Van oudsher had het gerecht 4 taken: rechtspraak, verlijden van akten, sluiting van huwelijken en toezicht op voogdij. Deze taken werden uitgevoerd door de 7 schepenen. Ten aanzien van de rechtspraak kan onderscheid worden gemaakt tussen criminele en civiele rechtspraak. Bij zittingen fungeerde de schout als officier van justitie, de schepenbank wees vonnis. Het gerecht had een bode in dienst die mensen aanzegde die voor het gerecht moesten verschijnen. Vaak was de dorpssecretaris ook gerechtsbode. Het verlijden van akten werd gedaan door 2 tot "zegelaar" benoemde schepenen. Verder werden huwelijken van niet-protestanten door het gerecht gesloten. Voor het toezicht op voogdij werden voor ieder voorkomend geval 2 schepenen aangesteld tot toeziend voogd. Hiervoor is al vermeld wat de aankoop van de ambachtsheerlijkheid in 1741 voor gevolgen had voor het gerecht. In maart 1811 werd het gerecht opgeheven op last van "den Weiedel-gestrenge Heer & Meester Merens, Advocaat en Gevolmagtigde van den Edele Heere Prefect van het Arrondissement Hoorn", waarna deze de boeken en papieren, alsmede het "casjet" verzegelde *  .