Uw zoekacties: Zwolse Begrafenisverenigingen

1267 Zwolse Begrafenisverenigingen ( Collectie Overijssel locatie Zwolle )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
1. Geschiedenis van de verenigingen en van de maatschappij
2. N.V. Zwolse begrafenis vereniging
1267 Zwolse Begrafenisverenigingen
Inleiding
2.
N.V. Zwolse begrafenis vereniging
Bij akte van 26 juni 1899 werd de naamloze vennootschap 'Zwolsche Begrafenis Vereeniging' (ZBV) te Zwolle opgericht. De vennootschap werd aangegaan voor de periode van 25 jaar waarbij de vennootschap eindigde op 31 december 1923. De dagelijkse leiding kwam te liggen bij de directeur.
Voor de oprichting van begrafenisverenigingen was de uitvaart tot het eind van de 18e eeuw veelal een zaak van de gilden. Het was de plicht van de gildenbroeders elkaar hulp en trouw te beloven in het leven en sterven. De erven waren verplicht een 'doodsschuld' aan het gilde te betalen, welke werd gestort in de zogenaamde 'begrafenisbussen'. Het begraven van de armen was een taak van de diaconie. Een grote A op het doodskleed maakte duidelijk dat de overledene arm was.
Na het opheffen van de gilden in 1795 ontstonden de eerste begrafenisondernemingen. Meestal waren dit begrafenisfondsen die door aansprekers, grafdelvers en aanverwante ondernemers werden opgezet. Deze fondsen regelden de begrafenis of de uitkering van een geldbedrag bij overlijden. Het ontbreken van controle op deze fondsen betekende in de praktijk vaak dat de leden hun geld niet meer terug zagen.
In de tweede helft van de 19e eeuw veranderde ook de Nederlandse samenleving door de opkomende industrialisatie. De samenleving werd 'moderner'. Ook op het gebied van de uitvaart had dit gevolgen. In Zwolle werd door een groep notabelen, waaronder advocaten, de directeur van het postkantoor en een bankier de 'N.V. Zwolsche Begrafenis Vereniging' opgericht.
De eerste directeur, de heer G. Bolkestein, bleek bij zijn aantreden als directeur bezig te zijn een eigen begrafenisonderneming op te richten. Deze onderneming is nooit tot stand gekomen, maar zijn handelswijze maakte het noodzakelijk dat de ZBV op zoek moest naar een nieuwe directeur. Met ingang van 1 augustus 1899 werd de heer G. Ridder als directeur benoemd.
In het verslag van de vergadering van commissarissen van 11 juni 1899 werd aangegeven, dat personeel aangetrokken moest worden. Drie aansprekers en achttien dragers werden benoemd. Een contract met een stalhouderij werd afgesloten. Daarnaast werden een lijkwagen en twee volgwagens besteld. Het beheer voor dit materieel kwam te liggen bij de stalhouder.
In de 'Overijsselsche en Zwolsche Courant' van 23 september 1899 werd de start van de ZBV aangekondigd: 'De ZBV had haar tarief op ruime schaal in de stad doen verspreiden. De kosten van kist, bekendmaking (kaarten), dragers, lijkkoets en één volgkoets waren voor de zes klassen die men had, vastgesteld op respectievelijk fl. 170,-. fl. 140,- fl. 110,- fl. 80,- fl. 41,- en fl. 33,-.; voor kinderen naar gelang van klasse of leeftijd op fl. 120,- en fl. 10, -. Voor meer dan één volgrijtuig werd van fl. 10,- tot fl. 2,50 extra in rekening gebracht. De directeur der vereniging werd gemachtigd om verandering in de wijzen van begraven zoveel mogelijk toe te laten; mochten daarvoor kosten ontstaan, dan werden deze boven het tarief gebracht'.
De eerste begrafenissen werden in 1899 uitgevoerd, waarbij de vereniging zich probeerde te onderscheiden door kwaliteit en stijl. Vanaf 1905 werd gemeld dat de vereniging populair begon te worden, mogelijk een gevolg van de concurrerende tarieven die berekend werden. Het aantal door de ZBV uitgevoerde begrafenissen nam sterk toe. De ZBV werd een belangrijke speler op de markt van het uitvaartwezen in de gemeente Zwolle.
In 1911 overleed de directeur de heer G. Ridder. Zijn opvolger was de heer J. Oostindiën sr. die tevens directeur was van de N.V. Zwolsche Tramweg Maatschappij. De functies konden gecombineerd worden.
Het bestuur speelde al enige tijd met de gedachte om een eigen rijtuigmaatschappij op te richten om onafhankelijk te zijn van huurkoetsiers. De relatie met de stalhouderij werd na moeizame onderhandelingen verbroken. Met ingang van 1 november 1913 was het zover en werden het wagenpark en de stallen ondergebracht in de speciaal daarvoor opgerichte N.V. Zwolsche Rijtuig Maatschappij (ZRM). In 1916 werd de ZRM de gelegenheid geboden gebruik te maken van het perceel van de ZBV voor het maken van een remise voor de berging van een twintigtal rijtuigen en de stalling van tien paarden. Met de rijtuigmaatschappij werd een overeenkomst voor te betalen huur overeengekomen. De bijzondere tijdsomstandigheden van de 1e Wereldoorlog hadden dure voederprijzen tot gevolg. De begrafenisvereniging verstrekte een subsidie aan de rijtuigmaatschappij als tegemoetkoming in de dure exploitatiekosten.
Vanaf 1922 had de begrafenisvereniging de beschikking over een lijkauto. De auto werd in een driejarige overeenkomst gehuurd en door anderen tevens gebruikt als ziekenauto.
De naamloze vennootschap 'Zwolsche Begrafenis Vereeniging' was aangegaan voor een periode van 25 jaar. In een algemene vergadering van aandeelhouders gehouden op 12 juli 1924 werden de statuten gewijzigd waarbij in artikel 2 de vennootschap werd verlengd tot 31 december 1955. De verlenging van de Koninklijke goedkeuring op de gewijzigde statuten werd echter geweigerd omdat de termijn waarvoor de goedkeuring was verleend, verstreken was. Door deze weigering was de vennootschap feitelijk ontbonden. Tijdens een buitengewone vergadering van aandeelhouders op 11 juni 1926 werd besloten een nieuwe naamloze vennootschap op te richten voor een periode van 30 jaar. Het bestuur berustte bij een directeur onder toezicht van vijf commissarissen overeenkomstig een door hen vast te stellen instructie. De commissarissen hadden de bevoegdheid de directeur te schorsen. De benoeming van de directeur en van de commissarissen gebeurde door de algemene vergadering van aandeelhouders. In deze vergadering werden tevens de commissarissen gekozen voor de tijd van 5 jaar met de mogelijkheid om herkozen te worden.
De jaarlijkse vergadering van aandeelhouders vond plaats te Zwolle. In die vergaderingen werd door de commissarissen verslag gedaan waarbij opgave werd gedaan van winst- en verliesrekening. Door de directeur werd in deze vergadering rekening en verantwoording afgelegd van het afgelopen jaar en de balans en winst- en verliesrekening van het afgelopen jaar werd ter goedkeuring aan de aandeelhouders aangeboden. Bij goedkeuring werd aan de directeur en aan de commissarissen décharge over het afgelopen boekjaar verleend.
In 1925 schafte de ZBV een eigen auto aan die zowel voor volg- als lijkauto kon worden gebruikt. De auto was een Dodge Brothers en werd aangeschaft: 'eensdeels voor het bedrijf anderdeels voor ontspanning van de directeur'. In de praktijk werd de Dodge Brothers niet als lijkauto gebruikt. De huur voor het gebruik van de lijkauto werd voorlopig aangehouden. Vanaf 1927 werden door de ZBV de uitvaartmogelijkheden uitgebreid doordat ook crematies in de dienstverlening werden opgenomen.
In de jaren twintig en dertig brak een ware concurrentieslag uit. Twee aansprekers namen ontslag en richtten de 'Nieuwe Zwolse Begrafenis Vereniging' op. Om de concurrentie met deze nieuwkomer te weerstaan werden de banden met de R.K. Zwolse Begrafenisvereniging aangehaald. Deze vereniging ging in de toekomst ook gebruik maken van het materieel van de ZRM. In een advertentiecampagne in de dagbladen werd vermeld dat de tarieven van de 3e en 4e klassen belangrijk zijn verlaagd. Desondanks nam het aantal begrafenissen in het jaar 1928 ten opzichte van het jaar daarvoor met bijna 40% af. Vooral de aan de ZBV gelieerde ZRM had last van deze nieuwe concurrentie. Met een grote begrafenisvereniging "Patrimonium" , met een sterke marktpositie in Apeldoorn, werden vanaf 1931 besprekingen gevoerd over gelijke tarieven en samenwerking. Om de concurrentie het hoofd te bieden werden plannen gemaakt om te komen tot een fonds waarbij de leden tegen kostprijs verzekerd waren van een 1e klas begrafenis. Op 15 juni 1935 werd een fonds gesticht waarvan ieder tegen een jaarlijkse contributie van fl. 0,50 lid kon worden. Het fonds werd omgezet in een vereniging met de naam "Vereniging voor lijkbezorging tegen kostende prijs, afdeling der Zwolsche Begrafenis Vereniging". De vereniging voorzag in een grote behoefte, op 4 maart 1936 waren er al duizend leden ingeschreven. De stimulerende kracht achter deze vernieuwingen lag bij de directeur de heer Oostindiën sr.
In de vergadering van Commissarissen van 23 mei 1932 werd besloten om de directeur te ontlasten door een assistent aan te stellen. De keus viel op J. Oostindiën jr., de zoon van de directeur.
In de notulen van 28 maart 1934 werd melding gemaakt van het feit dat de directeur een huis aan de Walstraat had gekocht dat ook dienst ging doen als kantoor van de vennootschap. De achterkant van het pand, Nieuwe Markt nr. 14, werd per 1 mei aangekocht en kwam in eigendom van de vennootschap.
In het jaarverslag over het jaar 1940 werd vermeld dat: 'als gevolg van de huidige wereldomstandigheden, waarbij in het afgelopen jaar ook ons land werd betrokken, hebben wij bij de uitoefening van ons bedrijf met vele moeilijkheden te kampen gehad. Wegens benzineschaarschte, moest vanwege de Rijksverkeersinspectie, na 1 September het oprijden van begrafenissen per automobiel worden gestaakt. De vorderingen van paarden had bovendien tengevolge, dat de Rijtuig Maatschy gedurende eenige tijd over slechts 4 paarden kon beschikken en geregeld moest worden geassisteerd door stalhouders Overbeek en Mulder; zelfs werden meerdere malen bespanningen uit Kampen betrokken'. Ook de volgende oorlogsjaren waren de autotransporten nihil.
Het jaar 1944 liet een grote stijging van begrafenissen, crematies, lijktransporten en opgravingen zien. De oorzaak hiervan was een deel te verklaren uit een groot aantal oorlogsslachtoffers, waaronder 8 gevallen Engelse en Canadese vliegers en 53 omgekomen Duitse militairen. In dit jaar werden de twee lijkauto's door de Duitsers gevorderd. Ook in het jaar 1945 werd het sterftecijfer sterk beïnvloed door de oorlogsomstandigheden. Na de bevrijding werd met de N.V. Nieuwe Begrafenis Vereeniging van het Militair Gezag gezamenlijk een lijkauto aangekocht en geëxploiteerd
De heer J. Oostindiën sr. nam op 1 februari 1942 om gezondheidsredenen ontslag. Hij had ruim 30 jaar zijn functie als directeur uitgeoefend. De opvolger was zijn zoon J. Oostindiën jr. Met ingang van 1 juni 1948 werd L.J. Spruit aangesteld tot onder-directeur voor een jaarsalaris van fl. 3.000,- per jaar.
Vlak na de oorlog werd besloten om het pand op de Nieuwe Markt 14 te verbouwen en het kantoor aldaar te vestigen. De directeur kwam in de bovenwoning te wonen, ook een rouwkamer moest worden ingericht.
De ZRM leed verlies op de overeenkomst met de ZBV. De tekorten werden aangevuld door de ZBV. De tekorten werden voornamelijk veroorzaakt door het aanhouden van de paardentractie. Voorgesteld werd om de paardentractie af te schaffen.
In 1955 werd conform de statuten een buitengewone algemene ledenvergadering bijeengeroepen. De statuten werden gewijzigd waarbij de vereniging niet meer voor een bepaalde tijd, maar voor onbepaalde tijd werd aangegaan. In de zestiger jaren werd de ZRM geïntegreerd in de ZBV. De aandeelhouders konden hun aandelen inwisselen in aandelen van de ZBV.
Op 1 september 1962 werd de heer W.G. van Oortmerssen in dienst genomen. In 1964 betrok hij met zijn aanstaande vrouw, die op de administratie werkzaam was, de bovenwoning van de verbouwde paardenstal en koetsierswoning op de Nieuwe Markt. Ook werd een aula in het pand ingericht. In 1965 werd het nieuwe gebouwencomplex aan de Nieuwe Markt 16 geopend. Ruimtegebrek leidde in 1967 tot de aankoop van het pand Nieuwe Markt 13. In het begin van de zeventiger jaren kwamen in dit pand het directiekantoor en de opbaarruimten.
In de vergadering van commissarissen van 6 november 1972 werd besloten de aftredend directeur J. Oostindiën jr. met ingang van 1 januari 1973 te benoemen tot gedelegeerd commissaris. De adjunct-directeur L.J. Spruit werd benoemd tot directeur, de heer Van Oortmerssen werd onderdirecteur.
Het 75-jarig bestaan werd in 1974 gevierd met een receptie in de Buitensociëteit. De Zwolse Begrafenis Vereniging telde al meer dan 25 medewerkers.
In de vergadering van commissarissen van 8 september 1977 werd aangegeven dat de Naamloze Vennootschap overging in een Besloten Vennootschap.
In 1985 verhuisde de ZBV naar het voormalig gemeentehuis van Zwollerkerspel aan het Ter Pelkwijkpark.
Directeur L.J. Spruit ging in 1986 met pensioen, m.i.v. 1 juli van dat jaar werd hij opgevolgd door de heer Van Oortmerssen. Samenwerking met andere organisaties leidde in 1993 tot het besluit het aandelenpakket over te doen aan NUVA (Onderlinge Uitvaartvereniging Nederlandse Uitvaart en Verzekeringsassociatie, gevestigd te Apeldoorn).
Op 1 juli 1996 werd de integratie in NUVA een feit.
3. N.V. Zwolse rijtuig maatschappij
4. R.K. Zwolse begrafenis-vereniging
5. Verantwoording van de bewerking van de archieven
6. Literatuur
7. Bijlagen

Kenmerken

Datering:
1899 - 1988
Omvang archiefblok:
9 m
Voorwaarden voor raadpleging:
Het archief is openbaar.
Toegang:
Muskee, H., Inventaris van de archieven van de Zwolse begrafenisverenigingen, 1899-1988, en van de Zwolse Rijtuigmaatschappij, 1913-1972, 1899 - 1988, Zwolle (2003).
Openbaarheid:
Het archief is openbaar.