0964 Huisarchief Weldam, 1438-1920 ( Westfries Archief )
0964
Huisarchief Weldam, 1438-1920
Inleiding
1. Geschiedenis van de organisatie
2. Geschiedenis van de archiefvorming
3. Verantwoording van de inventarisatie
4. Geraadpleegde bronnen
5. Geraadpleegde literatuur
6. Lijst van functionarissen
laatste wijziging 06-11-2019
576 beschreven archiefstukken
Inventaris
4. Bijlage 2 Regestenlijst
4a Filips van Bourgondië verklaart dat Jacoba van Beieren eertijds Airnt van Gent heeft beleend met de hoge en lage heerlijkheid van Spanbroeck, Upmeer, Updam en Hensbroeck, hetgeen hij indertijd zelf heeft bevestigd. Nu is Airnt van Gent verschenen voor de heer van Santes (stadhouder van Holland) omdat hij het leen vanwege schulden heeft moeten verkopen aan Jan van der Boechorst, Jan van Zwieten en Gooswijn Michielszoen. Daarom draagt hij het leen op aan de grafelijkheid met het verzoek om het drietal ermee te belenen. Daarop is Jan van der Boechorst beleend met de helft van de hoge en lage heerlijkheid van Spanbroeck, Upmeer, Updam en Hensbroeck, met alle toebehorende renten, tienden, profijten, inkomsten en rechten. Hij moet het leen onderling verdelen met Jan van Zwieten en Gooswijn Michielszoen. Voorts worden bepalingen opgenomen over de vererving van het leen. Hij ontvangt het als een onversterflijk erfleen, te verheergewaden met een rode valk of twee Franse schilden. Gedaan voor Florys van den Abele, Geryt van Zijl, Boudijn van Zwieten en Goidscalc Oem. De inwoners van zijn "kavel" worden gelast om Jan van der Boechorst aan te nemen als hun wettige heer. (inv.nr. 7a)
0964 Huisarchief Weldam, 1438-1920
Inventaris
4. Bijlage 2 Regestenlijst
4a
Filips van Bourgondië verklaart dat Jacoba van Beieren eertijds Airnt van Gent heeft beleend met de hoge en lage heerlijkheid van Spanbroeck, Upmeer, Updam en Hensbroeck, hetgeen hij indertijd zelf heeft bevestigd. Nu is Airnt van Gent verschenen voor de heer van Santes (stadhouder van Holland) omdat hij het leen vanwege schulden heeft moeten verkopen aan Jan van der Boechorst, Jan van Zwieten en Gooswijn Michielszoen. Daarom draagt hij het leen op aan de grafelijkheid met het verzoek om het drietal ermee te belenen. Daarop is Jan van der Boechorst beleend met de helft van de hoge en lage heerlijkheid van Spanbroeck, Upmeer, Updam en Hensbroeck, met alle toebehorende renten, tienden, profijten, inkomsten en rechten. Hij moet het leen onderling verdelen met Jan van Zwieten en Gooswijn Michielszoen. Voorts worden bepalingen opgenomen over de vererving van het leen. Hij ontvangt het als een onversterflijk erfleen, te verheergewaden met een rode valk of twee Franse schilden. Gedaan voor Florys van den Abele, Geryt van Zijl, Boudijn van Zwieten en Goidscalc Oem. De inwoners van zijn "kavel" worden gelast om Jan van der Boechorst aan te nemen als hun wettige heer. (inv.nr. 7a)
Datering:
1 augustus 1434
NB:
Extract van 4 december 1634, opgemaakt in de registerkamer van Holland, uit het register Philippus A (folio XIX e.v.) door de griffier van de lenen van de grafelijkheid van Holland.
Zie ook:
Organisatie: Westfries Archief
laatste wijziging 11-11-2005
4) Als de nieuwe molen er wel komt en daarmee in de Waert geloosd zal worden, dan mogen Heynsbrouck en Ursem ook water inlaten en uitmalen in de Waert met de molens nu staande op hun grondgebied, om de Wogmeer sneller te "verminderen";
5) In de kosten van het versterken van de oude kade, het maken van de nieuwe kade, het uitdiepen en verbreden van de afwatering, de bouw van een nieuwe molen, het onderhoud van de kaden, sloten en molen, het molenaarsloon en alle andere kosten moeten partijen "margen-/margensgelijk" bijdragen;
6) De nieuwe molen, kaden en afwatering zullen worden bestuurd door drie molenmeesters, één uit Ursem, één uit Heynsbrouck en één uit Updam;
7) Die van Updam mogen afgesloten blijven, en kunnen niet tot opening van de dammen verplicht worden. Zij mogen de dammen pas openen als de anderen vinden dat de Wogmeer met de drie molens leeg genoeg gemaakt is;
8) Vanaf het moment dat de dammen geopend worden mag iedereen weer onbelemmerd varen naar zijn land of andere plaatsen;
9) In geval van onenigheid over de uitspraak moeten partijen zich tot de arbiters wenden.
Met aantekening dat Claes Gerts en Jan Jacobsz Oly (buren van Ursem) als gevolmachtigden van 't corpus van Ursem op 1 augustus 1610 voor de vanwege deze akte molen kwijting hebben verleend aan de bedijkers van 't Wogmeerlant.
(inv.nr.39)
5) In de kosten van het versterken van de oude kade, het maken van de nieuwe kade, het uitdiepen en verbreden van de afwatering, de bouw van een nieuwe molen, het onderhoud van de kaden, sloten en molen, het molenaarsloon en alle andere kosten moeten partijen "margen-/margensgelijk" bijdragen;
6) De nieuwe molen, kaden en afwatering zullen worden bestuurd door drie molenmeesters, één uit Ursem, één uit Heynsbrouck en één uit Updam;
7) Die van Updam mogen afgesloten blijven, en kunnen niet tot opening van de dammen verplicht worden. Zij mogen de dammen pas openen als de anderen vinden dat de Wogmeer met de drie molens leeg genoeg gemaakt is;
8) Vanaf het moment dat de dammen geopend worden mag iedereen weer onbelemmerd varen naar zijn land of andere plaatsen;
9) In geval van onenigheid over de uitspraak moeten partijen zich tot de arbiters wenden.
Met aantekening dat Claes Gerts en Jan Jacobsz Oly (buren van Ursem) als gevolmachtigden van 't corpus van Ursem op 1 augustus 1610 voor de vanwege deze akte molen kwijting hebben verleend aan de bedijkers van 't Wogmeerlant.
(inv.nr.39)
laatste wijziging 06-11-2019
576 beschreven archiefstukken
Kenmerken
Datering:
1438-1920
Datering:
1438-1920
Plaats:
Obdam
Soort archief:
Particulier
Omvang:
2000 mm
Licentie:
Openbaar:
Ja
Auteur:
J. de Bruin (1987)
Categorie:
laatste wijziging 06-11-2019
576 beschreven archiefstukken