.
126 Frederick Sticke belooft Gherbrich Wernijnch Ministersche en de gemeene zusters bij Almeloe het erve en goed de Cotstede met eene waar in de marke Zenderen met zijn eigen luden en toebehooren, door haar gekocht van zijn broeder Johan St. als een vrij edel eigen onbekommerd goed te zullen waarborgen.
Met het zegel van Fr.
127 Gheert van Weleüelde ontslaat Lambert, echten zoon van Fenne ten Alevijnckhove, geboren van den Alervijnckhove, ten behoeven van Johan Sticke, uit alle horigheid waarvoor Sticke weder Lubbert Ghebbensoen geboren van den Grooten Hulscher te Senderen in de plaats geeft.
Met het onduidelijk zegel van v. W.
128 Gheert die Rutter, Rigter in Borne, verklaart, dat Juffer Aleijt van Bellinchaüe, wed. van Otte v. B. en Aleit hunne dochter, beide met den zoon en broeder Otte v. B. als momber, van de 7 schepel rogge per jaar, welke zij hadden uit het erve de Costede, in het kerspel en gerigt van Borne, buurschap Senderen, afstand gedaan hebben, waarvoor zij in plaats kregen gelijke rente, hun bezegeld door Johan Sticke uit het Groot Hulscher in dezelfde buurschap.
Keurnoten: Gheert Winkens en Johan de Vriese.
Met het zegel des Rigters.
128-1 Herman Clopman, Rigter in het kerspel Helendoren, verklaart dat Heer Henrick (sic) van Roeholt, Prior en Rector der geestelijke juffers te Dijepenvene, Heer Wessel van Buederick, Pater der zusteren bij Almelo, Broeder Egbert van Osterwolt Convers to Wijndesijm, Dirck van Raden, Ambtman van Juffer Agnes van Gramsberghe en van der Eese, Wolter Albertsz. Stam "van Swarinen arfenen der march van Noessele", ook als gemagtigden der overige arfenen, van Gherbrich Werninck: Ministersche en de gemeene zusters van de 3e orde van S. Franciscus bij Almelo, verkocht hebben aan het heetveld gelegen tusschen Ahuser essche en "Nottcamp mijtter heghe," en geteekend voor 2 eikenboomen met een S. Andrieskruis, en uitgegraven langs Ahuserland, met het daarop staande hout, voor eene som geld, die de marke gebruiken zal "soe verne als sije rechten bijnamen oeren schaden daermede toe betalen der sije hadden teghen Otten van Rutenberch;" nog werd bepaald, dat wie dat land gebruikt mede zal zijn "ghewart tot water tot weijde tot heijde tot alder slachter nott."
Keurnoten: Mr Dirck Scaep en Gheert Doerninck.
Door den Rigter bezegeld.
128-2 Afschrift op papier gevolgd door de acte beneden vermeld van S. Pauls en Peter avend 1486 is hier bijgevoegd.
128-3 Ongezegeld concept op perkament van de vorige acte, waarin het land wordt gezegd te liggen "in den Nortcamp tusschen Ahuserlant oestwert up gaende an die heghe ende westwart geteikent mijt ener sunte Andreas cruys an enen eijkenen boem bakende bijland ahuser lant ende esch oeck up enen eijkenen boem mijt den selüen teijcken vorsz."
129 Willem Coster en Berte zijn vrouw geven om Godswil aan Gherbregh Werninck, Ministersche en de zusters van het zusterhuis bij Almelo het regt tot wederkoop der 3 mud rogge per jaar, die zij van haar gekocht hadden uit het Ahues, in het kerspel Helendoern, buurschap Noessele, voor 36 g. R. gl.
Bezegeld door Mr. Dirck Scaep, daar Willem en Berte geen zegel hadden.
130 Henrick van IJrte verklaart, dat Griete vrouw van Hillebrant Slachecke, met hem als momber, hem als leenheer opgedragen heeft 4 morgen lands in het kerspel Zwolle, in Mastbroeck in Windesemerslag, op de Nieuwe Wetering geheeten Engelant en Franckrijck, als leen der Proostdij van Deventer, waarna hij ermee beleent Aelberte Kueper.
Leenmannen: Roloff van Langen, Geert Luedekenssone.
Met gebroken zegel van v. Y.
131 Gheert dije Ruter, Rigter in het kerspel Borne, verklaart dat Johan Sticke aan Gherbregh Wernijnck Ministersche en het zusterconvent bij Almelo verkocht heeft zijn erve en goed het Grote Hulscher, in het kerspel en gerigte Borne, buurschap Senderen, zijnde een leen van den Proost van S. Pieter te Utrecht, wien de belening gevraagd zal worden.
Met de zegels van den Rigter van Johan en zijn broeder Frederick.
Keurnoten: Roloff Gheessijnck en Gheert Bennijnch.
132 Johan Sticke draagt aan Gherberigh Wernijnck, Ministersche en de gemeene zusters van der derden regel van S. Franciscus bij Almelo in koop over alle brieven, die hij had van regten op de erven en goederen het Grote Hulscher en de Cothstede, beide in het kerspel en gerigt Borne, buurschap Senderen.
Met geschonden zegel van Sticke.
133 Johan van Burgoenden (?) Protonotarius des Stoels van Rome, Proost en Archidiaken der kerk van S. Peter te Utrecht, verklaart, dat Johan Sticke hen opgedragen heeft den vrij leenweer van het erve en goed het Grote Hulscher in de buurschap Senderen, kerspel en gerigt Borne, en dat hij terstond daarmede weder beleend heeft het convent van S. Katrijnen en de gemeene zusters van de 3e orde van s. Franciscus bij Almelo, waarvoor Johan Sticke hulde en eed gedaan heeft.
Stichtsche leenmannen: Loeff van Jutfaes en Reijnier Spalt.
Met geschonden zegel van den Proost.
134 Gosen van der Busch, Rigter te Zwolle, verklaart, dat Griete van Sonnenberge met Hilbrant Slachecke haren man als momber aan het Convent en Bagijnenhuis te Almelo verkocht heeft 4 morgen lands in Mastebroick, in Wijnsemerslage op de Nieuwe Wetering, met 12 morgen lands "onverscheiden" geheeten Franckrijck en Engeland waarvan "die twiedielt" behoort aan de erfgen. van Jacob ten Water, tusschen land van de erfgen. van Lubbe van Eerte en land van de erfgen. van Henrick van Hairsolte, voor aan den weg en achteraan een rijt schietende: voorts dat de verkoopster hiermede beleend is door Mr. Henrick van IJrte, en dat Aelbert Kuper voor haar hulde en eed gedaan had.
Gerigtsluden en keurnoten: Henrick van Velthuijzen, Egbert van Hagenouwen.
Met het zegel des Rigters.
135 Vicedeken en Capittel der S. Lebuinuskerk te Deventer verpachten aan de zusters bij Almelo de tienden over het land dat zij gekocht hadden van de erfgenamen van Noesele in het kerspel Helendorn bij het erve het Ahuijs, en strekkende met het eene einde aan Ahuser esch, met het andere aan de Noertkampsheghe, boven aan het hietveld en beneden "bij langhe sween," voor 22 jaar tegen 1 mud winterrogge per jaar, te leveren te Deventer in handen van den Kapittels Kemener "op dije schoele" op S. Martensavond.
Met geschonden secreet zegel des Capittels.
136 Johan Rensinck, Rigter der heerschap Almelo, verklaart, dat Henrick van Beüerüorde aan de zusters van den 3en regel van S. Franciscus bij Almelo verkocht heeft de grove en smalle tiende over het erve het Velthues, in het kerspel Aldenzael, buurschap Vaelte, voor een vrij edel eigen goed, onbezwaard van alle leen zonder eenige "holpreden," leden de zusteren hierin schade, zoo zouden zij jaarlijks uit den Stockeler mogen manen 7 mud rogge Almeler maat.
Keurnoten en gerigtslieden: Johan Kloppenbrech (berg) en Johan Smijt.
Met de zegels van Rensinck en Henric.
Aan het slot der acte staat nog, dat Henric het erve Vphues in het kerspel Aldensael, buurschap de Lutte, ook aan de zusteren verkocht als een vrij edel eigen en dat ze, zoo daaruit nadeel sproot, dit ook aan den Stockeler verhalen mogten.
137 Albert Berning en Gese zijne vrouw geven om godswil aan Bernd Johan Berndes en Elziken diens vrouw het regt van wederkoop der 2 mud rogge per jaar, welke zij van hen gekocht hadden uit Vieraeüendes Camp en het "maediken" daarbij gelegen, tegen 12 g. R. gl. per mud.
Bezegeld door Heer Hinrick Hulscher, kerkheer te Almelo, daar Berning geen zegel had.
138 Bertolt van Langhen, Rigter over Kedinghen, verklaart, dat Johan ten Kate de jonge, Berent ten K. zijn broeder en Albert Lambertssone man zijner zuster verkoopen aan Johan t. K. den olde, hunne vader, het geheele erve en goed het Kate voor zoover het hun aangeorven was van Lijse t.K. hunne moeder, en gelegen in het gerigt van Rijssen, buurschap Hekezeloe.
Keurnoten: Albert Scroder en Gherd to Kohorst.
Met het zegel des Rigters.
139 Bertolt van Langhen, Rigter over Kedinghen, verklaart, dat Johan ten Kate de olde toe Hekezeloe, Johan zijn zoon, Albert man zijner dochter en Berent zijn zoon aan Zweder Arendessone en Fenne diens vrouw verkocht hebben 2 1/2 mud winterrogge Almeler maat per jaar uit hun erve en goed het Kate in de buurschap Hekezelo, gerigt Rijssen.
Keurnoten: Albert Scroder en Gherd toe Koehorst.
Met het zegel des Rigters.
140 Johan van Graes en .......... zijne vrouw verkoopen aan Heer Wessel van Buderick Confessor en het Convent der Zusters bij Almelo de horige vrouw Ghese Warnijnck, eene dochter van Haeseke W. te Delden, die nu woont op het Groote Hulscher in het kerspel Borne, buurschap Senderen, met al hare kinderen.
Getuigen: heer Frederick van Beüeren, Commandeur te Oetmersen, en Kersselijs van Allere.
Het zegel van v. Graes hing er nooit aan; de oningevulde naam zijner vrouw doet denken, dat de acte nooit van kracht geweest is.
141 Johannes van Dronthen, Cannunik der S. Plechelmuskerk te Oldenzael, en Wernerus Helmiges, degeningsluden van wege Johannes Wijck t.e.z. en Henricus Thijes, vicarius te Wersloe en Hermen van Eerden van wege Grethe, wed. van Arnd. van Wijck t.a.z. met hun overman Heer Wessel Buderick, Confessor des convents bij Almelo, sluiten een moetzoen aangaande de ouderlijke nalatenschap van zal. Arnd en Engele Johans vrouw: Johan zal eene maat hebben bij Johan Wonders braeck voor Oldenzael en zoolang zijne vrouw leeft het huis, hof en weer van zal. Arnd. v. W.
Daar v. Dronthen geen zegel had, zegelt Helmiges voor hem mede: v. Eerde en Ruderrik hangen er ook het hunne aan.
142 Otto van Rutenberch, Albdert Weijdeloes en Wolter Belman verklaren tusschen de zusters en het convent bij Almelo en Johan den Bozen, die regten meende te hebben op het erve Vdijnck te Enter en andere goederen door de zusters georven van heer Johan van Wederden, een deding getroffen te hebben, waarbij de Boze voor zekere geldsom afstand doet van al zijn regten op die goederen.
Getuigen: Heer Evert Muller, Heer Wijllem van Monster, vicarissen te Almelo en Gheert van den Cloester.
Door de 3 dedingslieden bezegeld.
143 Schepenen der stad Almelo verklaren, dat Claes Thijses aan het Zuster-convent bij Almelo verkocht heeft 1/2 mud winterrogge Almeler maat per jaar uit zijn huis, spijker en gaarden die achter Fredericks weer ligt; en dat hij ook verklaard heeft generlei regt meer te hebben op den gaarden, dien de zusters vroeger om zijn zal. broeder Derick Th. kochten.
Met het zegel der stad.
De roggerente ging vervolgens de keerzijde "wt den gharden geleghen achter Frederick Dreijgherincks spijker" terwijl de door Derick verkochte tuin daar het "Koeijtenbrouwers garden".
144 Henric van der A, Schulte op Almelerveen, verklaart, dat jonge Johan Pouwelsz en Mette diens vrouw aan Swene IJeghers Ministersche en de gemeene zusters van den 3en regel van S. Franciscus bij Almelo verkocht hebben 1 1/2 mud winterrogge Almeler maat per jaar uit hun 8 akker land op Almeler vene, tusschen Egbert Claes Jacobs en Johan Hermansz. landen.
Keurnoten: Gheert Scroder en Harmen Johan Pouwelsz.
Met het zegel des Schulten.
Op de keerzijde staat, dat de brief ingelost is.
145 S. en R. van Rijssen verklaren dat Bertolt van den Bussche in regten gedaagd heeft Egbert Loüelijnck en Henrick van Stenüerde als in der tijd gededingd hebbende het geschil tusschen Bertolt van Langen en Arent Hoijerijnck t.e.z. Gherd en Evert ter Elhorst zijn zoone t.a.z. over het erve en goed ter Elhorst in het kerspel Borne, buurschap Senderen, en dat dezen verklaard hebben, dat toen bepaald was, dat de brief waarbij Bertolt het erve aan Arend en diens vrouw vermeijerd had en dien Godert en Johan v. L. broeders van Bertolt mede bezegeld hadden, dood zouden zijn, omdat de meyers dus zelf gebroken hadden; dat Bertold op het erve komen zoude en deelen het zoo, dat Arnt zijne vrouw en Evert hun zoon de helft bouwen zoude, en Ghert en Ghese zijn vrouw de andere helft zoolang Arnd en zijn vrouw leefden, doch dat na hun dood Ghert en Evert hun kinderen geen regt op het erve hebben zouden; en eindelijk dat zij de genoemde brief niet aan Bertolt hadden kunnen teruggeven omdat hij verbrand was in het nieuwe huis te Elshorst.
Met het zegel van Rijssen.
146 Gerard Oüing, klerk der Utr. diocese en openbaar keizerlijk Notaris, verklaart, dat Margaretha Scheres, wed; van Arnold Scheres, en Truda haar dochter, met dochter Egbert van Alen, Schepen te Almelo, als momber, Wessel Burick, Biechtvader van het Zuster convent bij Almelo, Heer Willem van Munster, vicarius der kerspel te Almelo en Henrick Velthuus, burger te Zwolle tot hare negotiorum gestores aangesteld heeft.
Gedaan in het huis van den Biechtvader in de aula.
Getuigen: Johan Smijt en Bernard Koning, burgers van Almelo.
Met het teeken van den notaris. In het latijn.
147 Frederick van Beüeren, Commandeur van het Huis te Oetmersen en Johan van Twickelo, als gekoren "seggeslude" van wege Gherd van Weleüelde t.e.z. Heer Leijphardus Cluppel, Cannunik der kerk te Aldensael en Henricus Hulscher Priester en kerkheer te Almelo, zegslieden van wege Heer Wessel van Buederick Pater der Zusteren bij Almelo t.a.z. doen uitspraak over de gr. en sm. tienden ten Scarpenhaüe in het kerspel Delden, buurschap Wedehoen, het goed de Kokenborch, de Braeck en de Movemaet in het kerspel Borne, buurschap Senderen en bepalen dat het convent dit alles zal behouden, zooals het dit reeds bezat, doch aan v. W. betalen zal 10 gr. R. gl.
Bezegeld door de zegslieden en v. Welvelde; het laatste is beschadigd.
Op de keerzijde: "van der tijnden over Scerphoff bij der Sijthoff."
148 Henrick van Eerte beleent het Zuster-convent bij Almelo met 4 morgen lands in Mastebroek op de Nieuwe Wetering, geheeten Franckrick en Enghelandt, ledig geworden door den dood van Albert Cuper, terwijl nu hulde en eed doet Johan dije IJegher.
Stichtsche mannen bij gebreke van eigen: Henrick Velthuijss en Alffert Knoppert.
Met het zegel van v. E.
149 Otto van Welüelt, Rigter te Borne, verklaart, dat Bertolt van den Bussche en Fije diens vrouw aan Godert van Reede en Jutte diens vrouw verkocht hebben hun geheele erve en goed de Elhorst, in het kersepl en gerigt Borne, buurschap Zenderen.
Keurnoten en gerigtsluden: Bertolt van Langen en Henrick Oestendorp.
Met de zegels van den Rigter en Bertolt.
150 Godert van Reden en Jutte van Reden geheeten van den Rutenghe ehel. verkoopen aan Heer Wessel van Buderick, als Pater der Zusters bij Almelo, het vrij edel eigen onbekommerd goed de Elhorst in het gerigt van Borne.
Met het zegel van Godert.
151 Bertolt van Langen, Rigter over Kedingen, verklaart, dat Johan Hesselinck anders geheeten ten Koete, met zijne echte kinderen Johan, Bernd en Hinrik, Herman IJden, met Aleijd zijn vrouw, Albert ten Sande met Aleijd zijn vrouw, Essiken ten Keijneckhues met Wobbe zijn vrouw en Johan op die Maet met Zwene zijn vrouw, zijnde die vrouwen alle echte dochters van J. Hesselinck, benevens Engele zijne dochter met haren broeder Hinrik ten Koete als momber, en Fenne met haren vader Johan als momber, aan Zwene IJegers Ministersche en de gemeene zusters van het convent bij Almelo verkocht hebben hun geheele erve en goed het Koete, gewaard te Heckselo en gelegen in het gerigt van Rijsen, buurschap Heckselo.
Keurnoten en gerigtsluden: Johan Boüener en Hinrick die Meijer.
Met het zegel des Rigters.
152 Roloff van Coüerden beleent mr. Godert Velthues het erve en goed ten Stoüer met de gr. en sm. tienden daarover en over de Braemhaer, in het kerspel Delden, buurschap Asele.
Leenmannen van het Utr. Sticht: Johan van Beckem en Lubbert van Merle.
Het zegel des leenheers ontbreekt geheel. Wellicht hing het er nooit aan.
153 Bertolt van Langhen, Rigter te Rijsen, verklaart dat Johan van Graes en Femme diens vrouw de gr. en sm. tienden over de erven Mensinck en Johanninck, in de buurschap Hexselo, kerspel Wederden, in het gerigt van Rijsen, verkocht hebben aan Swene Yeghers, Ministersche in het zusterconvent bij Almelo.
Keurnoten: Henrick Wullinck en Gheert van den Cloester.
Met het zegel des Rigters.
154 Mr. Derick Realt, Kemener der Deventer kerk, en Heer Johan Schultijnck, Pastoor te Woelde in Veluwen, van wege Ghese ter Elhorst en Geert, Arent en Johan haar zoons, Lambert t.E. en Alijt zijn vrouw, Ludeken toe Beuerde en Stijne zijn vrouw t.e.z. en Heer Henrick Scaep, Vicarius te Deventer, en Johan van Graes van wege Heer Wessel van Buderick Pater en van het Convent van Almelo t.a.z. doen uitspraak in een geschil over het erve de Elhorst, waarbij op straf van 100 oude schilden, half ten behoeve van Mijn Gen. Heer van Utrecht, en half ten behoeve van de partij, die zich aan de uitspraak houdt, bepaald wordt, dat genoemde meijers hun onder brief in zijn volle magt houden, maar aan het Convent op elken S. Martens avond geven zullen 1 g. R. gl. "tot oerre oelder pacht" als zij van ouds gewoon waren; dat zij dien met 20 g. R. gl. lossen mogen; dat de meijers het op het erve groeijende zaad dat aan het Convent behoort naar meijers regt kommervrij te Deventer of te Zwolle op hun eigen kosten leveren zullen op S. Johans of S. Michelsmarkt en van daar terugbrengen boter, kaas of wat de zusters noodig hebben, waarvoor men aan de meijers een maaltijd geven zal bij het brengen en bij het terugkomen, terwijl de zusters de tollen betalen zullen; als een der meijers of meijerschen gadeloos wordt, zal degene die daarop weder komt 15 g. R. gl. voor huiswinning aan het convent betalen, de meijers mogen geen eikenhout hakken dan tot timmering, enz.
Met de zegels der 4 scheidslieden.
155 Bertolt van Langen, Rigter over Kedingen, verklaart, dat Dirick van Grijmberge, Berte en Johanna zijne zusters, de eerste met haren echten man Hinrick Hundepipe als momber de laatste met haren echten man Gijsebert van Odinck, als momber aan Grete Scherres, wed. Arnd Scherres verkocht hebben hun vrij edel eigen erve en goed den Schaerpehoff, gewaard met een volle waer, uitgezonderd dat de Langecamp 1/4 van die waar heeft "in mageliker afscheijdinge", en gelegen met al zijn toebehoren behalve een maat gelegen in den kersemaeden, die Johan die Greve daarvan heeft, in het kerspel en gerigt van Rijssen, buurschap Nutter.
Keurnoten en gerigtsluden: Gerd van den Cloester en Steven van Grijmberge.
Met de zegels van den Rigter en de keurnoten.
156 Derick van der Schulenborch verklaart, dat Johan van Graes hem als leenheer opgedragen heeft de "vrij leenroer" van de gr. en sm. tienden over Mensinck en Johanninck, in het gericht van Rijsen, kerspel Wederden, buurschap Hegesselo, en beleent daarmede weder et convent van S. Katherijnen en de gemeene zusters van den 3en regel van S. Franciscus bij Almelo, waarvoor Johan Yegher hulde en eed deed.
Stichts leenmannen: Bertelt van Langhen en Johan Tap.
Met het zegel van D. v.d. S.
157 Henric van der A, Schulte op Almelerveen, verklaart, dat Ludeken Keijser en Aleid diens vrouw aan Swene Jegers Ministersche en de gemeene Zusteren bij Almelo verkocht hebben 1 mud winterrogge Almeler maat per jaar uit hun 8 akker land op Almelerveen, tusschen Herman IJden en Johan Wissen landen.
Keurnoten: Herman Johan Pouwels en Peter Keijser.
Met het zegel des Schulten.
Op de keerzijde staat, dat de brief ingelost is.
158 Johan van Rechter en Jonker tot Almeloe ontslaat Everd Tijosen Grietenzoon geheeten van den Ruwenhaue uit allen echt en horigheid en geeft hen over aan de Moeder en de zusteren van het convent der 3e regel van S. Franciscus bij Almelo.
Het zegel van Johan is nagenoeg geheel verdwenen.
159 Seijgher van Voirst, Ambtman van Sallant en Holtrigter der marke van Noesele, verklaart dat de gemeene erfgen. en buren der marke Nosele erkend hebben verkocht te hebben aan Swene Yegers Ministersche en de gemeene zusters van het convent bij Almelo een stuk markegrond achter Ahuser land, strekkende in de A, waarin gelegen is de boonekamp, die behoort tot het erve ten Ahues, voor eene som, waarvan 12 ggl. gegeven zijn ter timmering aan de kerk te Hellendoern.
Getuigen: Derick van Raden, Claes van Norten en de gemeene erfgen. en buren.
Met zegel van Seijger. Onder het afschrift van deze acte vermeld boven op Willebrordus avond 1476 leest men: "Iten dije landheer mach in Noesele veen neghen daghen laten torff steken off ijllick waer alsoe veel als een man steken mach behalven dat dije meijers steken."
160 Bertolt van Langhen, Rigter te Rijsen, verklaart, dat Steüen van Grimberghe en Ghese diens vrouw aan Swene Yeghers, Ministersche en de zusters bij Almelo verkocht hebben een stuk lands gehieten die Helle, gelegen achter den Scarpenhoff in het kerspel Rijsen, buurschap Nutteren, als een vrij onbekommerd goed.
Keurnoten: Henric Scroder en Johan Willemsz.
Met het zegel des Rigters.
161 Johan van Rechteren Heer toe Almelo, ontslaat Gherd echten zoon van Herman Aelerdinck en van Gese uit alle regt en eigendom der heerlijkheid Almelo, waarvoor deze hem overgedragen heeft alle aanspraak, die hij hebben mogt op het erve ten ruwenhoeüe en op het erve toe Aelerdijnck beide gelegen in de heerlijkheid Almelo: bovendien zal Gherd Johan nog 3 jaar dienen voor hetzelfde loon als "der beginen boumeijster" jaarlijks verdient.
Degenijngheslude: Heer Hinrick Hulscher, kerkheer te Almelo, Heer Willem van Monster, Vicaris aldaar, Gerd van den Cloester en Hinrick van Peijse.
Met het zegel van J. v. R.
162 Bertolt van Langen, Rigter over Kedingen, verklaart, dat Otte van den Ruitenberghe en Marie diens vrouw aan Swenen IJegers Ministersche en gemeene zusters van het zuster-convent bij Almelo verkocht hebben hun vrij erve en met eigen goed de Langekamp in de buurschap Nutteren, kerspel en gerigt Rijssen, voor een "doerslachtig" vrij eigen goed, dat vroeger behoorde tot het erve de Schaerphoff; benevens een stuk hooiland "als zijn maedijken geleghen in de kersen meden," strekkende met het eene einde aan land ten Aeuest, met het andere aan land van de kinderen van Eese "bijlinck der Ae" in dezelfde buurschap; en eindelijk een knecht geheeten Evert ten Wolthues zoon van Gese t. W. geboren van het Wolthues.
Keurnoten en gerigtsluden: Steven van Grijmbergen en Wolter Beltman.
Met de zegels van der Rigter en Otte.
163 S. en R. van Delden verklaren, dat Johan Bermetlo en Bije zijnen vrouw erkend hebben, hunne dochter Mechteld gebragt te hebben in het Zusterconvent bij Almelo om Gode te dienen, en haar medegegeven hebben een jaarlijksche pacht van 6 mud rogge uit al hun goederen zoolang de ouders leven met het regt, om na hun dood haar erfdeel onverkort te ontanen.
Met de zegels van de stad D. en J. v. B.
164 Jacob Bake, Rigter te Delden, verklaart dat Gheerlich Bruijns, als gemagtigde procurator van Deken en Capittel der S. Lebuinuskerk te Deventer, en Vicarius der vicarie van S. Michael in die kerk, aan Johan van Bermetloe en Bije diens vrouw verkocht heeft het aan die vicarie behoorende erve en goed Roessinck, in het kerspel en gerigt Delden in de buurschap bij den Essche, met alle toebehooren.
Keurnoten des gerigts: lambert Huijskens en Roleff ter Horst.
Met de zegels van den Rigter en het Capittel.
165 Jacob Baeke, Rigter te Deelden, verklaart, dat Johan ter Horst en Fenne diens vrouw aan Gebbe Richterinck verkocht hebben 2 mud winterrogge Almelermaat per jaar uit hun erve en goed die Hoerst met de maat en uit de Nijehorst, welke zij gekocht hadden van de buren van der Broeke en gelegen bij den Ruweler bij den Haege en bij den Waermerinck, in het kerspel Delden, in den buurschap van den Broke.
Keurnoten en gerigtsluden: Johan Bermetloe en Hinrick Ghildehues.
Met het zegel des Rigters.
166 Johannes Mauricij anders Hardenberch, klerk der Utr. diocese en openbaart Keizerl. notaris maakt acte op, waarbij Heer Everard Muller, Priester, Vicarius in de parochiekerk van Almelo, tot uitvoerders van zijn testament benoemt te Priors der kloosters van Vrendesswijll in de Munstersche diocese, en van Albergen in de Utr. diocese, benevens Jacob Vrijlijnck in Albergen, Gerhard zoon van Gerhard Ludolphs in Oetmershem, Johan Tussell, Vicarius in Almelo en Swene Veldijnck.
Gedaan op het kerkhof te Oldenzaal bij de school.
Met het teeken van den notaris voorzien.
Getuigen: Johan Rorinck en Conrad ten Wijrcke "Curie Aldensalensis Consistoriales".
167 Eüert Stciker beleent als momber van Lubbe, dochter van zal. Mr. Hinrick van Eerte, het Zuster-convent bij Almelo met 4 morgen lands in Mastebroick op de Nieuwe Wetering geheeten Franckrick en Enghelant terwijl Johan de IJegher hulder en eed doet.
Stichtsmannen: Hinrick Wolthus en Johan ten Toerne.
Met het zegel van Evert.
168 Johannes Tusüelt, Priester en Vicarius te Almelo op O.L. Vr. vicarie ter Noet, verklaart van Heer Wessel van Buderick, Biechtvader der zusters bij Almelo en zijn convent ontvangen te hebben 18 g. R. gl. wegens een stuk land geheeten Poulijckloe bij Poelinckbrugge "voir der schichten", waarvan men 1 1/2 mud rogge per jaar jaar plagt te geven, die nu afgelost waren: welke 18 gl; met 12 gl. (afgelost door Mense Bulkes,) en belegd zijn in 2 1/2 g. R. gl. (tezamen 32 1/2 gulden) wederbelegd zijn in 2 1/4 mud rogge per jaar op Ludeken Frederiksz en zijn vrouw uit zijn land op Almelerveen.
Getuigen: Heer Evert Muller, en Heer Willem van Munster Vicarii te Almelo.
Met het zegel van Tusvelt.
169 Harmen de Roede, Rigter te Borne, verklaart, dat Johan ter Cotstede en Fenne diens vrouw, met Lambert Lucke en Alij hun kinderen, aan Zwene Yeghers, Ministersche en de gemeene zusters van den derden regel van S. Franciscus bij Almelo afgestaan hebben al hunne regten op het erve en goed de Cotstede te Borne, in de buurschap Senderen.
Gerigtsluden en keurnoten: Gheerlich (Meverinck ?) Oeverinck en Lambert ter Cotstede anders geheeten Leemkule.
Met het zegel van de Rode.
170 Frater Gherardus van Vbach Prior en Frater Hermannus Scaep Procurator van het Regulierenklosster te Alberghen, overwegende, dat de erven Zendering te Wederden int Loe en Vding te Entheren door het Zusterconvent bij Almelo teruggekocht mogten worden van Roloff van Beüerüorde of den lateren eigenaar, en dat de 200 g. R. gl. op die erven reeds gelost zijn, beloven aan het convent die erven te zullen overgeven, als de geheel losprijs betaald is.
Met het Prioraatszegel van Albergen.
171 Hernic (sic) de Roede, Rigter te Borne, verklaart, dat Lambert ter Cotstede anders geheeten Leemkule aan Zwene Yeghers Ministersche en de gemeene zusters van den 3en regel van S. Franciscus bij Almelo overgedragen heeft alle regt, dat hij had op het erve de Cotstede op het Cotte geheeten Kokenberch, beide in de buurschap Senderen, benevens den paarden, de koeijen het gewas op beide erven aanwezig.
Keurnoten en gerigtsluden: Gheerlich Oeuerijnck en Esseken ten Groten Hulscher.
Met het zegel des Rigters.
172 Henrick van der A en Alijd zijne vrouw geven aan Johan Lubbertsz en Hille diens vrouw over den rentebrief van 2 mud rogge, vermeld in den annexen brief.
Met het zegel v.d. A.
Annex aan het charter van 12 Maart 1472 (reg. 113).
Blijkens de keerzijde der acte van 1472 kocht het zusterconvent bij Almelo deze van haren meijer J. Lubbertsz.
173 Everhardus Muller Priester en Vicarius te Almelo, en Mette Cluppels, handgetrouwen van zal. Johan Tusuelt, verklaren, dat deze gegeven heeft aan Alijt zijne maagd en dochter zijns broeders, een gaarden "buten den Eesch porte", aan den weg tusschen Johan Smedes huis en een gaarden van de kerk te Almelo, en dragen haar dien over.
Met geschonden zegel van Muller.
174 Henrick van Remen en Johan van Honninchloe genaamd Tappe beleenen namens Heer Henrick van der Schulenborch na doode van Dirk v.d. S. op nieuw Johan Yegher, burger te Aldenzael, als hulder van het zusterconvent bij Almelo, met de gr. en sm. tienden over Mensinck en Johanninck in het kerspel Wederden, buurschap Hegsloe, in het gerigt van Rijsen, tot een stichts leen.
Getuigen: Coenraet ten Duijne en Reijner zijn zoon.
Met de zegels van v. R. en Tappe.
175 Henric van der A, Schulte van Almelerveen, verklaart, dat Frederick Claesz anders geheeten Boterman aan Zwenne Yeghers en het Zusterconvent bij Almelo overgegeven heeft een brief van 2 mud rogge, aan dezen gehecht.
Keurnoten en gerigtsluden: Johan Egbertsz en Wolter op der A.
Met het zegel des Schulten.
Annex aan het charter van 12 Maart 1464 (reg. 102).
176 Vincentius van Buren, Heer te Buren en Bosichem en vrouw Agnes van der Eze van Gramsberghe geven aan de Ministersche Swene IJeghers en andere zusters van het geestelijk huis te Almeloe in erfpacht een stuk land geheeten Wolterijnck hooiland in den Scarpenhoue "in die Stocket tendes den bowlande" in het gerigt over Kedingen, te Rijssen in de buurschap Nutter; wenschen dezen van de erfpacht ontslagen te zijn, zoo zullen zij 40 overl. R. gl. betalen.
Met de zegels van V. en A.
177 Eeüerhardus Muller, Vicarius te Almelo, Gheert Wijferdinck, Mense Bolcks en Gheerdt ten Ruenhoeüe, Raadluden der kerk te Almeloe, verkoopen, met consent des pastoors Heer Lutken van IJttersem, aan Zwene IJeghers en de gemeene zusters den Convents van Almeloe voor 39 1/2 ggl. 1 1/2 mold, of 10 1/2 schepel rogge per jaar, waarvan 1 mold gaat uit den Vogelsanck of Pesie, in de heerschap Almelo, en 1/2 uit Holscher en Costede te Senderen, kerspel Borne; voorts verklaren zij van het convent ontvangen te hebben 18 ggl. tot lossing van 6 schepel garst per jaar, welk geld aan de kerk vertimmerd is.
Bezegeld door der pastoor, daar de Raadluden geen zegel hadden.
178 Deken en Capittel der S. Lebuinuskerk te Deventer, in 1479 voor 22 jaar aan het Zuster-convent bij Almelo verpacht hebbende de tienden over zeker land, dat de zusters gekocht hadden van de erfgenamen te Noessele in het kerspel Helendoren, bij het erve Ahuijs, met het eene einde strekkende tot Ahuijser Eesch, met het andere aan de Noertkamps heege en boven aan het hietvelt en beneden bijlangs het veen, tegen 1 mud winterrogge per jaar, verpachten dat nu meer aangebouwde en verbeterde land opnieuw aan de zusters tegen 2 mud per jaar voor 22 jaar.
Met geschonden secreet zegel des Capittels.
Op de keerzijde schijnt te staan, dat de pacht in 1521 verlengd is, en voorts: dat op den 2en dingsdag na paschen 1532 Henricus van Utrecht, Pater van het Zusterhuis aan Mr. Conraet Bensen en Camelaer van het Capittel verlenging gevraagd doch tot antwoord gekregen had, dat hij tevreden zoude zijn totdat het Cap. of de Cam. hem "verschreve".
179 Roloff Schonekamp, Schulte te Coüorde, verklaart, dat Wessel Moeleman en Talle diens vrouw met Johan hun zoon erkend hebben van de handgetrouwen van zal. Heer Willem van Munster, Vicarius in de kerk te Almelo, zijnde Heer Herman, Prior te Zijbekeloe, Heer Henrick Vlugghe, Pastoor te Covorde, en zuster Swene IJeghers, Ministersche der zusters te Almeloe, ontvangen te hebben wat hun bij dat testament geschonken was.
Het zegel des Schulten nagenoeg verdwenen.
180 Wijlhelmus van Munster Priester, Vicarius te Almelo, machtigt de Priors van Zibekelo en Albergen, om na zijnen dood aan het zusterconvent van Almelo te geven 3 brieven sprekende van 25 mud rogge per jaar, welke hij van het Convent gekocht had behoudens het regt avn losse voor 300 g. R. gl. en een brief van 5 g. R. gl. door hem van het convent gekocht voor 100 g. R. gl. en met een zulke brief door het convent van zal. Derck van der Schulenborch gekocht; de priors zullen met die 5 brieven naar het zusterhuis reizen en zich daarvoor een brief laten geven, waarin het zich verbindt eener priester te kiezen, die aan de zussters elke week 2 missen lezen zal, eene op maandag voor alle geloovige chirsten zielen, en eene op maandag van O.L. vrouw en houden Jacob v. Munster, Fenne v. M. en Heer Wijllem v. M. alle missen in zijnder memorie; wil het convent dit niet op zich nemen zoo moeten de roggerente komen aan Willems neef Jacobus te Zibekeloe en de geldrente aan Prior en Convent van Albergen om voor hem en zijne ouders te bidden.
Eigenhandig geschrieven door Wilhelmus en met zijn zegel voorzien.
181 Johan van Welüelde draagt aan Zwene Yeghers, Ministersche, en de gemeene zusters van den derden regel van S. Franciscus bij Almelo over zijn horige maagden Fenne en Zwene the Kotte, echte dochters te Vliringhe.
Met het zegel van Johan.
Op de keerzijde staat: Fenne ten Kotte wonende op Groten Hulscher. En (ten onregte) 1402 als jaartal.
182 Reijnolt van Coüorden verklaart als leenheer, dat Mr. Godert Velthuijs Med. Dr. hen opgedragen heeft de vrije leenwere van het erve ten Stoüer met zijn gr. en sm. tienden en de gr. en sm. tienden over de Braemhaer, in de buurschap Asele, kerspel Delden, ten behoeve van het Zuster- Convent bij Almelo: hij beleent daarmede weder voor een Zutphensch leen Johan Yegher burger te Aldenzael, die voor het convent hulde en eed doet.
Stichts leenmannen: Johan Spllijthoff en Claes van Camphusen.
Met het zegel des leenheers.
183 Hermannus Prior van Zijbekeloe, Henricus Vlugghe, Pastoor der kerk van Coüorden, en Swene Yeghers Ministersche van het Zusterhuis bij Almeloe, als handgetrouwen van zal. heer Willem van Munster, Vicarius te Almelo, dragen aan het zusterhuis over hetgeen Heer Willem daaraan bij testament vermaakt had, nl. 25 mud rogge per jaar, vroeger van de zusters gekocht 5 g. R. gl. per jaar van Juffer van der Schulenborch uit Hannijnck en Velthuus; 3 1/2 mud rogge per jaar uit Gheert Lubbertssoens land, benevens alle "reetscap ende denode" in het testament beschreven.
Met de zegels van den Prior en den Pastoor.
184 Adolph van Rechteren, Heer tot Almelo, beleent mr. Godert Velthuijs Med. Dr. met de tienden te Broyle bij Deldenerbroek ten Zutphenschen regte, zoals hem die aangekomen is van wijlen zijner vader Hinrich V.; Mr. Godert draagt dit leen weder aan den leenheer op ten behoeve van het Zusterconvent bij Almelo, die daarop Albert Wijcherinck beleent ten behoeve van het convent, met bepaling dat het heergewade 1 fr. schild zal bedragen.
Leenmannen: Volckier Sloeth en Johan Yegher.
Met het zegel van v. R.
185 Arent en Hermen Reijghers, als gekoren maagscheidsluden van wege Johan Bermetloe en Bije zijne vrouw t.e.z. Johan van Twickloe en Johan Yegher, gestelde maagscheidslieden van wege Swane Yeghers, Ministersche des convents van Almelo, Mechteld en Elsebe van Bermetloe, professijt-zusters van dat convent en echte dochters van Johan van B. en Bije t.a.z. en Jorijen Bermetloes en Oedele diens vrouw, IJeckel B. en Albert ter Houe haar man, Johannes B. met Jacob den Backer als momber, allen ook kinderen van Johan en Bije, bepalen tot voorkoming van twist, dat het convent reeds nu uit het vrij eigen erve Rosinck in het kerspel en gerigt Delden, aan der Deldener-esch, en uit een erve geheeten het Thoep, in het kerspel Hakesberghe, beuren zal 13 mud winter rogge Alm(el)er maat, te Almelo te leveren, maar dat het convent na doode van Johan en Bije, die beide erven onbekommerd en onbelast hebben zal, behoudens den tiendheer de tienden grof en smal. Daarmede zullen de beide zusters uit den ouderlijken boedel gescheiden zijn en noch zij noch het convent zullen van de andere broeders of zusters of hun kinderen mit erven, tenzij dezen zonder erfgenamen overleden.
Met de zegels der 4 maagscheidslieden, van Johan ook voor Bije, van Jorijen, van van der Hoüe en Backer ook voor hunne echtgenooten.
In duplo.
185a Arent en Hermen Reijghers, als gekoren maagscheidsluden van wege Johan Bermetloe en Bije zijne vrouw t.e.z. Johan van Twickloe en Johan Yegher, gestelde maagscheidslieden van wege Swane Yeghers, Ministersche des convents van Almelo, Mechteld en Elsebe van Bermetloe, professijt-zusters van dat convent en echte dochters van Johan van B. en Bije t.a.z. en Jorijen Bermetloes en Oedele diens vrouw, IJeckel B. en Albert ter Houe haar man, Johannes B. met Jacob den Backer als momber, allen ook kinderen van Johan en Bije, bepalen tot voorkoming van twist, dat het convent reeds nu uit het vrij eigen erve Rosinck in het kerspel en gerigt Delden, aan der Deldener-esch, en uit een erve geheeten het Thoep, in het kerspel Hakesberghe, beuren zal 13 mud winter rogge Alm(el)er maat, te Almelo te leveren, maar dat het convent na doode van Johan en Bije, die beide erven onbekommerd en onbelast hebben zal, behoudens den tiendheer de tienden grof en smal. Daarmede zullen de beide zusters uit den ouderlijken boedel gescheiden zijn en noch zij noch het convent zullen van de andere broeders of zusters of hun kinderen mit erven, tenzij dezen zonder erfgenamen overleden.
Met de zegels der 4 maagscheidslieden, van Johan ook voor Bije, van Jorijen, van van der Hoüe en Backer ook voor hunne echtgenooten.
In duplo.
186 Wernerus Hergherinck, Rigter te Velthusen, uit naam van den Graaf tho Benthem en van Stenforden, verklaart dat Hijnrich de Becker en Beerte zijne vrouw beloofd hebben aan Zwene Yeghers Ministersche en het geheele zuster-convent bij Almelo, van wege hunne dochter Grijete B, gekleede zuster te Almelo, voor een afscheid van haar vaderl. en moederl. goed, 36 g. R. gl. elk van 2 hornekens gl. in 5 jaren te betalen.
Keurnoten: Herman van Deem en Rabe Vrijlijnck.
Met het zegel des Rigters.
187 Boldewijn van Laer, als gekozen momber van juffer Hadewich van der Boeseler, beleent na doode van Heer Henrick van der Sculenborch, Johan dije Yegher borger binnen Oldenzaal, op nieuwe ten behoeve des zuster-convents bij Almelo, met de gr. en sm. tienden over Mensinck en Johanninck in het kerspel Wederden, buurschap Hexlo, gerigt Rijssen, tot een stichtsch leen, ten verzoeke van Heer Henrick Coninck van Utrecht, Pater des Convents van Almelo.
Stichts mannen: Johan van Jttersem, Drost te Lage en Henrick Schaep.
Met het zegel van v. Laer.
188 Otte van Doetinchem en Bertolt van der Beke, Schepenen van Deventer, verklaren, dat Elizabeth echtg. van Johan van Herüel van Arnhem, met Andries van Goir als momber in afwezigheid haars mans, aan Heer Henrick van Utrecht, Pater van het Convent der 3e orde van S. Franciscus te Almelo, van wege Elsken Smedes, professijt in dat klooster en haar broeder Johan Smit van Almelo, uitgekeerd het 1/6 van 10 mud rogge per jaar en van een maat, beide in de heerl. Almelo waaraan Aleijt Smitz te Almelo moeder van Johan en stiefmoeder van Elizabeth getuchtigd was door haren man Gerijt Smit, dat voorts Andries van goer beloofd heeft Eliz. een door de stad Arnhem bezegelden brief te brengen tot bekrachtiging.
189 Johan Bermtloe geeft voor zich en voor Bije zijn vrouw tot een regt testament aan het Zuster-convent bij Almeloe de groven en smalle tienden over het erve en goed Toep, in het kerspel Hakesberge, buurschap Brambele, welke hij voor den leenheer Johan van Twickel reeds overgedragen had.
Met het zegel van J.B.
190 Johan van Twickell, verklaart als leenheer, dat Johan Bermetloe hem opgedragen heeft de gr. en sm. tienden over het erve Thoep, in het kerspel Hakesberge, buurschap Brambele, ten behoeve van het Zusterhuis bij Almelo; hij beleent daarmede weder Thonijs van Rutenberch bastaard, Rigter te Delden, die voor het Convent hulde en eed doet.
Stichts leenmannen: Herman Reijger en Steven Reijger.
Met het zegel des leenheers.
191 Heer Ludolphus van IJttersem Pastoor te Almelo, Heer Eüert Assijnck, Pastoor te Henghelo, Heer Bernt Wesselijnck, Vicarius op 't Vresenvene, en Werner Schoemaker, burger binnen Almelo, als handgetrouwen van zal. Heer Johan Gerlaci, Vicarius van S. Antohonius op 't Vresenvene, verklaren, dat deze bij testament aan de zusters van den 3en regel van S. Franciscus bij Almelo geschonken heeft deze jaarrenten: 1° 6 vierendeelen boter, welke hij gekocht had van Hermen Iacops en Fenne diens vrouw uit hen 2 akkers land "beleghen buten alrenaest den Woesten graüen" en uit hun 6 akkers gelegen 'op ende dael", met aller toebehoor, huis en hof, tusschen landen van Fenne Enghelberts en van Wijcher Hermens, te betalen half op S. Johan Baptisten in den zomer en half op S. Marten in den winter, beide heeren "bij staenden cruce opt Vresenveene" in een huis opgegeven in der principalen koopbrief, die aan de Zusteren overgegeven is, 2 mud rogge, welke Gerl. gekocht had van Johan Willems en Fenne diens vrouw uit hun halve hoeve land, met toebehooren, huis en schuur, gelegen tusschen Hermen Coeps land en Henrick Hermen Coeps land; van welke renten de zusters 4 vierendeel; boter en 1 mud schenken zullen aan de armen voor haar poort en de rest voor het convent behouden, worden de renten afgelost dan zullen ze weder met gelijke bestemming als gezegd is belegd worden tot een eeuwige memoria voor Heer Johan.
Met het zegel van v. IJ. ook namens zijne mede handgetrouwen.
192 Johan van Twijckelloe, Drost van Twenthe, en S. en R. der stad Delden, verklaren, dat Johan van Bermentloe en Juffer Bije diens vrouw betuchtigd en begiftigd heeft met de erven en goederen, die zij zamen bezaten, roerend en onroerend zonder onderscheid, met uitzondering van de erven Morsschkatto en Aüerdijckijnck, in het kerspel en gerigt Delden, buurschap Aeszello waaruit Juffer Johan v. B. hun beider dochter, die gebrekkig, ziekelijk en van haren zinnen beroofd is, haar nooddruft hebben zal, terwijl deze na doode harer ouders levenslang zal blijven in de woning "in huize in haffe mijt alber racket ende tobehoringen des huses vursz" zoals die door hare ouders nagelaten werd, na haren dood zal dit alles komen aan de kinderen van zal. Jorgen van Bermentloe, die daaruit zullen geven aan Juffer Johan, dochter van Johan en Bije en geestelijke zuster in het klooster to Bueszeckenshues binnen Deventer 50 ggl.; mogten die kinderen sterven zonder echte wettige geboorte na te laten, zoo zal alles terug keeren naar de regte erfgenamen waar het vandaan gekomen is en van Gods wege behoort.
193 Reijnalt van Coüerdern beleent Herman Grubbe ten behoeve van het zuster-convent bij Almelo, met het erve ten Stoüer, de gr. en sm. tienden daarover en over de Braemhaer, in de buurschap Asele, kerspel Delden, tot een Zutphensch leen.
Mannen van het Utr. Sticht: Hermen Reijgher en Egbert Wijcherdinck.
Met het zegel van R. v. C.
Op de keerzijde staat, dat 28 Jan., (15)27 Hermen Grubbe vanwege het convent beleend heeft Jan ten Stoüer met zijn erve en tienden, in bijzijn van Henrick van Hairsolt en Jan Grubbe.
194 Luken Egberts, Schulte op Almelerveen, verklaart, dat Fenne Johans wed. van Johan Hermensz, met Lambert haren zoon als momber bekend heeft, dat Zwene Yeghers, Ministersche der zusters te Almelo haar afgelost heeft de 9 schepel rogge, welke zij jaarlijks plagt te hebben uit des kloosters halve hoeve lands, tusschen Jan Assinghes land in Werner Schoemakers land.
Keurnoten en gerigtsluden: Albert van Wijssen en Jan Grubbe.
Met het zegel der Schulten.
195 Boldewijn van Laer, Rigter van het kerspel Hellendoern, verklaart, dat Dijrick Schoer, Henrick van Oeüeren, Hermen Egbertsz en Gosen ten Past, Raadsluden der H. kerk te Hellendoern, aan Zwene Yeghers, Minisersche en de gemeene zusteren van de 3e orde van S. Franciscus te Almelo verkocht hebben, de tienden, welke de kerk had over een deel lands achter op Ahuser esch en alle regten, welke zij had op het erve ten Ahues, in de buurschap Noesele, alles voor een vrij edel goed, onbezwaard van allen leen.
Keurnoten en gerigtsluden: Dirick Coster, Henrick Gheerlichsz.
Met de zegels van den Rigter, en van Derck van den Boetzeler en Henrick Scaep; de beide laatsten zegelen op verzoek der raadsluden.
195-1 Dezelfde acte.
De zegels hebben er nooit aangehangen, hetgeen verklaard wordt door een verzoek in het latijn aan Heer Andreas op de keerzijde, om den brief netter te schrijven.
196 Deken en Capittel der S. Plechelmikerk in Oldensall verklaren dat Gese Reijninck (echte dochter van Bernd R. en zal. Fenne diens vrouw), horige maagd dier kerk, met goedvinden van D. en C. buiten hun echte gehuwd is met Albert ter Waerbecke, zoodat zij door D. en C. niet "belmundich ende verlustich erer echte ende rechticheit sal werden geschulden".
Met afgespleten en iets geschonden zegel van het Capittel.
197 Henricus van Utrech pater en Zwene IJeghers, minister en het gemene convent van de zusters van de derde regel van de Heilige Franciscus bij Almelo oorkonden dat zij Philyppus Botter en Hermen Botter, zijn broer verkocht hebben een jaarlijkse rente van drie gouden rijnse guldens uit het erve Scharphoff, kerspel en gericht Rijssen, jaarlijks te betalen zondag na St. Remigiusdag binnen Oldenzaal of te Deventer. Verder leggen zij vast, dat de rente weer voor 60 gouden rijnse guldens door het convent kan worden afgelost.
Met uith. geschonden zegel v.h. Convent v. Almelo.
198 Gherardus Eerde, pastoor te Weersloe geeft aan 't klooster te Almelo het regt van losse der 5 ggl. aan hen verkocht door Pater Henrick van Vtrecht en Matersche Swene IJeghers.
Met het zegel van G.E. (liggende wassen...)
199 Dito van 4 ggl.
Zegel als voren. Achterop no. 38.
200 Clawes Allert, Rigter der Heerschap Almeloe, van wege Jonker Hynrick van Rechteren, doet kond, dat Dyrick Reijlener, ten overstaan van hem en keurnoten, aan het convent van Albergen voor een wel betaalde som verkocht heeft 1 1/2 goudgl. jaarrente uit een huis to Almeloe, door Dyrick georven van Geessen (?) van Hulscher.
Tegenwoordig: Johann Clawes en Gosen Johansen.
Het zegel van den Rigter afgevallen.
201 Otto van den Rutenberge, momber van Juffer Anna van Merüelt, wed. van Reijnold van Coüorden, vanwege haren onmondigen zoon Roloff v. C., beleent Otte van Bellijnchaüen, ten behoeve van het zusterconvent bij Almelo, met het erve ten stoüer met de gr. en sm. tienden daarover en over de Braemhaer, in de buurschap Asele, kerspel Delden, tot een Zutphensch leen.
Leenmannen van het Utr. Sticht: Bruen en Bertolt van Langen.
Met geschonden zegel v.d. R.
202 Johan van Vlodrop, Rigter der heerschap van Almelo, verklaart, dat Johan van Boenen zonder losse of wederkoop aan Heer Herman ten Morssche en zuster Geertruid Helmiges Pater en Moeder van het zusterhuis bij Almelo met Egbert van Heijden als momber verkocht heeft een stuk bouwland bij het klooster, gelijk zal. Wolter v. V. en Grete dat bezeten en Johan dit van hun georven had met zijne zusters, die hij daar, afgesoent had, voor eene koopson waaronder ook gerekend is de 3 1/2 mud rogge per jaar, die het klooster uit de Braeck had en de 3 1/2 mud uit dat land aan de kerk te Almelo; en dat Claesken zuster van Joh. v. B. met Egbert v. Heijden als momber, met toestemming van Pater en Moeder aan Johan kwijtgescholden heeft hare regten op de ouderlijke nalatenschap.
Keurnoten en gerigtsluden: Johan van Coüerden en Henrick Wanscher.
Met het zegel des Rigters. Germerkt no. 63.
203 Johan van den Boetzeler beleent Heer Herman van den Merssche, Pater ten behoeve van het Zusterhuis binnen Almelo, met de gr. en sm. tienden over Mensinck en Johanninck in het kerspel Wijrden, gerigt Rijssen, buurschap Hexell terwijl Otto van Bellinckhaven hulde en eed doet.
Leenmannen: Henrick van Rechteren en Derck van Betber, Rigter te Delden.
Met het zegel des leenheers.
Op de keerzijde staat onjuist 1505.
204 Wulff van Jtterssum Wulffz beleent het Zuster convent bij Almelo met 4 morgen land in Mastenbroek op de Nieuwe Wetering in Wijndessemer slag geheeten Franckrick en Engelandt als leen der Proostdij van Deventer, doende Jacob van der Marssche hulde en eed.
Leenmannen: Ritter van der Marssche en Tomas Knoppert.
Met het zegel van v. I.
205 Otto van Langhen, Rigter der heerschap Almelo uit bevel van Jr. Henrick van Rechteren, Heer tot Almelo, verklaart dat Jr. Henrick en Agnes van Westerholt genaamd van Rechteren, vrouw to Almelo zijne vrouw, aan Heer Eüerd van Zutphen en Zuster Jda van Rede, pater en Matersche van het Zusterconvent bij Almelo, verkocht hebben de katerstede gelegen voor het erve ten Heitbrijnck, met huis en hof, land en telgengewas, en een gaarden op den Hagen "wall van des Conüentz ghlijnt off bijs an der gairden den Roleff Geertzen nv ijn pacht hefft" schietende langs des Convents Telgenhof, waarvoor het Convent aan Jr Henrick kwijtscheldt het 1/2 mud rogge per jaar uit den Werress.
Keurnoten des gerigts: Henrijck Sublijck de olde en Henrijck Kremer.
Met de zegels van den Rigter en Jr. Henrick, het laatste geschonden.
Gemerkt nr. 45.
206 Gregorius Focke, klerk van het Utr. sticht en Notaris verklaart dat Heer Eüerhardt van Zutphen Minister en Zuster Jde van Reede Ministersche van het S. Katherinen-klooster bij Zutphen, overwegende dat het Grothe Hulscher in Sendermarke, kerspel en gerigt Borne, aan het klooster behoorde, een leengoed der Proostdij van S. Peterskerk te Utrecht was en door den dood van Joris van Jttersum ledig geworden was, door hunnen momber Johan Brouwer, gemagtigd hebben Gerdt ter Becke, om in naam van het convent aan mr. Johan Bogert officiant der Proostdij hulde en eed te doen.
Gedaan in het Conventshuis.
Getuigen: Wolter van Heijden, Rigter te Oldenzaal, en Otto van Bellinckhave, koninklijke leenmannen.
Met de zegels van Focke en de leenmannen.
207 Johan Bogart, kannunnik van de kerk van St. Pieter te Utrecht, officiaal en stadhouder van Frederick Schenck, proost en aartsdiaken vd. voorn. kerk, oorkondt, dat hij t.o.v. de leenmannen Zelgis van Wincen an Anthonis van Schoneborch beleend heeft het Convent van St. Catharina en de gemene zusters vd. derde regel van St. Franciscus bij Almelo met het erve "Grote Hulscher", buurtschap Senderen en kerspel en gericht Borne, waarvoor Gerijt ter Becke eed en hulde heeft gedaan. Als leenopvolger van Jorijs van Itterzem.
Met uith. zegel v.d. proosdij. (klein zegelfragment).
208 Goessen van Raesfeldt, Drost van Twenthe, oorkondt, dat hij t.o.v. de leenmannen Frans ter Bruggen en Evert die Reiger de belening door Johan van Tüickeloe van Evert vann Zutphen pater en zuster Ida thenn Rhede moeder van het convent te Almelo met de tienden grof en smal over het erve Thoep kerspel Haxbergen, buurschap thoe Brambele bevestigt waarvoor Thonijs die Reiger hulde en eed heeft gedaan.
met uith. geschonden zegel v.d. oorkonde.
209 Everwijn Doncke, richter te Hellendorn, oorkondt, dat voor hem en zijn keurnoten Geert Henrickssen en Bartholt Johanssen, de gevolmachtigden van de marke Noetzele, t.w. Joachym Splijtloff, markenrichter, Harmannus Zwollis pater te Dijepenvenne, en Gerardus Zutphanie procurator te Wyndessem, acte passeren van de verpachting op 17 october 1559 door de marke aan het Convent te Almelo, vertegenwoordigd door de pater van het Convent Evert van Zutphen en de moeder zuster Ida van Reede, van een kamp heetlandes van de marke.
Met het uithangend zegel van de oorkonder en Splijtloff.
210 Matheus van Syxenesse, kannunnik v.d. kerk v St. Pieter te Utrecht, officiaal en stadhouder, oorkondt, dat hij t.o.v. de leenmannen Cornelis van Duverden, leenman vd. proosdij v. St. Pieter en Jacob de Wijs, leenman v.h. Huis van Suijlen beleend heeft het Convent v. St. Catharina en de zusters vd. 3e regel v. St. Franciscus bij Almelo met het erve "Grote Hulscher", buurtschap Senderen, gericht Borne, waarvoor Lieffardt Schulten eed en hulde heeft gedaan, als leenopvolger van Joris van Ittersem.
Met geschonden zegel v.d. proosdij.
211 Henrick Bentinck tho Werckeren laat als momber en hulder van Juffer Sophia van Jtterssum wed. Bentinck zijn moeder, leenvrouw dier goederen, aan de Pater van het klooster te Almelo weten, dat het erve ten Stoüer met de grove en smalle tienden daarover en over het erve de Braemhaer in 't kerspel Delden, buurschap Azelo, niet behoorlijk beleend zijn en roept hem dus op binnen 6 weken met den laatsten leenbrief te compareren.
Gedaan op Werkeren. Met opgeplakt zegel en handteekening van Henrick.
212 Henrick Bentinck, zoon, hulder en momber van Sophia van Ittersum, weduwe Benthinges, oorkondt, dat hij t.o.v. de leenmannen Anthonis die Reijger en Gerhardt ter Haer, Goert van den Bellinckhaeve, leenman van het convent van Almelo van de derde regel van St. Franciscus beleend heeft met het erve ten Stoever met zijn grove en smalle tienden en met de grove en smalle tienden over de Braemhaer, kerspel Delden, buurschap Azele.
Met het uithangend zegel vd. oorkonder.
213 Gijsebert van Itterssum leenheer te Deventer vd. praepst en praepstijen, oorkondt, dat hij t.o.v. de leenmannen Derck van der Brecke en Arendt Gerrijdtsen, het Convent van de derde regel van St. Franciscus bij Almelo beleend heeft met 4 morgen land gelegen in Mastebroeck, op de Nije Weeteringhe in Wijnsemer Slaeghe, geheten Franckrijk en Engelandt, waarvoor Lephardt Schulten eed en hulde gedaan heeft, als leenopvolger van den Mersche.
Met uithangend zegel vd oorkonder.
214 Gijsbert van Ittersum, leenheer der Praefstijen te Deventer oorkondt, dat hij t.o.v. de leenmannen Helmich van Tweenhuisen en Arendt Gerrijdtsen het Convent van de Zusters v.d. derde regel van St. Franciscus bij Almelo beleend heeft met 4 morgen land, gelegen in Mastebroick op de Nije Weeteringhe in Wijndensemer Slaeghe, geheten Franckrijck en Engelandt leenroerig a/d proosdij te Deventer waarvoor Godtschalk Post, burger te Rijssen eed en hulde gedaan heeft, als leenopvolger van Leeffart Schulten.
Met uith. zegel v.d. oorkonder.
215 Johan van Radelant, licentiaet in beiden rechten, kannunnik en officiaal van St. Peter te Utrecht, plaatsvervanger (stadhouder) van het leenhof van Adolf van Allendorf, proost en aartsdiaken v.d. kerk van St. Peter, oorkondt, dat hij t.o.v. de leenmannen v.h. Sticht Utrecht, Willem van Radelant en Willem van Radelant, Jacob Schulten, gemachtigde van Petrus Kleis, Pater van het Convent te Almelo, samen met de Conventuaal zusters, beleend heeft met het erve "dat groete Hulscher", buurtschap Senderen, kerspel en gerecht Borne waarvoor Jacob Schulten eed en hulde heeft gedaan, als leenopvolger van Liephardt Schulten.
Met uith. zegel vd. proosdij.
216 Johan Schaep ten Oesterhave, leenheer van het Huis Oesterhave oorkondt, dat hij Judit van Erschede, minister v.d. gemene conventualen v.h. klooster Almelo beleend heeft met de grove en smalle tienden over dat erve Udinck, de tienden over Weterdinck en de tienden over Brandenhuis, geheten de Plecht en de tienden over de Katen, gelegen in het gericht Rijssen, buurtschap Enter en de tienden, over dat erve Wassinck, gelgen in het gericht Rijssen of Kedingen, buurtschap Elssen, waarvoor Engelbert Tuijnck te Enter eed en hulde gedaan heeft.
Met het uith. zegel v.h. Huis Oesterhave van Gerhardt van Langen.
217 Johan van Rechteren tot Rechteren en Breenhorst, Heer van Almelo, oorkondt, dat t.o.v. zijn leenverwalter Gerard Metelen en leenmannen Derck de Reijger en Johan Gosens alias ter Mollen, Petrus Kleis, pater v.h. Convent te Almelo met zijn leenman Hinrick Gottschalck, beleend heeft met de grove en smalle tienden te Broile bij Deldener broeck.
Met uith. zegel v.d. oorkonder.
218 Wilhelm Marienborch, verwalter en gevolmachtigd leenheer van Coenraet Ketteler, Heer van Assen en Schulenberch en Odilia Ketteler, geb. van Assen, oorkonden, dat zij t.o.v. de leenmannen Jan de Beude, leenman v.h. landschap van Overijssel en Johan Koudewijn, Albertt Woerttman beleend heeft met de tienden van Hamminck en Menssinck, gericht Kedingen, buurtschap Wijrden, t.b.v. het Convent te Almelo, als leenopvolger van Otto Bellinckhoff.
Met uith. geschonden zegel v.d. oorkonder.
219 Mathaus de Pauw, kannunnik en officiaal van St. Peter te Utrecht, stadhouder v.h. leenhof van Adolf van Allendorff, proost en aartsdiaken vd. kerk van St. Peter oorkondt, dat t.o.v. Willem van Swanenburch en Johan Block, leenmannen v.h. Sticht Utrecht, Johan v. Borne, amptman v.h. Convent van St. Catharijne te Almelo, gevolmachtigde van Arnoldus Langedonck, pater v.h. Convent te samen met alle Conventuaal zusters beleend heeft met het erve "Groote Hulscher", buurschap Senderen, kerspel en gericht Borne, als leenopvolger van Jacob Schulten.
Met uith. geschonden zegel v.d. proosdij.
220 Johan v. Raesfelt tot Twickeloe, drost van Vollenhove en Kuinre, oorkondt dat hij, t.o.v. Unico Ripperda tot Weldam en Volckeir Sloet tot Vollenhove, leenmannen van het landschap van Overijssel, Judith van Eeschede, moeder van het Convent te Almelo beleend heeft met de grove en smalle tienden over het erve Thoep, kerspel Haxbergen buurtschap Brammbele, waarvoor Johan ten Moersche, burger der stad Delden eed en hulde gedaan heeft.
Met uith. geschonden zegel van de oorkonder.
221 Gijsbert van Itterssum, oorkondt, dat hij t.o.v. de leenmannen van Arendt van Oldenneel en Henrdrick Knoppert, het Convent v.d. Zusteren v.d. derde regel van St. Franciscus bij Almelo beleend heeft met 4 morgen land, gelegen in Mastebroek op de Nije Weteringe in Windesemer Slaege, gheten Franckrijck en Enghelandt, leenroerig a/d praebstije van Deventer, waarvoor Willem ten Kaette te Hecksell hulde en eed gedaan heeft als leenopvolger van Godtschalck Post.
Met het uith. zegel v.d. oorkonder.
222 Jacob van Asch van Wijck, deken v.d. kerk v. St. Peter te Utrecht, stadhouder v.h. leenhof van Johan van Wijck, proost en aartsdiaken v.d. voorn. kerk, oorkondt, dat hij t.o.v. de leenman v.h. Sticht Utrecht Frederik van Buijren en de leenmen v.d. voorn. proosdij Anthonis van Beugen, Jan van Battem, rentmeester van het Convent van St. Catharina te Almelo, gevolmachtigde van Aeltge ter Ween "pro tempere vrou Matersche" te samen met de Conventuaal zusters van het voorn. Convent beleend heeft met de "Grote Hulscher", buurschap Senderen, kerspel en gericht Borne, waarvan Jan van Battem eed en hulde heeft gedaan, als leenopvolger van Johan v. Borne.
Met uith. zegel van de proosdij.
223 Johan van Rechteren tot Rechteren en Bredenhorst, Heer tot Almeloe in 't Vriesenveen, verklaart, dat Joachim Blancken, Richter der heerl. Almelo en Rentmeester des zusterconvents aldaar, na doode des vorigen hulders Hendrick Godtschalck ten profijte van het Convent verzocht en verkregen heeft de beleening met de gr. en sm. tienden te Broile bij Deldenerbroek ten Zutphenschen regte, te verheergewaden met 1 pond, te weten met 1 gouden fransch schild "edoch als nu mit ordinariss hergewade tot achtien rs g. en achtien stur verhergewadet".
Leenmannen: Diederick de Reyger tot Glatbeck en Lambert Hagedoorn.
Met handteekening en zegel des leenheers.
Op de keerzijde staat: dat blijkens prothocol 14 July 1646 Jan van Batten als gemagtigde van 't Convent zijn leenheer behoorlijk heeft geagnosceerd. Get. Joachim Blancken.
224 Frederick van Ense thoe Heeckeren oorkondt, dat hij t.o.v. de leenmannen Wolter van Coeverden ten Scherpensel en Jan de Meijer, burgemeester en hofrichter v.d. have Goer, de Matersche (kloostervoogdes) te samen met de conventuaal zusters v.h. Convent Almelo beleend heeft met het erve ten Stoever met de grove en smalle tienden, gericht Delden, buurschap Asele, te samen met de grove en smalle tienden over de Braemhaer, kerspel Delden, buurschap Asele, waarvoor Jan van Battem, Amptman v.h. voorn. Convent eed en hulde gedaan heeft.
Met het uith. geschonden zegel v.d. oorkonder.
225 Ernst van Itterssum tot Oosterhoff oorkondt, dat hij t.o.v. de leenmannen Arent Stockers en Otto Meijer, jan Tuijinck, te Enter, als leenman namens de moeder en conventualen v.h. klooster Almelo, beleend heeft met de grove en smalle tienden over het erve Winck, de tienden voer de Weterinck, de tienden over Brandenhuijs, geheten de plecht en de tienden over de daaronder horende kaeten, gelegen in het gericht Keedingen, buurtschap Enter, voorts met de tienden over het erve Wassinck, in het gericht Keedingen en buurtschap Elssen.
Met het uith. zegel v.d. oorkonder.
226 Leenbrief ten Stoüer en de tienden over Braemhaer.
227 Fredericus Storck bij afwezigheid van Adolph Henrick van Raesfelt toe Twickelo en Heer van Laege, verwalter der lenen van 't huis Twickelo, beleent Evert ter Bruggen Rentmeester van het zusterklooster te Almelo, na doode van Jan ten Morsch met de tienden van het erve to Hoepe in de buurschap Brammelo, kerspel Haexbergen,dat een tijdlang vacant geweest was.
228 Frederick van Ensse toe Heeckeren oorkondt, dat hij beleend heeft t.o.v. de leenmannen Jan Godefryd van Ensse toe der Scheer en Joan van Hoevell toe Westervlier, de Maetersche (kloostervoogden) te samen met de conventuaal zusters v.h. Convent te Almelo, waarvoor Jan Eskes als leenman optreeedt, met erve ten Stoever met grove en smalle tienden, gericht Delden, buurtschap Asele, en de grove en smalle tienden over de Braemheer, kerspel Delden, buurtschap Asele.
Met zegelfragment v.d. oorkonder.
229 Zeiger van Rechteren, Heer tot Almelo en Vriesenveen oorkondt, dat voor zijn Stadhouder v.d. lenen, Reindhardt Götze, verwalter richter v.d. heerlijkheid Almelo, in tegenwoordigheid v.d. leenmannen Hendrick Menger en Swier Fondre, Evert ter Bruggen, rentmeester v.h. Convent te Almelo, beleend is met de (grove en smalle) tienden te Broile bij Deldenerbroek, de leenopvolger van Joachim Blancken.
Met uith. zegel v.d. oorkonder.
230 Marcelis Vermeer, leenverwalter v. Wilhelm Adriaen van Camonts toe Nijenshen, Heer van Vieren, Walcourt , oorkondt: dat hij t.o.v. de leenmannen Casper van Voorst toe den Ravenshorst en Evert ter Bruggen, het convent v.d. Zusters v.d. 3e regel v. St. Franciscus bij Almelo beleend heeft met 4 morgen land, gelegen in Mastebroek op de Nije Wetering in Windesemer Slach, genoemd Franckrijck en Engelant, leenroerig aan de praebstije van Deventer, waarvoor Engbert Hermensen Winckel eed en hulde gedaan heeft, als leenopvolger (van Willem ten Kate toe Heckell).
Met het uith. zegel v.d. oorkonder.
231 Hermannus Hoonte Pastoor te Glaen en Geeske Knoops Moeder van het Bagijnenklooster te Almelo verklaren bij provisie op de door de Ridderschap bij resol. van 2 Juny 1664 beloofde redemptie penningen ontvangen te hebben 10000 Carol. gl. waarvoor zij na magtiging door den Pauselijken Nuntius of diens plaatsvervanger, quittantie in forme zullen geven, waarvoor zich solidair borg stellen Jan ten Broecke en R. van Espeloe te Oldenzaal.
232 Frederick Storck, richter te Ootmarsum, verwalter v.d. lenen van het Huis Schoulenborch oorkondt, dat hij t.o.v. de leenmannen Christoffer Stour sr., leenman v.h. Huis Hoenloe en Christoffer Stour jr. leenman v.h. Capittel Wreeden, Gerardus Putman, rentmeester v.h. Convent van Almelo beleend heeft met de grove en smalle tienden van Janninck en Mensinck te Wijrden, gericht Kedingen, t.b.v. het voorn. Convent, als leenopvolger (van Aelbert Woertman).
Met opgedrukt zegel.
233 Hermen Engelberts van Ensse thoe Heeckeren oorkondt, dat hij t.o.v. de leenmannen Michael Helmich en Joan ten Hoever, Gerhard Putman, rentmeester v.h. Stift te Almelo beleend heeft met de grove en smalle tienden over het erve ten Stoever, gericht Delden, buurtschap Azele, te samen met de grove en smalle tienden over de Braemhaer, kerspel Delden, buurtschap Azele, t.b.v. het stift Almelo.
Met het uith. zegel v.d. oorkonder.
234 Everhard Both van der Eem, proost en aartsdiaken van de kerk St. Pieter te Utrecht oorkondt dat t.o.v. Johan Heijcop, leenman v.h. Huis Ruriel en Wouterus van Westreenen, Domheer v.h. Capittel v. St. Pieter en leenman v.h. Sticht, Gerardt Putman, rentmeester v.h. Sticht v. St. Catharina te Almelo, gevolmachtigde van Hendrick Benting tot Werckeren, Borgel en Anem, landdrost van Sallant namens de Ridderschap van Overijssel, beleend heeft met het erve "Grote Hulscher", buurtschap Senderen, gericht Borne, t.b.v. het Convent te Almelo, als leenopvolger (van Jan v. Batten).
Zegel verloren.
235 Theodorus Haek, advocaat fiscaal van Overijssel en rentmeester van Wassem, leenverwalter van Diderik Vriesen, burgemeester en rentmeester v.d. stad Zwolle, oorkondt, dat hij t.o.v. de leenmannen Bernardt Haete en Willem ten Cate, Geraerdt Putman, rentmeester v.h. Klooster Almelo beleend heeft met 4 morgen land in Mastebroek ingelegen in Engelandt en Vrankrijk, t.b.v. het klooster te Almelo.
Met uith. zegel v.d. oorkonder.
236 Jacob Bannerheer van en tot Wassenaer, Heere van Obdam leenheer v.h. Huis Twickelo, oorkondt, dat hij t.o.v. Jacob Fockinck en Everhardt de Reyger, leenmannen van Overijssel, Gerhardus Putman, rentmeester v.h. Convent en Klooster te Almelo beleend heeft met de grove en smalle tienden uit het erve d' Hoepe, buurtschap Brammelo, kerspel Haxbergen, leenroerig aan het Huis Twickelo, t.b.v. het Convent en klooster te Almelo.
Met het uith. zegel v.d. oorkonder.
236a Borchard Amelijs van Coeverden heer van Hengelo oorkondt dat hij, in aanwezigheid van de leenmannen van Overijssel, Wilhelm van Coeverden en Everhard Berdenis, de rentmeester van Almelo Gerhart Putman heeft beleend met de sloptiende uit Banierinck, buurschap Albergen, gericht Ootmarsum.
Huyse Stoeveler den 1 December 1687.
Met het uithangend zegel van de oorkonder.
237 Johan Ernst Wilhelm van Hoevell, heer tot Heeckeren, gequalificeerde leenheer, verklaart dat hij Wolter Pothoff, secretaris der stad Goor, als gevolmachtigde van Johan Wilhelm Baron van Rechteren, heer tot de Ese, in die qualiteit heeft beleend met de grove en smalle tiende over het erf en goed Stoever, in het gericht Delden, buurschap Aseloe gelegen en met de grove en smalle tiende over de Braemhaer in 't zelfde kerspel en buurschap, ressorteerdende onder het klooster te Almelo.
Leenmannen: Henrick Kuiper en Johan Schimmel.
Actum Heekeren den 8 Mei 1730.
Met het uith. z.v. den leenheer, in roden wasse en houten omhulsel.
238 Johan Everhardt Schaepman, amptman van de abdis en het capittel van het stift Essen, oorkondt, dat hij t.o.v. de leenmannen Wilhelm van Megeren en Gerrit Jan Velthuijs, Gerrit van Enck, mulder tot Olst beleend heeft met het kleine Hilsbroek, gelegen en gesproten uit het Thins en aan het Stift Essen leenhorige erve de Steege, kerspel en buurtschap Olst, als leenopvolger van (Jan Jansen).
Met het uith. zegel v.d. oorkonder.
239 Joan Vriesen, rentmeester v.d. geestelijke goederen v.d. stad Zwolle, oorkondt, dat hij t.o.v. de leenmannen Hendrik v. Rijssen en Gerrit Kattenbelt, Gerrit Helmich, Baron van Voorst, Heer toe Bergentheim, rentmeester van het klooster St. Franciscus bij Almelo beleend heeft met 4 morgen land, in Mastebroek, onder de Winsumer Slagen, in Engeland en Vrankrijk gelgen.
Met het uith. zegel v.d. oorkonder.
240 Josias Sluijsken, verwalter v.d. lenen van het Huis en Havezate Schuilenborg, oorkondt, dat hij t.o.v. de leenmannen Nicolaas Westenenk en Gerhard Sluijsken, Arntoni Joan Perizonius, gevolmachtigde van Garrit Helmichs, Baron van Voorst, heer van Bergentheim, rentmeester v.h. klooster van Almelo, beleend heeft met de grove en smalle tienden van Jannink en Mensinck te Wijrden, gericht Kedingen, leenhorig aan het Huis en de havezate Schuilenborg, t.b.v. het klooster Almelo, als leenopvolger van Gerhardus Putman.
met opgedrukt zegel v.d. oorkonder.
241 Abraham Storck, verwalter richter van het landgericht Eindscheide, oorkondt dat Anthonius Jan Perizonius voor de administratie van het rentambt van het Stift Weerselo en het klooster Almelo t.b.v. de Ridderschap van Overijssel, zijn goederen de beide Lentvorts in het gericht Eindscheide, marke Tweckelo, als zekerheid heeft gesteld.
Met de uithangende zegels van de oorkonder en Perizonius.
242 Hans Hendrik Kreemer, leenverwalter van Jacob Vriesen, oud burgemeester en camenaar v.d. stad Zwolle, oorkondt, dat hij t.o.v. de leenmannen Hendrik Westerbeek en Jasper Beekman, Gerrit Helmich, Baron van Voerst, Heer van Bergentheim, rentmeester v.h. klooster St. Franciscus bij Almelo beleend heeft met 4 morgen land in Mastebroek onder de Winsumer Slagen in Engelandt en Vrankerijk gelegen.
243 Hans Hendrik Kreemer, leenverwalter van Johan Wilhelm de Famars, man, wettige momber en hulder van Mechtelt Johanna Geertruidt Vriesen, leenvolgster van wijlen haar vader Jacob Vriesen, burgemeester en cameraar v.d. stad Zwolle, oorkondt dat hij t.o.v. de leenmannen, Herman van Muyden en David Thomassen a Thuessink, leenmannen v.h. Stift Essen, Gijsbert Jan van Pallandt beleend heeft met 4 morgen land in Mastebroek in de Winsemer Slagen, in het zgn. Engelandt en Vrankrijk, als leenopvolger van (Gerrit Helmich van Voerst).
Met het uith. zegel van Johan Wilhelm de Famars.
244 Willem Nicasius Kien kannunnik capitulair van de St. Pieter kerk te Utrecht en stadhouder van Jan van Fareliek, proost en aartsdiaken v.d. voorn. kerk, oorkondt, dat hij t.o.v. de leenmannen Johannes van Stuyvestant en Cornelis Jan Kien, Paulus Putman, griffier v.d. Ridderschap van Overijssel, gemachtigde v. A. Sloet, Heer van twee Nijenhuisen, Hagendorp en Ruijtenberg, landdrost van Salland t.b.v. het Convent v. St. Catharina te Almelo, beleend heeft met de "grote Hulscher", buurtschap Senderen, gericht Borne, als leenopvolger van (Gerard Putman).
Met geschonden uith. zegel v.d. proosdij.
245 Adolf Philip Zeijger van Rechteren, Heer v. Almelo en Vriesenveen oorkondt, dat hij t.o.v. de leenmannen J.R. van Rechteren Nordeuringen en G.H. Hein, Advocaat en richter der heerlijkheid Almelo, A.J. Perizonius, verwalter rentmeester v.h. klooster Almelo, beleend heeft met de grove en smalle tiende toe Broijle bij Deldener Broek, leenroerig aan het Huis en de Heerlijkheid Almelo. (als leenopvolger van Gerh. Putman).
Met uith. leenzegel v.d. oorkonder.
246 J.R.B.R. van Rechteren, Heer te Nordeuringen, oorkondt, dat hij t.o.v. Andreas ten Duschate, leenman v.h. Huis Hengelo en de richter Hein, leenman v.h. Huis Almelo, de advocaat Benjamin Nagel, gevolmachtigde en hulder v.d. Ridderschap van Overijssel, verwalter rentmeester v.h. Klooster Almelo, beleend heeft met de grove en smalle tiende uit het erve Broyl in Deldenerbroek, leenroerig aan het Huis Almelo, als leenopvolger van (A.J. Perizonius).
Johan Reinhard Burkhard Rudolf.
Met het uith. leenzegel van het Huis Almelo.
247 Hans Hendrik Kreemer, leenverwalter van Johan Wilhelm de Famars, man en momber en hulder van Mechteld Johanna Geertruidt Vriesen, oorkondt, dat hij t.o.v. de leenmannen Bartholomeus van Meegen en Jasper Beekman, Paulus Putman, griffier v.d. Ridderschap van Overijssel, rentmeester v.h. klooster v. St. Franciscus bij Almelo, beleend heeft met 4 morgen land in Mastebroek in Winsemer Slagen in het zgn. Engeland en Vrankrijk gelegen t.b.v. het klooster te Almelo, als leenopvolger van (Gerrit Helmichs van Voerst).
Met uith. zegel van Johan Wilhelm de Famars.
248 Godefridus Franciscus van Hugenpoth van Aerdt, Heer van Bimmen en Hengmeng, stadhouder v.d. leenkamer v.h. Huis Heekeren, oorkondt dat hij t.o.v. de leenmannen Hendrick ten Kate, leenman v.h. Huis Saasfeld en Hendrick Borghard, leenman v.h. Huis Heekeren. Paulus Putman, griffier v.d. Ridderschap van Overijssel, beleend heeft met de grove en smalle tiende uit het erve de Braamhaar, gericht Delden, buurtschap Aselo.
Met het uith. leenzegel.
249 Godefridus Franciscus van Hugenpolh van Aerdt. Heer van Bimmen en Hengmeng, stadhouder v.d. leenkamer van het Huis Heekeren, oorkondt, dat hij t.o.v. de leenmannen Hendrick ten Cate, leenman v.h. Huis Saasfeld en Hendrick Borchard, leenman v.h. Huis Heekeren beleend heeft met de grove en smalle tiende uit het erve Stover, gericht Delden, buurtschap Aseloo.
Met het uith. leenzegel.
250 De officiaal van de proost van Oldenzaal en van de aartsdiaken van Twenthe deelt aan de priesters in Almelo en aan alle bij de uitvoering betrokkenen zijn vonnis mee, waarbij Johannes Roever Borchgravius en de richter van Almelo Rudolphus Gerhardi worden geëxcommuniceerd wegens het niet teruggeven van zekere paarden aan de prior en kloosterlingen van het klooster te Albergen (reguliere kanunniken van de orde van St. Augustinus) en wegens het negeren van vermanende brieven, eerdere vonnissen, straffen en censuren dienaangaande.
laatste wijziging 19-10-2022
337 beschreven archiefstukken
2 gedigitaliseerd
totaal 22 bestanden

Kenmerken

Datering:
(1349) 1421-1662
Voorwaarden voor raadpleging en gebruik:
Het archief is openbaar.
Toegang:
Summiere inventaris en regestenlijst van het archief van het St. Catharinaklooster te Almelo, (1349) 1421-1662.
Categorie:
laatste wijziging 19-10-2022
337 beschreven archiefstukken
2 gedigitaliseerd
totaal 22 bestanden