De havezate Gerner lag in het schoutambt Dalfsen in de buurschap Gerner, ten noorden van het kerkdorp Dalfsen. De bezitter van het goed was gerechtigd - mits hij voldeed aan een aantal kwalificaties - verschreven te worden in de Ridderschap van Overijssel. De havezate was in sedert de 16e eeuw in het bezit van de familie Van Ittersum. In 1742 kwam het goed door koop aan de Deventer burgemeester Hendrik Podt, die het goed weer doorverkocht aan Jan François d'Eyschen. Daarna verefde de havezate op zijn dochter, die huwde met Arend van Echten tot de Arendshorst. Van Echten overleed kinderloos in 1818 waarna het goed in percelen werd verkocht en het huis afgebroken. Erfgenaam van Van Echten waren zijn verwanten van het huis te Echten in Drenthe. Een gedeelte van het huisarchief van Gerner bevindt zich dan ook in het archief van dat huis (Vgl. P. Brood, Inventaris van de archieven van het huis te Echten en de Algemene Compagnie van 5000 morgen te Hoogeveen (1275) 1316 - 1952, Assen 1980). Enige xeroxafdrukken van een aantal bestanddelen van dit archief bevinden zich in de collectie xeroxen van het Rijksarchief in Overijssel. Een leenregister resteert thans alleen nog van het leenkamerarchief. Dit register werd in 1893 door de Rijksarchivaris in Gelderland overgedragen aan het Rijksarchief in Overijssel en maakt sedertdien deel uit van de collectie "Particuliere Leenkamers".