Uw zoekacties: Nederlands-Hervormde gemeente te Wesepe

1443 Nederlands-Hervormde gemeente te Wesepe ( Collectie Overijssel locatie Zwolle )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
INHOUDSOPGAVE
INLEIDING.
Bijlage: Lijst van predikanten over de jaren 1603-1968.

INVENTARIS.
1.Archief van de kerkenraad.
1.1. Algemeen
1.2. Organisatie
1.3. Taken

2.Archief van de Diakonie.
2.1. Taken
2.1.1. Armenzorg
2.1.2. Beheer van Bezittingen
2.1.3. Financiele administratie

3.Archief van de Kerkvoogdij.
3.1 Algemeen
3.2. Organisatie
3.3. Taken
3.3.1. Predikantsplaats
3.3.2. Personeelszaken
3.3.3. Beheer van Bezittingen
3.3.4. Financiele administratie

4.Gedeponeerde archieven.
4.1. Kiescollege
4.2. Christelijke Meisjesvereniging te Wesepe
4.3. De gemachtigde te Wesepe van de Interim-schout te Olst

5.Stukken waarvan het verband met de archieven niet duidelijk is.

6.Aanhangsel.
INLEIDING
Algemeen
Wesepe voor en tijdens de Reformatie.

De parochiekerk van Wesepe wordt voor het eerst uitdrukkelijk genoemd in 1348 (1). Hoewel in de necrologium van het Kapittel van Deventer van de proost Gozewijn, die in 1303 stierf, vermeld staat, dat hij het kapittel een triend te Westerwijk onder de parochie Wesepe had geschonken, is het niet zeker, of de aanduiding "parochie" teruggaat tot de tijd van de verkrijging van bedoelde tiend (2). Blijkens een visitatieverslag van 1571 (3) vond men in de kerk altaren gewijd aan de H. Maagd en aan de H. Anna, maar zonder vicarieen. Patroon van de kerk was St.Nicolaas.

De laatste pastoor, Bartholomeus Johannis, die reeds in 1596 voor de consistorie van Deventer ter verantwoording was geroepen, evenwel niet verschenen, wenste de oude religie trouw te blijven. Hij verscheen 26 november 1601 voor de Classis en verklaarde (4): "Gantzalick te willen blijven, leven ende sterven, bij den eedt die hij in 't Paustdom gedaen heeft, daerbij steltelicken ende vermetelicken den classe afvragende: soo wanneer hij onse religie ende gelove solde willen belijden ende annhemen, oft wij dan voer Gods gericht solden willen instaen voer sijne salicheit. Is hem wederom gevraecht, soe wanneer men hem op die belijdenisse des waeren geloefs der gereformeerden kercken, die salicheit uth Godes Woort thoseijde, oft hij sodanighe toesaghe oock wel wilde gelove gheven. Andtworde hij: "Neen". Is daerbij gevraecht oft hij sijn lief ende siele wel wilde te pande setten voer de menschen, die sijne leere awenhoerden ende geloefden dat sij solden saligh worden. Antworde: "Jae".

Hierop werd hem door de Classis met goedvinden van de gedeputeerde vanwege de drost van Salland opgelegd "sich stille te holden, in den kerckendienst ende ceremonien". Op 20 april 1602 werd besloten, er bij de drost van Salland op aan te dringen Bartholomeus van Wesepe te doen vertrekken.
In 1603 werd Joannes Hardenack, voorheen pastoor te Markelo, de kerk van Wesepe "tot een beproevinghe sijner gaven toegesonden", waarna hij in een volgende vergadering zou worden geexamineerd. Over de uitslag van dat examen zwijgen de classicale acta. Men mag echter aannemen, dat deze gunstig was, omdat Hardenack aan de kerk van Wesepe verbonden bleef.

Kerkelijke indeling en grenzen.
In afwijking van wat in Salland regel was, bestond de kerkelijke gemeente uit stukken van verschillende schoutambten en overschreed zij zelfs de markegrenzen. Het ligt voor de hand te concluderen, dat deze parochie van jongere datum is dan haar omringende. Van oudsher wordt de Hervormde gemeente aangeduid als "van Wesepe en Averlo" (5). In 1863 bleek onzekerheid te bestaan over de grens met de Hervormde gemeente Raalte. In een gecombineerde vergadering van kerkenraad en kerkvoogdij werd deze grens vastgesteld en daarvan een nauwkeurige beschrijving opgenomen in het notulenboek van laatstgenoemd college (6). Met Olst bestond in 1866 een "grensgeschil" over de Eikelhof en de Dingshof. Een slepende kwestie was die met de Hervormde gemeente Diepenveen over de vraag tot welke der beide gemeenten de bewoners van de Kranenkamp behoorden (7). In 1896 verstrekte de kerkenraad aan het Provinciaal Kerkbestuur ( op verzoek van dit laatste college) een opgave van de kerkelijke grenzen, die ik volledigheidshalve overneem (8). De Hervormde gemeente Wesepe bestond toen uit:
1. de buurtschap Wesepe (burgerl. gem. Olst)
2. de gehele marke Averlo (burgerl.gem. Diepenveen)
(grens met 1: de Vloedgraven)
3. een deel van de marke Tjoene, nl. van de tol tot aan de Leidesloot.
(burgerl. gem. Diepenveen)
4. een deel van de marke Hengforden, van de tol tot en met de Eikelhof
(burgerl. gem. Olst)
5. een deel van de buurtschap Overwetering, van de HUnne tot aan de Gravemans.
(burgerl. gem. Olst)
6. een deel van de buurtschap Middele, het z.g. Middelerveld, van Vels tot aan Bernardus Vorstman.
(burgerl.gem. Olst)
7. een deel van de buurtschap Broekland, van Albert Jan Voskes tot aan de Cartouwe.
(burgerl. gem. Raalte)
8. een deel van de marke Pleegst, van de Weele tot Rechterschot
(burgerl. gem. Raalte)
9. een deel van de buurtschap Heeten, van de Voorhorst tot Spekschotte.
(burgerl. gem. Raalte)
De Hervormde gemeente Wesepe en Averlo behoort vanaf haar ontstaan tot de classis Deventer.

De kerkelijke bevolking.
De gemeente breidde zich gedurende de laatste helft van de vorige eeuw vrij snel uit:
1845: 450 zielen (9).
1864: 475 zielen (10).
1894: 852 zielen (11).
1903: 917 zielen (12).
Omstreeks 1770 telde men er slechts 150 lidmaten (13). Ca. 1845 was dit aantal gestegen tot 210. In 1876 wenste men te Wesepe een kandidaat van de zgn. Evangelische richting (14). Deze richting is in Wesepe lange tijd toonaangevend geweest. Zij sloot goed aan bij het karakter van de bevolking (15).

Kerkgebouw.
Het kerkgebouw, gebouwd in de tweede kwart van de 14e eeuw, in de daaropvolgende eeuw verbouwd, is in 1651 hersteld met een belangrijke subsidie van de stad Haarlem (16).
Op 27 mei 1828 werd door de kerkvoogden aanbesteed het uitvoeren van herstel- en verbouwingswerkzaamheden aan het kerkgebouw, de eerste noodzakelijk geworden door het slechte onderhoud, dat zijn oorzaak vond in het ontbreken van voldoende middelen na de overname van de kerkelijke bezittingen van de marke. Het werk werd gegund aan de Berend Hendrik Leestemaker, timmerman te Raalte; architect was W. Nieuwenhuis te Deventer. Bij deze verbouwing werden ondermeer zeven nissen aan de binnenzijde van de kerkmuur gemetseld. In januari 1829 was het werk gereed (17).
In 1854 werden alle ramen met de Gilhuizer-stenen middenstijlen uitgebroken en vervangen door ijzeren ramen, terwijl het raam in de achtergevel (achter de preekstoel) werd dichtgemetseld (18). Zes jaren later werd het gewelf gedeeltelijk vernieuwd (19). In oktober 1934 stortte een gewelfrib voor de preekstoel neer.
Dit was voor de kerkvoogden en notabelen architect Uytenhoudt te Deventer opdracht te geven tot het instellen van een onderzoek naar de toestand van het kerkgebouw. Het uitgebrachte rapport maakte o.a. melding van het verzakken van de koormuur. Geadviseerd werd het dak van het koor te doen vernieuwen en de fundamenten der steunberen te doen versterken met beton (20). In 1938 werd het koor gerestaureerd; na de oorlog werd het overige gedeelte van het gebouw onder handen genomen. Op 23 december 1951 werd het kerkgebouw weer in gebruik genomen.
Een in 1876 in gebruik genomen nieuw orgel moest reeds in 1894 door een ander worden vervangen, dat afkomstig was uit de Doopsgezinde kerk te DEventer (21). De klokken, hoewel door de Duitsers op transport gesteld naar Hamburg, overleefden de Tweede Wereldoorlog en werden in 1947 te Groningen terugggevonden (Pasen 1948 voor 't eerst weer geluid). De oudste en kleinste klok, daterend van 1502, draagt als opschrift: ïhesus maria iohannes odilia anna dni mcccccii (22).
OP de grote klok leest men: "Everhard Bouwer als markenrichter van Averlo, Adriaan van Boecholt als markenrichter van Wezepe, Joan de Wilde als kerkmeester, Gerhard Michielsen predikant tot Wesepe; Gerhard Schimmel me fecit Daventriae 1699"(23). De datering, die ter Kuile (1690) geeft moet onjuist zijn, gezien de in het opschrift genoemde predikant, die pas in 1697 naar WEsepe kwam. Reeds in 1868 waren de klokken eigendom van de kerkelijke gemeente (24).

Pastorie.
In 1827/1828 werd behalve de kerk ook de pastorie verbouwd. In 1869 had de predikantswoning zo van stormen te lijden gehad, dat ze onbewoonbaar geworden was. Onder architectuur van Van Harte te Deventer werd de pastorie door timmerman Sigtenhorst voor fl. 1078 hersteld en gedeeltelijk nieuw opgebouwd (25). In de jaren 1892/1893 werd een nieuwe pastorie gebouwd (26).

Kostershuis.
Het kostershuis, waarvan de burgerlijke gemeente vanaf 1810 de grondbelasting had betaald, doch desalniettemin werd beschouwd als kerkelijk eigendom, was in 1833 zo vervallen, dat kerkvoogden en notabelen besloten eewn nieuw te bouwen (27).

Begraafplaats.
In de jaren 1907/1908 werd een nieuwe begraafplaats aangelegd. Tot dat jaar werd er rondom de kerk begraven.

Avondmaalszilver.
Voor een beschrijving van de oude zilveren avondmaalsbeker (1691) verwijs ik naar Ter Kuile (a.w). In 1873 werd een legaat van G. Lammers besteed voor het aanschaffen van een tweede zilveren avondmaalsbeker (28).

Organisatie.
Kerkenraad.
In het midden van de achttiende eeuw bestond de kerkenraad uit de predikant, twee ouderlingen en twee diakenen. Jaarlijks traden een ouderling en een diaken af. In de vacatures werd door coöptatie voorzien. De nieuw verkozen functionarissen werden na drie voorafgaande proclamaties op Paasmaandag bevestigd. Men moest eerst een jaar diaken zijn geweest, alvorens men tot ouderling kon worden benoemd (29). OP 9 februari 1868 vond de eerste stemming van stemgerechtigden plaats tot aanwijzing van gevolmachtigden (kiescollege). Deze gevolmachtigden kozen in het vervolg de leden van de kerkenraad.

Collatie.
Voor de Reformatie bezat het Kapittel van Deventer het collatierecht van Wesepe (30). In 1630 beriep de classis een nieuwe predikant op presentatie "der samptlicke ingesetenen tot Wesepe" (31). Het presentatierecht van de Goedsheren is door de classis nooit erkend. Vanaf 1682 tot 1794 gebruikte de classis in de beroepingsakten dan ook de volgende formulering:
"De classis dat instrumentum praesentationis geexamineerd hebbende heeft zig genoodzaakt gevonden hetzelve ter zijde te stellen, dewijle tot nog toe de voorschreven Goedsheren geen regt tot zodanige praesentatie getoond hebben, maar dewijl nogtans daaruit bleek de genoegzaam eenparige genegenheid der Goedsheren voorn. tot ......... en de Classis door den kerkenraad zelve wierd verzekerd
van de genoegzame eenparige genegenheid van de gemeente van Wesepe tot denzelven en ook noodzakelijk is, dat de kerk van Wezepe wederom met een gewoon leraar worde voorzien, zo is het dat de Eerw. Classis den bovengemelden ........ beroepen heeft" etc. De landdrost van Salland moest dan de opgestelde akte van beroeping nog approberen, alvorens deze kon worden verzonden.

Diakonie.
De aftredende diaken legde voor 1 april in de vergadering van de kerkenraad rekening en verantwoording over zijn beheer af (32). In het midden der vorige eeuw bestonden de inkomsten uit de opbrengst van de wekelijkse collecten, de bus op het kerkhof, de verhuur van het doodlaken, jaarpacht, en uit de verkoop van goederen van gestorven bedeelden. Als lasten stonden daartegenover de posten bedeling (in geld, rogge, turf en kleding), het onderhoud van de diakoniewoningen, geneeskundige hulp aan bedeelden, begrafeniskosten van bedeelden, dijklasten en brandverzekeringskosten.

Kerkvoogdij.
Totdat, tengevolge van de aanschrijving van de landddrost van het Departement Overijssel dd. 11 wintermaand 1809 nr. 11, art. 1, de kerkelijke gemeenten zelf moesten voorzien in de behoeften voor de eredienst (brood en wijn) werden alle kosten doopr de de kerkmeester uit de middelen van de marke voldaan. De kerkenraad stelde in 1809 een "Provisionele Commissie ter Behartiging van de Kerkelijke Belangen" in. Door deze commissie en de kerkenraad werd op 15 mei 1812 van de markenrichter-kerkmeester van Wesepe (namens de goedsheren en geerfden) het beheer der kerkelijke goederen overgenomen. Tot deze overdracht, ingevolge keizerlijk decreet van 2 oogstmaand1808, was door de erfgenamen reeds besloten in hun vergadering van 3 herfstmaand 1810 (33). In 1816 bestond de eerst vier leden tellende commissie uit nog slechts twee leden. Vier jaren later was door overlijden van een lid van de commissie het beheer geheel bij de predikant.
In afwachting van een generale regeling voor het beheer der kerkelijke goederen en fondsen in de provincie Overijssel, benoemde de kerkenraad in zijn vergadering van 8 juni 1820 zekere Albert Lammens tot "provisioneel kerkvoogd". Bij Koninklijk Besluit van 28 maart 1821 nr. 958/519 werden, ingevolge het inmiddels van kracht geworden Reglement op de kerkelijke administratie bij de Hervormden in de provincie Overijssel, drie kerkvoogden (de schout te Olst), een ouderling en de burgemeester), vijf notabelen en vijf plaatsvervangers benoemd (34). In 1864 werd met machtiging van de KOning een kerkvoogd uit de notabelen gekozen. Bij het overlijden van de onderwijzer werd in 1885 de predikant tot secretaris van de kerkvoogdij aangesteld. In 1922 werd het actief kiesrecht voor de vrouw ingevoerd.
Reeds vanaf 1947 vergaderden de kerkvoogden steeds samen met de kerkenraad, terwijl in de vergadering van 23 april 1951 werd besloten tot aanpassing aan de Nieuwe Kerkorde. De kerkelijke ontvanger deed steeds rekening in een vergadering van kerkvoogden en notabelen. Deze rekening werd nog in het midden van de vorige eeuw vanaf de preekstoel door de predikant aan de gemeente voorgelezen.
De inkomsten van de kerk waren gering. Zij bestonden slechts uit de opbrengst van collecten, giften, legaten, het verhuur van de "doodbaar" en de inkomsten van de "doopstoel". Aan onderhoud van de kerkelijke gebouwen kon dan ook weinig worden gedaan (zie boven). Aan Jan Herms werd in 1812 fl. 55,- betaald voor het witten en schoonmaken van de kerk. Aan deze post in het register van ontvangsten en uitgaven is de mededeling toegevoegd "aan welke (kerk) sedert 1766 niets gedaan was" (35). Ook de kosten van de kerkvisitatie, de eredienst en wegens het salaris van de kerkelijke ontvanger moesten uit de kerkekas worden betaald. Pas in 1893 werd een hoofdelijke omslag ingevoerd.

Predikantstractement.
Pastoor Hermannus Lijsinck had in 1571 een jaarinkomen van ongeveer 40 gg.
In 1811 bedroeg het inkomen van de predikant fl. 575,- per jaar. Op de uitbetaling van dit landstractement moest de predikant echter nogal eens wachten. De uitbetaling over de jaren 1811-1813 liet alles te wensen over. Pas in 1822 keerde het gouvernement 63,68% van de nog verschuldigde som (ongeveer de helft van het tractement) uit. De rest bleef oninbaar. De kerkelijke commissie organiseerde in 1813 een inzameling met lijsten om de predikant aan de nodige geldmiddelen te helpen. In 1875 bedroeg het landstractement fl. 749,-, waaraan fl. 51,- uit de kerkvoogdijkas werd toegevoegd. Het landstractement bleef onveranderd zodat de gemeente zelf steeds dieper in de beurs moest tasten. IN de vergadering van 13 juli 1828 besloten de kerkvoogden en notabelen bij een veiling van dominiale goederen de beide stukken grond in gebruik bij de predikant en behorende tot de voormalige vicariegoederen aan te kopen, liggende achter de pastorie en zijnde "onmisbaar voor den predikant, alzoo die bij missinge daarvan niet in de gelegenheid zoude zijn het bij zijne huishoudinge noodzakelijk vee te kunnen houden"(36).

Kostersinkomen.
Van oudsher was de betrekking van koster-voorlezer-voorzanger met die van schoolmeester verbonden. Nog in art. 1 van de akte van aanstelling van de koster van 1860 leest men: "Dat de benoeming geschied is, zoo lang hij als schoolmeester in deze gemeente aangesteld blijft, doch zoo hij dat ambt mogt verliezen, ook dat van voorlezer, voorzanger en koster zal verloren hebben".
Bij de benoeming van een nieuwe koster in 1915 (na de dood van Geltink) werd echter gekozen uit vijf kandidaten, waaruit blijkt dat toen de eerder genoemde betrekkingen gescheiden waren. Reeds in 1815 genoot de koster behalve zijn inkomsten van het luiden der klokken en het maken van graven, van onder Wesepe en Averlo behorende erven jaarlijkse betaling van "962 garven, 298 eieren een 117 stuivers". In 1870 was dit aantal nog ongewijzigd.
In 1912 hielden de kerkvoogden tweemaal zitting om de cijnsplichtigen in de gelegenheid te stellen hun verplichtingen af te kopen voor het 25-voud der jaarwaarde. Velen maakten hiervan gebruik. In 1944 werd een dergelijke afkoop aan nog twee personen toegestaan.

Toezicht.
Bij de stemming gehouden op 25 september 1870 spraken 21 opgekomen stemgerechtigden zich alle uit voor het opvolgen van het Algemeen Reglement op het Beheer. Daardoor stelde men zich onder toezicht van het Provinciaal College. Vanaf de aanpassing in 1951 staat de kerkvoogdij onder het "nieuwe toezicht".

Archief.
Inhoud.
Oude gegevens over het beheer van de archieven ontbreken. IN 1924 was nog een bundel diakonierekeningen aanwezig vanaf 1880, welke nu ontbreekt (38). Een aantal "notitieboekjes" van inkomsten en uitgaven van 1850-1884, in 1911 nog aanwezig in het kerkvoogdijarchief, ontbreekt thans eveneens. Blijkenms een mededeling in inv. nr. 4 werd vóór 1804 te Wesepe geen aantekening gehouden van de begravingen. Naar aanleiding van een gerezen kwestie over het al dan niet verplicht zijn tot het geven van "garvan eieren en stuivers" aan de koster door rooms-katholieke boeren, werden de archieven in 1911 door de toenmalige predikant ds. C.H. Haas "nauwkeurig nagezien en zooveel mogelijk naar tijdsorde en inhoud gerangschikt"(39).
Bij een inspectiebezoek, dat ik 9 oktober 1968 aan de gemeente bracht, verzochten de aanwezige kerkenraadsleden mij, de archieven ter ordening inventarisatie en restauratie mee te nemen. Deze verzorging is in oktober 1969 voltooid.

Bewaarplaats.
Het kerkvoogdijarchief bevond zich in 1929 in de pastorie, waar ook het kerkenraadsarchief zal hebben berust. In 1880 bevond het laatste zich in "een gesloten kist"(40). In 1939 schafte de kerkvoogdij o.a. voor de berging van archivalia een brandkast aan. Bij de kerkrestauratie, die in 1951 voltooid werd, werd in het nevengebouw een kastruimte, voorzien van een met asbestplaat bespijkerde houten deur
Deze ruimte is, tijdens de afwezigheid van het archief, naar de eisen ingericht en ondermeer voorzien van een deugdelijke brandveilige deur en een ventilatieopening.

J.G.J. van Booma

De overdracht.
In februari 2010 besloot de kerkenraad van de Protestantse gemeente Wesepe om het kerkelijk archief, dat onder minder goede condities in een archiefkast werd bewaard, aan het Historisch Centrum Overijssel (HCO) over te dragen. Het archief over de jaren 1666-1958 werd door mw. J. Roesink-Knopert materieel verzorgd en in zuurvrije omslagen en dozen verpakt. De oude ordening en nummering van Van Booma bleef gehandhaafd. Na ontsmetting werd het archief naar het HCO gebracht. De omvang van het archief bedraagt 1,5m1. De overeenkomst van inbewaargeving werd in juni 2010 door de voorzitter van de kerkenraad, de heer E.G. van den Broek, ondertekend. Het archief is openbaar.

J.J. Seekles

BIJLAGE
Lijst van predikanten over de jaren 1603-1968.
1603-1610 Joannes Hardenack, voormalig pastoor te Markelo, geexamineerd en bev. 1603, emeritus 1610 en overleden in 1611;
1612-1626 Arnoldus Bruning, kandidaat, bev. 1612, naar Enschede in 1626;
1626-1630 Jacob Tichler, kandidaat, bev. 1626, naar Olst in 1630;
1630-1671 Joannes Michaelis Andr.zn, kandidaat, bev. 1630, emeritus 1671, overleden in 1674;
1671-1684 Gerhardus Michaelis Joh.zn, kandidaat, bev. 1671, overleden 28 januari 1684;
1685-1696 Benjamin van Eibergen Hzn, kandidaat, bev. 1685, naar Diepenheim 9 februari 1696;
1697-1715 Gerhardus Michielsen, kandidaat, bev. 1697, overleden in 1715;
1716-1749 Jacobus Hoogklimmer, kandidaat, bev. 1716, overleden 25 augustus 1749;
1750 Gijsbert Johannes Broeckhuysen, kandidaat, beroep naar Wesepe aangenomen, overleden voor zijn bevestiging op 20 november 1750;
1751-1757 Gerhardus Everwijn, kandidaat, bev. 31 mei 1751, naar Doetinchem 27 november 1757;
1758-1793 Nicolaas Rutger van Hummel, kandidaat, bev. 7 mei 1758, overleden 6 juli 1793;

1794-1797 Johannes Hendrik van der Linden, kandidaat, bev. 1 december 1794, naar Winterswijk 23 april 1797;
1797-1831 Johannes Stephanus Simeon Ballot, kandidaat, bev. 6 augustus 1797, overleden 28 juli 1831;
1832-1875, Egbert Kreiken, kandidaat, bev. 7 oktober 1832, emeritus 14 februari 1875, overleden 29 mei 1875;
1875-1876 Foppe Allerd Hingst, van Midlum, bev. 14 november 1875, naar Blankenham 1 oktober 1876;
1877-1880 Anneus Guido Harger, van Giethoorn, 3 juni 1877, naar Ruinen 19 december 1880;
1881-1891 Justus Everard Tatum, van Ter Idzard, 7 augustus 1881, naar Zundert 22 november 1891;
1893-1897 Cornelis Frank Marinus Deeleman, van Heino, 14 mei 1893, naar Stadskanaal 31 januari 1897;
1898-1938 Cornelis Hendrik Haas, kandidaat, bev. 18 september 1898, emeritus 1 november 1938;
1939-1942 Jan Willem van der Meene, van Nieuw Dordrecht 5 maart 1939, naar Voorst 1942;
1943-1947 Hermannus Miskotte, van Woldendorp 7 februari 1943, naar Zwolle april 1947;
1947-1953 Leendert Theodorus Arend van den Marel, van Enschede (Ger. Kerken in Hersteld Verband) 27 april 1947, naar Alkmaar januari 1953;
1953-1968 Pieter Marinus van Waarde, van Kuinre 26 april 1953, naar Rijk-Rijsenhout 30 juni 1968;
1968 Izaäk Daniël Hendrikus Dijk, van Zoutkamp 1 september 1968.
NOTEN
(1) P. Weiler, Urkundenbuch des Stiftes Xanten I blz. 529; geciteerd door E,H, ter Kuile, DE Nederlandse Monumenten voor Geschiedenis en Kunst, deel IV 2e stuk, Zuid-Salland, 's-Gravenhage 1964, blz. 96 e.v.
(2) E.H. ter Kuile als bij 1; Dumbar I, blz. 322, 375, Arch. Aartsb. Utrecht XVIII, blz. 388 en Over. Tijdrekenk. Reg. II, blz. 16 geciteerd door: J.G.J. Joosting en S. Muller Hzn, Bronnen voor de geschiedenis der kerkelijke rechtspraak in het bisdom Utrecht in de Middeleeuwen, dl. II, 's-Gravenhage 1915, blz. 466.
(3) R.E. Hattink, Acta visitationis dioecesis Daventriensis ab Aegidio de Monte, Zwolle 1888, blz. 144.
(4) Archief Classis Deventer inv.nr. 1, blz. 7,8.
(5) Inv.nr. 4, anno 1894
(6) Inv.nr. 203, anno 1863
(7) Inv. nr.4, anno 1893
(8) Inv.nr. 4, anno 1896
(9) A.J. van der Aa, Aardrijkskundig Woordenboek der Nederlanden, deel XII, Gorinchem 1849, blz. 371
(10) Inv.nr. 203, anno 1864
(11) Inv.nr. 4, anno 1894
(12) Inv.nr. 4, anno 1903
(13) W.A. Bachiene, Kerkelijke Geographie der Vereenigde Nederlanden, deel IV, Amsterdam 1773, blz. 9
(14) Inv.nr. 4, dd. 1876 augustus 4
(15) S. Dotinga, De IJsselstreek, in: W. Banning (red) Handboek Pastorale Sociologie, deel IV 's-Gravenhage 1957, blz. 150
(16) Voorlopige Lijst der Nederlandsche Monumenten van Geschiedenis en Kunst, deel VII (Overijssel), 's-Gravenhage 1923, blz. 115, 116
(17) Inv.nr. 201
(18) Inv.nr. 233
(19) Inv.nr. 203, d.d. 1860 juli 1
(20) Inv.nr. 203, d.d. 1935 maart 7
(21) Inv. nr. 4 en 203, anno 1876 en 1894.
(22) Ter Kuile, als bij 1)
(23) Inv. nr. 4, anno 1897
(24) Inv.nr. 203
(25) Inv.nrs. 203 en 261
(26) Inv.nrs. 203, 219 en 238
(27) Inv.nrs. 201 (anno 1833 en 1834), 203 (anno 1870) en vooral 240
(28) Inv.nr. 203
(29) Inv.nr. 1, anno 1750-1767
(30) Als 3)
(31) Inv.nr. 10
(32) Inv.nr. 4
(33) Inv.nr. 2 en 204
(34) Inv.nr. 210
(35) Inv.nr. 253
(36) Inv.nr. 201
(37) Inv.nr. 203
(38) INv.nr. 204
(39) Inv.nr.203
(40) Inv.nr. 4
Inventaris

Kenmerken

Datering:
1666 - 1958
Voorwaarden voor raadpleging:
Het archief is openbaar.
Omvang archiefblok:
1,72 m
Toegang:
Booma, J.G.J. van, Inventaris van de archieven van de Hervormde Gemeente Wesepe, 1666 - 1958, Den Haag (1970).
Openbaarheid:
Het archief is openbaar.