Uw zoekacties: Deputaatschap Evangelisatie der Gereformeerde Kerken in Nede...

1582 Deputaatschap Evangelisatie der Gereformeerde Kerken in Nederland, Classis Deventer ( Collectie Overijssel locatie Zwolle )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
1. Inleiding
1.1. Geschiedenis van de archiefvormer
1582 Deputaatschap Evangelisatie der Gereformeerde Kerken in Nederland, Classis Deventer
1. Inleiding
1.1. Geschiedenis van de archiefvormer
In de 16e eeuw splitste een groot aantal christenen zich af van de toenmalige Rooms-Katholieke kerk. Dit noemen we de Reformatie. Deze gelovigen staan bekend onder de verzamelnaam "protestanten", maar zij noemden zichzelf meestal "gereformeerd" of "hervormd". De Nederlandse Gereformeerde kerken hielden in 1618 een belangrijke vergadering, de Synode van Dordrecht, waar allerlei afspraken met elkaar werden gemaakt. In de 17e en 18e eeuw kwamen er nieuwe ontwikkelingen. Er kwam meer nadruk op de persoonlijke beleving van het geloof. Deze beweging noemen we ook wel de Contra Reformatie. Hiermee wordt aangegeven dat de beweging ook in de traditie van de 16e eeuwse Reformatie wilde staan, maar daar een toespitsing aan wilde geven. In de 19e eeuw kwam er in de Nederlandse Gereformeerde kerk steeds meer invloed van stromingen die kritisch stonden tegenover de bijbel. Ook de regering probeerde grip op de kerk te krijgen. Zo werd er een reglement opgelegd aan de kerk, om de afspraken die de kerken in 1618 hadden gemaakt, moest vervangen. Dit was het begin van de Nederlands Hervormde kerk. Deze ontwikkelingen riepen veel protest op. In het jaar 1834 scheidden een aantal kerken zich af van de Nederlandse Hervormde kerk. Deze beweging ontstond in het Groningse Ulrum, onder leiding van dominee Hendrik de Cock, die geschorst was om zijn openlijke kritiek. In 1886 kwam de zogenaamde Doleantie, onder leiding van de staatsman-predikant Abraham Kuyper. Hij wilde de Ned. Hervormde kerk van binnenuit herstellen. Hij ontmoette echter weinig begrip binnen de die kerk, zodat zijn actie uitliep op een tweede afscheiding van een nieuwe groep kerken. In 1892 gingen de kerken, die door de Afscheiding (1834) en de Doleantie (1886) waren ontstaan, samen in de Gereformeerde kerken in Nederland. Enkele "afgescheiden" kerken bleven bij dit samengaan van kerken toch apart en groeiden uit tot wat in onze tijd de Christelijke Gereformeerde kerken zijn.
De gereformeerden maakten in de vorige eeuw twee pijnlijke scheuringen mee.
In 1926 ontstond er een scheuring in de Gereformeerde Kerken in Nederland naar aanleiding van een discussie over de interpretatie van de bijbel. Aanhangers van een "moderne" bijbelopvatting en geloofsbeleving werden door de Synode van Assen in 1926 gedwongen om de Gereformeerde Kerken te verlaten. Bij de scheuring in 1944 splitste een vleugel van de Gereformeerde Kerk zich af, die "de Gereformeerde Kerken Vrijgemaakt" gaan heten. De aanleiding tot deze ontwikkeling was onder meer de onenigheid die ontstaan was over de precieze betekenis van de doop.


Bnnen de Gereformeerde Kerken in Nederland ligt de macht bij de plaatselijke kerk. Die kiest zijn kerkenraad. De dominee is doorgaans de voorzitter, maar niet de baas. Dat is hij/zij samen met de andere ambtsdragers, ouderlingen en diaken. Dit zijn onbezoldigde vrijwilligers, toegewijde kerkleden met allerlei beroepsachtergronden. De plaatselijke kerk regelt in principe zoveel mogelijk zelf, met behulp van de afspraken die de kerken gezamenlijk maken.
Vanuit de kerkenraden worden de regionale en provinciale bestuurslagen opgebouwd. De classis bestaat uit een rayon van een aantal kerken. Zo is de classis Deventer ontstaan.

Bij het Historisch Centrum Overijssel te Zwolle is een archief aanwezig van de classis Deventer van de Gereformeerde kerk onder toegangsnummer 1330. Dit archief betreft de periode van 1919 - 1937. In 1937 wordt de classis gesplitst in de classis Deventer en de classis Almelo.
De classis Deventer wordt na 1937 gevormd door de Gereformeerde kerken uit Enter, Goor, Rijssen, Holten, Nijverdal, Wijhe, Olst en Deventer. In de jaren 80 komt de Gereformeerde kerk in Raalte binnen de classis. Financieel blijft de kerk uit Raalte een onderdeel van de kerk in Nijverdal.

De taakuitvoering. In de classisvergadering willen de kerken elkaar dienen en helpen. Een belangrijke taak van de classicale vergadering is het bevorderen van de saamhorigheid van de gemeenten. Houdt iedereen zich aan de gemaakte afspraken? In de classicale vergadering ontmoeten de gemeenten elkaar en worden ze ervan doordrongen dat ze tot een breder verband van de Gereformeerde kerk behoren. Op die manier ziet de classicale vergadering erop toe dat de gemeenten hun roeping en taak nakomen. Bovendien is de classicale vergadering verantwoordelijk voor de kerkvisitatie, behandelen van beheerszaken, waaronder steunaanvragen en verder kunnen leden van de plaatselijke kerken hier beroep aantekenen tegen beslissingen van de leiding van hun plaatselijke kerk. Kortom, hier worden de zaken besproken die een kerk alleen niet af kan.
De classis kan ook commissies instellen met een speciale taak. Dit noemen we deputaatschappen. Een voorbeeld is het deputaatschap Evangelisatie.

In 1923 sprak de Generale Synode uit dat Evangelisatie tot de kerntaken behoort van de plaatselijke kerk. Binnen de kerkelijke gemeenten werden commissies in het leven geroepen, waaraan deze taak werd opgedragen. De plaatselijke evangelisatiecommissie werd benoemd door de kerkenraad en werkt dan ook onder verantwoording van deze kerkenraad.



In de "Reformatie", een weekblad tot ontwikkeling van het gereformeerde leven en vanaf 1920 uitgegeven, lezen we we op 29 juli 1932 het volgende bericht:
Door de Classis Deventer der Geref. Kerken is een commissie benoemd, die de Classis van advies zal dienen omtrent een voorstel inzake den arbeid der Evangelisatie. nadat reeds een voorstel was behandeld tot het stichten van een classicale kas voor den Evangelisatie-arbeid, blijkt het thans de bedoeling te zijn heel de Evangelisatie mede classicaal te maken. In de commissie hebben o.a. zitting: Ds F.G. Kunst en Ds F. Prins, van Deventer; Ds H. Meulink en Ds E. Prinsen, van Enschede; en Ds J.J. Bouwman, van Almelo.

Deze commissie, die in het leven geroepen wordt heet officieel "de classicale commissie voor Evangelisatie". Taak wordt het bijstaan van de kerken met adviezen, materialen en financiën in vragen als: Hoe kunnen we als kerkelijke gemeente het Evangelie delen met de mensen, die wonen in onze straat en in ons dorp of onze stad?

Dit archief begint in 1939. De classicale commissie voor Evangelisatie vergadert in de beginjaren eenmaal per jaar en elke keer in een andere gemeente. Ook in de oorlog gaat de jaarlijkse vergadering door met uitzondering van 1944. De eerste jaren na de oorlog is er sprake van intensivering van het aantal vergaderingen. In de jaren 50 en 60 zitten er nogal wat hiaten in de vergaderingen. Begin jaren 70 pakt men de draad weer op. Duidelijk is dat de financiële situatie van het deputaatschap Evangelisatie penibel is. Het deputaatschap is afhankelijk van collectes, die in de gemeenten eenmaal per jaar gehouden worden. Het bestemde collecte-geld wordt niet altijd afgedragen en er komt een voorstel om twee maal per jaar een collecte te houden voor het evangelisatiewerk.
In 1973 verandert de naam "De classicale commissie voor Evangelisatie" in het "Deputaatschap Evangelisatie". De vergadering geeft in dat jaar de volgende taakomschrijving aan:
1. Het behandelen van steunaanvragen uit de plaatselijke kerken en met advies doorzenden naar de provinciale deputaten voor Evangelisatie.
2. Rapporteren over het evangelisatiewerk in de classis.
3. Vorming van een classicaal werkverband om het evangelisatiewerk meer midden in de gemeente te brengen.

Duidelijk is wel dat het evangelisatiewerk niet echt leeft binnen de kerkgemeenschap en dat het werk bij een kleine groep ligt. Er zijn wat dat betreft grote verschillen tussen de gemeenten.

Mogelijkheden en ideeën, die genoemd worden in de classicale vergadering zijn: opzetten van huisbezoeken, lectuurverspreiding onder de leden, voorlichting geven op bijeenkomsten, evangelisatie jeugd- en clubwerk opzetten, evangelische- en themadiensten in de kerk organiseren en het opzetten van recreatiewerk op de campings in de zomer.

Gebrek aan mankracht blijft een zorg en daarom wordt er aan het eind van de jaren 70 overwogen een vaste kracht aan te stellen. Iemand, die binnen het deputaatschap Evangelisatie de plaatselijke evangelisatiecommissies gaat begeleiden naast vaste taken bij enkele kerken.
1.2 Verantwoording van de inventarisatie

Kenmerken

Datering:
1940 - 1995
Voorwaarden voor raadpleging:
Het archief is openbaar.
Omvang archiefblok:
0,36 m
Toegang:
Rouhof, T., Inventaris van het archief van het Deputaatschap Evangelisatie van de classis Deventer van de Gereformeerde Kerken in Nederland, 1940 - 1995, Zwolle (2016).
Openbaarheid:
Het archief is openbaar.