Uw zoekacties: Nederlands Hervormde gemeente te Hellendoorn

1277 Nederlands Hervormde gemeente te Hellendoorn ( Collectie Overijssel locatie Zwolle )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
1. De kerk in het dorpsbeeld
2. De "lage kerk"
3. Is Luchere Hellendoorn?
4. Een houten kapel vóór 1150
5. De kerk en de adel
6. De tijd voor de hervorming; pastoors en vicarissen
7. De klokken
8. Het gotische koor
9. Het gasthuis
10. Pastoor Lubbertinck en koster Lubbertinck
11. De Hervorming in Hellendoorn
12. De beelden en het Mirakel van Hellendoorn
13. Haarle en de Hervorming
14. De Adel na de Hervorming. Het "Oude-Wijfkens-huisje"
15. De drie adellijke geslachten in de kerk
16. De kerk in oorlogstijd na 1600
17. De stormramp van 12 dec. 1747
1277 Nederlands Hervormde gemeente te Hellendoorn
Inleiding
17.
De stormramp van 12 dec. 1747
Telkens lezen we van de financiële zorgen die het onderhoud van het oude kerkgebouw met zich meebrengt.
Die zorgen bereiken een hoogtepunt door de ramp, die Hellendoorn trof op 12 dec. 1747. Door een zware storm getroffen stort op die dag heel het stenen gewelf van het koor in elkaar. Praktisch alleen de muren blijven staan. Het meubilair in het koor wordt grotendeels vernield: preekstoel "doophuis"en vele banken worden door het vallend puin vermorzeld. Over deze gebeurtenis worden we door het archief Rechteren uitvoerig ingelicht. We vinden daarin een rapport van de rentmeester van de Schuilenburg. W.G. van Beest van 25 december 1747 aan zijn superieuren, de Van Rechterens op het kasteel te Dalfsen. Van Beest had tevens de betrekking van commies bij de belastingen en woonde waarschijnlijk op de herberg bij Schuilenburg. Het adellijk huis zelf was in die tijd niet bewoond. Daarom hier in 't kort het volgende: Als Van Beest van de ramp hoort, haast hij zich naar Hellendoorn om de gevolgen in ogenschouw te nemen. Als rentmeester wil hij zich vooral op de hoogte stellen hoe het gegaan is met de bezittingen van Schuilenburg, het "hooggrafelijk gestoelte" (de dubbele kerkbank met luifel), de grafkelder, de zerken en wapens. Die Wapens zijn waarschijnlijk wapenborden geweest, die aan de wand hingen, zoals dat tegenwoordig in oude kerken nog wel aantreffen.
Gelukkig kan Van Beest constateren, dat Schuilenburg er goed is afgekomen: het "gestoelte" heeft geen schrammetje opgelopen en ook de grafkelder, zerken en wapens zijn niet beschadigd. Alleen loopt de adellijke bank groot gevaar nog getroffen te zullen worden door loshangende balken en gesteente. Daarom moet het in veiligheid gebracht worden. Zes dagen daarna, als het puin voorlopig wat geruimd is, stelt Van Beest aan Ds. Ledeboer voor het "gestoelte" voorlopig te plaatsen op de grens tussen hoge en lage kerk, met het front in de richting van de toren; dan kan dominee de bank als preekstoel gebruiken en als dan de torendeur open gezet wordt kan daar "nog veel volk in staan". Helaas, Ds. Ledeboer, (die n.b. zijn ambt als predikant met dat van kerkmeester combineert) gaat niet met het plan akkoord. Er ontwikkelt zich tussen Van Beest en de predikant een eindeloos gekibbel, dat in het rapport nauwkeurig is opgetekend. De dominee komt niet onder de indruk als Van Beest met nadruk betoogt, dat beide partijen met het plan gediend zijn. Hij adviseert de bank maar ergens buiten de kerk onder te brengen, hetgeen aan Van Beest de klacht ontlokt "waer uyt ik genoegsaam sagh, dat hier even soo veel respeck voor zijn Heer pricipaals gestoelte was, als voor een boerekerckbank".
Ook met het voorstel het "schonen gestoelte" dan maar in de Rhanerhoek te plaatsen gaat dominee niet akkoord. De houding van Ds. Ledeboer in deze kwestie toont dunkt mij aan, dat invloed en aanzien van de adel in die tijd al sterk waren achteruitgegaan, anders zou de predikant zich niet zo hebben durven verzetten tegen de Schuilenburg. Tenslotte durfde hij het toch niet aan verder tegenstand te bieden als Van Beest op 25 december 1747 (eerste Kerstdag!) in opdracht van zijn principalen "met drie timmerlieden in de kerk gaat", de bank verplaatst naar de "Rader Capel"en de grafkelder en zerken met takkenbossen bedekt.
Voor Ds. Ledeboer viel waarschijnlijk het onaangenaam twistgesprek met Van Beest in het niet bij de zware zorgen, die op hem drukten door de ramp die de kerk getroffen had. Hoe moest het arme Hellendoorn toch tot herstel van zijn kerk komen? De predikant was niet onbemiddeld. In later jaren springt hij vaak bij uit eigen middelen, wanneer de diaconie op zwart zaad zit, maar dit gaat boven zijn krachten. Ook van de achteruitgegane adel is weinig te verwachten. Hier moet hulp van buiten uitkomst brengen. Namens en op last van Heeren Collatoren" richt hij een schrijven naar het Provinciaal Bestuur; Ridderschap en Steden. Hij beschrijft de gevolgen van de ramp "een groot gedeelte van de kerk is ingestort, het gehele dak en verwulft is vermorselt en tot een puinhoop geworden". Door het "onvermogen onser kerke en karspels kan sonder hulpe en bijstand van andere medelijdende en liefdadige Christenen niets ondernomen worden". Daar om verzoekt hij, dat in de provincie een "Collecte mooge gehouden tot den opbouw van gemelte Kerke".
Die oproep is zeker niet tevergeefs geweest, want op 1 juli 1748 kan tot aanbesteding van opbouw en reparatie worden overgegaan. Pieter Brouwer van Deventer neemt het karwei aan voor f. 2900,--. Daar nog een gedeelte van het gewelf op zijn plaats gebleven was, is het waarschijnlijk aanvankelijk wel de bedoeling geweest de stenen spitsbogen weer aan te brengen, maar als begin oktober dat restant ook naar beneden komt blijkt dat niet mogelijk en wordt besloten "een geheel nieuw planken gewulft" aan te brengen. De kosten worden door die tegenslag nog met f. 225,-- verhoogd. Dat betekende dus het einde van wat een gotisch bouwwerk kenmerkt: de zo schoon naar elkaar oprijzende spitsbogen. Aan deze ontluistering van het koor is pas een einde gekomen door de restauratie van 1962, toen grotere welvaart en ruime overheidssteun het mogelijk maakten het koor in zijn oorspronkelijke staat te herstellen.
Het leien dak van toren en lage kerk schijnt ook schade te hebben opgelopen, want in 1749 wordt aanbesteed het herstel van het leien dak van de toren en de lage kerk. Bernard Hoebrink neemt het aan voor "een hondert en negentig gulden". Ik heb getracht na te gaan of deze storm ook elders sporen heeft nagelaten. Waarschijnlijk heeft ook de Plechelmus te Oldenzaal schade opgelopen, maar tot nu toe kon ik daarvan geen zekerheid krijgen. Ook het K.N.M.I. in de Bilt kon mij geen inlichtingen geven. Zekerheid daaromtrent was een verrassend schrijven van de waarnemende bibliothecaris van de Kon. Bibliotheek te 's-Gravenhage die mij wees op een geleerde verhandeling van Jan Hendrik van Swinden (1812) waarin de volgende passage voorkomt: "Wie zoude kunnen verklaren bijv., waarom men op den 12 Dec. 1743 eenen der hoogste Barometerstanden, die immer hier te Lande hebben plaats gehad, en op den zelfden 12 December des jaars 1747 de kleinste van allen, die tot nu toe bekend zijn, heeft waargenomen?" Dat het op die 12 December 1747 hevig gestormd moet hebben is dus nu wel zeker. Een jaar na de ramp, 8 december 1748, kon Ds. Ledeboer de herstelde kerk weer in gebruik nemen. Hij hield een leerrede over Esra 6 : 15 en 16. ".....toen vierden de Israëlieten, de priesters, de Levieten en de overigen, die in ballingschap geweest waren de inwijding van dit huis Gods met vreugde".
18. De predikanten
19. De kosters en schoolmeesters
20. Onderhoud en herstellingen
21. Het Offerblok
22. De muurschildering
23. Restauratie- en uitbreidingsplannen
24. De grote restauratie
25. Overzicht van predikanten van Hellendoorn

Kenmerken

Datering:
1610 - 1985
Omvang archiefblok:
9 m
Voorwaarden voor raadpleging:
Het archief is openbaar.
Toegang:
Hekkert, F.C., W.F. ter Avest, Inventaris van de archieven van de Hervormde gemeente te Hellendoorn, 1610 - 1985, Zwolle (2004).