Na een mislukte poging om het archief bij J.J. van Deinse van de Oudheidkamer Twente te Enschede onder te brengen, deed het comité bij brief van 9 april 1919 aan de rijksarchivaris in Overijssel te Zwolle het voorstel om het archief aan hem over te dragen. Als motivatie hiervoor schreef de secretaris en penningmeester, mejuffrouw W.J. Roijaards het volgende ''t komt 't comité voor dat hieruit een stuk geschiedenis spreekt en dus de papieren niet dadelijk vernietigd mogen worden. Doch de rijksarchivaris, dr. M. Schoengen, vroeg in zijn antwoord hierop d.d. 14 april 1919 het comité het archief nog even onder zich te houden totdat van regeringszijde meer bekend is omtrent de eventuele overbrenging van het archief. Op diezelfde datum verzocht hij de minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen te 's-Gravenhage om nadere instructies hieromtrent, waarop de minister op 26 april daaropvolgend toestemming gaf het archief over te nemen. Met een begeleidende brief van mejuffrouw Roijaards d.d. 8 mei 1919 is het archief in Zwolle terechtgekomen. Op 12 mei daaropvolgend werd de goede ontvangst van het archief bevestigd door de rijksarchivaris Schoengen. In het jaarverslag over 1919 werd bij de staat van aanwinsten melding gemaakt van de overdracht door mejuffrouw W.J. Roijaards te Hengelo (O) van de 'stukken en papieren rakende het verblijf van Belgische vluchtelingen'.
Pas in de zomer van 2017, acht- en negentig jaar na de overbrenging naar Zwolle, is het archief door ondergetekende geïnventariseerd. Opvallende hiaten in het archief zijn: 1) de notulen tussen 1915 april - 1919 april, 2) de ingekomen stukken van 1917, en 3) de rekeningen en kwitanties van 1916 als bijlagen bij de desbetreffende kasboek.
De omvang van het archief is 0,625 m' en er kleven geen openbaarheidsbeperkingen aan de stukken.

Zwolle 14 juli 2017J.H. Wigger