0964 Huisarchief Weldam, 1438-1920 ( Westfries Archief )
0964
Huisarchief Weldam, 1438-1920
Inleiding
1. Geschiedenis van de organisatie
2. Geschiedenis van de archiefvorming
3. Verantwoording van de inventarisatie
4. Geraadpleegde bronnen
5. Geraadpleegde literatuur
6. Lijst van functionarissen
laatste wijziging 06-11-2019
576 beschreven archiefstukken
Inventaris
4. Bijlage 2 Regestenlijst
4) Als de nieuwe molen er wel komt en daarmee in de Waert geloosd zal worden, dan mogen Heynsbrouck en Ursem ook water inlaten en uitmalen in de Waert met de molens nu staande op hun grondgebied, om de Wogmeer sneller te "verminderen";
5) In de kosten van het versterken van de oude kade, het maken van de nieuwe kade, het uitdiepen en verbreden van de afwatering, de bouw van een nieuwe molen, het onderhoud van de kaden, sloten en molen, het molenaarsloon en alle andere kosten moeten partijen "margen-/margensgelijk" bijdragen;
6) De nieuwe molen, kaden en afwatering zullen worden bestuurd door drie molenmeesters, één uit Ursem, één uit Heynsbrouck en één uit Updam;
7) Die van Updam mogen afgesloten blijven, en kunnen niet tot opening van de dammen verplicht worden. Zij mogen de dammen pas openen als de anderen vinden dat de Wogmeer met de drie molens leeg genoeg gemaakt is;
8) Vanaf het moment dat de dammen geopend worden mag iedereen weer onbelemmerd varen naar zijn land of andere plaatsen;
9) In geval van onenigheid over de uitspraak moeten partijen zich tot de arbiters wenden.
Met aantekening dat Claes Gerts en Jan Jacobsz Oly (buren van Ursem) als gevolmachtigden van 't corpus van Ursem op 1 augustus 1610 voor de vanwege deze akte molen kwijting hebben verleend aan de bedijkers van 't Wogmeerlant.
(inv.nr.39)
5) In de kosten van het versterken van de oude kade, het maken van de nieuwe kade, het uitdiepen en verbreden van de afwatering, de bouw van een nieuwe molen, het onderhoud van de kaden, sloten en molen, het molenaarsloon en alle andere kosten moeten partijen "margen-/margensgelijk" bijdragen;
6) De nieuwe molen, kaden en afwatering zullen worden bestuurd door drie molenmeesters, één uit Ursem, één uit Heynsbrouck en één uit Updam;
7) Die van Updam mogen afgesloten blijven, en kunnen niet tot opening van de dammen verplicht worden. Zij mogen de dammen pas openen als de anderen vinden dat de Wogmeer met de drie molens leeg genoeg gemaakt is;
8) Vanaf het moment dat de dammen geopend worden mag iedereen weer onbelemmerd varen naar zijn land of andere plaatsen;
9) In geval van onenigheid over de uitspraak moeten partijen zich tot de arbiters wenden.
Met aantekening dat Claes Gerts en Jan Jacobsz Oly (buren van Ursem) als gevolmachtigden van 't corpus van Ursem op 1 augustus 1610 voor de vanwege deze akte molen kwijting hebben verleend aan de bedijkers van 't Wogmeerlant.
(inv.nr.39)
18 Burgemeester en schepenen van Opdam (resp. Jan Sijmonss, Jan Willemszoon, Claes Heynderickszoon, Jacob Corneliszoon Coepmans, Cornelis Maertszoon en Cornelis Hilbrantszoon) en burgemeester en schepenen van Hensbroeck (resp. Pieter Sijtszoon, Pieter Folckertszoon, Cornelis Jacobz, Baert Yffsz, Pieter Cornelisz en Jacob Aeriansz) verklaren dat zij met toestemming van hun rijkdommen en gemeenten een overeenkomst aangegaan zijn met molenaar Cornelis Jacobz van Veenhuysen, die een molen heeft op Lutgehensbroeck:
1) Noch Cornelis Jacobz, noch zijn opvolgers mogen de molen afbreken;
2) Als de molen omvalt, omwaait of verbrandt dan moeten Cornelis of zijn opvolgers de molen op eigen kosten herbouwen;
3) De molenaar zal al het zaad malen, een grove halve ton of een Alkmaarse zak voor een blank, en een zak tarwe voor een stuiver. Noch Cornelis Jacobz, noch zijn opvolgers mogen een hoger maalloon vragen;
4) De molenaar moet mooi en goed meel malen;
5) Voor deze overeenkomst ontvangt Cornelis van Opdam 100 karolusguldens, en van Hensbroeck 50 karolusguldens plus het erf waar de molen en het huis op staan, alsmede de vrije wind voor altijd;
6) Cornelis stelt als onderpand voor de overeenkomst: De molen in de ban van Hensbroeck "op die plas" (ten noorden staat de Spanbroecker en ten zuiden de Ursemmer molen), alsmede het erf waar molen en huis op staan (belendende ten zuiden Aerian Evertszoon Plas, ten noorden Evert Voichtis Plas en ten oosten Cornelis Bruynis met het "Veerbosch". Andere onderpanden zijn het huis bij de molen (belendende ten noordwesten Evert Voichtis' huis en ten westen Aerian Everts' huis), alsmede alle andere goederen van Cornelis of zijn opvolgers.
Waarna de schout van Opdam en Hensbroeck, Adriaen Evertsz, zegelt op verzoek van burgemeesters en schepenen. (inv.nr. 27)
1) Noch Cornelis Jacobz, noch zijn opvolgers mogen de molen afbreken;
2) Als de molen omvalt, omwaait of verbrandt dan moeten Cornelis of zijn opvolgers de molen op eigen kosten herbouwen;
3) De molenaar zal al het zaad malen, een grove halve ton of een Alkmaarse zak voor een blank, en een zak tarwe voor een stuiver. Noch Cornelis Jacobz, noch zijn opvolgers mogen een hoger maalloon vragen;
4) De molenaar moet mooi en goed meel malen;
5) Voor deze overeenkomst ontvangt Cornelis van Opdam 100 karolusguldens, en van Hensbroeck 50 karolusguldens plus het erf waar de molen en het huis op staan, alsmede de vrije wind voor altijd;
6) Cornelis stelt als onderpand voor de overeenkomst: De molen in de ban van Hensbroeck "op die plas" (ten noorden staat de Spanbroecker en ten zuiden de Ursemmer molen), alsmede het erf waar molen en huis op staan (belendende ten zuiden Aerian Evertszoon Plas, ten noorden Evert Voichtis Plas en ten oosten Cornelis Bruynis met het "Veerbosch". Andere onderpanden zijn het huis bij de molen (belendende ten noordwesten Evert Voichtis' huis en ten westen Aerian Everts' huis), alsmede alle andere goederen van Cornelis of zijn opvolgers.
Waarna de schout van Opdam en Hensbroeck, Adriaen Evertsz, zegelt op verzoek van burgemeesters en schepenen. (inv.nr. 27)
0964 Huisarchief Weldam, 1438-1920
Inventaris
4. Bijlage 2 Regestenlijst
18
Burgemeester en schepenen van Opdam (resp. Jan Sijmonss, Jan Willemszoon, Claes Heynderickszoon, Jacob Corneliszoon Coepmans, Cornelis Maertszoon en Cornelis Hilbrantszoon) en burgemeester en schepenen van Hensbroeck (resp. Pieter Sijtszoon, Pieter Folckertszoon, Cornelis Jacobz, Baert Yffsz, Pieter Cornelisz en Jacob Aeriansz) verklaren dat zij met toestemming van hun rijkdommen en gemeenten een overeenkomst aangegaan zijn met molenaar Cornelis Jacobz van Veenhuysen, die een molen heeft op Lutgehensbroeck:
1) Noch Cornelis Jacobz, noch zijn opvolgers mogen de molen afbreken;
2) Als de molen omvalt, omwaait of verbrandt dan moeten Cornelis of zijn opvolgers de molen op eigen kosten herbouwen;
3) De molenaar zal al het zaad malen, een grove halve ton of een Alkmaarse zak voor een blank, en een zak tarwe voor een stuiver. Noch Cornelis Jacobz, noch zijn opvolgers mogen een hoger maalloon vragen;
4) De molenaar moet mooi en goed meel malen;
5) Voor deze overeenkomst ontvangt Cornelis van Opdam 100 karolusguldens, en van Hensbroeck 50 karolusguldens plus het erf waar de molen en het huis op staan, alsmede de vrije wind voor altijd;
6) Cornelis stelt als onderpand voor de overeenkomst: De molen in de ban van Hensbroeck "op die plas" (ten noorden staat de Spanbroecker en ten zuiden de Ursemmer molen), alsmede het erf waar molen en huis op staan (belendende ten zuiden Aerian Evertszoon Plas, ten noorden Evert Voichtis Plas en ten oosten Cornelis Bruynis met het "Veerbosch". Andere onderpanden zijn het huis bij de molen (belendende ten noordwesten Evert Voichtis' huis en ten westen Aerian Everts' huis), alsmede alle andere goederen van Cornelis of zijn opvolgers.
Waarna de schout van Opdam en Hensbroeck, Adriaen Evertsz, zegelt op verzoek van burgemeesters en schepenen. (inv.nr. 27)
1) Noch Cornelis Jacobz, noch zijn opvolgers mogen de molen afbreken;
2) Als de molen omvalt, omwaait of verbrandt dan moeten Cornelis of zijn opvolgers de molen op eigen kosten herbouwen;
3) De molenaar zal al het zaad malen, een grove halve ton of een Alkmaarse zak voor een blank, en een zak tarwe voor een stuiver. Noch Cornelis Jacobz, noch zijn opvolgers mogen een hoger maalloon vragen;
4) De molenaar moet mooi en goed meel malen;
5) Voor deze overeenkomst ontvangt Cornelis van Opdam 100 karolusguldens, en van Hensbroeck 50 karolusguldens plus het erf waar de molen en het huis op staan, alsmede de vrije wind voor altijd;
6) Cornelis stelt als onderpand voor de overeenkomst: De molen in de ban van Hensbroeck "op die plas" (ten noorden staat de Spanbroecker en ten zuiden de Ursemmer molen), alsmede het erf waar molen en huis op staan (belendende ten zuiden Aerian Evertszoon Plas, ten noorden Evert Voichtis Plas en ten oosten Cornelis Bruynis met het "Veerbosch". Andere onderpanden zijn het huis bij de molen (belendende ten noordwesten Evert Voichtis' huis en ten westen Aerian Everts' huis), alsmede alle andere goederen van Cornelis of zijn opvolgers.
Waarna de schout van Opdam en Hensbroeck, Adriaen Evertsz, zegelt op verzoek van burgemeesters en schepenen. (inv.nr. 27)
Datering:
? juni 1566 of 9 augustus 1566
NB:
Eigentijds (?) afschrift op perkament door Michiel Pieters de Warda, pastoor, notaris en secretaris te Opdam;
- Deze akte is als retroactum vastgemaakt aan een stuk van 1 september 1575, zie reg.nr. 19. Daar staat in dat de overeenkomst van 9 augustus 1566 dateerde terwijl op het retroactum juni 1566 staat.
- Deze akte is als retroactum vastgemaakt aan een stuk van 1 september 1575, zie reg.nr. 19. Daar staat in dat de overeenkomst van 9 augustus 1566 dateerde terwijl op het retroactum juni 1566 staat.
Zie ook:
Organisatie: Westfries Archief
laatste wijziging 28-11-2007
laatste wijziging 06-11-2019
576 beschreven archiefstukken
Kenmerken
Datering:
1438-1920
Datering:
1438-1920
Plaats:
Obdam
Soort archief:
Particulier
Omvang:
2000 mm
Licentie:
Openbaar:
Ja
Auteur:
J. de Bruin (1987)
Categorie:
laatste wijziging 06-11-2019
576 beschreven archiefstukken