Al bleef Nederland buiten de Eerste Wereldoorlog, de malaise door voedselschaarste en werkloosheid was ook hier groot. De politieke gebeurtenissen in Europa (revolutionaire bewegingen in Rusland en Duitsland) werden in Nederland met grote zorg gevolgd. De oproep in november 1918 van Pieter Jelles Troelstra tot een socialistische omwenteling gaf aanleiding tot grote politieke onrust. De gevestigde orde trof daarom voorbereidingen om bij opstootjes direct in te kunnen grijpen. Hiertoe werden overal in het land burgerwachten opgericht. Het doel van de burgerwacht van Berkhout was (artikel 2 van het statuut) 'het wettig gezag (te steunen) in het bestrijden van revolutionaire aanrandingen en (het) tegen gewelddadig verzet te verdedigen'.
Het is niet bekend hoeveel leden de burgerwacht van Berkhout telde op het hoogtepunt van de politieke spanningen maar er kan wel een indicatie worden gegeven. Toen de acute dreiging van een revolutie was verdwenen, besloot de ledenvergadering op 20 januari 1923 om 'over te gaan in een rustende burgerwacht met dertig geweren'. Het is de op een na laatste aantekening in het notulenboek. Twaalf jaar later schreef de secretaris daarin nog slechts deze aantekening: 'In het jaar 1935 is de rustende Burgerwacht opgeheven en zijn alle geweren enz. verzonden'.