033 Stad en ambacht Heenvliet ( Streekarchief Voorne-Putten )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Naar boven om te zoeken
033   Stad en ambacht Heenvliet
Inleiding
Aanwijzingen voor de gebruiker
Archiefvorming
Inhoud en structuur van het archief
Bijlagen
Regesten
375. Clercxboek (1539-1551)
376. Clercxboek (1562-1563)
377. Clercxboek (1563-1575)
378. Clerckboek (1575-1583)
379. Leenmannenvonnisboek, (1583-1595)
380. Leenmannenvonnisboek, (1595-1635)
381. Leenmannenvonnisboek, (1638-1683)
382. Leenmannenvonnisboek, (1683-1762)
383. Leenmannenvonnisboek, (1767-1810)
438. Schepenvonnisboek (1583-1590)
439. Schepenvonnisboek (1590-1595)
440. Schepenvonnisboek (1595-1611)
441. Schepenvonnisboek (1616-1636)
Jan Adriaensz, waard in ‘het Vergulde Spoer’ in Brielle, eigenaar van een huis in Heenvliet, eiser en arrestant, contra Tonis Tonisz Spangaert ‘huyerman vande selve huysinghe omme te verantwoerden zijne gearresteerde meubele goederen’, gedaagde.
Eiser eist volgens een huurcedulle van 7-1-1615 voor 30-4-1616 betaling van 37 g. 10 st. of verkoop van de inbeslaggenomen goederen. Gedaagde bekent de schuld, maar verzoekt aftrek van de kosten, die hij geleden heeft. Schepenen veroordelen hem conform de eis onder aftrek van de kosten van het schepenvonnis van 5-5-1615.
Olert Jansz Erckenbouts, eiser, contra Jan Cornelisz Torman, gedaagde. Eiser eist betaling van 8 g. ? st. 2 p. voor vervallen schot van 1612 of verkoop van gedaagdes goederen. Gedaagde verzoekt 14 dagen uitstel, schepenen gunnen hem 8 dagen uitstel om te antwoorden.
Van Heul, pp. voor Jan Adriaensz, waard in ‘het Vergulde Spoer’ in Brielle, eiser, contra Pieter van Campen, gedaagde.
Eiser eist betaling van 28 g. 7 st. getaxeerde proceskosten gevallen in de procedure tussen Tonis Tonisz Spangaert, eiser en gedaagde over de kwestie van de ontruiming van het huis volgens de sententie van 05-05-1615. Gedaagde verzoekt de zaak op schrift en 14 dagen uitstel om te antwoorden. Schepenen gunnen gedaagde de stukken op schrift en 8 dagen tijd om te antwoorden.
Rechtdag 24-06-1616.
Secretaris Van Campen voor zijn zoon Pieter van Campen zegt ‘de saeke verbleven te zijn’. Schepenen veroordelen gedaagde conform de eis.
Cornelis Claesz, eiser, contra Willem Commersz, waarsman, gedaagde.
Eiser eist betaling van 8 g. arbeidsloon aan het gemeneland verdiend of verkoop van gedaagdes goederen. Gedaagde voert aan, dat ‘Mr. Jan hem ged. heeft gecoort 39 g. 3 st.
Schepenen veroordelen gedaagde tot betaling binnen 8 dagen.
Pieter Lamberechtsz Quaertelaer, eiser, contra Dirck Cornelisz Wagemacker, gedaagde.
Eiser eist betaling van 38 g. 8 st. wegens koop en leverantie van 8 zakken tarwe of verkoop van gedaagdes goederen. Schepenen veroordelen gedaagde bij verstek conform de eis.
Schepenen veroordelen gedaagde binnen een maand te betalen.
Rechtdag 20-5-1616.
Schepenen veroordelen gedaagde binnen een maand te betalen.
Jan Jacobsz van der Huel, pp. voor Maerten Mathijsz, eiser, contra Jan Aerensz Luyendijck, gedaagde.
Eiser eist betaling van 69 g. wegens koop en leverantie van 15 zakken tarwe. Gedaagde bekent de schuld en verzoekt binnen de tijd van twee maal zes maanden te mogen betalen. Schepenen veroordelen gedaagde tot betaling binnen 3 maanden en het stellen van borgen.
Mester Olert Jansz Erckenbout als innen van hevens, eiser, contra Huych Willisz Ruge, gedaagde.
Cornelis Arensz Beamont, eiser, contra Jan Maerten Wittensz, gedaagde.
Eiser eist betaling van 4 g. 16 st. wegens koop en leverantie van hout. Gedaagde heeft beloofd te betalen, als hij weer terug is uit Den Haag.
De baljuw heeft Huych Cornelisz Noudt, viskoper te Dordrecht, de palmslag gegeven van 5 lijnen 78 r. weiland, zijnde memorieland, in de Vierhoeken binnen nr. 13. Hij mag dit land gebruiken, tenzij er iemand komt met oudere brieven en beter recht.
Van Huel met Aren Joosten Coerrenmetter, nagelaten zoon van Neeltgen Cornelis alias Dove Nelle, won. in Brielle, eiser, contra iedereen, die recht denkt te hebben op onderstaand memorieland, gedaagde.
Eiser heeft als oudste en naaste van het geslacht van de eerste fondateur op 6-7-1616 te bode gesteld 15 gem. memorieland, die vacant zijn na het overlijden van Abraham Pietersz te Maassluis. Hij verzoekt in het bezit van het land gesteld te worden.
Cornelis Jacobsz Cleyburch, won. te Oostvoorne, verklaart, dat hij als oudste en naaste dit land al in gebruik genomen heeft en dat Aren Joosten lang de oudste niet is. Schepenen verklaren, dat partijen hun bewijsstukken moeten inleveren met 10 car. g. om juridisch advies in te winnen.
Willem van Campen. secretaris van Heenvliet, eiser, contra Pieter Lamberechtsz Quaertelaer, gedaagde.
Eiser eist volgens schepenverlijt van 3-5-1613 betaling van 42 car. g. 10 st. met rente of verkoop van gedaagdes goederen. Aren Arensz Boode, pp. voor gedaagde, bekent de schuld en verzoekt 3 maanden uitstel.
Schepenen veroordelen gedaagde conform de eis met 2 maanden uitstel en borgstelling binnen 8 dagen.
Aren Joosten, eiser, contra Cornelis Jacobsz Cleyburch, gedaagde, in cas van memorieland, vrijgekomen na het overlijden van Abraham Pietersz.
Volgens juridisch advies van 28-9-1616 wijzen schepenen het land aan eiser toe en veroordelen gedaagde tot betaling van de proceskosten.
Willem van Campen, rentmeester van St. Jacobus vicarie, eiser, contra Willem Commersz, gedaagde.
Eiser eist betaling van 24 g. over een jaar pacht van 4 gem. 47 r. land verschenen maart 1615 en borgstelling voor de lopende pacht of verkoop van gedaagdes goederen. Schepenen veroordelen gedaagde conform de eis, ‘midts cortende van de nieuwe moole gelijck onder gemeen eygenaers werden gecort’.
De secretarisWillem van Campen, eiser, contra Cornelis Joosten opte Nieuwe Sluys, gedaagde.
Eiser eist betaling van 40 g. 12 [st.] 8 p. met rente volgens schepenverlijt van 31-7-1614. Schepenen veroordelen gedaagde bij verstek conform de eis.
Op de rechtdag van 8-10-1616 verzoekt gedaagde 3 maanden uitstel van betaling. Schepenen veroordelen gedaagde conform de eis met 2 maanden uitstel.
Van Huel, pp. voor Jochem Bouwensz, lakenkoper, eiser, contra Aren Cornelisz, gedaagde.
Eiser eist betaling van 30 g. voor geleverd laken. Gedaagde verzoekt 6 weken tijd om met eiser overeenstemming te bereiken. Schepenen veroordelen gedaagde conform de eis met 6 weken uitstel en borgstelling binnen 14 dagen.
De baljuw heeft op bevel van schepenen Aren Joosten Coerrenmetter de palmslag van zekere memorielanden gegeven. Hij mag deze landen gebruiken, tenzij er iemand komt met oudere brieven en beter recht.
Jan Jansz Huycquesloot, pp. voor Michiel Jorrisz, eiser, contra Cornelis Aertsz, gedaagde.
Eiser eist leverantie van 3 zakken tarwe, zoals overeengekomen. Gedaagde verzoekt om 14 dagen tijd om te antwoorden, hetgeen hem wordt vergund.
De baljuw, eiser, contra Jan Jansz Huycquesloet, stedehouder, en de secretaris Willem van Campen, verweerders.
Eiser eist, dat verweerders de opgedolven kaden tegen hun landen in de Gouwershoek en de Verdouwenhoek binnen 8 dagen op hun eigen kosten in de vorige staat terugbrengen en veroordeling tot een boete van 40 p.
Verweerders verzoeken om de zaak te verdagen tot de komst van de heer Persijn, waarmee de baljuw akkoord gaat.
Willem van Campen als rentmeester van St. Nicolaesvicarie, eiser, contra Cornelis Joosten als gebruiker van 4 lijnen 91 r. land, gedaagde.
Eiser eist betaling van 4 jaar verlopen pachten van 1513 t/m 1516 of verkoop van gedaagdes goederen. Gedaagde verzoekt de eis op schrift en 14 dagen tijd om te antwoorden, hetgeen hem wordt vergund.
Rechtdag 10-12-1616.
Schepenen veroordelen gedaagde conform de eis met een maand uitstel van betaling voor de eerste twee pachten en de resterende twee pachten te betalen 1-4-1617, mits gedaagde binnen 8 dagen behoorlijk borgen stelt.
Pouwelis Meeuwesteyn van wege Pouwels Cornelisz Plasghen en zijn zoon Gerrit Pouwelsz, eisers, contra de schepen Cornelis Pietersz Aldoot en Frans Cornelisz Jonge Frans, gedaagden.
Eisers zeggen, dat zij alleen zouden betalen de schoten, verpondingen en landpachten van ca 5 gem. 2 lijnen weiland van Mr. Jacob Briel, die de eisers gehuurd hadden van Frans Cornelis Jonge Frans en bij nadere overeenkomst overgenomen door Cornelis Pietersz Aldoot. Zij verzoeken kosteloos en schadeloos gehouden te worden en ontslag van hun door Huycquesloet inbeslaggenomen paarden uit de schutskooi.
Aldoot verzoekt de eis op schrift en 14 dagen tijd om te antwoorden. Schepenen gunnen hem 8 dagen.
Heden: 19-11-1616 heeft de baljuw het land genaast, dat Antony Tael gekocht heeft van zijn neef in Brielle, en dat ligt in de Zuidhoek van de Ee.
Heden: 19-11-1616 heeft Jacob Roelsz ‘die ghehoorden bedlaecht voer Aldoot en Jongeneel’.
Heden 19-11-1616 heeft de baljuw het land genaast, dat Antony Tael gekocht heeft van zijn neef in Brielle, en dat ligt in de Zuidhoek van de Ee.
Heden 19-11-1616 heeft Jacob Roelsz ‘die ghehoorden bedlaecht voer Aldoot en Jongeneel’.
De baljuw, eiser in cas van naasting, contra Antony Tael, goudsmid in Brielle, verweerder in hetzelfde cas.
Eiser eist behoorlijk transport van het genaaste land. Gedaagde verzoekt kopie van de stukken en 14 dagen tijd om te antwoorden, hetgeen hem wordt vergund.
Aren Arensz Benschepper, eiser, contra Aris Fransz Valck, pp. voor Pieter Lamberechtsz Quaertelaer, gedaagde. Eiser eist betaling van 20 g. 6 st. pacht van 232 r. vlasland en een achtendeel zaaigerst of verkoop van gedaagdes goederen. Gedaagde verzoekt de eis op schrift en 14 dagen tijd om te antwoorden, hetgeen hem wordt vergund.
Rechtdag 10-12-1616.
Schepenen veroordelen gedaagde bij verstek conform de eis.
De secretaris van Heenvliet Willem van Campen, eiser, contra Cornelis Aertsz Buys en Jan Claesz Luyendijck, gedaagden. Gedaagden hebben aangenomen om met Sibrant Harmensz en Maerten Cornelisz al het hout te halen, dat eiser heeft liggen op de verbrande molenwerf en het voor het huis van de eiser te brengen. Zij hebben daarvoor 3 g. ontvangen. Eiser verzoekt, dat gedaagden veroordeeld zullen worden dit binnen 8 dagen te doen. Gedaagden ontkennen het werk op deze condities aangenomen te hebben. Er zou op de molenwerf niet meer dan 2 of 3 wagens hout zijn en niet zwaarder dan door 2 of 3 man op de wagen getild kon worden. Sommig hout is veel zwaarder. Zij verzoeken ontslag van de opdracht.
Schepenen dragen partijen op met ‘een of twee goede mannen’ te proberen binnen 8 dagen overeenstemming te bereiken.
Willem van Campen, eiser, contra Pouwels (Boudewijnsz?), gedaagde. Eiser eist betaling van 79 g. 9 st. 12 p. van 40e en 100e penning van de 5 gem. 150 r. weiland, die gedaagde gekocht heeft van de za. heer van Cruninghen voor 803 g. of verkoop van zijn goederen. Schepenen dragen eiser op gedaagde naar behoren op te roepen.
De gedaagde Aldoot moet direct antwoord geven. Eiser en gedaagde zijn overeengekomen om ieder twee goede maannen te nemen om binnen 8 dagen overeenstemming te bereiken. Zegslieden voor de eiser zijn de otvanger Commersteyn en Cornelis Cornelisz Jongeneel en voor de gedaagde de baljuw en Aert Jacobsz Oudewater.
Commer Leenersz, eiser, contra Pouwels Meeuwesteyn, pp. voor Aris Fransz Valck, gedaagde. Eiser eist, dat gedaagde hem binnen 24 uur de boelceel zal uitbetalen, die hij hem aanbesteed heeft. Gedaagde verklaart de eis niet ontvankelijke te zijn en verzoekt ontslag. Schepenen,partijen gehoord hebbende, veroordelen gedaagde om de eiser binnen 8 dagen de boelceel uit te keren.
Schepenen veroordelen gedaagde bij verstek conform de eis.
Willem Jansz Cuypper jm. en Crintghen Cornelisdr, wed. van Abraham Lamberechtsz, hebben aan schepenen proclamatie van hun huwelijk verzocht.
Aris Fransz Valck, pp. voor zijn zuster Pieter Fransdr, wed. van Abraham Pietersz, in zijn leven possesseur van het memorieland, dat nu bezit is van Aren Joosten Coerrenmetter in Brielle, eiser, contra Jan Cornelisz Vijffpont, pachter van een gedeelte van dit memorieland, gedaagde. Eiser eist betaling van 12 g. verschenen maart 1616, die de weduwe toekomt, omdat haar man overleden is, toen de schoof van het grootste gedeelte van dit memorieland was gebloot. Van Huel met Aren Joosten, possesseur van het memorieland, pp. voor gedaagde, vindt de eis ongegrond.
Schepenen, partijen gehoord hebbende, wijzen de weduwe de pacht over 1616 toe.
De baljuw, eiser, contra de ontvanger Coolwijck, Pieter Huych Bonesz en medearbeiders Jan Jansz Huycquesloet ,stedehouder, en de secretaris Van Campen, verweerders.
Eiser eist, dat gedaagden de kaden van hun landen in Gouwershoek en Verdouwenhoek op hun eigen kosten binnen 8 dagen in hun vorige staat zullen terugbrengen en betaling een boete van 40 p. elk. Meeuwesteyn voor de gedaagde zegt, dat dit een zaak voor de hoofdingelanden is. Schepenen eisen, dat gedaagde zullen antwoorden.
30-4-1617 gaat de ontvanger Coolwijck in beroep bij het Hof van Holland (zijn landen liggen bij de Oude Culck en de Comenwaert).
Tonis Jacobsz te Zwartewaal, eiser, contra Cornelis Joosten bij de Nieuwe Heenvlietse Sluys, gedaagde.
Eiser eist, dat gedaagde bij baljuw en schepenen de custingbrief van zijn huis overlegt, waarvoor eiser voor de helft borg is, en dat betalingen daarop aangetekend worden.Schepenen veroordelen gedaagde conform de eis.
Pouwwels Cornelisz, eiser, contra Gerrit Anthonisz, pp. voor Cornelis Pietersz Aldoot, gedaagde. Eiser eist, dat gedaagde het akkoord zal nakomen, dat op 1-12-1616 tussen hen is gesloten.
Gedaagde verzoekt de eis op schrift, kopie van alle stukken en 14 dagen tijd om te antwoorden.
Jannetgen Arensdr, waardin in de Moerjaen, eiseres, contra Aren Jansz Luyendijck, gedaagde. Eiseres eist betaling van 3 g. door gedaagde verteerd met de kosten. Schepenen veroordelen gedaagde conform de eis.
Olert Jansz Erckenbout, eiser en arrestant, contra Cornelis Jongeneel als borg voor Cornelis Leendertsz Couwenoort, gearresteerde. Eiser eist betaling van 21 car. g. meesterloon door eiser verdiend aan de hand van de vader za. van gearresteerde en voor diverse dranken voor ‘zijn quaede maeghe gemaeckt’ en voor zijn schouder, of verkoop van gedaagdes goederen. Gedaagde ontkent de eiser iets schuldig te zijn.
Schepenen bevelen partijen ‘aende waerheyt te ghaen’.
De baljuw, eiser, contra Van der Clock, pp. voor Jan Arensz Luyendijck, nu won. te Zwartewaal, gedaagde. Eiser heeft beslag gelegd op de ‘bonen op de dijckwal van Jacob Roelsz’, omdat gedaagde de pas gegraven watering tegen deze dijkwal weer half heeft gedempt. Eiser eist, dat gedaagde binnen 2 of 3 dagen de watering weer op de oude wijdte en diepte brengt en dat hij veroordeeld wordt tot een boete van 40 p. of verkoop van de voors. bonen te velde.
Gedaagde wil niet antwoorden, omdat hij niet naar behoren opgeroepen is. Schepenen ontzeggen de eiser daarom zijn eis, gedaagde stelt borg voor de gearresteerde bonen, borg wordt Dirck Cornelisz Waegenmaecker.
Meeuwesteyn, pp. voor Jan Jansz Bosch, pachter van het gemaal van het afgelopen seizoen, eiser, contra Leenert Dircksz, won. in Heenvliet, gedaagde. Ondanks ‘general verbodt’ heeft gedaagde op 5 september j.l. 3¿ mud tarwe naar de molen gebracht om gemalen te worden. Hij heeft 3 mud ‘verimpost’ en daarvan de molenaar een briefje laten aftekenen. Eiser eist boeten van 10 p. en 200 p. Gedaagde verzoekt 3 dagen tijd om te antwoorden, hetgeen hem wordt vergund.
Rechtdag 30-9-1617.
Van Huel voor de gedaagde verklaat de eis niet ontvankelijk. Schepenen houden het vonnis nog 3 dagen aan en bevelen de gedaagde voldoende bewijs in te brengen.
Meeuwesteyn van wege Jan Claesz, eiser, contra Herman Siversz, pp. voor Tonis Thonisz, waard in de Moerjaen, gedaagde. Eiser heeft van gedaagde een snee in zijn hand opgelopen en eist betaling van 9 g. 19 st. meesterloon van Mr. Pieter van Campen en Mr. Pieter Tsarlis te Hellevoetsluis en nog 6 g., die eiser heeft moeten betalen, omdat een jongen zijn kar heeft gemend. Gedaagde verzoekt de eis op schrift en 14 dagen tijd om te antwoorden, hetgeen hem wordt vergund.
Harmen Zyversz uit naam van Jannetgen Pietersz, pp. voor haar man Thonis Thonisz, eiser, contra Jan Maerten Witsz, gedaagde. Eiser eist betaling van 10 g. 10 st. voor verteringen. Gedaagde verzoekt de eis op schrift en 14 dagen tijd om te antwoorden, hetgeen hem wordt vergund.
In de zaak tussen Pouwels Cornelis Plasgen, eiser, en Cornelis Pietersz Aldoot, gedaagde, veroordelen schepenen gedaagde conform de eis. 1-10-1617 gaat Aldoot in beroep bij het Hof van Holland.
Gerrit Ariensz Meeuwesteyn voor Willem Commersz, eiser, [contra] Ollart Jansz (. . . ?).
Schepenen veroordelen gedaagde om binnen 8 dagen de geëiste 71 £ 10 st. onder recht te leggen ‘op peyne van executie’ en na 8 dagen te compareren in de herberg ‘vant Spoyt’ ter presentie van Jan van Abbenbrouck en Jan Cornelis Vijffpondt, oud-schepenen, Gerrit Anthonisz, Cornelis Pietersz Aldoot, Cornelis Cornelisz Jongeneel, tegenwoordig schepenen.
Johan van Abbenbrouck, pp. voor Cornelis To(...?) van den Burch, eiser, contra de wed. van Huych Jorrisz, gedaagde. Eiser eist betaling van 9 g. 13 st., die de overledene schuldig was aan de eiser wegens koop van een varken en verteerde gelagen. Gedaagde verzoekt kopieën en 14 dagen tijd om te antwoorden, hetgeen haar wordt gegund.
Meeuwesteyn, pp. voor Jan Claesz, eiser, contra Tonis [Tonisz] Spangaert, gedaagde. Omdat de gedaagde het meesterloon voor de eiser al heeft betaald en omdat de eiser desondanks van de ene meester naar de andere is gegaan zonder dat de gedaagde dit wist, ontslaan de schepenen de gedaagde van de eis en conclusie.
Jacobmijntgen Jacobs heeft haar dienst als vroedvrouw vrijwillig opgezegd. Omdat zij achteraf toch in Heenvliet blijft wonen, verzoekt zij alsnog in dienst te mogen blijven.
Aangehouden tot de eerstvolgende vergadering van het volle college van baljuw en schepenen op 4-11-1617.
Ordinaris rechtdag gehouden op de preferentie van de boel van Pieter Lamberechtsz Quaertelaer za.
Tot het maken van de staat van schepenverlijden en lopende schulden van voors. boel zijn benoemd de baljuw, Cornelis Cornelisz Jongeneel, Gerrit Anthonisz en de secretaris Willem van Campen en van wege de crediteuren de ontvanger Commersteyn en Gillis (Leenersz?). Men heeft tot dinsdag 7-11-1617 de tijd om zijn eisen in te dienen.
De baljuw, eiser, contra Leenert [Cornelisz] Nolle of Quack, gedaagde. De baljuw heeft op 28-11-1617 door de bode beslag laten leggen op beesten van gedaagde op 2¿ gem. weiland aan de Ouwenwech in de Drie Hillen. Gedaagde heeft de beesten uit het arrest weggevoerd. Eiser eist betaling van 37 p. 10 st. volgens bijgaande huurcedulle of verkoop van gedaagdes goederen. Schepenen veroordelen gedaagde bij verstek conform de eis.
Pieter Jans, wed. van Claes Arensz Luyendijck, arrestant, contra Leenert Cornelisz Quack of Nolle, gearresteerde binnen Heenvliet. Eiseres en arrestante eist betaling van 15 p. als rest van de huur van de wei, die voors. gearresteerde van eiseres gebruikt heeft. Schepenen veroordelen gedaagde bij verstek conform de eis.
Cornelis Pietersz Aldoot, eiser, contra Jan Claesz Luyendijck als borg voor Dirck Cornelisz Couwenoort, gedaagde. Eiser eist betaling van 6 g. voor een ton faro op het woord van gedaagde geleverd op het feest van voors. Couwenoort. Gedaagde verzoekt de eis op schrift en 14 dagen tijd om te antwoorden, hetgeen hem wordt vergund.
Aert Jacobsz Oudewater als oom en voogd van het onmondige weeskind van Pietertgen Claes, eiser, contra de secretaris Willem van Campen en Cornelis Gerrisz, beiden volgens obligatie borg voor Cornelis Joosten, gedaagden. Eiser eist volgens schepenverlijt betaling van 132 g. met rente. Gedaagden verzoeken 14 tijd om te antwoorden, hetgeen hen wordt vergund.
Jan Jansz Bos, pachter van het gemaal, met de baljuw, eisers, contra Crien Cornelisz Proije, won. in Heenvliet, gedaagde in cas van fraude. Gedaagde heeft op 19-1-1618 door zijn huisvrouw een mud tarwe en een mud rogge naar de molen laten brengen. In deze zak zat nog een klein zakje tarwe. Voor de impost heeft gedaagde aangegeven twee mud tarwe naar de molen gebracht te hebben, hij heeft dus gefraudeerd met de kwantiteit en de kwaliteit. Eiser eist een boete van 200 p. en twee van 10 p.
Jan Jansz Bos, pachter van het gemaal, met de baljuw, eisers, contra Willem Jansz de Cuypper, won. op de Grond van Heenvliet, gedaagde in cas van fraude. Gedaagde heeft omstreeks Bamis j.l.uit zijn schuit in zijn huis laten brengen twee achtendelen boekweitmeel zonder die aan de collecteurs van Zwartewaal aan te geven of de gerechtigheid van Heenvliet te betalen. Eiser eist een boete van 200 g. en een van 10 p. Gedaagde zegt, dat hij altijd behoorlijk aangifte heeft gedaan. Schepenen ontslaan hem van de eis, mits hij zal verklaren ‘bij sijne manne waerheyt in plaetse van eede’ geen boekweitmeel opgedaan te hebben, hetgeen gedaagde gedaan heeft.
De baljuw, eiser, contra Willem Commersz, gedaagde. Eiser blijft bij zijn eis. Gedaagde verzoekt de eis op schrift en 14 dagen tijd om te antwoorden. Eiser eist, dat gedaagde nu antwoordt, omdat hij de eis al via de bode gehad heeft. Schepenen gunnen gedaagde zijn verzoek.
Michiel Jorrisz, eiser, contra Gerrit Jansz Ossebos, gedaagde. Eiser zegt, dat hij in de Kerkhoek al meer dan dertig jaar een boomgaard bezit in de hoek van de dijk. Al die tijd heeft hij het rijs van de bomen langs de dijk gehakt en gebruikt. Gedaagde zegt, dat het rijs hem toekomt, omdat hij de erfpacht moet betalen. Schepenen bevelen partijen ieder twee wijze mannen te nemen om te zien, of zij binnen 8 dagen overeenstemming kunnen bereiken.
De baljuw Jacob van der Meer ‘ in sien prijve naem’, contra Jacob Leenersz Commen en Cornelis Aertsz Buys ‘mits deen voldoende ende dander gevrijdt zijnde’, gedaagden. De heining tussen de eiser en Cornelis Aertsz Buys aan de Molendijk, die destijds gemaakt is door Jacob Leenersz, wordt nu ‘bedurven’ door de mestput en de beesten van Cornelis Aerts. Eiser eist, dat de heining ‘half ende half’ tot een hoogte van 5¿ voet wordt opgetrokken. Gedaagde vindt dat niet nodig, daar hij ‘daer hij gheen schade ofte letsel en lijdt’. Schepenen veroordelen gedaagde conform de eis.
In de zaak van Johan Huycquesloot en Aert Jacobsz Oudewater, voogden van het nagelaten weeskind van Claes Jansz Huycquesloot za., contra de secretaris Willem van Campen en Cornelis Gerritsz in Heenvliet als borgen voor Cornelis Joosten bij de Nieuwe Sluys in Heenvliet. Schepenen veroordelen gedaagde conform de eis.
Aren Cornelisz verlijdt een custingbrief van 100 car. g. t.b.v. degene, die daar het meeste recht op heeft. Borg is geworden Commer Corstiaensz.
Pouwelz Meeuwesteyn, pp. voor Aren Jansz Luyendijck, won. in Heenvliet, eiser en arrestant, contra Willem Jacobsz (?) in Brielle of zijn borg Jan Jansz Huycquesloet, gedaagde en gearresteerde. Eiser eist betaling van 10 car. g. weihuur, die gedaagde al hee lang schuldig is, en 4 car. g. voor een paard, dat gedaagde 4 weken lang in de wei gehouden heeft, terwijl er was afgesproken, dat hij geen paarden in die wei mocht houden. Jan Jansz Huycquesloet verzoekt de eis op schrift en een maand de tijd om te antwoorden. Gedaagde krijgt 14 dagen om te antwoorden.
Pouwelz Meeuwesteyn, pp. voor Aren Jansz Luyendijck, eiser, contra Berbel Jacobs, wed. van Leenert Mathisz, won. aan de Bernissendijk, gedaagde. Eiser eist betaling van 5 g. 10 st. wegens koop en leverantie van hooi. Gedaagde bekent de schuld, mar vraagt om 10 weken uitstel van betaling. Schepenen veroordelen gedaagde conform de eis met 2 maanden uitstel van betaling, mits binnen 8 dagen borg gesteld wordt.
Frans Cornelisz Jonge Frans, eiser, contra Cornelis Pietersz Aldoot, gedaagde. Eiser zegt, dat Maerten Mathisz, schout van Vierpolders, uit zijn naam aan gedaagde betaald heeft 102 car. g. en eiser heeft nog voor 2 jaar aan gedaagde verhuurd 3 gem. zaailand voor 120 g. en een ton faro, en hij krijgt verder nog van de koop van de ‘bille’ 61 g., samen 283 car. g., waarmee gedaagde de pachten, schoten en verpondingen van eiser zou betalen. Eiser eist, dat gedaagde hem rekening en bewijs zal leveren. Gedaagde verzoekt de eis op schrift en 14 dagen tijd om te antwoorden, hetgeen hem wordt vergund.
Cornelis Pietersz Aldoot, eiser, contra Maerten Mathisz, schout van Vierpolders, en Aris Fransz Valck als borg, gedaagde. Eiser eist, dat hij 17 g. 5 st. zal mogen aftrekken, die gedaagde nog van hem krijgt.
Gedaagde verzoekt de eis op schrift en 14 dagen tijd om te antwoorden, hetgeen hem wordt vergund.
Arris Fransz Valck, eiser, contra Jan Cornelisz Vijffpont, gedaagde. Eiser houdt de zaak aan tot over 14 dagen.
De baljuw heeft Aren van der M . . . de palmslag gegeven van 8 lijnen memorieland in 2 partijen in de Hoeystael, die gebruikt worden door Arentgen Commers. Dit land zal zijn bezit zijn, tenzij er iemand komt met oudere brieven en beter recht.
Pouwels Meeuwesteyn, pp. voor Gerrit Anthonisz, eiser, contra Aris Fransz Valck, pp. voor Willem Commersz, gedaagde. Eiser eist betaling van 18 g. voor een jaar pacht verschenen Catharina jaarmarkt 1616 of verkoop van gedaagdes goederen. Gedaagde verzoekt de eis op schrift en 14 dagen tijd om te antwoorden. Eiser eist betaling staande de vierschaar. Jan Jansz Huycquesloet als borg voor gedaagde verzoekt 14 dagen uitstel. Schepenen veroordelen gedaagde conform de eis met 14 dagen uitstel van betaling. Gedaagde gaat in beroep bij het Hof van Holland.
Jan Maerte Wittensz en Trintgen Gerrits zijn voor schepenen getrouwd.
De baljuw, eiser, contra Willem Commersz, gedaagde. Eiser blijft bij zijn eis van 3-3-1618. Gedaagde verzoekt uitstel, omdat zijn procureur niet is gekomen. Schepenen veroordelen gedaagde tot een boete van 10 p. en 5 p. voor de kerkarmen. Gedaagde gaat 30-5-1618 in beroep.
Gerrit Anthonisz, eiser, contra Willem Commersz, gedaagde. Eiser blijft bij zijn eis van 5-5-1618. Gedaagde zegt, dat hij de stee heeft gekocht en de ‘bruycklanden’ met de stee heeft overgenomen. Omdat deze landen hem onthouden zijn, vindt hij, dat hij niet hoeft te betalen. Schepenen veroordelen gedaagde conform de eis met 14 dagen uitstel.
Jan van der Huel met Jan van Abbenbrouck en Thonis Thonisz Spangert, eisers, contra Pouwels Meeuwesteyn, pp. voor Jan Thonisz van Vlaardingen, gedaagde.
Eisers zeggen, dat gedaagde op 11-10-1618 twee halve vaten faro uit zijn schuit gezet heeft, het een in het huis van Tonis Baltensz, het andere in het huis van Gritgen Cornelis, beiden won. bij de Nieuwe Sluys van Heenvliet, zonder dit bier aangegeven te hebben. Eisers eisen de verbeurdverklaring van het bier. Gedaagde verklaart de eis op onwaarheden gefundeerd en dus niet ontvankelijk. Schepenen houden de zaak aan tot zaterdag a.s.
Jan Jacobsz weduwnaar, won. in Vierpolders, en Neltgen Huygen jd met haar broer Cornelis Huygensz en Cornelis Pietersz Brabander, won. in Heenvliet, verzoeken om proclamatie van hun huwelijk. 4 nov. eerste, 11 nov. tweede en 18 nov. derde gebod.
Van der Huel, pp. voor de pachters van de bierimpost van Heenvliet, blijft bij de eis van 31-10-1618 tegen Pouwels Meeuwesteyn, pp. voor Jan Thonisz, schuitvoerder van Vlaardingen. Gedaagde blijft bij zijn verweer. Schepenen bevelen partijen ieder een of twee goede mannen te nemen en te proberen overeenstemming te bereiken.
Rechtdag 10-11-1618.
Schepenen, partijen gehoord hebbende, ordonneren gedaagde binnen 24 uur de bierimpost in kwestie te betalen.
Jan Jordensz en Neltgen Huygen zijn voor schepenen getrouwd.
Jan Jansz Huycquesloet, gewezen collecteur van de verponding en het extra-ordinair schot van het gemeneland van Heenvliet in 1609-1611, eiser, contra Cornelis Pietersz Aldoot, gedaagde.
Eiser eist betaling staande de vierschaar van 25 g. 13 st. over 5 gem. 213 r. in Abbewerve nr. 8, 9 en 10 over 3 jaar verponding en 3 g. 10 st. extra-ordinair schot over 1610 en 1611. Gedaagde verzloekt de eis op schrift en 14 dagen tijd om te antwoorden, hetgeen hem wordt vergund.
Jan Jansz Huycquesloet, eiser, contra Aert Jacobsz van Oudewaeter, gedaagde.
Eiser wil met gedaagde ‘int vruntlicke’ een rekening vereffenen. Hij krijgt daartoe niet de kans, maar in plaats daarvan krijgt hij wel ‘quade ongheschickte ende onbehoerlicke woerden’. Eiser roept de hulp van schepenen in. Gedaagde is bereid af te rekenen, maar dan moet eiser eerst de rekening tonen, die zij samen het laatst gedaan hebben.
Schepenen ordonneren partijen binnen 8 dagen te verschijnen voor de schepenen Cornelis Cornelis Jongeneel en Gerrit Anthonisz en de secretaris Willem van Campen. Beiden moeten hun voorgaande rekeningen meebrengen.
De kerkmeesters Jacob van der Meer en Gerrit Anthonisz, arrestanten, contra Herman Syversz, die gearresteerde tarwe te velde op 2 gem. zaailand in de Lammerlandse hoek genaamd ‘de Pappemeet’ verantwoorden moet, gedaagde.
Eisers eisen betaling van 4 zakken tarwe, die op dit land vervallen is voor de armen van Heenvliet over 1615 t/m 1618 volgens het memorie van 3-2-1590, of verkoop van gedaagdes goederen.
Gedaagde verzoekt een kopie uit het memorieboek en 14 dagen tijd om te antwoorden, hetgeen hem wordt vergund.
Almonde, eiser, contra Harmen Zyversz Decker, gedaagde.
Eiser eist volgens een schuldbrief betaling van 60 g. of verkoop van het verhypothekeerde.
Schepenen veroordelen gedaagde bij verstek conform de eis.
De kerkmeesters Jacob van der Meer en Gerrit Anthonisz, eisers, contra Cornelis Meesz won. in Heenvliet, gedaagde. Eisers eisen betaling van 9 g. voor 3 jaar verlopen renten over 1616 t/m 1618 voor de hypotheek op het huis ‘de Mecknoven van Heenvliet’ van gedaagde of verkoop van het huis. De gedaagde bekent de schuld, maar verzoekt 3 maanden uitstel van betaling. Schepenen, partijen gehoord hebbende, veroordelen gedaagde conform de eis met 2 maanden uitstel van betaling.
Cornelis Arensz Beamont, eiser, contra Jan Thonisz, gedaagde, als gewezen inner van de boelcedulle van Weyntgen Willems, wed. van Leenert Jansz Hoechwerff, gewoond hebbend in Nieuwenhoorn, en schoonmoeder van gedaagde. Deze schoonmoeder was 8 g. 10 st. schuldig aan Cornelis Cornelisz Bommene, schoonzoon van voors. Cornelis (!) Jansz Hoechwerff, die op zijn beurt de eiser schuldig was voor geleverd hout. Gedaagde eist op zijn beurt, dat eiser eerst het huis af zal maken, zoals hij aangenomen heeft. Schepenen bevelen partijen elk een of twee goede mannen te nemen om binnen 8 dagen overeenstemming te bereiken.
Cornelis Arensz Beamondt, eiser, contra Dirck Cornelisz wagenmaker, gedaagde. Eiser eist betaling van 48 g. 5 st. voor geleverd hout. Schepenen zullen gedaagde, die niet verschenen is, nogmaals oproepen.
De baljuw, eiser, contra Pouwels Meeuwesteyn, pp. voor Gerrit Mathijsz Backer te Zwartewaal en Mr. Johan van Abbenbrouck, gedaagden.
Schepenen veroordelen gedaagde bij verstek conform de eis.
De gedaagde Aldoot zegt, dat hij niet hoeft te antwoorden, omdat de zaak bij het Hof van Holland ligt. Schepenen, partijen gehoord hebbende, eisen antwoord van gedaagde. Deze verzoekt kopie van de bewijzen, dat hij het land in de jaren 1608 t/m 1611 gebruikt heeft, hetgeen hem wordt vergund.
Meeuwesteyn van wege Jan Jansz Bos, won. in Spijkenisse, pp. voor Cornelis Jacob Thonisz en in die kwaliteit naaster van 8 gem. 2 lijnen 84 r. weiland (‘patermonialle landen’) in de Sonnewaertse hoek nrs. 21 en 23, die verkocht zijn door Dirck Jacobsz Leuwesteyn aan Gabrijel Claesz te Spijkenisse. Naaster verzoekt in het bezit van het land gesteld te worden en is bereid de kooppenningen te voldoen. Willem van Campen uit naam van de heer Persijn als voogd van de freules (vruwelien) van Cruninghen verzoekt in het het bezit van het land geseld te worden.
Schepenen ontzeggen de secretaris de naasting ‘behoudende de Ed. Heer Persijn als voocht van de Eedele vrouwen dochteren Van Cruyningen zijn recht volgens de kuere’. Huych van der Clock van wege Ghabriel Claesz, koper van het land in kwestie, zegt, dat de naaster Jan Jansz Bos niet in zijn recht staat. Allereerst is zijn procuratie minstens 12 jaar oud, verder is niemand nader familie dan koper. Schepenen ordonneren partijen elk 9 car. g. in te leggen met hun stukken om juridisch advies in te winnen.
18-06-1619. Schepenen weigeren voorlopig het transport van de landen onder protest van koper en verkoper.
05-07-1619 gaat Gabriel Claesz in beroep bij het Hof van Holland.
Eed van Cornelis Sickti als baljuw van Heenvliet.
Johannis Agricola vermeld als predikant van Heenvliet.
Jan Jansz Bos, pp. (van 18-6-1619) voor Cornelis Jacob Thonisz, verzoekt gifte van 8 gem. 2 lijnen 84 r. land. Hij wil de verkoper Dirck Jacobsz Leuwesteyn ieder gewenst moment voldoen. Verkoper is niet verschenen. Schepenen hebben daarop aan Jan Jansz Bos gifte gegeven van dit weiland in de Sonnewaertse hoek nrs. 21 en 23.
Pieter Cornelisz heeft uit naam van zijn huisvrouw te bode doen stellen 2 gem. 166 r. memorieland in Abbewerve nr. 11. Hij wordt 5-10-1619 in het bezit van het land gesteld.
Jan van Abbenbrouck, eiser, contra Jan Jansz Moellenaer, gedaagde.
Eiser eist betaling van 43 g. voor tarwe door de eiser aan de gedaagde geleverd. Schepenen veroordelen gedaagde bij verstek conform de eis.
Aren Arensz bode, pp. voor Leenert Jansz, eiser, contra Harmen Zyversz Decker, gedaagde. Eiser eist betaling van 16 g. 10 st. wegens koop van een zeug met biggen volgens obligatie van 4-5-1619. Gedaagde is niet verschenen en zal nogmaals opgeroepen worden.
Willem van Campen, eiser, contra Cornelis Arensz Cnap, gedaagde. Eiser eist betaling van 55 g., te weten 30 g. verschenen custing van zijn ‘landtsteetghen’ en 25 g. voor twee jonge paarden, of verkoop van gedaagdes goederen. Gedaagde is niet verschenen en zal nogmaals opgeroepen worden.
Willem van Campen, eiser, contra Cornelis Meesz, schipper, gedaagde. Eiser eist betaling van 24 g. voor 4 jaar verlopen renten over 1616 t/m 1619 verzekerd op gedaagdes huis en 18 g. voor een vet beest, of verkoop van gedaagdes huis en schuit en verdere goederen. Schepenen gunnen gedaagde op zijn verzoek 14 dagen tijd om te antwoorden. 21-12-1619, eiser blijft bij zijn eis van 7-12-1619.
Jan Maerte Wittensz als voogd van de weeskinderen van Leenert Michielsz, eiser, contra Cornelis Cornelisz bij de Verloeren Coost, gedaagde. Eiser eist betaling van 84 g. voor 7 jaar landpacht, of verkoop van gedaagdes goederen. Partijen moeten binnen 14 dagen voor twee schepenen proberen overeenstemming te bereiken.
De secretaris Willem van Campen, pp. voor Mr. anthonis Cosse, possesseur van vicarieland, eiser, contra Claes Cornelisz Noerlander als borg voor Aren Sandersz, gedaagde. Eiser eist betaling van 24 g. voor 2 jaar verlopen pacht van 2 gem. 2 lijnen 89 r. weiland in de Bernissenhoek nr. 14. Schepenen gunnen gedaagde op zijn verzoek en zijn kosten de eis op schrift en kopie van de stukken.
Van der Huel, pp. voor Pieter Cornelisz Ronghe, eiser, contra Pouwels Meeuwesteyn, pp. voor Aren Jansz Luyendijck, gedaagde.
Eiser eist betaling van 5 £ of verkoop van gedaagdes goederen, omdat de honden van gedaagde drie van eisers schapen hebben doodgebeten. Gedaagde voert aan, dat eiser daarvoor geen bewijs heeft. Schepenen ordonneren partijen ieder twee goede mannen te nemen om binnen 8 dagen overeenstemming te bereiken.
Pouwels Meeuwesteyn van wege Jan Maersz als voogd van de weeskinderen van za. Leenert Michielsz, eiser, contra Cornelis Meesz bij de Verloeren Coost, gedaagde.
Schepenen, partijen gehoord hebbende, veroordelen gedaagde conform de eis met een maand uitstel van betaling.
Willem van Campen, eiser, contra Cornelis Arensz Cnap, gedaagde. Schepenen veroordelen gedaagde conform de eis met 6 weken uitstel van betaling en borgstelling binnen 14 dagen.
Meyster Jan van Abbenbrouck, gewezen stedehouder, eiser, contra Cornelis Fransz, smid, gedaagde.
Eiser eist betaling van een boete van 10 £ volgens artikel 30 van de keuren van Heenvliet. Schepenen veroordelen gedaagde conform de eis met 14 dagen uitstel van betaling en compensatie van de kosten.
Meyster Jan van Abbenbrouck, gewezen stedehouder, eiser, contra Bastiaen Fransz, gedaagde.
Eiser eist betaling van een boete van 10 £ ‘als mede de pernackers belooft als trecht van de heer officier daer inne de voors. gedaagde ten voors. daeghe es ghecondempneert’.
Gedaagde is niet verschenen en zal nogmaals opgeroepen worden.
Meyster Jan van Abbenbrouck, gewezen stedehouder, eiser, contra Pouwels Meeuwesteyn, pp. voor Jacob Marcelisz, gedaagde.
Eiser eist betaling van een boete van 10 £ ‘als mede de pernackers belooft als trecht van de heer officier daer inne de voors. gedaagde ten voors. daeghe es ghecondempneert’. Gedaagde voert aan, dat dit recht nog nooit betaald is en dat de eis dus niet ontvankelijk is en vraagt ontslag hiervan.
Schepenen, partijen gehoord hebbende, veroordelen gedaagde conform de eis.
Meyster Jan van Abbenbrouck, gewezen stedehouder, eiser, contra Maertgen Corssen, wed. van Huych Arensz, met haar zoon Cornelis Huygensz, gedaagde.
Eiser eist betaling van een boete van 10 £ ‘als mede de pernackers belooft als trecht van de heer officier daer inne de voors. gedaagde ten voors. daeghe es ghecondempneert’.
Schepenen, partijen gehoord hebbende, veroordelen gedaagde conform de eis.
Frans Cornelisz Jonghe Frans, eiser, contra Cornelis Pietersz Aldoot, gedaagde. Eiser blijft bij zijn eis. Schepenen, partijen gehoord hebbende, ordonneren partijen elk twee goede mannen te nemen om binnen 14 dagen overeenstemming te bereiken.
Jan Jacobsz van der Huel, pp. voor Gerrit Jansz won. buiten Delft, voor zichzelf en als grootvader en voogd van Gerrit Dircksz, de zoon van zijn dochter, eiser in cas van naasting, contra Gabriel Claesz te Spijkenisse en Jan Jansz Bos ook te Spijkenisse, pp. voor Cornelis Jacob Thonisz, verweerders.
Eiser heeft onlangs gehoord, dat Dirck Jacobsz Leuwesteyn, de vader van voors. Gerrit Dircksz, en ‘swaeger’ van de eiser, aan verweerders verkocht heeft 8 gem. 2 lijnen 84 r. weiland in de Sonnewaertse hoek, dat ten dele leengoed is en ten dele allodiaal, en dat Jan Jansz Bos gifte van dit land ontvangen heeft. Eiser naast dit land en verzoekt in het bezit ervan gesteld te worden, omdat zijn kleinzoon nadere familie van de verkoper is dan Gabriel Claesz. Van der Clock, pp. voor de verweerders, verzoekt en krijgt 14 dagen tijd om te antwoorden en kopie van alle stukken.
Pouwels Meeuwesteyn, pp. voor Willem Commersz en Aris Fransz Valck als beschadigde borgen, contra Jan Hendricksz Rijck, gedaagde. Eisers eisen betaling van 372 car. g., waarvan afgetrokken moeten worden de 42 g., die op de rug staan. Mocht de gedaagde niet kunnen betalen, dan moet hij voldoende borgen stellen. Gedaagde verzoekt en krijgt de eis op schrift, kopie van de stukken en 14 dagen tijd om te antwoorden.
Jan van Abbenbrouck en Corneis Jongeneel, eisers, contra Jan Jansz Camerlinck, gedaagde.
Eisers eisen betaling van 79 g. 15 st. wegens koop van 37 achtendeel tarwe, die de eisers de gedaagde geleverd hebben. Gedaagde zegt niet meer dan 17 g. schuldig te zijn, omdat hij aan Aldoot 4 g. en aan Cornelis Reyersz 7 g. heeft betaald, die daar van afgetrokken moeten worden. Schepenen ordonneren partijen elk een of twee goede mannen te nemen om binnen 14 dagen overeenstemming te bereiken.
Jan van Abbenbrouck, pp. voor de erfgenamen van de overleden baljuw Jacob van der Meer, eiser, contra de oud-schepen Jan Thonisz, pp. voor Thonis Thonisz Spangert, waard in de Moerjaen, gedaagde.
Eiser eist betaling van 5 ponden tot 6 g. ieder pond volgens een obligatie, die gedaagdes overleden huisvrouw Jannetgen Arens de baljuw za. verleden heeft op 22-07-1613. Gedaagde verzoekt en krijgt de eis op schrift, kopie van de stukken en 14 dagen tijd om te antwoorden.
Mr. Isack Lander, eiser, contra Jan Thonisz, pp. voor Thonis Thonisz Spangert, gedaagde. Eiser eist, dat gedaagde hem zal verlijden een schepenbrief van 18 ponden vlaams als laatste van de koop van een kromstevenschuit. Gedaagde verzoekt en krijgt de eis op schrift en 14 dagen tijd om te antwoorden.
Willem Commersz, won. in Heenvliet, eiser, contra Jan Hendericksz Rijck, won. op de Heenvlietse Dam, gedaagde. Gedaagde heeft ca 11 jaar geleden aan ene Pieter Commersz verkocht een huis en erf staande achter de Moerjaen alhier binnen Heenvliet. Op dit huis was gedaagde nog zekere penningen schuldig volgens een oude custingbrief, wat gedaagde bij de verkoop niet vermeld heeft. Eiser is voor de nieuwe custingbrief borg geworden voor zijn broer Pieter Commersz. Het huis is destijds verkocht om de schulden van gedaagde te betalen. Gedaagde heeft de nieuwe custingbrief overgedragen aan Aper Fransz, brouwer te Delft, die de eiser nu aanspreekt om te betalen. Eiser eist, dat gedaagde hem zal bevrijden en indemneren van de nieuwe custingbrief of borg te stellen, dat hij eiser niet meer zal worden aangesproken. Gedaagde verzoekt kopie van de eis en tijd tot de volgende rechtdag om te antwoorden.
Aren Arensz uit naam van Pieter Jansdr, wed. van Claes Arensz, eiser, contra Cornelis Aertsz Buys, gedaagde. Eiser eist betaling van 54 g. over de custing van zijn huis verschenen mei 1619 of executabelstelling van het huis. Gedaagde bekent de schuld en verzoekt 3 maanden uitstel van betaling. Schepenen veroordelen gedaagde conform de eis met 6 weken uitstel van betaling.
Van der Huel van wege Gerrit Jansz, won. buiten Delft, eiser in cas van naating, contra Gabriel Claesz en Jan Jansz Bos, gedaagden. Eiser blijft bij zijn eis van 07-02-1620. Jan Jansz Bos stelt, dat het land al 10 maanden in zijn bezit is en destijds zijn behoorlijke 3 geboden gehad heeft en er dus van naasting geen sprake meer kan zijn. Schepenen, partijen gehoord hebbende, ordonneren hen ieder 12 g. te betalen om juridisch advies in te winnen.
Jannetgen Meesdr, eiseres, contra Mathis Claesz Decker, gedaagde. Eiseres eist betaling van 28 st. 12 p., die zij aan zijn huisvrouw geleende heeft en waarvan zij gedaagde in het laatst van het leven van zijn vrouw op de hoogte gebracht heeft, of verkoop van gedaagdes goederen. Gedaagde verzoekt 14 dagen tijd om te antwoorden. Schepenen veroordelen gedaagde tot betaling binnen 8 dagen.
Pouwels Meeuwesteyn, pp. voor Pieter Jansz Soeting, won te Zwartewaal, eiser, contra de wed. van Willem Jansz Cuyper, won. op de Heenvlietse Grond, gedaagde. Eiser eist betaling van 430 car. g. 4 st. 8 p. ‘volgens zeckere liquidatie zoe bij haeren overliden man als bij haeren vocht Jan Pouwelsz van weghen haer ged. met den eyser gedaen volgende des eyschers bouck’. Hij eist, dat gedaagde perfecte rekening zal doen van de vis, die haar man voor eiser verkocht heeft. Afgetrokken moet worden 37 g. 5¿ st., die de eiser van het schip van Maerten Reynsz over haar drie zevende parten ontvangen heeft. Gedaagde verzoekt uitstel tot de volgende rechtdag ‘alsoe het besloten tijt es’., hetgeen haar wordt vergund.
Pouwels Meeuwesteyn, pp. voor Willem Commersz, eiser, contra Jan Hendricksz Rick, gedaagde. Eiser blijft bij zijn eis van 22-02-1620. Gedaagde verzoekt uitstel tot de volgende rechtdag ‘alsoe het besloten tijt es’ en zijn procureur niet gekomen is, hetgeen hem wordt vergund.
Mr. Isack Lander, eiser, contra Pouwels Meeuwesteyn, pp. voor Thonis Thonisz Spangert, gedaagde. Eiser blijft bij zijn eis van 14-2-1620. Gedaagde wil een behoorlijke waterbrief verlijden, als eiser eerst alle voorwaarden van de koopovereenkomst van de schuit nakomt, b.v. dat de eiser beloofd heeft ‘den ged. te willen inde wech zijn in trotterdamse veer maer hem willende behelpen met een cleynder schuyte’ op welke conditie de gedaagde de schuit heeft gekocht. Mocht hij het veer willen blijven voeren, dan moet hij de koopsom met 40 g. verminderen.
Schepenen ordonneren partijen elk een of twee goede mannen te nemen om te proberen binnen 8 dagen overeenstemming te bereiken.
Pouwels Meeuwesteyn, pp. voor Thonis Thonisz Spangert, eiser, contra Van der Huel, pp. voor de erfgenamen van Jancob van der Meer za. of Mr. Jan van Abbenbrouck als hij voor de erfgenamen wil interveniëren, gedaagde. Eisaer eist betaling van 34 g. 5 st. 8 p. van verdiend arbeidsloon, schuitvracht en verteerde kosten. Gedaagde stelt, dat eiser nog een obligatie heeft van 22-6-1613, die gedaagdes huisvrouw Jannetgen Adriaens t.b.v de baljuw za. verleden heeft, waarop hij 32 g. betalen moet. Schepenen ordonneren partijen binnen 8 dagen af te rekenen.
Pouwels Meeuwesteyn, pp. voor Willem Commersz, eiser, contra Van der Huel, pp. voor Jan Rijck, won. op de Heenvlietse Dam, gedaagde. Eiser blijft bij zijn eis van 22-2-1620. Gedaagde eist, dat de eiser eerst de kosten van een vorig proces betaald, waartoe schepenen eiser veroordelen.
Pouwels Meeuwesteyn, pp. voor Pieter Jansz Soettinck, blijft bij zijn eis van 28-02-1620 tegen de wed. van Willem Jansz. Jan Pouwelsz als voogd van Crintgen Cornelis eist, dat vier onpartijdige mannen de rekeningen zullen bekijken, waarmee eiser akkoord gaat. Schepenen ordonneren partijen zo te handelen.
Van der Huel, pp. voor Gerrit Jansz, won. buiten Delft, contra Gabriel Claesz en Jan Jansz Bos. Na juridisch advies ingewonnen te hebben, verklaren schepenen, dat Gerrit Jansz buiten Delft als grootvader van Gerrit Dircx het land terecht heeft genaast. Gerrit Jansz moet wel onder ede verklaren de naasting voor zijn kleinkind gedaan te hebben, wat hij ook doet.
28-3-1620 gaat Jan Jansz Bos in beroep bij het Hof van Holland.
29-3-1620 gaat Gabriel Claesz in beroep.
Aren Arensz, bode van Heenvliet, pp. voor Giesebert Fransz, koopman te Rotterdam, eiser, contra Dirck Cornelisz Wagenmaecker, gedaagde. Eiser eist betaling van 200 car. g. over 4 verlopen paaien van het huis, dat gedaagde in Heenvliet gekocht heeft over 1616 t/m 1619, of verkoop van het huis. Gedaagde gaat akkoord met de verkoop van het huis.
Pouwels Meeuwesteyn, pp. voor Pieter Cornelisz, won. in Brielle, hier aanwezig als bezitter van 2¿ gem. memorieland, eiser, contra Aerentgen Commers, wed. van Hendrick Claesz Moersaet, gedaagde. Eiser eist, dat gedaagde bij schepenvonnis veroordeeld zal worden alsnog afstand te doen van voors. memorieland.en het niet te gebruiken voor zij met de eiser een nieuwe huurovereenkomst gemaakt heeft. Zij moet voor het afgelopen verbruik 12 car. g. betalen.
Claes Hendricxsz voor zijn moeder verzoekt en krijgt de eis op schrift en 14 dagen tijd om te antwoorden.
Pouwels Meeuwesteyn, pp. voor Pieter Jansz Soeting, eiser, contra Van der Clock, pp. voor Crintgen Cornelis, ontkent de eis en conclusie van de eiser en bekent niet meer schuldig te zijn dan 150 g. Zij wil dit binnen een maand betalen. Eiser is hier niet mee eens. Schepenen, gezien de uitspraak van de goede mannen van 21 maart j.l. vragen partijen ieder 10 car. g. en hun stukken om juridisch advies in te winnen.
17-4-1620. Jan Pouwwelsz, schipper, als voogd van Crintgen Cornelis vraagt drie of vier weken uitstel.
Pouwels Meeuwesteyn, pp. voor Pieter Jansz Soeting, eiser, heeft zijn stukken onder recht gelegd. Omdat de gedaagde in gebreke is gebleven, eist eiser veroordeling conform de eis en in de kosten, hetgeen gebeurt.
2-5-1620. Jan Pouwels Cuyper als voogd van Cryntgen Cornelis, wed. van Willem de Cuyper, gaat tegen dit vonnis in beroep.
Pouwels Meeuwesteyn, pp. voor Pieter Cornelisz, won. in Brielle, eiser, contra Claes Hendricxsz uit naam van zijn moeder, gedaagde. Schepenen ordonneren partijen elk een of twee goede mannen te nemen om te proberen binnen 8 dagen overeenstemming te bereiken.
Doen Pietersz (Londerzel?) uit naam van de gedaagde blijft bij zijn antwoord.
De eiser Pieter Cornelisz blijft bij zijn eis van 2-4-1620. Schepenen, partijen gehoord hebbende, ordonneren hen elk 10 car. g. en hun stukken in te leggen.
Arijen Jan Janszm soldaat onder compagnie van Sr. kapitein Lansbergen, eiser, contra Cornelis Coersz.
Aechtgen Aerens, wed. en moeder van de gedaagde, debatteert de eis en sustineert, dat de eiser haar zal betalen. Schepenen ordonneren partijen ieder een of twee goede mannen te nemen om te proberen binnen 8 dagen overeenstemming te bereiken.
Jan Thonissen, eiser, contra Jan Jansz Huycquesloet, gedaagde. Eiser eist betaling van 162 car. g. volgens zijn custingbrief. Schepenen veroordelen gedaagde bij verstek conform de eis.
Gedaagde gaat in beroep.
Pieter Pietersz en Aechtgen Arens zijn voor schepenen getrouwd.
Pouwels Meeuwesteyn, pp. voor Willem van Campen als stadhouder van de baljuw, eiser, contra Van der Huel, pp. voor Dirck Jansz, kaaskoper te Rotterdam, of in zijn afwezigheid contra Aert Jacobsz, oud-burgemeester van Heenvliet, en borg voor het arrest gedaan op de goederen van voors. Dirck Jansz. Gedaagde heeft valse gewichten gebruikt, dit tot schade van vooral de arme kopers, en daarom is beslag gelegd op zijn goederen. Eiser eist verbeurdverklaring van deze goederen. Gedaagde ontkent alle schuld en verklaart de eis dus niet ontvankelijk. Schepenen sturen de zaak naar leenmannen.
Pouwels Meeuwesteyn, pp. voor Sibert Harmensz als erfgenaam van zijn grootmoeder Heyltgen Jans en vervangende zijn drie zusters, eisers, contra Van der Huel, pp. voor Cornelis Cornelisz, won. in Heenvliet, gedaagde. Eiser eist betaling van 20 car. g. volgens een schepenschuldbrief van 10-4-1604 over 1619 en 1620 of verkoop van het verhypothekeerde. Gedaagde verzoekt en krijgt de eis op schrift, kopie van de stukken en 14 dagen tijd om te antwoorden.
Pouwels Meeuwesteyn, pp. voor Pieter Cornelisz, eiser, contra Doen Pietersz, pp. voor Aerentgen Commers, gedaagde. In de zaak van het memorieland, breder uitgelegd in de eis van 3-4-1620, veroordelen schepenen volgens juridisch advies van 27-5-1620 gedaagde om afstand te doen van dit land.
Jan Jansz Huycquesloet, pp. voor Leendert Dircxsz Schuddebeurs van wege Jacob Leenersz, dienstknecht geweest zijnde van Harmen Jansz za., eiser en arrestant op de goederen van Harmen Jansz. Eiser eist betaling van 99 g. arbeidsloon. Willem van Campen als stadhouder van de baljuw stelt, dat de boel geabandonneerd is en dat de eiser moet wachten tot de boel geredderd is en preferentie gehouden zal zijn. Schepenen dragen baljuw of stadhouder op de zaak van de schuldeisers te regelen.
Pouwels Meeuwesteyn van wege Sibert Harmensz, eiser, contra Cornelis Cornelisz, won. in Heenvliet, gedaagde. Eiser blijft bij zijn eis van 29-5-1620 en verzoekt vonnis. Cornelis Cornelisz Gouwenaer van wege gedaagde verzoekt en krijgt uitstel van de zaak tot de volgende rechtdag, omdat gedaagde nooit een kopie van de custingbrief heeft gehad.
Cornelis Reyersz, eiser, contra Aren Arensz Benschiper, gedaagde. Eiser eist betaling van een verschenen custing van 40 g. en borgstelling voor 875 g. Gedaagde verzoekt en krijgt de eis op schrift en 14 dagen tijd om te antwoorden.
Jan Heyndricxsz Backer, eiser, contra Ghovert Cornelisz, gedaagde. Gedaagde verzoekt kopie van alle documenten. Eiser gunt gedaagde de eis op schrift en 14 dagen tijd om te antwoorden.
Pieter Jansdr, wed. van Claes Arensz Luyendijck, geass. door haar voogd in deze Jan Jansz Huycquesloet, arrestant van zekere haver en gerst, die aan hopen te velde staat, contra (gedaagde niet vermeld). Eiser eist betaling van 38 g. voor de pacht van het land, waar de haver en gerst op staat. Gedaagde wil de eis op schrift en 14 dagen tijd om te antwoorden en kopie van de obligatie. Schepenen gunnen hem de tijd tot zaterdag 26-9-1620 a.s. en kopie op zijneigen kosten.
Tonis Cornelisz, geass. door zijn moeder Grietgen Thonisdr, en Maertgen Claes jd, geass. met haar moeder Pieter Jansdr, hebben om proclamatie van hun huwelijk verzocht. Getrouwd 18-10-1620.
Willem van Campen, eiser, contra Cornelis Arensz Cnap, gedaagde. Eiser eist betaling van 50 car. g. voor twee jonge paarden en 30 g. voor een jaar custing van zijn ‘steetgen’, of verkoop van gedaagdes goederen. Schepenen veroordelen gedaagde bij verstek conform de eis.
Willem van Campen, eiser, contra Aris Fransz Valck, gedaagde. Eiser eist betaling van 71 g. 9 st. volgens een obligatie van 28-7-1618 of verkoop van gedaagdes goederen. Schepenen veroordelen gedaagde conform de eis.
Van der Clock van wege Leenert Jacobsz als vader en voogd van Jacob Leendersz dient eis in. Schepenen blijven bij hun voorgaande vonnis van 4-7-1620 en dragen de stadhouder nogmaals op dit vonnis na te komen.
Heden 10-10-1620 hebben schepenen besloten, dat Jan Maersz als inner van de ceel van Harmen Jansz op 24-10-1620 zijn rekening zal doen. Stadhouder en bode wordt opgedragen Jan Maersz schriftelijk te waarschuwen.
Willem Commersz, eiser, contra Mr. Jan, gedaagde. Eiser dient zijn eis schriftelijk in. Gedaagde verzoekt en krijgt de eis op schrift en 14 dagen tijd om te antwoorden.
Maerten Mathisz, schout van Vierpolders, eiser, contra Jan Camerlinck, gedaagde. Eiser eist betaling van 72 g. 12 st. voor 22 zakken tarwe of verkoop van zijn goederen. Schepenen veroordelen gedaagde conform de eis met 14 dagen uitstel van betaling.
De secretaris Willem van Campen, eiser, contra Cornelis Arensz Cnap, gedaagde. Eiser blijft bij zijn eis van 10-10-1620. Schepenen veroordelen gedaagde bij verstek conform de eis.
Pouwels Meeuwesteyn, pp. voor Witte Lamberechtsz als oom en voogd van Abraham Lamberechtsz(!), eiser, contra Caerel Wijckhuys, pp. voor Crintgen Cornelis, gedaagde. Gedaagde stelt, dat zij in 1604 met de eiser ten overstaan van baljuw en schepenen uitkoop heeft gedaan. Datzelfde jaar zijn ook de kleren van de vader ten bate van het weeskind Abraham Abramsz(!) verkocht. De eiser heeft dit geld ontvangen en, naar zij hoopt, voor het weeskind apart gelegd. De eis is dus inpertinent en gedaagde verzoekt om ontslag daarvan en verzoekt, dat baljuw en schepenen eiser zullen opdragen binnen 14 dagen bewijs en reliqua te doen.
Eiser stelt, dat hij altijd bereid is dit te doen, maar wil eerst een kopie van de verkoopcedulle van de kleren van de vader van gedaagdes zoon. Schepenen houden het vonnis aan tot de volgende rechtdag en dragen des eisers vader Lamberecht Jacobsz op dan opgave van de uiteindelijke kosten mee te brengen.
Wijckhuys, pp. voor Abraham Abramsz (eveneens aanwezig), zegt, dat de zaak tegen zijn moeder helemaal niet naar zijn zin is en wil geen kosten betalen. Eiser zegt, dat het weeskind nog altijd minderjarig is en dat daarom op dit protest niet gereageerd behoeft te worden, temeer daar dit allemaal voor zijn bestwil is.
Cornelis Ghoversz jm en Fransgen Arens jd zijn met toestemming van wederzijdse ouders voor schepenen getrouwd.
De stadhouder Mr. Jan van Abbenbrouck, eiser, contra Crintgen Cornelis, gedaagde in cas van ‘contraventi’. Gedaagde verzoekt en krijgt uitstel van de zaak tot de volgende rechtdag, omdat haar procureur niet verschenen is.
Pouwels Meeuwesteyn ‘van wege als voren’ dient zijn schriftelijke eis in en verzoekt vonnis.
Caerel Wijckhuys ‘van wege gedaagde’ ontkent de brandewijn opgedaan te hebben zonder impost betaald te hebben en concludeert daarom tot ontslag van de eis. Schepenen, partijen gehoord hebbende, ontslaan gedaagde van de eis. De heer officier gaat in beroep.
Harmen Dominikus, wednr, won. in Brielle, en Crintgen Cornelis, wed. won. bij den Dam in Heenvliet, zijn voor schepenen getrouwd.
Jan Bastiaensz, wednr. won. in Abbenbroek, en Maertgen Arens, wed. won. in Heenvliet, zijn voor schepenen getrouwd.
Cornelis Pietersz Aldoot als oom en voogd van Pluntgen Arens, eiser, contra Willem Pietersz van Campen, gedaagde. Eiser eist, dat gedaagde staande de vierschaar twee obligaties betaald, die het voors. kind toekomen, met de rente. Gedaagde verzoekt kopie van de stukken en 14 dagen tijd om te antwoorden. Schepenen houden de zaak aan tot de volgende rechtdag.
Op de klacht van Arriaentgen Jochems, die zegt, dat Willem Jansz haar man is, wat deze ontkent, hebben schepenen Willem Jansz en Arriaentgen Jochems opgedragen binnen 24 uur ‘met zyen aencleven’ uit Heenvliet te vertrekken.
Cornelis Pietersz Aldoot als oom en voogd van het nagelaten weeskind van Arijen Gerrisz, eertijds gewoond hebbende te Zwartewaal, eiser, contra Willem Pietersz van Campen, gedaagde.
Eiser eist betaling van 100 car. g. met rente volgens obligatie van 26-3-1611.
Pouwels Meeuwesteyn, pp. voor Witte Lambrerechtsz en Maerten Reynsz, ooms en voogden van Abraham Abrahamsz, eisers, contra Crintgen Cornelis als moeder van Abraham Abrahamsz, gedaagde.
Eisers blijven bij hun eis van 16-1-1621 en verzoeken vonnis. Gedaagde zegt, dat zij overeengekomen zijn om met behulp van twee goede mannen ter weerszijden te proberen hun geschillen op te lossen. Schepenen zullen dinsdag 4 mei a.s. uitspraak doen.
Thonis Cornelisz, wednr., geass. door zijn moeder, en Jannetgen Leenerts, geass. door haar broers Aren en Jan Leenersz Waeghevelt, zijn voor schepenen getrouwd.
Pouwels Meeuwesteyn, pp. voor Cornelis Pietersz van der Meer, pp. voor Maertgen Jans, won. in Ketelambacht, eiser in cas van verdiend arbeidsloon, contra Abraham Cornelisz, tegenwoordig won. bij de Heenvlietse sluis, gedaagde. Eiser eist betaling van 34 car. g. arbeidsloon, dat met gedaagde overeengekomen was, toen hij nog in Maaslanderambacht woonde, of verkoop van gedaagdes goederen.
Jan Thonisz, Heiligegeestmeester van Heenvliet in 1619, eiser, contra Cornelis Arensz Cnap, gedaagde. Eiser eist betaling van 6 g. voor een jaar pacht van 1 gem. 88 r. van den armen of verkoop van gedaagdes goederen. Schepenen veroordelen gedaagde bij verstek conform de eis.
Cornelis Pietersz Aldoot als oom en voogd van Pluentgen Aerens nagelaten weeskind van Aren Gerritsz, in zijn leven schout van Zwartewaal, eiser, contra Mr. Caerel Wijckhuys, pp. voor Willem Pietersz van Campen, gedaagde. Eiser eist betaling van twee schepenbrieven van 26-3-1611 van 100 g. en van 45 g. met de rente. Gedaagde bekent de schuld en wil binnen twee maal twee maanden 36 g. betalen. Eiser blijft bij zijn eis. Schepenen houden de zaak aan tot de volgende rechtdag.
Witte Lamberechtsz als oom en voogd van Abraham Lamberechtsz (moet Abrahamsz zijn) vraagt en krijgt uitstel tot de volgende rechtdag, omdat zijn procureur niet is verschenen.
Stadhouder en schepenen hebben palmslag gegeven van 5 lijnen 70 r. weiland in de Gouwershoek nr. 5, zijnde memorieland, aan Jan Jansz Huycquesloet, pp. voor Stoffelintgen Claes, won. te Brouwershaven. Zij zal dit land haar leven lang mogen gebruiken, tenzij er iemand komt met oudere brieven en beter recht.
Willem van Campen, eiser, contra Cornelis Leenersz Waegenvelt, gedaagde. Eiser eist betaling van 78 car. g. volgens een schepenbrief van 5-4-1621 of verkoop van gedaagdes goederen. Gedaagde vraagt en krijgt 14 dagen tijd om te antwoorden.
Aeriaen Cornelisz, won. in Zuidland, eiser, contra Reyn Leenersz, schipper, gedaagde. Eiser eist betaling van 24 g. volgens schuldbrief, gepasseerd voor schepenen van Geervliet, verschenen Dordse koude beestenmarkt 1620, of verkoop van de damloperschuit, waarop de schuldbrief verzekerd is. Gedaagde vraagt en krijgt de eis op schrift en 14 dagen tijd om te antwoorden.
Jan Anthonisz, Heiligegeestmeester van Heenvliet in 1619, eiser, contra Harmen Zyversz Decker, gedaagde. Eiser eist betaling van 6 g. van een rente verzekerd op zijn huis, staande naast de Moerjaen, of verkoop van dit huis. Schepenen veroordelen gedaagde conform de eis met 3 weken uitstel van betaling.
Jan Maerte Wittensz, pp. voor Maertgen Maertens, nu won. in Abbenbroek, eiser, contra Aert Jacobsz Oudewater, oud-burgemeester van Heenvliet, gedaagde. Eiseres eist betaling van 22 g. arbeidsloon, door haar verdiend in dienst van de huisvrouw van gedaagde. Zij heeft haar werk altijd trouw gedaan, ondanks de kuren en ‘daghelicx quaet ghelaet’ van gedaagdes huisvrouw. Gedaagde vraagt en krijgt kopie van de eis en 14 dagen tijd om te antwoorden.
Willem Commersz, eiser, contra Cornelis Arensz Cnap, gedaagde. Eiser eist betaling van 11 g. wegens huur van bonenland verschenen Dordtse markt 1619. Schepenen veroordelen gedaagde bij verstek conform de eis.
Pouwels Meeuwesteyn, pp. voor de erfgenamen van de rentmeester Mr. Cornelis van Coolwick za., eiser, contra Cornelis Jansz, secretaris van Geervliet als rentmeester van de raadsheer Huyssen, gedaagde. Gedaagde wil, dat eiser bewijst, dat hij procuratie heeft van Monsieur Bets. Schepenen getuigen, dat rentmr. Everhard Bets en rentmr. Van Coolwick procuratie hebben gegeven aan de oude en aan de jonge Meeuwesteyn.
Schepenen, partijen gehoord hebbende, ordonneren, dat beide binnen 14 dagen 10 car. g. zullen betalen om juridisch advies in te winnen.
Pouwels Meeuwesteyn, pp. voor Witte Lamberechtsz, eiser, contra Caerel Wijckhuys, pp. voor Crintgen Cornelis, gedaagde. Beide partijen blijven bij hun opvatting van de zaak. Schepenen houden de uitkoop nog steeds voor in orde en dragen Wiite Lamberechtsz op om aan Crintgen Cornelis als moeder van Abraham Abrahamsz uit te betalen de penningen, die gekomen zijn van de verkoop van de kleren van de vader.
Pouwels Meeuwesteyn, pp. voor Cornelis Pietersz Aldoot als voogd van het nagelaten weeskind van Aren Gerrisz genaamd Pluntgen Arens, eiser, contra Caerel Wijckhuys, pp. voor Willem van Campen, gedaagde. Partijen blijven ider op hun standpunt staan. Schepene veroordelen gedaagde conform de eis tot betaling van hoofdsom en rente.
Jan Anthonisz, eiser, contra Cornelis Arensz Cnap, gedaagde. Schepenen veroordelen gedaagde conform de eis.
Proces, waarin een van de partijen ‘tollenaar’ wordt genoemd. Verder geen namen genoemd. Er zal juridisch advies ingewonnen worden. In de marge: 23-11-1621 soe heeft Jan Joosten, tollenaar, voer schepenen voors. gehouden zijnen vatally daghen.
Meeuwesteyn, pp. voor Lamberecht Woutersz, eiser, contra Jan Jansz Huycquesloot, gedaagde. Gedaagde vraagt en krijgt 8 dagen uitstel.
Jan Maerte Wittensz, pp. voor Pieter Jansdr, eiser, contra Gerrit Jansz Ossebos, gearresteerde en gedaagde. Eiser eist betaling van 38 g. huur van 1¿ gem. land volgens obligatie. Schepenen veroordelen gedaagde bij verstek conform de eis en zullen hem opnieuw oproepen.
Jan Maerte Wittensz, pp. voor Willem Commersz, contra Cornelis Arensz Cnap, gedaagde. Eiser verzoekt vonnis volgens de eis van 25-6-1621. Schepenen veroordelen gedaagde bij verstek conform de eis en zullen hem voor de derde keer oproepen.
Willem van Campen, eiser, contra Cornelis Leenersz Wagenvelt, gedaagde. Eiser verzoekt vonnis volgens eis van 25-11-1621.
Jan Maerte Wittensz, pp. voor Maertgen Aerens, huisvrouw van Cornelis Leenersz Wagenvelt. Schepenen registreren de procuratie en houden de zaak aan tot de volgende rechtdag.
Pouwels Meeuwesteyn, pp. voor de erfgenamen van Cornelis van Coolwick za., eiser, contra de raadsheer Huyssen of Cornelis Jansz, secretaris te Geervliet, gedaagde. Eiser blijft bij zijn eis van 25-6-1621 en verzoekt vonnis. Schepenen veroordelen gedaagde bij verstek conform de eis en zullen hem nogmaals oproepen.
Pouwels Meeuwesteyn, pp. voor Cornelis Leenersz Waegenvelt, eiser, contra Jan Claesz Luyendijck, gedaagde. Eiser eist betaling staande de vierschaar van 10 g. 1 st. 8 p. van verteerde kosten of gijzeling van gedaagde. Gedaagde vraagt en krijgt de eis op schrift en 14 dagen tijd om te antwoorden.
Kaerel Wijckhuys, pp. voor Jan Fransz, brouwer, won. in Brielle, eiser, contra Aren Leenersz Backer, waard in het Spoer, gedaagde. Eiser eist betaling van 26 g. 4 st. voor bier, dat gedaagde in 1619 verschillende keren gehaald heeft of verkoop van gedaagdes goederen. Schepenen veroordelen gedaagde bij verstek conform de eis en zullen hem nogmaals oproepen.
Kaerel Wijckhuys, pp. voor Cornelis Fransz, smid, eiser, contra Pouwels Meeuwesteyn, pp. voor Jan Claesz Luyendijck, gedaagde. Eiser heeft aan gedaagde verkocht 5 gem. aan de Groene weg voor 49 g. 10 st. volgens het contract daarvan zijnde. Eiser eist, dat gedaagde volgens dat contract handelt. Gedaagde vraagt en krijgt kopie van het contract.
Kaerel Wijckhuys, pp. voor Cornelis Fransz, smid, eiser, contra Pouwels Meeuwesteyn, pp. voor Cornelis Cornelisz Ghoeman, gedaagde. Eiser eist betaling van 5 g. 5 st. van een jaar landpacht van 1 gem. land toekomende de Heiligegeest van Heenvliet en 16 g. 14 st. van een jaar landpacht van 3 gem. 56 r. eveneens van de Heiligegeest verschenen maart 1620.
Gedaagde antwoordt, dat hij de landstede gekocht heeft na het overlijden van Harmen Jansz en dat het betalen van deze penningen niet tot de koopvoorwaarden behoorde. Bovendien heeft hij nog geen enkel profijt van het land gehad, want de verkoper heeft het koren verkocht t.b.v. de boel. Schepenen, partijen gehoord hebbende, veroordelen gedaagde conform de eis.
Jan Maerte Wittensz, pp. voor Pietertgen Jans of haar zoon Jan Claesz, eiser, contra Gherrit Jansz Ossebos, gedaagde. Schepenen veroordelen gedaagde bij verstek conform de eis en zij zullen hem nogmaals oproepen.
Pouwels Meeuwesteyn, pp. voor de ontvanger Adriaen Cornelisz van Coolwijck, ook vervangende de verdere erfgenamen van zijn overleden vader za., eiser, contra Cornelis Jansz, secretaris van Geervliet, pp. voor de heer Hussen, won. te Middelburg, gedaagde. Schepenen veroordelen gedaagde bij verstek conform de eis.
Jan Jansz van Almonde, eiser, contra Willem Commersz, gedaagde. Eiser eist betaling van 100 g. voor 2 jaar pacht van 8¿ gem. verschenen Sinte Catharina 1620 en 1621 en 3 g. voor een ham of verkoop van gedaagdes gearresteerde goederen. Gedaagde belooft binnen 14 dagen te betalen.
Pouwels Meeuwesteyn, pp. voor Cornelis Lenersz Waegevelt als inner van de boelceel van zijn overleden moeder, eiser, contra Harmen Zyvertsz alhier, gedaagde. Eiser eist betaling van 17 g. voor een gemet groene tarwe te velde door gedaagde in de boel gekocht. Gedaagde belooft binnen 14 dagen te betalen.
Tonis Tonis Spangert, eiser en arrestant, contra Cornelis Leenersz Couwenoort, koper en arrestant. Eiser eist betaling van 19 g. 8 st. wegens verteerde kosten of executabelstelling van de gearresteerde penningen onder Cornelis Leenersz Waegevelt. Schepenen veroordelen gedaagde bij verstek conform de eis.
Wickhuys, pp. voor Jan Fransz Backs, brouwer, eiser, contra Aren Leenersz Backer, gedaagde. Schepenen veroordelen gedaagde bij verstek conform de eis en zullen hem voor de derde keer oproepen.
In de zaak van de erfgenamen van de ontvanger Cornelis van Coolwijck tegen de raadsheer Huyssen is de gedaagde voor de derde maal niet verschenen. Daarom veroordelen schepenen de gedaagde conform de eis en in de proceskosten. 23-4-1622 gaat Cornelis Jansz, secretaris van Geervliet, voor de raadsheer Huyssen in beroep tegen dit vonnis.
Jan Cornelisz Waegenmaecker, eiser en arrestant op de goederen van Willem Commersz staande ten huize van Aren Jansz Schagen alhier in Heenvliet, contra Jan Maerte Wittensz Willem Commersz, gedaagde. Eiser eist betaling 21 g. ‘over ghelevert waere tot zijn bouweringhe dienende’. Gedaagde bekent de schuld en belooft te betalen, onder aftrek van hetgeen hij hierop al betaald heeft.
Jan Been, pp. voor Cornelis Cornelisz Cuyper als voogd van het weeskind van Leenert Wittensz overleden in de Struyten, eiser in cas van hypotheek, contra Willem Commersz, won. in Zwartewaal, gedaagde. Eiser eist betaling van 177 g. 12 st. 6 p. over de derde en laatste termijn volgens de schepenbrief van 7-2-1620 of verkoop van het verhypothekeerde.
Caerel Wijckhuys, pp. voor Jan Fransz, brouwer, contra Meeuwesteyn, pp. voor Pieter Cornelisz Ronghe, gedaagde. Eiser eist betaling van 21 g. voor 6 schapen volgens obligatie van 15-1-1621. Gedaagde zegt, dat hij de eiser niet kent en dat hij de obligatie heeft verleden t.b.v. Cornelis Ghovertsz. Eiser zegt, dat hij de obligatie van Cornelis Ghovertsz heeft gekocht. Schepenen, woord en weerwoord gehoord hebbende, veroordelen gedaagde tot betaling binnen twee maanden.
Willem van Campen, eiser, contra Meeuwesteyn, pp. voor Pieter Cornelisz Ronghe, gedaagde. Eiser eist betaling van 48 g. 10 st. volgens obligatie van 10-10-1620 of verkoop van gedaagdes goederen. Gedaagde vraagt en krijgt de eis op schrift, kopie van de obligatie en 14 dagen tijd om te antwoorden.
Willem van Campen, eiser, contra Cornelis Arensz Cnap, gedaagde. Eiser eist betaling van 90 g. volgens een schepenverlijt van 24-8-1618 verzekerd op zijn ‘landtsteetgen’ en 75 g.van de koop van twwe jonge paarden, of verkoop van zijn landstede, de beterschap van de landen en al gedaagdes andere goederen.
Pouwels Meeuwesteyn, pp. voor Cornelis Leenersz Waegenvelt, eiser, contra Jan Claesz Luyendijck, gedaagde. Eiser blijft bij zijn eis van 12-3-1622 en verzoekt vonnis. Schepenen ordonneren partijen elk een of twee goede mannen te nemen om te proberen 4 dagen overeenstemming te bereiken.
Wijckhuys, pp. voor Jan Fransz, brouwer, contra Aren Leenersz Waegenvelt, gedaagde. Eiser blijft bij zijn eis van 12-3-1622. Schepenen, partijen gehoord hebbende, veroordelen gedaagde de geëiste som te betalen met twee maal drie maanden.
Jan Jansz Huycquesloet, pp. voor Jannetgen Aerts, eiser, contra Neltgen Huygen, wed. van Aren Jacobsz Haey, gedaagde. Eiser eist betaling van 43.15.0 als rest van twee verlopen paaien verschenen 21-5-1621 of verkoop van het verhpothekeerde huis. Schepenen veroordelen gedaagde bij verstek conform de eis en zullen haar een tweede keer oproepen. Op 24-9-1622 is gedaagde weer niet verschenen en op 10-12-1622 eveneens niet. Schepenen verklaren het huis dan executabel.
Caerel Wijckhuys, pp. voor Jan Fransz Brouwer als geassigneerd zijnde van Cornelis Arensz Gorsman, eiser, contra Herman Sybertsz van Bachoven, gedaagde. Eiser eist betaling van 54 car. g. volgens schepenverlijt van 13-5-1617. Schepenen veroordelen gedaagde bij verstek conform de eis.
Carel Wijchuys, oo. voor Dirck Arensz Cuyper, brouwer te Schiedam, eiser, contra Cornelis Jansz, waard in de Swaen, gedaagde. Eiser eist betaling van 8 g. voor gehaald bier. Gedaagde vraagt en krijgt de eis op schrift en 14 dagen tijd om te antwoorden.
Pouwels Meeuwesteyn, pp. voor Cornelis Aertsz, in 1620 Heiligegeestmeester van Heenvliet, eiser, contra Caerel Wijckhuys, pp. voor Aert Jacobsz van Oudewater, gedaagde. Eiser eist betaling van 39 g. 14 st. 14 p. van verlopen landpachten of verkoop van gedaagdes goederen. Gedaagde vraagt ontslag van de eis, omdat hij geen schriftelijke oproep heeft ontvangen en geen kopie van de documenten. Eiser zegt, dat gedaagde volgens het oud gebruik door de bode is opgeroepen. Gedaagde verzoekt en krijgt de eis op schrift en 14 dagen tijd om te antwoorden.
Pouwels Meeuwesteyn, pp. voor Cornelis Aertsz, in 1620 Heiligegeestmeester van Heenvliet, eiser, contra Cornelis Cornelisz Goeman als borg voor Cornelis Arensz Cnap, gedaagde. Eiser eist betaling van 6 g. 10 st. voor een jaar landpacht van 1 gem. 80 r. zaailand in de Bernissenhoek nr. 33. Schepenen veroordelen gedaagde bij verstek conform de eis en zullen hem nogmaals oproepen.
Pouwels Meeuwesteyn, pp. voor Cornelis Aertsz, eiser, contra Wijckhuys, pp. voor Aert Jacobsz van Oudewater, gedaagde. Eiser eist betaling van 38 g. 11 st. 4 p. voor gehaald ijzerwerk vanaf 1617. Gedaagde vraagt en krijgt de eis op schrift en kopie van de documenten.
Pouwels Meeuwesteyn, pp. voor Cornelis Pietersz van der Meer als voogd van Maertgen Jans, won. in Ketelambacht, eiser, conrta Abram Commersz, gedaagde. Eiseres eist betaling van 34 g. arbeidsloon door haar met gedaagdes huisvrouw afgesproken. Schepenen veroordelen gedaagde bij verstek conform de eis en zullen hem nogmaals oproepen.

Pouwels Meeuwesteyn, pp. voor Arent van der Vorst, brouwer in de Buys te Delft, eiser, contra Willem Pietersz van Campen als universeel erfgenaam van zijn schoonvader Oldert Jansz Erckenbout za., gedaagde.
Eiser eist betaling van 130 g. 10 st. voor geleverd bier. Gedaagde vraagt en krijgt de eis op schrift en 14 dagen tijd om te antwoorden.
De stadhouder Mr. Johan van Abbenbrouck, eiser, contra Jan Heyndricksz, bakker in Brielle, gedaagde. Eiser eist betaling van een boete van 10 £ en dubbel pernacker geld zijnde 20 st., omdat de gedaagde de dijk voor zijn weiland bij de Verbrande Hofstede niet behoorlijk heeft onderhouden. Schepenen veroordelen gedaagde conform de eis.
De stadhouder Mr. Johan van Abbenbrouck, eiser, contra Abram Cornelisz, gedaagde. Eiser eist betaling van een boete van 10 £ en dubbel pernacker geld zijnde 12 st., omdat de gedaagde de dijk ‘opte Schouwe over de Bernissendijck niet behoorljk heeft onderhouden. Schepenen veroordelen gedaagde bij verstek conform de eis.
Aren Jansz Luyendijck, eiser, contra Jan Tonisz als borg voor Aren Fransz, gedaagde. Eiser eist, dat gedaagde in handen van eiser zal leveren een rode os, die in het sterfhuis van zijn voorzaat Pyeter Jansz Huycquesloet verkocht is als zijnde des eisers eigen beest of daarvoor te betalen 24 g. of verkoop van gedaagdes goederen.
Meeuwesteyn, pp. voor Aren Jansz Luyendijck, eiser, contra Wijckhuys, pp. voor de wed. van Aren Jacobsz Haey, gedaagde. Eiser eist betaling van 43 g. volgens de obligatie, die gedaagdes overleden man op 12-6-1621 verleden heeft t.b.v. eiser. Gedaagde zegt, dat haar man de betreffende wei niet gebruikt heeft, maar dat die gebruikt is door ene Jan Claesz Luyendijck, die dus de huur schuldig is. Zij vraagt ontslag van de eis. Eiser houdt zich aan de obligatie, maar is genegen Jan Claesz als getuige te horen. Schepenen, partijen gehoord hebbende, veroordelen gedaagde conform de eis met een maand uitstel van betaling.
Jan Maerte Wittensz, pp. voor Frans den Backer, eiser, contra Reyn Lenersz, gedaagde. Eiser eist betaling van 24 g. van 2 jaar paaien van zijn huis verschenen Bamis 1620 en 1621, of verkoop van het verhypothekeerde. Schepenen veroordelen gedaagde bij verstek conform de eis en zullen hem nogmeaals oproepen.
Meeuwesteyn, pp. voor Aren Jansz van der Vorst, eiser, contra Willem van Campen, gedaagde. Eiser blijft bij zijn eis van 24-9-1622 en verzoekt vonnis. Gedaagde vraagt en krijgt overleg met de eiser over de betaling en veroordelen gedaagde tot betaling binnen 3 maanden.
Meeuwesteyn, pp. voor Cornelis Fransz, eiser, contra Wijckhuys, pp. voor Aert Jacobsz, gedaagde. Eiser blijft bij zijn eis van 24-9-1622 en verzoekt vonnis. Gedaagde zegt, dat hij gisteren ten huize van Aren Leenersz Backer met de eiser in tegenwoordigheid van diens schoonvader Jan Maertsz bekeken heeft, wat zij ter weerszijden uitstaande hebben en wat hij dus nog betalen moet. De eiser blijkt aan de gedaagde nog 11 st. schuldig te zijn. Eiser heeft gedaagde dus ten onrechte opgeroepen. Eiser is het hier niet mee eens. Schepenen, partijen gehoord hebbende, ordonneren partijen elk een of twee goede mannen te nemen om te proberen binnen 8 dagen overeenstemming te bereiken.
Cornelis Fransz smid als boekhouder van de Heiligegeestarmen, eiser, contra Cornelis Cornelis’ als borg voor Cornelis Arensz Cnap, gedaagde. Eiser blijft bij zijn eis van 24-9-1622 en verzoekt vonnis. Schepenen veroordelen gedaagde conform de eis en zullen hem voor de derde maal oproepen.
Wijckhuys, pp. voor Jan Fransz Brouwer, eiser, contra Meeuwesteyn, pp. voor Harmen Siversz, gedaagde. eiser blijft bij zijn eis van 24-9-1622 en verzoekt vonnis. Gedaagde zegt, dat hij het land, dat in de obligatie wordt genoemd van de weduwe van Simon Leenertsz overgenomen heeft, die het op haar beurt weer overgenomen had van Cornelis Arensz Ghoersman onder de conditie, dat de overgever van het land de overnemer zou doen overboeken, wat nog niet gedaan is. Hij concludeert, dat de eis dus niet ontvankelijk is en vraagt ontslag. Schepenen, partijen gehoord hebbende, veroordelen gedaagde conform de eis met een maand uitstel van betaling.
De stadhouder Mr. Jan van Abbenbrouck, eiser, contra de wed. van de heer baljuw Van Voeren of Frans van Es stadhouder, gedaagde. Eiser eist betaling van 9.19.0 uitgelegd schot.
Schepenen veroordelen gedaagde conform de eis.
De stadhouder Mr. Jan van Abbenbrouck, eiser, contra de erfgenamen van Corstiaen Huygensz za. of Cornelis Leenersz Couwenoort, gedaagde. Eiser eist betaling van 5 g. 11 st. volgens de keur.
Schepenen veroordelen gedaagde conform de eis.
De stadhouder Mr. Jan van Abbenbrouck, eiser, contra de erfgenamen van This Maertensz. Eiser eist betaling van 5.4.0 volgens de keur. Schepenen veroordelen gedaagde conform de eis.
De stadhouder Mr. Jan van Abbenbrouck, eiser, contra Gerrit Pouwelsz Plaesgen, gedaagde. Eiser eist betaling van 7.8.0 volgens de keur. Schepenen veroordelen gedaagde conform de eis.
De stadhouder Mr. Jan van Abbenbrouck, eiser, contra Abraham Cornelisz, gedaagde. Eiser eist betaling van 3.5.8 volgens de keur. Schepenen veroordelen gedaagde conform de eis.
De stadhouder Mr. Jan van Abbenbrouck, eiser, contra Cornelis Lodewicksz, gedaagde. Eiser eist betaling van 3.8.12 volgens de keur. Schepenen veroordelen gedaagde conform de eis.
De stadhouder Mr. Jan van Abbenbrouck, eiser, contra Harmen Zyversz of de wed. van Mr. Johan die Jong, gedaagde. Eiser eist betaling van 2.14.0 volgens de keur.
Schepenen veroordelen gedaagde conform de eis.
De stadhouder Mr. Jan van Abbenbrouck, eiser, contra de erfgenamen van rentmeester Gans of Cornelis Pietersz Aldoot, gedaagde. Eiser eist betaling van 2.2.0 volgens de keur.
Schepenen veroordelen gedaagde conform de eis.
De stadhouder Mr. Jan van Abbenbrouck, eiser, contra Maerten Mathisz, schout, gedaagde. Eiser eist betaling van 10.0.8 volgens de keur. Schepenen veroordelen gedaagde conform de eis.
De stadhouder Mr. Jan van Abbenbrouck, eiser, contra Harmen Zyversz, gedaagde, omdat de pernackers zijn weg voor de Bras hebben moeten maken. Eiser eist restitutie van het pernackergeld en een boete volgens de keur. Schepenen, gelet op de schouw van 7-6-1622 veroordelen gedaagde conform de eis.
De stadhouder Mr. Jan van Abbenbrouck, eiser, contra Cornelis Lodewicksz Erckenbout of Jacob Jacobsz, gedaagden, omdat de pernackers hun weg voor hun weilanden in Abbewerve hebben moeten maken. Eiser eist restitutie van het pernackergeld en een boete volgens de keur.
Schepenen, gelet op de schouw van 7-6-1622 veroordelen gedaagde conform de eis
De stadhouder Mr. Jan van Abbenbrouck, eiser, contra Jan Fransz, brouwer In het Witte Haert in Brielle, gedaagde, omdat de pernackers zijn weg voor zijn wei, die hij gebruikt van de heer secretaris Van der Wolff hebben moeten maken. Eiser eist restitutie van het pernackergeld en een boete volgens de keur.
Schepenen, gelet op de schouw van 7-6-1622 veroordelen gedaagde conform de eis.
Cornelis Leenertsz Wagenvelt, eiser, contra Willem Pietersz van Campen,, gedaagde. Eiser zegt, dat gedaagde enige tijd geleden eiser gedagvaard heeft in cas van ‘ contra vensy’. Omdat Van Campen toen niet op de vastgestelde rechtdag is verschenen, eist eiser vergoeding van de kosten van 8 g. 10 st. van hem en zijn procureur. En omdat hij toen ten onrechte beschuldigd werd, eist hij ‘ter reparatie’ van zijn eer 48 g.
De gedaagde verzoekt en krijgt de eis op schrift en 14 dagen tijd om te antwoorden.
Mr. Jan van Abbenbrouck, eiser, contra Willem Jop Maertensz, getr. met Ariaentgen Willems, en zodoende gedaagde. Eiser eist betaling van 23 g. volgens schepenverlijt verschenen Dordtse koude beestenmarkt 1621 en 1622. Schepenen veroordelen gedaagde conform de eis en zullen hem nogmaals oproepen.
Rechtdag 28-01-1623.
Verzoekt en krijgt de gedaagde kopie van de eis en 14 dagen tijd om te antwoorden.
Jan Jansz Huycquesloot, eiser, contra Cornelis Pietersz Aldoot, bezitter van een schuur of keet en erf staande aan de Molendijk. Eiser eist betaling van 53 car. g. of verkoop van schuur en erf, waarop het bedrag verzekerd is. Meeuwesteyn, pp. voor Mr. Jan van Abbenbrouck en de broer en zuster van diens huisvrouw, die erfgenamen waren hun schoonvader en vader Jacob van der Meer, zegt, dat de penningen destijds betaald zijn en dat zij dat kunnen bewijzen. Schepenen houden de zaak aan tot over 14 dagen.
De bode uit naam van Jan Maerte Wittensz, pp. voor Frans de Backer, eiser, contra Reyn Leenersz, gedaagde. Eiser blijft bij zijn eis van 21-10-1622. Schepenen veroordelen gedaagde bij verstek conform de eis.
Ghovert Cornelisz, won. bij de Heenvlietse Dam, bekent aan Jacob Jacobsz Delff, pp. voor Claes Arensz Commen za. en als behuwd oom en voogd van de kinderen en erfgenamen van Cornelis Claesz Wever za. een schuld van 216 g. 3 st. 8 p. de rente inbegrepen. Hij belooft 1-3-1623 te betalen.
Wijckhuys, pp. voor Leenert Claesz Waterboer, eiser, contra Cornelis Joosten, waard In de Witte Swaen in Heenvliet, gedaagde.
Eiser eist betaling van 12 g. 12 st. voor de helft van de koop van een rood vet beest of verkoop van gedaagdes goederen. Gedaagde verzoekt en krijgt de eis op schrift en 14 dagen tijd om te antwoorden.
Wijckhuys, pp. voor Leenert Claesz Waterboer, eiser, contra Jan Maerte Wittensz, pp. voor Gillis Cornelisz, gedaagde. Eiser eist betaling van 22 g. 12 st. als rest van de koop van twee vette beesten, door eiser omstreeks Bamis j.l. geleverd, of verkoop van gedaagdes goederen. Gedaagde vraagt en krijgt de eis op schrift en 14 dagen tijd om te antwoorden.
Rechtdag 24-3-1623. Eiser blijft bij zijn eis, gedaagde vraagt 6 maanden tijd om te betalen. Schepenen veroordelen gedaagde conform de eis met 6 weken uitstel van betaling.
De stadhouder Mr. Jan van Abbenbrouck, eiser, contra Aren Jansz Luyendijck, gedaagde.Eiser eist betaling van 2 g. 12 st. 8 p., te weten 30 st. voorgeschoten aan de arbeiders, die de watering van gedaagde tegen zijn land zzn de Meeldijk hebben ‘gepernackt’ en een boete van 24 st., of verkoop van gedaagdes land. Schepenen veroordelen gedaagde conform de eis. Gedaagde gaat in beroep.
Mr. Kaerel Wijckhuys, pp. voor Dirck Arensz Kuyper, brouwer in Schiedam, eiser, contra Cornelis Joosten, waard in de Swaen in Heenvliet, gedaagde. Schepenen ordonneren gedaagde om binnen een maand naar Schiedam te gaan om met eiser overeenstemming te bereiken. Zij veroordelen gedaagde tot een boete van 12 st ‘over zijn onbehoerlicke dincktaelle’.
Jan Maerte Wittensz, pp. voor Frans Cornelisz Backer, eiser, contra Reyn Leenersz, gedaagde. Eiser blijft bij zijn eis van 21-10-1622 en verzoekt vonnis. Schepenen veroordelen gedaagde bij verstek conform de eis en verklaren de hypotheek voor de geëiste som executabel.
Van der Huel, pp. voor Jan Abrahamsz Commersteyn, oud-burgemeester van Brielle, eiser, contra Aris Fransz Valck, gedaagde.
Eiser eist betaling van 20 g. als rest van hetgeen, waarvoor eiser in de boel van Pieter de Quaertelaer is geprefereerd, of gijseling van gedaagde. Gedaagde vraagt en krijgt de eis op schrift en 14 dagen tijd om te antwoorden.
Van der Huel, pp. voor Jan Abrahamsz Commersteyn, oud-burgemeester van Brielle, eiser, contra Herman Sybertsz, gedaagde. Eiser eist betaling van 24 g. voor vet vlees, dat in 1618 door de gedaagde van eiser is gekocht. Schepenen gunnen de gedaagde zijn verzoek.
Van der Huel, pp. voor Jan Abrahamsz Commersteyn, oud-burgemeester van Brielle, eiser, contra Cornelis Meesz Praet, gedaagde. Eiser eist betaling van 9 g. voor vet vlees, dat in 1618 door de gedaagde van eiser is gekocht. Schepenen veroordelen gedaagde bij verstek conform de eis.
Van der Huel, pp. voor Jan Abrahamsz Commersteyn, oud-burgemeester van Brielle, eiser, contra Aren Arensz bode, pp. voor Pieter Pietersz,getr. met Aechgen Aerens de Vissersdr, gedaagde.. Eiser eist betaling van 37 g. 10 st. voor 3 voeten vet vlees door gedaagde in 1621 van eiser gekocht. Gedaagde vraagt en krijgt 14 dagen tijd om met eiser overeenstemming te bereiken.
Van der Huel, pp. voor Jan Abrahamsz Commersteyn, oud-burgemeester van Brielle, eiser, contra Gillis Cornelisz, gedaagde. Eiser eist betaling van 9 g. 15 st. voor ‘lennen’ door gedaagde in 1618 van eiser gekocht. Schepenen veroordelen gedaagde bij verstek conform de eis. In de marge: compareert noch gemachtichde van zijnentwegen, meester Pieter van Campen is opgehouden.
Rechtdag 28-4-1623.
Eiser blijft bij zijn verzoekt vonnis. Schepenen veroordelen gedaagde bij verstek conform de eis en zullen hem voor de derde keer oproepen.
De stadhouder Mr. Johan van Abbenbrouck, eiser, contra Claes Claesz Pille, won. in Nieuwenhoorn, gedaagde. Eiser eist betaling van 6 g. 16 st. 8 p. voor uitgelegd schot. Schepenen veroordelen gedaagde bij verstek conform de eis.
Jan Jansz Huycquesloot blijft bij zijn eis van 28-1-1623 en verzoekt vonnis. Meeuwesteyn legt een staat over van hetgeen de gedaagden als erfgenamen van de kinderen van Jan Jansz Huycquesloot toekomen, waarvan de eiser de administratie gehad heeft en ook wat eiser van zijn broer Pieter Jansz Huycquesloot schuldig is. Hieruit blijkt , dat de eiser voldaan en betaald is, maar zelf nog aan de gemene boel moet uitkeren 10 g. 5 st. Hij vraagt ontslag van de eis. Schepenen, partijen gehoord hebbende, ordonneren hen ieder twee goede mannen te nemen om te proberen binnen een maand overeenstemming te bereiken.
Eiser blijft bij zijn eis en verzoekt vonnis. Schepenen veroordelen gedaagde bij verstek conform de eis en zullen hem voor de derde keer oproepen.
Jan Jacobsz van der Huel, pp. voor Jeglis Pope, wijnkoper te Rotterdam, eiser, contra Aren Arensz bode, pp. voor Cornelis Joosten, waard in de Swaen, gedaagde. Eiser eist betaling van 6 p. gr. vl. voor een okshoofd Bordeaux aan de huisvrouw van gedaagde verkocht of verkoop van gedaagdes goederen. gedaagde verzoekt drie maanden tijd om te betalen, hetgeen de eiser weigert. Schepenen, partijen gehoord hebbende, geven gedaagde 6 weken de tijd.
Van der Huel, pp. voor Cornelis Leenersz Waegenvelt, eiser, contra Jan Claesz Luyendijck, gedaagde. Eiser blijft bij zijn eis van 12-3-1622 en verzoekt vonnis. Schepenenen veroordelen gedaagde volgens de uitspraak van goede mannen tot betaling van 9 g. volgens de bekentenid van gedaagde met 14 dagen uitstel van betaling.
Jan Troost, pachter van het zout, eiser, contra Pouwels Meeuwesteyn, pp. voor Gillis Hendricxsz, gedaagde. Eiser zegt, dat hij op 2 juni j.l. in de winkel van de gedaagde een tonnetje wit fijn zout gevonden heeft, inhoudende ongeveer een ‘kinnetgen soudts’ op een paar handbreedten na. Gedaagde heeft dit nooit verimpost. Eiser eist een boete van 200 car. g. en een boete van 100 car. g. en verbeurdverklaring van het zout. Gedaagde antwoordt, dat hij het zout van ene Arien Corsz van Rotterdam heeft ontvangen en aan hem de impost heeft betaald. Schepenen houden de zaak aan tot de volgende rechtdag.
Cornelis Leenersz Waegenvelt, pachter van de bierimpost, en Jan Woutersz Cnol, pachter van de ‘verhoginghe’, eisers, contra Maerten Segersz, gedaagde. Gedaagde heeft met Jacob Corsz op zondag 21 mei j.l. op verxoek van Pieter Cornelisz Ronge uit het schuitje van Tonnis Baltensz een half hoet bier gehaald en in het huis van Pieter Cornelisz gebracht zonder dat daar impost voor is betaald. Eisers eisen een boete van twee maal 100 g. en een boete van twee maal 10 g.
Cornelis Leenersz Waegenvelt, pachter van het bestiael, eiser, contra Wijckhuys, pp. voor Trien Aren Louwen, gedaagde. Eiser eist een boete van 200 g. en een boete van 10 g. , omdat gedaagde op de verkoopdag van de boel van Chiel Jorisz een schaap ‘heeft doen slaen ofte steecken’ zonder het op te geven voor de impost. Gedaagde ontkent nadrukkelijk en vraagt ontslag van de eis. Schepenen, partijen gehoord hebbende, vinden, dat niet blijkt, dat gedaagde fraude heeft gepleegd en veroordelen eiser in de kosten van het proces.
Cornelis Leenersz Wagenvelt, pachter van de bierimpost, eiser, contra Ariaentge, huisvr. van Pieter Cornelisz Ronghe, gedaagde. Eiser eist van gedaagde en haar man 25 g. 13 st. bierimpost. Omdat dat tot nu toe nog steeds niet betaald is en gedaagdes man met zijn goederen ‘vluchtich is’, is eiser genoodzaakt geweest de huisvrouw van Pieter Ronghe ‘in arreste te nemen’. Wijckhuys antwoordt voor gedaagde, dat een vrouw niet voor de schulden van haar man gevangen genomen hoeft te worden. Hij vraagt ontslag van de eis. Eiser stelt, dat gedaagde in gemeenschap van goederen getrouwd was. Schepenen, alles rijpelijk overwogen hebbende, ontslaan gedaagde van de eis en veroordelen gedaagde tot betaling van de proceskosten. Eiser gaat in beroep.
Jan Troost, pachter van het zout, eiser, contra Pouwels Meeuwesteyn, pp. voor Aren Corsz, gedaagde. Eiser heeft gedaagde opgeroepen, maar is zelf niet verschenen. Gedaagde vraagt en krijgt ontslag van de eis. Schepenen veroordelen eiser tot betaling van de proceskosten.
Pouwels Meeuwesteyn, pp. voor Cornelis Pietersz Aldoot, eiser, contra Schout en Schepenen van Zwartewaal als klagers op een partij land onlangs door de eiser aan Aren Jansz Luyendijck verkocht, gedaagden. Eiser eist, dat gedaagde zeggen waarom zij het land beklaagd hebben. Gedaagden als oppervoogden van het achtergelaten weeskind van Aren Gerritsz en Maertgen Jans zeggen, dat eiser als oom en administrerend voogd op 13-8-1621 bij het sluiten van zijn laatste rekening 877 g. 4 st. 3 p. te kort kwam en dat hij dit bedrag dus met rente moet opleggen. Verder moet eiser behoorlijke rekening, bewijs en reliqua doen vanaf 13-8-1621, waar schout en schepenen hem tot nu toe met geen mogelijkheid toe hebben kunnen brengen. Daarom waren zij genoodzaakt tot de klacht in kwestie. Zij eisen op hun beurt betaling van 877 g. 4 st. 3 p. met rente en veroordelening tot het doen van een behoorlijke rekening. Eiser stelt, dat het meisje nu mondig is en hem als voogd bedankt heeft. Sch. en Sch. vinden, dat de afhandeling nog voor rekening van de voogd komt. Schepenen, partijen gehoord hebbende, veroordelen Aldoot tot betaling binnen een maand van 877 g. 4 st. 3 p. met rente t.b.v. het weeskind, verder ontslaan schepenen hem van de klacht.
Willem van Campen, eiser, contra Cornelis Arensz Cnap, gedaagde. Eiser eist betaling van 124 g. voor 4 jaar custingen van zijn ‘landtsteetgen’ vanaf 1620 of verkoop van gedaagdes goederen. Schepenen veroordelen gedaagde bij verstek conform de eis, maar zullen hem nogmaals oproepen.
Wijckhuys, pp. voor Jacob Cornelisz Stapel, oom van Jacomintgen Jacobs, overleden huisvrouw van Willem Commersz, verzoekt, dat schepenen zullen bevelen, dat de penningen uit de boelceel binnen 24 uur onder gerecht gebracht zullen worden. Daniel Jansz Perve verzoekt ontslag van het arrest door Jacob Cornelisz op hem gelegd.
Jan Maerte Wittensz, die de boelceel ge_nd heeft, zal rekening, bewijs en reliqua doen en de penningen binnen 3 maanden onder recht brengen. Schepenen ordonneren, dat dit voor 11-9-1623 moet gebeuren.
Mr. Jan van Abbenbrouck, eiser, contra Cornelis Arensz Cnap, gedaagde. Eiser heeft beslag gelegd op het hooi van gedaagde op 2 gem. 76 r. in de Bernissenhoek, die gedaagde in gebruik heeft van de kerk van Heenvliet. Hij eist, dat het hooi verkocht wordt om daaraan te verhalen de verponding en het extrardinair schot van 1619 van 4 g. 12 st. en de verlopen schoten samen 8-8-12 en 9 g. van de pacht van het land, samen 22.10.12. Schepenen veroordelen gedaagde bij verstek conform de eis.
Everhaert Bets, rentmeester van de jonkvrouwen Van Cruninghen, eiser, contra Jan Maerte Wittensz, gedaagde. Eiser eist betaling van 60 g. volgens verlijt verschenen Vastelavent 1623 of verkoop van gedaagdes goederen. Schepenen veroordelen gedaagde bij verstek conform de eis met 14 dagen uitstel van betaling.
Willem van Campen, eiser, contra Jan Claesz Luyendijck, gedaagde. Eiser eist betaling van 20 g. over 2 jaar pacht van 4 lijnen 70 r. land in de Verdouwenhoek gemeen met de Heiligegeest van Heenvliet verschenen maart 1621 en 1622 en 10 g. voor het overboeken volgens de voorwaarden, waarop gedaagde de landstede heeft overgenomen, of verkoop van gedaagdes goederen. Schepenen veroordelen gedaagde bij verstek conform de eis en zullen hem nog een tweede keer oproepen.
Willem van Campen, eiser, contra Cornelis Arensz Cnap, gedaagde. Eiser blijft bij zijn eis van 24-6-1623 en verzoekt vonnis. Schepenen veroordelen gedaagde bij verstek conform de eis en zullen hem nog een tweede keer oproepen. 23-9-1623 veroordelen schepenen gedaagde bij verstek conform de eis.
Daniel Jansz Perve, won. te Amsterdam, op wiens goederen beslag gelegd is door Jacob Cornelisz Stapel, heeft de eis niet binnen 3 dagen op schrift gekregen, zoals bevolen bij vonnis van 11 juli j.l.. Hij verzoekt en krijgt daarom ontslag van het arrest. De tegenpartij moet de proceskosten betalen.
Mr. Jan van Abbenbrouck, eiser, contra Wijckhuys, pp. voor Willem Maertensz, als man en voogd van Ariaentgen Willems, blijft bij zijn eis en verzoekt vonnis. Wijckhuys stelt, dat Ariaentgen Willems voor haar huwelijk hoorde tot ‘tgetael van de miserabele personen’ en derhalve geen schepenverlijt kon passeren en ook geen penningen aangeteld heeft gekregen, wat eiser ook niet zal durven beweren. Schepenen houden de zaak aan.
Cornelis Leenersz Wagevelt, afgelopen jaar pachter van het bier, eiser, contra Maerten Dircksz, brouwer en burger van Brielle, gedaagde. Gedaagde heeft op 15 september via Corneis Meesen Praet een kinnetje goed bier naar Heenvliet gestuurd onder een biljet van een kinnetje val. Eiser eist, dat het kinnetje verbeurd verklaard zal worden en de gedaagde veroordeeld zal worden tot een boete. Gedaagde ontkent en verzoekt ontslag van de eis. Schepenen houden het vonnis aan tot de volgende rechtdag.
Mr. Caerel Wijckhuys, pp. voor Cornelis Leenersz Waegevelt, blijft bij zijn eis van 19 september. Partijen moeten elk 12 g. betalen en hun stukken overleggen om juridisch advies in te winnen.
Jan Jansz van Almonde, pp. voor de wed. en erfgenamen onder benifitie van inventaris van Mr. Gerrit Camerlijn, eiser, contra Cornelis Joosten, gedaagde. Eiser eist betaling van 144 g. over 2 jaar custingen van het huis ‘De Swaen’ hier in Heenvliet, verschenen mei 1622 en 1623, of verkoop van het voors. huis. Schepenen veroordelen gedaagde bij verstek conform de eis en zullen hem nogmaals oproepen.
Troest, pp. voor Baertel Ammansz, getr. met de weduwe van Huych Jorrisz, eiser om uitleg te hebben van de klacht op des eisers boomgaard, contra This Claesz, gedaagde. Eiser eist ontslag van de klacht. Gedaagde verzoekt de eis op schrift en 14 dagen tijd om te antwoorden, wat eiser weigert. Schepenen gunnen de gedaagde 14 dagen.
Willem van Campen is gedaagd door Mr. Isack Lamaer, biersteker te Geervliet. Aangezien eiser niet is verschenen wordt gedaagde ontslagen van de eis.
Gillis Cornelisz Wever, pachter van de brug over de Bernisse tussen Heenvliet en Geervliet, door hem van de grafelijkeid van Holland gepacht en de voogden van de jonkvrouwen Van Cruningen, eisers, contra Mr. Pieter van Campen als borg voor Jan Willemsz van der Meul, gedaagde. Eiser eist betaling van 9 g. 11 st. voor rijden en gaan over de brug tot 22 oktober of verkoop van gedaagdes goederen. Schepenen, partijen gehoord hebbende, ordonneren partijen ieder een of twee goede mannen te nemen om te proberen binnen 8 dagen overeenstemming te bereiken.
Pouwels Meeuwesteyn, pp. voor Matis Claesz, Pieter Pietersz en Iman Pietersz, die zekere boomgaard beklaagd hebben, die te bode gesteld is door Baertelt Ammans als man van Maertgen Criensdr. Zij verklaren, dat ca 10 jaar geleden Huych(sic!) Jorrisz, vader van de huisvrouwen van voors. Matis Claesz en Iman Pietersz, is overleden en dat Maertgen Criens, moeder van de voors. huisvrouwen, in het bezit van de gehele boedel is gebleven zonder dat iemand staat en inventaris gemaakt heeft. Bij haar tweede huwelijk heeft Maertgen Criens de kinderen ook niet uitgekocht. Zij eisen, dat Baertelt Ammans alsnog staat en inventaris zal leveren en uitkoop zal doen. Troost, pp. voor Baertelt Ammans, getr. met de wed. van Michiel(sic!) Jorrisz, biedt aan staat en inventaris te maken, als de andere partij de klacht op de boomgaard intrekt en ook deelt in de schulden. Schepenen, partijen gehoord hebbende, ordonneren hen elk een of twee goede mannen te nemen om te proberen binnen 8 dagen overeenstemming te bereiken.
Jan Jansz van Almonde, eiser, contra Cornelis Joosten, waard in De Swaen, blijft bij zijn eis van 14-10-1623. Schepenen veroordelen gedaagde bij verstek conform de eis.
Baerent Cornelisz en Pietertgen Ghossensdr zijn voor schepenen getrouwd.
Kopie van een brief van Schout en Schepenen van Zwartewaal over de kwestie van het land van het weeskind van Aren Gerritsz en Maertge Jans, beiden overleden. Zij zijn bereid het land van de klacht te ontslaan, als Cornelis Pietersz Aldoot voldoende borg stelt voor de rest van de rent. Was ondertekend door Sander Willemsz em de secretaris van Zwartewaal Schipper Jan.
De stadhouder, eiser, contra Jan Claesz van Luyendijck, gedaagde, ‘van beleding van weghen Jan Maersz Doen Doen heeft en andere personen’. Eiser eist betaling volgens artikel 48 van de keuren. Gedaagde vraagt en krijgt 14 dagen tijd om te antwoorden.
De stadhouder, eiser, contra Pieter Cornelisz Ronghe ‘van beleding van weghen Jan Maersz Doen Doen’. Eiser eist betaling volgens artikel 48 van de keuren. Schepenen veroordelen gedaagde bij verstek conform de eis en zullen hem nogmaals oproepen.
De stadhouder, eiser, contra Abraham Cornelisz ‘van beleding van weghen Jan Maerte Wittensz Doen Doen’. Eiser eist betaling volgens artikel 48 van de keuren. Schepenen veroordelen gedaagde bij verstek conform de eis en zullen hem nogmaals oproepen.
De stadhouder, eiser, contra Leenert Dircxsz Schuddebeurs, gedaagde, ‘over beleding bij Jan Maersz Doen Doen’. Eiser eist betaling volgens artikel 48 van de keuren. Schepenen veroordelen gedaagde bij verstek conform de eis en zullen hem nogmaals oproepen.
De stadhouder, eiser, contra Bastiaen Fransz, gedaagde. Eiser eist betaling volgens artikel 48 van de keuren. Schepenen veroordelen gedaagde bij verstek conform de eis en zullen hem nogmaals oproepen.
Jan Jansen Huycquesloot als borg voor Harmen den Decker ‘over beleding bij Jan Maersz Doen Doen’. Eiser eist betaling volgens artikel 48 van de keuren. Harmen Zyversz internenierende voor de voors. Huycquesloot verzoekt de eis op schrift en 14 dagen tijd om te antwoorden.
Jan Jansz van Alnonde contra Cornelis Joosten, waard. Eiser blijft bij zijn eis van 14-10-1623. Gedaagde is voor de derde maal niet verschenen. Schepenen verklaren het huis executabel en veroordelen gedaagde bij verstek tot betaling van de proceskosten.
Mr. Jan van Abbenbrouck, eiser, contra Willem Maertensz, gedaagde, volgens eis van 10-12-1622. Schepenen veroordelen gedaagde bij verstek conform de eis.
Schepenen dragen Jan Maerte Wittensz, als inner van de boelceel van Willem Commersz, op om volgens vonnis van 11-7-1623 de penningen alsnog uit te tellen en te borde te brengen.
Meeuwesteyn, pp. voor Ghovert Cornelisz op den Dam als beschadigde borg voor de oudere custingbrief, sprekende op de landstede, die het laatst gekocht is door Cornelis Cornelisz Verloeren Koost, en zodoende gedaagde, eist ‘het voors. Ipotecq ofte Cornelis Cornelisz zoe daer voer verantwoerden wil, over sulcx gedaegde’.
Eiser zegt, dat hij aan Jan van Abbenbrouck, pp. voor Abraham Jacobsz Drochsteen, betaald heeft 14 g. 14 st., die gedaagde onmiddellijk tot zich genomen heeft. Eiser eist onmiddellijke terugbetaling en betaling van 15 g. bij de eiser in gijzeling verteerd. Wijckhuys, pp. voor Cornelis Cornelisz, zegt, dat gedaagde 100 g. voor 2 jaar custingen verschenen 1622 en 1623 betaald heeft aan Maertgen Arens, huisvrouw van Jan Bastiaensz, zonder dat gedaagde enig geld wederom gegeven of genomen heeft. Schepenen ordonneren gedaagde onder ede te verklaren, dat hij geen geld terug ontvangen of genomen heeft, hetgeen gedaagde doet.
Jan van Abbenbrouck als kerkmeester en inner van zeker havens in Heenvliet, eiser, contra Cornelis Arensz Cnap, gedaagde. Eiser eist betaling van 40 g. 7 st. kerkepacht van 1622 en verlopen schot en verponding of verkoop van het land. Schepenen veroordelen gedaagde bij verstek conform de eis en zullen hem nogmaals oproepen. Omdat hij ook dan niet komt, zullen zij hem ten derde male oproepen. Als hij ook de derde keer verstek laat gaan, veroordelen schepenen hem definitief conform de eis.
Pouwels Meeuwesteyn, pp. voor Claes Cornelisz Noerla[ander], molenaar alhier, eiser, contra Arent Coers, gedaagde. Eiser eist betaling van 282 g. 4 st., die hij voor gedaagde bij de koop van koren voorgeschoten heeft, of verkoop van gedaagdes goederen onder aftrek van wat hij al betaald mocht hebben.
Na eis en antwoord gehoord te hebben ordonneren schepenen partijen elk een of twee goede mannen te nemen om te proberen voor vrijdag overeenstemming te bereiken.
Jan Maerte Wittensz, pp. voor Cornelis Leenersz Waegenvelt, eiser, contra Seger Cornelisz, gedaagde. Eiser eist betaling van 7 g. als borg voor Pieter Cornelisz Ronghe wegens koop vaneen wagen. Gedaagde verzoekt en krijgt de eis op schrift en 14 dagen tijd om te antwoorden. Schepenen ordonneren partijen te proberen binnen 5 dagen overeestemming te bereiken.
Pouwels Meeuwesteyn, pp. voor Claes Cornelisz, eiser, contra Aren Corsz, gedaagde. Gedaagde moet nog 89 car. g. betalen en moet van eiser nog ontvangen 28 g. Schepenen houden het vonnis aan tot de volgende rechtdag.
Jan Fransz Back, brouwer in Brielle, contra Pieter Cornelisz Ronge, won. op de Heenvlietse sluis. Eiser stelt, dat gedaagde op 4-7-1623 heeft ‘geabandonnert’ het huis, staande op de nieuwe sluis, waar gedaagde toentertijd in woonde en tegenwoordig nog in woont, met de beterschap van het land, dat er bij hoort. Eiser heeft verschillende keren vriendelijk aan gedaagde verzocht uit het huis te vertrekken. Op 8 maart j.l. heeft notaris Troost in het bijzijn van enkele getuigen dit verzoek herhaald. Eiser eist ontruiming binnen twee maal 24 uur en vergoeding van alle kosten. Schepenen veroordelen gedaagde bij verstek conform de eis en in de kosten.
Meeuwesteyn, pp. voor Claes Cornelisz, eiser, contra Troost, pp. voor Aren Coersz, schipper, gedaagde. Eiser blijft bij zijn eis van 9-12-1623 en verzoekt vonnis. Gedaagde antwoordt, dat hij 3 st. te veel heeft betaald, wat eiser ontkent. Schepenen dragen partijen op de volgende rechtdag met al hun rekeningen te komen, zodat zij recht kunnen spreken.
Cornelis Aertsz Buys heeft t.b.v. zijn vrouw Lijsbet Jans de palmslag ontvangen van drie vier lijnen memorieland. Hij zal dit land mogen gebruiken, tenzij er iemand komt met oudere brieven en beter recht.
De stadhouder, eiser, contra Jan Maerte Wittensz, pp. voor Cornelis Wittensz Paellinck, gedaagde. Eiser eist betaling van 8 g. 11 st. 8 p. voor uitgelegd schot van 10-12-1623 van 4 gem. 155 r. in de Sonnewaertse hoek. Gedaagde verzoekt de eis op schrift en 14 dagen tijd om te antwoorden. Eiser eist onmiddellijke betaling.
Schepenen veroordelen gedaagde conform de eis met 14 dagen uitstel van betaling.
Cornelis Aertsz Buys, schepen van Heenvliet, is door Aren Fransz, won. te Geervliet, voor de rechtbank gedaagd. Eiser is echter niet verschenen en daarom verzoekt gedaagde ontslag van de zaak. Schepenen gunnen gedaagde zijn verzoek en veroordelen eiser tot betaling van de onkosten.
Cornelis Meessen Praet heeft de palmslag ontvangen van de helft van 5 lijnen 66 r. memorieland in het Moertje nr. 17. Hij mag dit land gebruiken, tenzij er iemand komt met oudere brieven en beter recht.
Aren Fransz heeft uit naam van zijn schoonmoeder Maertgen Willems, won. in Zuidland, te bode doen stellen drie vier lijnen memorieland. Zij zal dit land mogen gebruiken, tenzij er iemand komt met oudere brieven en beter recht.
Pouwels Meeuwesteyn met de eiser (verm. Cornelis Pietersz Aldoot), contra Jan Troost, pp. voor Aren Jansz Luyendijck, gedaagde. Eiser heeft op 30-4-1622 aan gedaagde verkocht 5 gem. land. Eiser eist betaling van 300 g. aan Sr. Jacob Briel en verlijt van een custingbrief of gijzeling van gedaagde. Gedaagde vraagt de eis op schrift en 14 dagen tijd om te antwoorden.
Pouwels Meeuwesteyn, pp. voor Lamberecht Woutersz, won. in Brielle, eiser, contra Jan Jansz Huycquesloot, gedaagde. Eiser eist betaling van 450 g. met rente volgens custingbrief van 27-10-1619 of verkoop van het verhypothekeerde. Gedaagde vraagt, of hij Bamis a.s. twee verlopen termijnen kan betalen en of de hoofdsom nog mag blijven staan. Eiser weigert dit verzoek. Schepenen gunnen gedaagde de tijd tot St. Gillis 1624 om de twee verlopen termijnen te betalen, mits hij binnen 14 dagen borg stelt.
Pouwels Meeuwesteyn met Claes Cornelisz Noerlander blijft bij zijn eis en het schepenvonnis van 16-3-1624. Hij toont een ‘formolyer van certifficatie’ verleden door Jan Jansz Huycquesloot, Aren Jansz Schagen, Cornelis Aertsz Buys, Aren Arensz Benschipper, Gillis Lamberechtsz Quaertelaer, Claes Hendricksz Moersaet, waaruit blijkt, dat de eiser diverse posten op naam van de gedaagde heeft gesteld voor gedaagde voldaan en betaald heeft. Eiser eist vonnis en veroordeling van de gedaagde tot betaling van de kosten ‘overmits zijne veelvoudighe wtvluchten’. Troost voor de gedaagde vraagt weer om 14 dagen tijd om nog enige getuigen te zoeken. Schepenen ordonneren gedaagde om voor de volgende rechtdag alsnog het schepenvonnis van 16-3-1624 te voldoen.
Cornelis Jan Bouwensz heeft uit naam van zijn zuster Jannetgen Jans te bode doen stellen 2 lijnen 25 r. memorieland in Suygershil nr. 49. Zij zal dit land mogen gebruiken, tenzij er iemand komt met oudere brieven en beter recht.
Jacob Jansz Stierman, weduwnaar, won. te Zwartewaal, geass. door zijn vader Jan Pietersz, en Maertgen (Maritgen) Cornelis jd, geass. door haar vader Cornelis Pietersz Brabander, zijn voor schepenen getrouwd.
Aren Fransz, pp. voor zijn schoonmoeder Maertgen Willems, won. in Zuidland, eiser, contra Meeuwesteyn, pp. voor Cornelis Aertsz Buys als man en voogd van Lijsbet Jans, gedaagde.
Eiser stelt, dat van de broer en zuster Adriaen Euwoutsz en Leentgen Euwouts verscheidene kinderen en nakomelingen na elkaar bezeten hebben zekere drie maal vier lijnen memorieland, die het laatst door overlijden van Adriaen Cornelisz van der Mey verstorven zijn op de eiseres, die een dochtersdochter is van Leentgen Euwouts. Eiser heeft op 28-3-1624 palmslag ontvangen. Hij heeft dit notarieel laten vastleggen om moeilijkheden te voorkomen met gedaagde wiens vrouw een dochtersdochtersdochter is van Adriaen Euwoutsz en daarom een graad verder in het geslacht en ook nog jonger dan Maertgen Willems. Desondanks heeft gedaagde het land geploegd en bezaaid. Eiser eist, dat gedaagde zijn handen van het land aftrekt. Gedaagde zegt, dat hij door de bode op 22-3-1624 is ontboden en dat de eiser daar toen niet was. Hij vraagt vergoeding van de kosten. Schepenen, partijen gehoord hebbende, ordonneren de eiser 3 g. 12 st. te betalen.
Gedaagde stelt, dat Arien Vermeye ‘doer toelantinge van Jannetgen Jordens za.’ een gedeelte van het memorieland bezeten heeft, maar dat Jannetgen Jordens possetrice was. Arien Vermey was maar een schoonzoon van Stoffel Engelsz, gerechte possesseur, en voor hem Huberecht Arensz. In de rechte lijn vanaf deze twee gerekend is niemand dus nader dan Lijsbet Jans, die een wettige dochter van Jannetgen Jordens is. Schepenen houden het vonnis aan tot de volgende rechtdag.
Pouwels Meeuwesteyn, pp. voor Cornelis Pietersz Aldoot, eiser, contra Troest, pp. voor Aren Jansz [Luyendijck], gedaagde. Eiser blijft bij zijn eis van 20-4-1624. De zaak wordt weer 14 dagen aangehouden.
‘Vranck Verberbael ghearresteert met Cornelis van Dijck, notaris en procureur tot Schiedam, soe geopposeerde gedaegde’ voor schepenen alhier door Antonis Thonisz Spangert, thans won. in Ooud-Beierland, opposant. Geopposeerde is opgeroepen door de deurwaarder der gemeenlandsmiddelen Baertolameuwis van der Swaen. Omdat opposant geen actie ondernomen heeft, verzoekt geopposeerde met de executie te mogen doorgaan, hetgeen hem wordt vergund.
Pouwels Meeuwesteyn met Tonis Gerritsz, lijndraaier te Maassluis, die getrouwd is met Pluntgen Aerens, eiser, contra Pieter Jansdr, wed. van Claes Aerensz Luyendijck, gedaagde. Eiser eist betaling van 45 car. g. volgens schepenverlijt van 25-3-1621 t.b.v. Pluntgen Aerens of verkoop van gedaagdes goederen. Schepenen veroordelen gedaagde bij verstek conform de eis, maar zullen haar weer oproepen.
Pouwels Meeuwesteyn, pp. voor Aren Arensz Benschipper als overnemer van 8 lijnen memorieland op de Grond van Heenvliet, eiser, contra Claes Hendricksz Moersaet als overgever van dit land, gedaagde. Schepenen ordonneren partijen elk binnen 8 dagen 8 car. g. in te leggen met hun stukken om juridisch advies in te winnen.
Volgens het advies van 3-7-1624 bevelen schepenen de gedaagde, dat hij de eiser het land zijn leven lang zal laten gebruiken. De gedaagde gaat 16-7-1624 in beroep.
Pouwels Meeuwesteyn, pp. voor Tonis Gerritsz, lijndraaier te Maassluis, die getrouwd is met Pluntgen Arens, eiser, contra Willem van Campen, gedaagde. Eiser verzoekt uitspraak van schepenen in het verschil van mening met gedaagde over te betalen rente. Gedaagde antwoordt: ‘Ick hoor, ick sie.’ Schepenen blijven bij hun vonnis van 21-5-1621.
Antonis Ghijsberechtsz, pachter van de verhoging van de bieren, eiser, contra Cornelis Corsz, waard alhier, gedaagde. Eiser zegt, dat hij bij peiling op 13 juli in de herberg van gedaagde gevonden heeft ‘twaelff duym byers op een halff vadt van de aerent’ en op 14 juli ‘sinde kermis’ gevonden heeft ‘twaelff duym byers op een halff vadt van de aerent’ en op dezelfde plaats twee grote kannen bier ‘houdende vyer vanne’, die gedaagde zei bij Pieter van Campen gehaald te hebben, wat in strijd is met artikel 34 van de particuliere ordonnantie. Eiser eist een boete van 40 g. volgens artikel 34 en een boete van 200 g. ‘met suspensie van zijne neeringe voerden tijt van een jaer’. Schepenen houden de zaak aan tot woensdag 31 juli a.s.
31-7-1624. Gedaagde, geass. met Cornelis van Dijck, notaris en procureur te Schiedam, protesteert tegen de kosten en tegen het feit, dat eiser hem de twee kannen bier afhandig heeft gemaakt, omdat hij die bij Pieter van Campen of diens huisvrouw, die hier openbare waard en waardin zijn, heeft laten halen, waarop de volle gerechtigheid van openbare tappers is betaald. Gedaagde vraagt ontslag van de eis en vergoeding van alle kosten, waartoe schepenen eiser na rijp beraad veroordelen.
Jannetgen Claes, huisvrouw van Aren Claesz, gedaagd door Jan Maerte Wittensz als pachter van de boterimpost, protesteert tegen alle kosten, omdat zij voor niets ter rechtbank is verschenen, omdat de pachter niet is verschenen.
Pieter Jansdr, wed. van Claes Arensz Luyendijck, geass. door haar zwager en voogd in deze zaak Dominickus Jopsz, belooft aan Thonis Gharrisz, lijndraaier, getr. met Pluntgen Arens, over twee maanden de lopende schuld met de rente te betalen.
Cornelis Jansz Isserman, gewezen collecteur van de impost van het gemaal te Abbenbroek, opposant van de executie van 31-7-1622, contra Pieter Joosten Ruychrock, pp. voor Gharit Antonisz Breda, gewezen pachter van het gemaal in Heenvliet, geopposeerde. Opposant wil, dat geopposeerde stopt met zijn executie, geopposeerde vraagt toestemming om daarmee door te mogen gaan.
Pouwels Meeuwesteyn, pp. voor Vranck Willemsz Verbael, medestander en interveniërend voor zijn collecteur Isserman, toont aan, dat de executie voor tot nu toe 65 g. 15 st 4 p. niet terecht is, omdat geopposeerde geheel voorbij gaat aan artikel 3 van de particuliere ordonnantie van het gemaal.
Schepenen dragen partijen op ieder een of twee goede mannen te nemen om te proberen binnen drie dagen overeenstemming te bereiken.
5-10-1624. Schepenen, partijen gehoord hebbende, dragen hen op om binnen 3 dagen ieder 9 g. te betalen om juridisch advies in te winnen.
6-10-1624. Adriaen Cornelisz Moelswijck, medestander van Vranck Willemsz Verbael, pachter van het gemaal in kwestie, vindt, dat er niet betaal hoeft te worden, omdat schepenen volgens artikel 13 van de generale ordonnantie ‘ten op heven van des gemeen lants middelen’ verplicht zijn uitspraak te doen.
Rechtdag 21-10-1624.
Schepenen veroordelen opposant in de eis en conclusie volgens het register door Breda daarvan gehouden.
Jacob Jacobsz Delft en Ghossen Dircksz Naghe als bloedvoogden van de weeskinderen van Cornelis Claesz Wever za., eisers, contra Gillis Cornelisz, gedaagde. Eisers eisen, dat gedaagde staande de vierschaar behoorlijk verslag zal doen van de boelceel van de goederen van de grootvader van de voors. weeskinderen Claes Arens Commen za. of dat men gedaagdes goederen zal mogen verkopen. Gedaagde vraagt kopie van de stukken en 14 dagen tijd om te antwoorden. Eisers weigeren dit. Schepenen veroordelen gedaagde om binnen 14 dagen de voors. ceel te overleggen.
Meeuwesteyn, pp. voor Aren Arensz Benschopper, eiser, contra Claes Heyndricksz Moersaet, gedaagde. Gedaagde levert zijn schriftelijk antwoord in. Eiser verzoekt uitspraak volgens de eis en conclusie van 24-6-1624. Schepenen dragen gedaagde op aan de eiser de voorgeschoten penningen, waarover gesproken wordt, binnen een maand terug te betalen en voor de onkosten nog eens 18 g.
Meeuwesteyn, pp. Cornelis Pietersz Aldoot, eiser, contra Aren Jansz Luyendijck, gedaagde. Eiser blijft bij zijn eis en gedaagde bij zijn schriftelijke antwoord. Schepenen dragen partijen op om binnen 3 dagen ieder 12 car. g. in te leggen om juridisch advies in te winnen.
Schepenen hebben bepaald, dat ‘Pieter Arensz Schoudt van t’Zuydtlant’ (of ‘Pieter Arensz, schoudt van t’Zuydtlant’) de helft van 5 lijnen 66 r. memorieland in het Moertje nr. 17 zal mogen gebruiken, tot er iemand komt met oudere brieven en beter recht.
Adriaen Cornelisz Hoogewaerff, eiser, contra Aren Jansz Luyendijck, gedaagde. Eiser eist behoorlijk verlijt van 500 car. g. voor het overnemen van 6 gem. bruikwaar in Nieuwenhoorn in de Outjaerschen hoek met de tarwe, die er nu op staat en navolging van de verkoopcondities.
Pouwels Meeuwesteyn met Ghossen Dircxsz Naghe, pp. voor Pietertgen Jansdr won. in Heenvliet, contra Jan Been, pp. voor Aren Joosten, won. in Brielle, gedaagde. Eisers hebben te bode doen stellen 1 gem. 73 r., 1 gem. 50 r., 3 gem., 2 gem. 50 r., 3 gem. 12 r., ca de helft van 2 gem. en nog 1¿ gem., alles in Heenvliet, waar gedaagde ten onrechte possesseur van is. Aangezien Pieter Jansdr de oudste en naaste van het geslacht van de recht possesseur is, verzoekt zij in het bezit van het land gesteld te worden en dat de gedaagde veroordeeld zal worden zijn handen van het land af te trekken.
Gedaagde antwoordt, dat hij als oudste en naaste van het geslacht van de eerste possesseur Jan Jansz Nissen al 8 jaar dit land gebruikt na op 1-10-1616 palmslag van schepenen ontvangen te hebben, waarvan de laatste possesseur Abraham Pietersz za. was. Hij protesteert er tegen, dat eiseres de pachter verboden heeft aan hem pacht te betalen. Meeuwesteyn stelt, dat het land gekomen is van Jorden Arensz, die een broer was van de vader van Pietergen Jans, waaruit blijkt, dat zij de oudste is. Schepenen houden het vonnis aan tot de volgende rechtdag.
Rechtdag 10-3-1625.
Uitwisseling van stukken.
Pouwels Meeuwesteyn, pp. voor Sr. van Vorst, brouwer te Delft, eiser, contra Willem van Campen, gedaagde. Eiser blijft bij zijn eis van 21-10-1622 en verzoekt vonnis. Gedaagde wil binnen 2 maanden betalen, wat eiser niet accepteert. Schepenen dragen gedaagde op binnen een maand met eiser overeenstemming te bereiken en binnen 2 maanden te betalen.
Jan Cornelisz Vijfpont, won. binnen Brielle, eiser, contra Seger Cornelisz, won. in Heenvliet, gedaagde. Eiser eist betaling van 200 p. gr. vl. voor de pacht van de landstede, waar gedaagde al enige jaren op woont en nog nooit voor betaald heeft. Gedaagde vraagt kopie van de stukken en 14 dagen tijd om te antwoorden. Eiser zegt, dat gedaagde die kopieën al heeft en eist nu antwoord. Schepenen gunnen de gedaagde zijn verzoek.
De stadhouder en kerkmeester van Heenvliet van 1622 t/m 1624 Jan van Abbenbrouck als erfgenaam en pp. voor de andere erfgenamen van baljuw Jacob van der Meer, in zijn leven kerkmeester van Heenvliet, eiser, contra Reyn Leenertsz als bezitter van een huis aan de zuidzijde van het Marktveld, gedaagde. Eiser eist betaling van 6 car. g. voor 6 jaar rente of verkoop van het huis. Gedaagde zegt, dat 3 jaar rente met de baljuw destijds verrekend is met vracht en geleverd zand. De overige 3 jaar bekent hij te moeten betalen, maar aangezien hij van de armen leeft, moeten die de kerkmeester betalen. Schepenen dragen gedaagde op van de afrekening met de baljuw bewijs te leveren.
Meeuwesteyn, pp. voor Lennert Cornelisz Vijffpondt, won. in Heenvliet, eiser, contra Jan Been, pp. voor Jan Claesz Luyendijck, gedaagde. Eiser heeft op 3-3-1625 aan gedaagde overgedragen ca 11 gem. zaailand in de Zuid- en Westhoek van de Ee met de tarwe en gerst daarop staande voor 975 car. g. met de pacht en de verponding. Gedaagde heeft daarvan tot nu toe geen custingbrief gepasseerd, wat wel de afspraak was. Eiser eist, dat gedaagde veroordeeld zal worden dit binnen twee maal 24 uur te doen en borg te stellen. Gedaagde zegt, dat eiser hem dit land met tarwe en gerst verkocht heeft, maar er blijkt wat rogge tussen te staan. Eiser stelt, dat gedaagde dat wist. Schepenen veroordelen gedaagde in de kosten van het proces.
Meeuwesteyn, pp. voor Pietertgen Jans, eiser, contra Jan Been, pp. voor Aren Joosten in Brielle, gedaagde. Eiser stelt, dat hij in de stukken niets kan vinden, dat bewijst, dat gedaagde recht op het memorieland heeft. De stukken bewijzen wel, dat het land gepossedeerd is geweest door ‘Joerden Arensz wyns moeye ghenaempt was Gheertgen Jordens zijns vaders suster welcke Gheertgen Jordens gewest es’ moeder van Jan Jansz (sic!), vader van de eiseres. Schepenen bevelen de secretaris, die nalatig is geweest, binnen 3 dagen de overige stukken te kopiëren.
13-6-1625. Eiser stelt, dat de volgende stukken ten onrechte aan gedaagde behoren: ca 5 gem. aan de Eeweg in de Bossem, zoals te zien is in de stukken van Jacob Cornelisz Cleyburch, uit de naam van Arentgen Dircksz gemaakt, die bezit zijn geweest van Joorden Arensz, gekomen van ene Aren Joordensz, die een zuster Geertgen Joordens had, die de moeder was van Jan Jansz (sic!), de vader van Pieter Jansdr.
29-11-1625 levert Meeuwesteyn stukken over, waaruit blijkt, dat er 19-7-1600 een compromis is gesloten na een proces tussen Joorden Aertsz en Cornelis Jansz, vrinden en bloedverwanten van de gerechte possesseuren. Uit de boom van het geslacht blijkt, dat eiser en verweerder in ‘den graete’ . . . (niet verder ingevuld). Schepenen dragen partijen op ieder 14 g. in te leggen om juridisch advies in te winnen.
Na het advies van 10-2-1626 dragen schepenen op 14-3-1626 partijen op inventaris te maken. Op 25-3-1626 gaat Goossen Dircxsz Nagge, pp. voor Pietertgen Jans, hier tegen in beroep.
Meeuwesteyn, pp. voor de pachter (naam niet vermeld) mitsgaders Thonis Ghisbrechtsz als medestander, contra gedaagde (naam niet vermeld). Eiser eist kopie van de stukken, schepenen gunnen gedaagde tot donderdag de tijd om te antwoorden.
Pouwels Meeuwesteyn, pp. voor Jan Woutersz Cnol, pachter, en Anthonis Ghijsebrechtsz als medestander van de bieren van Staten wege, eisers, contra Simen Joosten, gedaagde in cas van contraventie in de impost gepleegd. Eisers blijven bij de eis van 25-4-1625 en verzoekt vonnis. Gedaagde levert over een attestatie door de brouwerij ‘Inde Drie Ruytten’ te Rotterdam geschreven, ondertekend door Matijs Maercellisz, die verklaart, dat het ‘Issel’ is. Gedaagde blijft bij deze attestatie. Eiser verklaart, dat rechters aan dergelijke ‘kaertebellen’ geen waarde moeten hechten en dat de brouwer net zo schuldig is aan de fraude als de gedaagde. Schepenen houden de zaak aan tot dinsdag 6 mei a.s.
Aren Cornelisz, won. in Gorkum, Cornelis Cornelisz, won. in Heenvliet, en Commertgen Cornelis, ook won. in Heenvliet, kinderen en voor een gedeelte erfgenamen van Lijsbet Cornelis, eisers, contra Jan Claesz Luyendijck, gedaagde. Gedaagde heeft enkele jaren geleden van Willem Commersz gekocht de landstede, waar gedaagde nu op woont, met alles, wat er bij hoort. Hij zou dit betalen met o.a. 200 g. gereed geld, waarvoor hij tot zijn last genomen heeft een obligatie van 200 g. door voors. Willem Commersz verleden t.b.v. voors. Lijsbet Cornelis. Aangezien gedaagde tot nu toe geweigerd heeft, die 200 g. met de rente te betalen, eisen eisers, dat hij dit nu doet, of verkoop van de landstede. Schepenen veroordelen gedaagde bij verstek conform de eis.
Cornelis Arensz Beaumont, houtkoper in Brielle, eiser, contra Jan Maerte Wittesz, won. in Heenvliet, gedaagde. Eiser eist, dat gedaagde als inner van de ceel van Willem Commersz de schuld van de laatste aan de eiser zal betalen en behoorlijke rekening, bewijs en reliqua te doen.
Jan Jansz van Almonde, eiser, contra Gillis Cornelisz, gedaagde. Eiser eist betaling van 18 g. huur van 2 gem. 75 r. weiland aan de Welleweg over 1624 verschenen Dordrechtse koude beestenmarkt. Omdat hij dit geld in goede gemoede niet van gedaagde los heeft weten te krijgen, wendt hij zich noodgedwongen tot het gerecht. Hij eist betaling staande de vierschaar of verkoop van gedaagdes goederen.
Meeuwesteyn met Jan Cornelisz Vijffpondt, eiser, contra Jan Been met Seger Cornelisz, gedaagde. Eiser blijft bij zijn eis van 10-3-1625 en verzoekt vonnis. Gedaagde antwoordt, dat hij geen verplichtingen aan gedaagde heeft en verzoekt ontslag van de eis. Eiser wijst op de verklaring van Cornelis Cornelisz, Sibert Harmansz van Bachoven en Cornelis Leenersz Waegevelt, waaraan gedaagde zegt geen boodschap te hebben. Schepenen dragen partijen op elk twee of drie goede mannen te nemen om te proberen binnen 14 dagen overeenstemming te bereiken. Bij het vonnis van 13-6-1625 ontzeggen de schepenen de eiser zijn eis.
Pouwels Meeuwesteyn, pp. voor Leendert Cornelisz Torman, eiser, contra Jan Claesz Luyendijck, gedaagde. Eiser heeft aan gedaagde getransporteerd 11 gem land met de vruchten daarop staande en een blauw merriepaard voor 1030 g., waarvan een derde deel te betalen met Bamis 1625, waarvoor hij voldoende borgen moest stellen en een behoorlijke custingbrief moest verlijden. Hij blijft weigeren dit te doen. Eiser eist, dat gedaagde staande de vierschaar hiertoe gedwongen wordt of gijzeling van gedaagde. Borgen worden Jan Jansz Huycquesloot en Cornelis Govertsz, beiden won. in Heenvliet. Eiser is met deze borgen niet tevreden en eist ook de custingbrief. Schepenen dragen gedaagde op borgen te stellen tot tevredenheid van de eiser.
Cornelis Cornelisz Jongeneel, eiser, contra Jan Gillisz Cuyper, gedaagde. Eiser eist betaling staande de vierschaar van 18 p. vl. van twee achterstallige custingen van het huis, waar gedaagde in woont, verschenen mei 1624 en 1625 of verkoop van gedaagdes goederen.
Doctor Johan de La Piper als provisioneel rentmeester van de jonkvrouwen Van Cruyningen, eiser en arrestant, contra Meeuwesteyn, pp. voor Cornelis Wisse, secretaris te Oostvoorne, gearresteerde, mitsgaders Jan Coppensz en Jacob Willemsz Tuetel als borgen voor het arrest. Eiser eist betaling van 292 g. van twee jaar huur van het Cruyninger gors over 1621 en 1622. Gedaagde antwoordt, dat hij 100 car. g. betaald heeft, de kwitantie hiervan is bij advocaat Roosendael, die nu overleden is. Verder heeft hij betaald aan Heyndrick (Meeuwesteyn?), ter ordonnantie van de heer Persijn, Beths en anderen 60 g. en verder nog 30 g. voor schuttingen. Dit moet hiervan afgetrokken worden. Schepenen dragen partijen op binnen 6 weken af te rekenen.
Doctor Johan de La Piper als provisioneel rentmeester van de jonkvrouwen Van Cruyningen, eiser en arrestant, contra Meeuwesteyn, pp. voor de wed. van Cornelis Wisse, secretaris te Oostvoorne, gearresteerde, mitsgaders Jan Coppensz en Jacob Willemsz Tuetel als borgen voor het arrest. Eiser eist betaling van 204 g. van twee jaar huur van het Cruyninger gors over 1623 en 1624. Schepenen veroordelen gedaagde conform de eis.
Doctor Johan de La Piper uit naam van zijn vrouw, die erfgenaam is van za. Everhart Bets, eiser, contra Cornelis Pietersz Aldoot, gedaagde. Eiser heeft gedaagde doen gijzelen om voldoening te heben van het schepenverlijt van 21-8-1623. Gedaagde vraagt de eis op schrift en 14 dagen tijd om te antwoorden. Schepenen veroordelen gedaagde conform de eis met een maand uitstel van betaling.
Jacob Jacobsz Delff als oom en voogd van Maertgen Cornelis, nagelaten weeskind van Cornelis Claesz Wever, eiser, contra Jan Been, pp. voor Hester Claes, won. in Heenvliet, als voogd van haar kinderen, geass. door Cornelis Jansz, secretaris van Geervliet en het Land van Putten, in de goederen door Claes Arensz Coman za., vader van voors. Hester Claes, bij testament aan de kinderen van Cornelis Claesz Wever en de kinderen van Hester Claes nagelaten op 15-12-1613, gedaagde en verweerder.
Eiser eist betaling van 19 g. 1 st. 8 p., het aandeel van de kinderen van Hester Claes in de kosten van de kaveling van de goederen van Claes Arensz Coman, die hij voorgeschoten heeft, of dat verbonden verklaard zal worden de obligatie, die tot laste van Leendert Jansz ‘t Gilde, schout van Nieuwenhoorn en Nieuwe Gote, sprekende is, en toebehoort de kinderen van Hester Claes. Gedaagde ontkent de voogdij te hebben en zegt, dat alleen Cornelis Jansz voogd is, dat die dus aangesproken moet worden en haar man, die haar voogd is. Schepenen ontzeggen de eiser zijn eis en veroordelen hem in de kosten.
De kinderen en erfgenamen van Everhart Bets, in zijn leven rentmeester van de heerlijkheid Heenvliet, eisers, contra Aris Fransz Valck, gedaagde. Eisers eisen betaling van 24 g. zaad- en kooltienden over 1621.
De zaak zal dienen zaterdag 13-9-1625.
De kinderen en erfgenamen van Everhart Bets, in zijn leven rentmeester van de heerlijkheid Heenvliet, eisers, contra Cornelis Aertsz Buys, gedaagde. Eisers eisen betaling van 62 g. voor het gebruik van de boomgaard genaamd ‘de Kuekenboomgaert’ van 1621 t/m 1624 met de verponding.
De zaak zal dienen zaterdag 13-9-1625.
Abram Jacobsz Droochsteen, houder van een schepencustingbrief, sprekende op de landstede va Cornelis Cornelisz Goeman, staande aan de Hollemaertse dijk in Heenvliet, houdende nog zuiver 304 g.te betalen met 50 g. per jaar, eiser, contra Cornelis Cornelisz Goeman, gedaagde.
Eiser eist betaling van 100 g. over twee verlopen custingen over 1624 en 1625 of verkoop van de landstede. Gedaagde belooft binnen 8 dagen de custing van 1624 te betalen en voor meidag 1625(!) die van 1625.
Jan Maerte Wittensz, pp. voor Cornelis Arentsz Nateris, schout van Rockanje, eiser, contra Willem Commersz, gearresteerde en gedaagde. Eiser eist betaling van 24 g. eiser vraagt en krijgt de eis op schrift en 14 dagen tijd om te antwoorden.
Jan Maertensz Wittensz, pp. voor Willem Jansz, won. te (Bouckem?), eiser, contra Jan Been, pp. voor Commer Corstiaensz, gedaagde. Eiser eist betaling van ca 80 g. over 2 gem. mee in het Molenhoekje te Heenvliet, die gedaagde en zijn broers en zuster toebehoren, of verkoop van de mee. Gedaagde verzoekt en krijgt de eis op schrift en tijd tot de volgende rechtdag om te antwoorden.
Jan Been, pp. voor Hester Hoelders [Olerts], wed. van de secretaris Willem van Campen, eiseres, contra Jacob Roelsz, gedaagde. Eiseres eist betaling van 9 g. 7 st. 8 p. van voorgeschoten en verteerde penningen. Schepenen dragen partijen op goede mannen te nemen om te proberen binnen 8 dagen overeenstemming te bereiken.
Aerent Jacobsz Nolleman, pp. voor zijn moeder Commerge Cornelis, eiser, contra Commer Corstiaensz, gedaagde. Eiser is niet verschenen en daarom veroordelen schepenen hem in de kosten.
Jan Maerte Wittensz, pp. voor Adriaen Eewoutsz de Lange en Pieter Adriaensz, korenkopers in Rotterdam, eisers in cas van hypotheek, contra Cornelis Cornelisz bij de Verloorencoost als bezitter van zijn landstede, schuur en berg staande op de Hollemaertse dijk en de beterschap van de bruiklanden, gedaagde.
Eiser eist betaling van 150 g. in mindering op de somma van 304 g. over vijf termijnen van aflossing volgens de schepenschuldbrief van 6-8-1616 verleden door Herman Jansz en verzekerd op voors. landstede, of verkoop van de landstede. Schepenen houden het vonnis aan tot de volgende rechtdag.
24-6-1626 antwoordt gedaagde, dat hij de landstede destijds gekocht heeft voor 1200 g. van baljuw en schepenen uit de desolate boedel van Herman Jansz ten bate van degene, die daarin het best gerechtigd was. Bij de koop is hem niet verteld, dat de voors. schuldbrief op de landstede rustte, zoals te zien is in de koopcondities. Eiser zegt, dat hij met die condities niets te maken heeft. Schepenen ordonneren partijen binnen 14 dagen 12 g. en hun stukken in te leggen om juridisch advies in te winnen.
De stedehouder Aert Jacobsz Oudewater, pp. voor de erfgenamen van Jan Thonisz za., eiser, contra Leendert Jansz Timmerman, won. in Heenvliet, gedaagde. Eiser eist betaling van 22 g. 10 st. voor een vet beest door gedaagde van Jan Thonisz gekocht en hem geleverd in de slachttijd van 1622 of verkoop van gedaagdes goederen. Schepenen verwijzen de zaak naar goede mannen om te proberen binnen 8 dagen overeenstemming te bereiken.
Jan Been, pp. voor Abraham Cornelisz Lantman, won. in Heenvliet, eiser, contra Meeuwesteyn, pp. voor Mathijs Claesz Decker, won. in Heenvliet, gedaagde. Eiser eist betaling van 48 car. g. voor riet, dat de gedaagde in de vorige winter van eiser gekocht heeft of verkoop van gedaagdes goederen.
14-3-1626 zegt gedaagde, dat hij van dit bedrag 5 g. 12 st. betaald heeft en ook met arbeiden verdiend te hebben. Hij verzoekt om met eiser te rekenen, wat hij nog schuldig is. Schepenen veroordelen gedaagde conform de eis.
Jan Been voor Heester Hoelders (Olerts), wed. van de secretaris Willem van Campen, eiser, contra Marijken Leenders, wed. van Harmen Syversz Decker, gedaagde.
Eiseres eist betaling van 24 car. g. en een koppel hoenders uit de gerede penningen van de boelcedulle voor een stuk weiland van Harmen Syversz. Eiseres moet binnen 14 dagen bewijs leveren. Schepenen, partijen gehoord hebbende, ordonneren partijen goede mannen te nemen om te proberen binnen 14 dagen overeenstemming te bereiken.
De stadhouder Aert Jacobsz Oudewater, eiser, contra Pouwels Meeuwesteyn, pp. voor Cornelis Arentsz Gorsman, won. in Natris, gedaagde. Gedaagde heeft twee of drie jaar geleden van Gillis Lambrechtsz Quartelaar 2 gem. land gekocht zonder de 40e penning betaald te hebben. Eiser eist veroordeling tot een boete van 200 g. en dubbele impost. Gedaagde antwoordt, dat de stadhouder destijds gezegd heeft, dat dat geregeld zou worden, als gedaagde weer eens in Heenvliet was.
De stadhouder Aert Jacobsz Oudewater, eiser, contra Pouwels Meeuwesteyn, pp. voor Gillis Lambrechtsz Quartelaer, won. in Heenvliet, gedaagde. Gedaagde heeft twee of drie jaar geleden aan Cornelis Arentsz Gorsman 2 gem. land verkocht zonder de 40e penning betaald te hebben. Eiser eist veroordeling tot een boete van 200 g. en dubbele impost. Gedaagde antwoordt, dat hij bij de verkoop vrij geld bedongen heeft.
29-11-1625 ontzeggen schepenen de eiser zijn eis en veroordelen hem in de kosten.
De stadhouder Aert Jacobsz Oudewater, eiser, contra Arijen Crijnsz Decker, won. te Zwartewaal, gedaagde. Gedaagde heeft enige tijd geleden verkocht aan Cornelis Pietersz Braber zijn erfdeel in de goederen van zijn schoonmoeder. Daaronder bevond zich ook enig eigen land, waarover geen 40e penning is betaald. Eiser eist veroordeling tot een boete van 200 g. en dubbele impost.
De stadhouder Aert Jacobsz Oudewater, eiser, contra Cornelis Pietersz Braber, won. te Heenvliet, gedaagde. Gedaagde heeft enige tijd geleden gekocht van Arijen Crijnsz Decker, won. Te Zwartewaal, diens erfdeel in de goederen van diens schoonmoeder. Daaronder bevond zich ook enig eigen land, waarover geen 40e penning is betaald. Eiser eist veroordeling tot een boete van 200 g. en dubbele impost. Gedaagden antwoorden, dat destijds met de toenmalige secretaris is afgesproken, dat het land eerst getaxeerd en gekaveld zou worden, wat nog steeds niet gebeurd is.
29-11-1625 ontzeggen schepenen de eiser zijn eis en veroordelen hem in de kosten.
Meeuwesteyn, pp. voor Wouter Lambrechtsz als zoon en erfgenaam van Lambrecht Woutersz, eiser, contra Arijen Jansz Luyendijck als borg voor de boel van Jan Jansz Huycquesloot za., gedaagde. Eiser eist betaling van 286 g. volgens schuldbrief van 27-10-1615 verleden door Jan Jansz Huycquesloot t.b.v. eisers vader of verkoop van het verhypothekeerde.
14-3-1626 veroordelen schepenen gedaagde conform de eis.
Meeuwesteyn, pp. voor Cornelis Pietersz aldoot, eiser, contra Gabriel van Campen, getr. met Joffrou Anna Bets en zodoende erfgenaam van Everhart Bets, gedaagde. Eiser eist betaling van 68 g. 18 st. 8 p. of verkoop van gedaagdes goederen. Gedaagde zegt deze rechtbank geen verantwoording schuldig te zijn.
Schepenen ontzeggen de eisers zijn eis en ‘dat hem sal soucken daer hem geraden is’.
De stedehouder Aert Jacobsz Oudewater, eiser, contra Meeuwesteyn, pp. voor Jan Cornelisz Vijffpont, Leendert Cornelisz Vijffpont en Arien Jansz Luyendijck, getr. met Soetgen Cornelis, gedaagden.
Gedaagden hebben ca een jaar geleden aan Jacob Jansz Styerman te Zwartewaal verkocht 2 gem. land en enige roeden in Suygershil, hen naast hun zusters kinderen aangekomen uit de boel van Pieter Cornelisz Vijffpont zonder daarvan 40e penning betaald te hebben. Eiser eist een boete van 200 g. en dubbele impost.
Gedaagden ontkennen dit. Eiser zegt, dat gedaagden met Jop Pietersz, getr. met de weduwe van Pieter Cornelisz Vijffpont, overeengekomen zijn, dat hij de gedaagden zou uitkeren 150 g. met 2 gem. weiland. Dit land hebben gedaagden ondershands weer verkocht aan hun zwager Jacob Jansz, die verklaart het land van Jop Pietersz gekocht te hebben. Schepenen houden het vonnis aan tot dinsdag 23-12-1625.
De stedehouder Aert Jacobsz Oudewater, eiser, contra Meeuwesteyn, pp. voor Jacob Jansz Styerman te Zwartewaal, gedaagde. Gedaagde heeft van zijn zwager gekocht 2 gem. en enige roeden in Suygershil, gekomen uit de boel van Pieter Cornelisz Vijffpont, zonder daarover de 40e penning betaald te hebben. Eiser eist veroordeling tot een boete van 200 g. en dubbele impost. Gedaagde ontkent dit en verzoekt ontslag van de eis.
Fransoys Braett, administateur van de goederen van de nagelaten weeskinderen van Adriaentgen Jacobs, gepr. bij Adriaen Cornelisz Quack, oud-burgemeester van Brielle, eiser, contra Jacob Arentsz, won. in Heenvliet, als bezitter van de landstede, die verbonden is in de custingbrief van 18-12-1610 t.b.v. de grootvader van de kinderen, gedaagde. Eiser eist betaling van 60 car. g. over twee jaar custingen vervallen mei 1624 en 1625 volgens voors. custingbrief of verkoop van het verhypothekeerde. Gedaagde ontkent de schuld niet, maar vraagt een maand uitstel van betaling. Schepenen veroordelen gedaagde conform de eis met drie maanden uitstel van betaling voor de eerste termijn en vijf maanden voor de tweede termijn.
Eiser eist eveneens betaling van 36 g. voor de huur van 4 gem. zaailand in de Lammerlandse hoek over 1624 en betaling van 45 g. voor de huur over 1625. Gedaagde vraagt zes maanden tijd om te betalen. Schepenen veroordelen gedaagde conform de eis met vijf maanden uitstel van betaling.
Fransoys Braett, administateur van de goederen van de nagelaten weeskinderen van Adriaentgen Jacobs, gepr. bij Adriaen Cornelisz Quack, oud-burgemeester van Brielle, eiser, contra Jan Claesz Luyendijck, won. in Heenvliet, gedaagde. Eiser eist betaling van 45 g. voor de huur van 3 gem. 1 lijn 18 r. weiland genaamd ‘De Bijle’ over 1623, 45 g. voor 1624 en 50 g. voor 1625, samen 140 g.
Fransoys Braett, administateur van de goederen van de nagelaten weeskinderen van Adriaentgen Jacobs, gepr. bij Adriaen Cornelisz Quack, oud-burgemeester van Brielle, eiser, contra Jan Been, pp. voor Pieter van Campen, gedaagde. Eiser eist betaling van 24 g. voor de huur van en het gebruik van een boomgaardje aan de Kerkweg in Heenvliet over 1624 en 1625. Hij heeft vorige maand de gedaagde nog gemaand. Gedaagde wil betalen en verzoekt confiscatie van de kosten. Schepenen vergunnen gedaagde zijn verzoek.
Cornelis Arensz, de zoon van Aren Wittesz, eiser, contra Jan Been, pp. voor Abraham Cornelisz, won. op Coolwickx landstede, gedaagde. Eiser eist betaling van 84 g. 10 st. verdiend loon over de tijd, dat hij bij gedaagde gewoond heeft. Gedaagde zegt, dat eiser in die tijd gebruik gemaakt heeft van paard en wagen van de gedaagde. Hij wil dit verrekenen, waarmee eiser akkoord gaat. Schepenen veroordelen gedaagde conform de eis met 6 weken uitstel van betaling.
Hester Olders, eiseres, contra Maritge Leenders, wed. van Harmen Syversz Decker, gedaagde. Eiseres eist betaling van 24 g. voor het overnemen van 7 lijnen weiland aan de Oude weg.
Cornelis Leendertsz Wagenvelt, eiser, contra Ares Franken Valck, pp. voor Gillis Cornelisz, gedaagde. Eiser eist betaling van 6 car. g., die hij de gedaagde verleden herfst geleend heeft, en 30 st., die gedaagde ten huize van eiser verteerd heeft. Gedaagde vraagt en krijgt de eis op schrift en 14 dagen om te antwoorden.
Cornelis Pietersz Aldoot, eiser, contra Gabriel Willemsz van Campen, gearresteerde, getr. met Joffrou Anna Bets en zondoende erfgenaam van Everhart Bets za. en gedaagde. Eiser eist, dat gedaagde veroordeeld zal worden tot overleg met de eiser, of tot betaling van 68 g. 18 st. 8 p. Schepenen eisen van eiser specificatie van dit bedrag binnen 8 dagen.
Baljuw en schepenen worden gemachtigd om op de vergadering in Brielle te nomineren tot ontvanger van de verpondingen de persoon van Sr. Willeman.
Sr. Wouter Lambrechtsz, oud-kapitein van Brielle, als erfgenaam van zijn vader za., eiser, contra Jan Jillisz Cuyper, won. in Heenvliet, gedaagde. Eiser eist betaling van 178 g. als rest van een rentebrief verleden door Jan Jansz Huycquesloot op 27-10-1615 of verkoop van het huis van gedaagde aan het Marktveld in Heenvliet. Gedaagde vraagt en krijgt 14 dagen tijd om te antwoorden.
Adriaen Fransz, getr. met de weduwe van Pieter Jansz Huycquesloot, borg van voors hypotheek, zegt, dat de schuldbrief al die tijd uitgestaan heeft tegen de penning 12.
6-12-1626. Schepenen veroordelen Arien Fransz tot betaling van 176 £ 1 st. 8 p., waar tegenover Wouter Lambrechtsz gehouden is te leveren.
Thomas Baltensz, eiser, contra Pieter Cornelisz Ronge, gedaagde. Eiser eist betaling van de helft van de schuit, die gedaagde van de eiser gekocht heeft, en de andere helft Bamis a.s., mits hij daarvoor een obligatie krijgt. Schepenen veroordelen de gedaagde conform de eis en zullen hem nogmaals oproepen.
Arys Fransz Valck, won. in Heenvliet, eiser, contra Marijken Leenderts, wed. van Harmen Syvertsz Decker, gedaagde. Eiser eist betaling van 16 g. 10 st. van voorgeschoten penningen en ‘segelen die hij wtgetelt heeft’. Gedaagde ontkent de schuld en vraagt bewijs, wat eiser van schepenen binnen 14 dagen moet leveren.
Jacob Spoor met Jan Gillisz Kuyper, won. in Heenvliet, eiser, contra Arijen Fransz, won. te Geervliet, gedaagde. Eiser eist, dat gedaagde hem kosteloos en schadeloos zal houden van de schuldbrief van 178 car. g. van 27-10-1615, die Sr. Wouter Lambrechtsz, oud-kapitein in Brielle, heeft op des eisers huis volgens de waarbrief door Pieter Jansz Huycquesloot, de voorzaat van gedaagde, t.b.v. eiser verleden voor schepenen van Heenvliet. Schepenen dragen gedaagde op de eiser deze garantie te geven.
De stadhouder Cornelis Cornelisz Jongeneel, eiser, contra Jacob Cornelisz Stelman, gedaagde. Eiser eist betaling van 50 g. 10 st. voor een half beest. Schepenen veroordelen gedaagde bij verstek conform de eis en zullen hem nog een keer oproepen.
Cornelis Aertsz Buys, eiser, contra Aechgen Dircx, wed. van Aert Jacobsz Ouwaeter, gedaagde. Eiser eist betaling van 475 g. 15 st. voor arbeidsloon en de overname door Aert Jacobsz van 3 gem. weiland. De gedaagde voor zichzelf en als voogdes van haar onmondige kinderen zegt, dat de eiser moet wachten tot de rekening van de boedel is opgemaakt. 13-3-1627 veroordelen schepenen gedaagde conform de eis.
Willem Olaersz als gecoren voogd van Aechgen Dircx gaat 20-3-1627 in beroep bij het Hof van Holland.
Jacob Corsz, won. in Heenvliet, eiser en arrestant, contra Pieter Jansz Soetingx, won. te Zwartewaal, gearresteerde en verweerder. Sinds eiser bij gedaagde gewerkt heeft, mist gedaagde een grote som geld en andere goederen. Gedaagde zegt, dat eiser die gestolen heeft, wat eiser ontkent. Eiser eist, dat gedaagde ophoudt met hem in een kwaad daglicht te stellen en vergoeding van de schade, die hij daarvan tot nu toe ondervonden heeft, of verkoop van de in beslag genomen goederen, tenzij gedaagde binnen twee maal 24 uur met bewijs komt.
Noch beth. aen Jan Nays van tgene hem quam van Couter dat verteert is bij Aert Cornelisz Buys en de vrienden 37.7.0.
Noch soe heeft Cornelis Aertsz Buys ontfangen van sijn broeder Tonis Aertsz Buys van de pacht van Verlaen 30.0.0.
Noch beth. aen Cornelis Aertsz Buys op den 2e october 1626 aen den Heer Persijn 57.0.0.
Actum 2e octobris, ondertekend Cornelis Aertsz Buys.
Gillis Symonsz, pp. voor Cornelis de Reyerme, man en voogd van Maertgen Cornelis, en vervangende haar zuster Heyltgen Cornelis, kinderen van Ariaentgen Jacobs, en Franchois Braet, pp. voor Arent Cornelisz Quacq, vader en voogd van Bastiaentgen Arens en Jacob Arensz, zijn kinderen gepr. bij voors. Ariaentgen Jacobs, voor de ene helft en voor een zesde part in de andere helft, mitsgaders nog voors. Gillis Symonsz, pp. voor Arien Cornelisz, won. te Gorcum, mede voor een zesde part in de andere helft, eisers, cintra de wed. van Willem van Campen als principaal en Cornelis Aertsz Buys en Gerrit Anthonisz Breda, borgen onder renunciatie voor dezelfde Van Campen, gedaagden.
Eisers zeggen, dat Willem van Campen op 21-10-1623 een huis op het Marktveld in Heenvliet gekocht heeft, waarvan hun 561 g. toekomt te betalen gereed met 48 g. en verder 36 g. per jaar. Tot nu toe hebben eisers geen betaling en geen custingbrief ontvangen. Eisers eisen achterstallige betalingen en custingbrief. Hester Oolders zal custingbrief verlijden en vraagt 6 maanden uitstel van betaling, wat eiser weigert.
Schepenen ordonneren gedaagde binnen 5 maanden te betalen.
Francoeys Braet, pp. voor Arent Cornelisz Quacq, oud-burgemeester van Brielle, als vader en voogd, en voor Arien Cornelisz te Gorcum als oom en medevoogd van de twee jongste kinderen, gepr. bij za. Arianetgen Jacobs, eisers, contra Jan Claesz Luyendijck in Heenvliet, gedaagde.
Eiser eist betaling van 50 car. g. voor het gebruik van 3 gem. 1 lijn 18 r. weiland genaamd ‘de Bijle’. Gedaagde vraagt 14 dagen uitstel, wat eiser weigert, omdat de weeskinderen de penningen nodig hebben en de zaak dus geen uitstel kan lijden. Schepenen gunnen de gedaagde zijn verzoek.
Gillis Symonsz, pp. voor Cornelis Abrahamsz de Rijemer, eiser, contra Jan Claesz, gedaagde. Eiser eist betaling van 45 g. van de pacht van 7¿ gem. land, waarvan afgetrokken kan worden 30 g., die al betaald is. Gedaagde bekent de schuld en vraagt en krijgt een maand uitstel van betaling.
Gillis Symonsz als inner van de boelceel van wijlen Jan Joordensz, eiser, contra Arien Lenaertsz Backer als borg onder renunchiatie voor Aechgen Visschers, gedaagde. Eiser eist betaling van 30 g. 14 st. van koopmanschappen van gedaagde in de voors. boelceel. Gedaagde ontkent gedeeltelijk, omdat hij alleen de 3e, 4e, 5e en 6e dag op de boelceel geweest en alleen toen borg is geworden. Eiser zegt, dat hij ook de 7e dag geweest is. Schpenen willen binnen 3 weken de bewijzen zien.
Gerrit Anthonisz Breda, eiser, contra Arien Jansz Visscher, gedaagde. Eiser eist betaling van 64 g. 7 st. wegens koop van 1 gem. 7¿ r. land.
Jan Been met Thonis Cornelisz Suytlander, eiser in cas van arrest op een kaagschuit tegenwoordig van Symon Joosten Niemantsverdriet, contra voors. Symon Joosten om het voors. arrest te verantwoorden, gedaagde. Eiser eist betaling van 100 g. volgens de waterbrief van 1-4-1624 verleden door Taeke Aelbrechtsz, won. op Terschelling, wegens koop van voors. kaagschuit. Gedaagde zegt, dat deze schuld niet de zijne is en dat eiser ‘zijn garant souct te verhaelen sulcx hij geraeden vynt’. Schepenen, partijen gehoord hebbende, veroordelen gedaagde conform de eis.
Jeroen Meeuwesteyn, eiser, pp. voor de gemene erfgenamen van Lydewij Dircxs za., eiser, contra Cornelis Cornelisz, won. op Verlooren Cost, gedaagde. Eiser eist betaling van 630 car. g. voor de koop van . . .
Trijn Maertens, wed. van Aris Fransen Valck, eiser, contra Sybert Hermansz, gedaagde. Eiser eist betaling van 42 car. g. Gedaagde zal borgen stellen en verzoekt 14 dagen tijd, hetgeen hem wordt gegund.
Aeltgen Cornelis Gerritsz, eiseres, contra Jan Claesz Luyendijck, gedaagde. Eiseres eist betaling van 20 car. g. 1 st. arbeidsloon, dat zij nog krijgt over 1626, toen zij als dienstmaagd bij hem heeft gediend. Schepenen veroordelen gedaagde bij verstek conform de eis en zullen hem nogmaals oproepen.
18-12-1627. Jan Maerte Wittensz, pp. voor eiseres, verzoekt betaling. Gedaagde ontkent de eis niet, maar verzoekt 2 maanden uitstel van betaling. Schepenen veroordelen gedaagde om binnen 14 dagen te betalen.
Jeroen Meeuwesteyn, pp. voor Pieter Cornelisz Schouten Pieter, eiser, contra Pouwels Meeuwesteyn, pp. voor Arien Jacobsz Nolleman, gedaagde. Eiser zegt, dat hij van Willem van Campen za. bij weten van Cornelis Cornelisz Jongeneel zekere wilgenbomen aan de Rijswaertse dijk gekocht heeft, destijds geplant door Herman Cornelisz op zeker steetje, dat destijds gekocht is door Willem van Campen za. en nu geru_neerd is, achter het huis van de oude Speelpenning. Gedaagde zegt recht op deze bomen te hebben. Eiser eist, dat schepenen gedaagde zullen verbieden aan deze bomen te komen. Gedaagde stelt, dat eiser in Vierpolders woont en niet in Heenvliet, dat de eis dus ongefundeerd is en hij daarom niet hoeft te antwoorden. Schepenen eisen, dat gedaagde staande de vierschaar antwoord geeft.
Jeronimus Meeuwesteyn, pp. voor Hester Oolderts, wed. van de secretaris Willem van Campen, eiseres, contra Pouwels Meeuwesteyn, pp. voor Cornelis Maertensz, won. te Zwartewaal, gedaagde. Eiseres heeft ongeveer 7 maanden geleden aan gedaagde verkocht het huis in Heenvliet, waar nu Mr. Franchois in woont, op dezelfde voorwaarden als haar man dat huis destijds heeft gekocht. Gedaagde zou de custingen van 1626 moeten voldoen en aan eiseres betalen 33 car. g. 6 st. Omdat gedaagde nu weigert het huis te aanvaarden, eist eiseres, dat hij veroordeeld zal worden dit te doen op straffe van gijzeling. Gedaagde zegt, dat hij niet door de bode van Zwartewaal gewaarschuwd is. Schepenen dragen gedaagde op eiseres te antwoorden. Gedaagde blijft bij zijn bezwaren.
Symon Jansz Verhaeven, brouwer geweest te Rotterdam, eiser, contra Gillis Heyndricxsz Wever, gedaagde.
Eiser eist betaling van 34 g. 5 st. 4 p. voor geleverd bier.
Symon Jansz Verhaeven, brouwer geweest te Rotterdam, eiser, contra Arien Lenaertsz Backer, gedaagde.
Eiser eist betaling van 27 g.
Jacob Craen, eiser, contra Jan Maerte Wittensz, burgemeester van Heenvliet, gedaagde. Eiser eist betaling van 20 g. voor de levering van vier voeren hooi. Gedaagde vraagt en krijgt 14 dagen tijd om te antwoorden.
Cornelis Lenaertsz Waegevelt, eiser, contra Abraham Cornelisz Nieulant, gedaagde. Eiser eist betaling van 72 car. g. voor de koop van 2 gem. gerst, die gedaagde verleden zomer van eiser te velde gekocht heeft. Schepenen veroordelen gedaagde bij verstek conform de eis en zullen hem een tweede keer oproepen.
15-1-1628. Gedaagde belooft binnen een maand te betalen en verbindt hiervoor zijn twee beste koeien, staand in de schuur van Claes Moersaet.

Pieter Jansz Soetingh, burgemeester van Zwartewaal, eiser, contra Tonis Roelsz, won. in Heenvliet, gedaagde. Eiser eist betaling van 24 g. voor ‘gonshuyr van de Walsche noort’ over 1624 en 1626 of verkoop van gedaagdes goederen. Schepenen veroordelen gedaagde bij verstek conform de eis.

Pieter Jansz Soetingh, burgemeester van Zwartewaal, eiser, contra Cornelis Aerens Knap, gedaagde. Eiser eist betaling van 33 g. wegens huur van een gors op Blankenburg, waarop hij in 1626 en 1627 geweid heeft, of verkoop van gedaagdes goederen.
De geprefereerde crediteuren in de boedel van Aert Jacobsz Oudewaeter, eisers, contra de wed. van Lenaert Dircxsz Heertgen en Willem Claesz Meul, gedaagden.
Lenaert Dircxsz Heertgen en Willem Claesz Meul hebben destijds aangesteld tot invordering van de verponding van 1622 t/m 1624 Franchois Braet, notaris in Brielle. Deze Braet is bij het sluiten van de rekening op 25 september j.l. schuldig gebleven 911 g. 11 st. en hij heeft nog onder zich ca 260 car. g. Eisers eisen, dat gedaagde aan eisers zullen betalen 911 g. 11 st., daarvan afgetrokken, wat voors. Braet op het kantoor van de ontvanger al betaald heeft,en verder nog voors. 260 car. g. Schepenen houden de zaak 8 dagen aan.
De wed. van Lenaert Dircxsz Heertgen en Willem Claesz Meul, eiser, contra Franchois Braet, gedaagde.Eisers eisen, dat gedaagde hen zal ontlasten en kosteloos en schadeloos zal houden van bovenstaande eis. Schepenen houden de zaak 8 dagen aan.
De baljuw Jhr. Pieter van Vaenevelt, eiser, contra Abraham Cornelisz Nieulant, gedaagde.
Eiser heeft beslag gelegd op enige rode koeien van gedaagde, op stal staande bij Claes Heyndricxsz Moersaet, omdat hij voor gedaagde 25 g. 17 st. aan de penningmeester heeft betaald. Eiser eist terugbetaling van dit voorschot. Gedaagde belooft te betalen, maar vraagt 3 weken uitstel.
Franchois Braet, pp. voor Aerien Cornelisz Quacq, oud-burgemeester van Brielle, als vader van zijn onmondige kinderen Heyltgen Arens en Jacob Arensz, gepr. bij Aeriaentgen Jacobs za., en voor Arien Cornelisz te Gorcum, oom en bloedvoogd van de kinderen, eisers, contra Cornelis Govertsz, gedaagde.
Eiser eist betaling van 53 g. voor een jaar landpacht van 3 gem. een lijn 18 r. weiland in Heenvliet genaamd ‘de Bijle’ over 1626. Schepenen veroordelen gedaagde bij verstek conform de eis en zullen hem nogmaals oproepen.
Franchois Braet, pp. voor Aerien Cornelisz Quacq, oud-burgemeester van Brielle, als vader van zijn onmondige kinderen Heyltgen Arens en Jacob Arensz, gepr. bij Aeriaentgen Jacobs za., en voor Arien Cornelisz te Gorcum, oom en bloedvoogd van de kinderen, eisers, contra Jacob Aerentsz, won. te Heenvliet, gedaagde. Eiser eist betaling van 140 g. volgens obligatie. Schepenen veroordelen gedaagde bij verstek conform de eis en zullen hem nogmaals oproepen.
Jan Been van wege Jan Arentsz Verhouf, won. in Geervliet, pp. voor Heyndrick Cornelisz Nout, won. in Dordrecht, eisers en opposanten tegen het te bode stellen van 2 gem. wei- en memorieland aan de zuidzijde van de Welleweg in Heenvliet door de Ed. Heer Officier.
Eiser stelt, dat hij een broer is van de laatste possesseur van het memorieland, Huych Cornelisz Nout, en een zoon van Neeltgen Huygens, die een dochter was van Huych Heyndricxsz, eerste possesseur en een zoon van de fondateur Mr. Heyndrick Jansz. Voors. Heyndrick Cornelisz is dus de vijfde graad van voors. fondateur en nu de oudste en naaste van het geslacht en hij is dus alleen gerechtigd tot de voors. possessie. Hij verzoekt in het bezit van het land gesteld te worden en behoorlijke palmslag te ontvangen. De baljuw, gezien hebbende een schepenkennis van Geervliet van 7-4-1529, waaruit de fondateur van het memorieland blijkt, gaat hiermee akkoord . Heyndrick Cornelisz Nout mag het land gebruiken, tot er iemand komt met oudere brieven en beter recht.
De baljuw heeft te bode doen stellen 2 gem. wei- en memorieland in de Gouwershoek, laatst bezeten door de onlangs overleden Cornelis Block. Het land is niet beklaagd en wordt dus de heer van Heenvliet toegewezen.
Pouwels Meeuwesteyn met Pieter Jansz, timmerman, won. in Nieuwenhoorn, zegt, dat dit land destijds gepossedeerd is geweest door zijn broer Huych Jansz Block en na diens overlijden door zijn neef Cornelis Huygensz Block, die twee maanden geleden overleden is. Pieter Jansz is nu de oudst en naaste van het geslacht en verzoekt in het bezit van het land gesteld te worden. De baljuw antwoordt, dat Pieter Jansz slechts een halve broeder is van Huych Jansz Block. Schepenen bevelen opposant te bewijzen van het geslacht van de fondateur te zijn. 31-3-1628 dragen schepenen Pieter Jansz Block op te bewijzen, dat het voors. memorieland inderdaad van vaders kant komt.
Jacob Thijsz Coeyman, eiser, contra de wed. van Gillis Lambrechtsz Quartelaer, gedaagde.
Eiser eist betaling van 37 £ 10 st. voor de huur van 2¿ gem weiland in de Oude Haeye verschenen Kerstmis 1627. Schepenen veroordelen gedaagde bij verstek conform de eis en zullen haar nogmaals oproepen.
Cornelis Aren Wittesz, eiser, contra Cornleis Wiggersz Cornelisz, gedaagde.
Eiser eist betaling van 45 g. over 3 jaar vervallen custingen van het huis, waar gedaagde tegenwoordig in woont, of verkoop van het voors. huis. Eiser gunt gedaagde 14 dagen uitstel van betaling.
23-6-1628 verklaren schepenen het huis executabel.
Pouwels Meeuwesteyn, pp. voor de gemene erfgenamen van Aert Cornelisz Buys, uitgezonderd Cornelis Aertsz Buys, die in deze procuratie niet bekend is, eiser, contra Jan Maerte Wittensz, gedaagde.
Eiser eist restitutie van een obligatie van 84 car. g. ten laste van Lauweris Bouwensz, won. te Rockanje, die de gedaagde onder zich heeft en niet wil afstaan, maar die de erfgenamen toekomt. Gedaagde zegt, sinds het overlijden van Aert Cornelisz Buys enige jaren geleden de administratie van de boedel gehad te hebben. Voor deze administratie heeft hij nog steeds geen salaris ontvangen. Schepenen dragen gedaagde op binnen 40 dagen zijn rekening te doen voor schepenen van Nieuwenhoorn op straffe van gijzeling.
Pouwels Meeuwesteyn, pp voor Thonis Huybrechtsz, timmerman, won. in Heenvliet, eiser, contra Jan Maerte Wittensz, gedaagde. Eiser zegt, dat gedaagde uit de boedel van Aert Cornelisz Buys, waarin eiser mede-erfgenaam is, 129 car. g. ontvangen heeft, die gedaagde belooft heeft te betalen aan Sr. Hans Deens te Delft, aan wie hij echter niet meer dan 79 g. heeft gegeven. Gedaagde heeft dus nog 50 g. onder zich. Eiser eist betaling van deze 50 g. of verkoop van gedaagdes goederen. Schepenen veroordelen gedaagde deze 50 g. binnen 8 dagen aan Hans Deens te betalen met vergoeding van de kosten, die de erfgenamen daardoor geleden hebben.
Abraham Cornelis Nieulant, eiser, contra Arien Jansz Kouckendorp, gedaagde. Eiser zegt, dat gedaagde zonder zijn toestemming een hoeveelheid twee- en driejarige mest uit de mestput op de stede van Jannetgen Coolwijcx op gedaagdes land heeft gebracht. Eiser eist schadevergoeding.
Pouwels Meeuwesteyn, pp. voor Joris Gerritsz Laeckencoper, vroedschap van Brielle, en Jan Fransz Brouwer, mede won. in Brielle, als ge_nteresseerde crediteuren van de boel van za. Harreman Jansz en Leentgen Huygens, in hun leven gew. hebbende in Heenvliet, eisers, contra Jan Maerte Wittensz als inner van de cedulle van voors. Harreman en Leentgen, gedaagde.
Gedaagde heeft uit deze boel 1327 car. g. ontvangen, maar daarvan tot nu toe niets uitbetaald, wat eisers nu eisen. Gedaagde vraagt en krijgt 14 dagen tijd om te antwoorden.
Pouwels Meeuwesteyn, pp. voor Joris Gerritsz Laeckencoper, vroedschap van Brielle, en Jan Fransz Brouwer, mede won. in Brielle, als ge_nteresseerde crediteuren van de boel van za. Harreman Jansz en Leentgen Huygens, in hun leven gew. hebbende in Heenvliet, eisers, contra Jan Been, pp. voor Jan Lenaertsz en Cornelis Lenaertsz Waegevelt als voors. boedel onderwonnen hebbende, gedaagden.
Gedaagden hebben van deze boel de korenceel ge_nd. Eisers eisen binnen 14 dagen behoorlijke rekening, bewijs en reliqua van deze administratie of verkoop van gedaagdens goederen. Gedaagden vragen en krijgen 14 dagen tijd om te antwoorden. 23-6-1628 ontkennen gedaagde enige administratie gehad te hebben. Eisers zeggen, dat gedaagden o.a. voor 179 car. g. koren verkocht hebben. Eisers eisen uitbetaling. Schepenen houden de zaak 14 dagen aan, in die tijd moeten de rekeningen opgemaakt worden.
Gerrit Huybrechtsz, dijkgraaf van de Grooten Block in Flakkee, getr. met de wed. van Lenaert Dircxsz Heertgen, eiser, contra Arien Jansz Luyendijck, gedaagde. Eiser eist betaling van 945 g. 8 penn. volgens overeenkomst van 20-1-1627 tussen voors. Heertgen en gedaagde. Gedaagde vraagt de eis op schrift. Eiser antwoordt, dat hij die al heeft. Schepenen dragen gedaagde op binnen 14 dagen te antwoorden.
Jaan Maerte Wittensz, pp. voor Jan Pietersz van Rijsoort, won. te Rotterdam, eiser, contra Angunieta Willemsz van Coetsvelt, gedaagde van gearresteerde penningen, die berusten onder Cornelis Cornelisz Jongeneel. Eiser eist betaling van 28 g. voor 4 jaar verlopen pachten over 1622 t/m 1625. Schepenen veroordelen gedaagde bij verstek conform de eis en zullen haar nogmaals oproepen. Idem 25-11-1628. Schepenen verklaren de penningen 2-12-1628 executabel.
Claes Cornelisz (Qwatlaer?), eiser, contra Lenaert Willemsz Waegenaer te Brielle, gedaagde. Eiser eist betaling van 5 car. g. arbeidsloon voor het hooien van een weiland of verbeurdverklaring van gedaagdes in beslag genomen penningen. Schepenen veroordelen gedaagde bij verstek conform de eis, maar roepen hem op 2-12-1618 en 9-12-1628 nogmaals op. Op de laatste datum stellen schepenen de penningen executabel.
De stadhouder Cornelis Cornelisz Jongeneel als voogd van Pietertgen Chiels, nagelaten dochter van Michiel Jorisz, eiser, contra Cornelis Cornelisz Goeman, gedaagde. Eiser eist betaling van 400 g., die gedaagde van het weeskind onder zich heeft. Schepenen veroordelen gedaagde bij verstek conform de eis en zullen hem nogmaals oproepen.
De baljuw, eiser, contra Cornelis Symonsz Staepel, houtkoper, gedaagde. Eiser eist een boete van 80 p., omdat hij tijdens de meimarkt zonder toestemming hout gelost heeft op de Toldam en bovendien de baljuw uitgescholden heeft. Schepenen, partijen gehoord hebbende, dragen hen op goede mannen te nemen om binnen 24 uur overeenstemming te bereiken.
Bastiaen Fransz, won. in Heenvliet, eiser, contra de wed. van Gillis Quartelaer, gedaagde. eiser eist betaling van 6 g. 4 st. over verteerde gelagen en levering van tarwe in 1626.
Jacob Jansz, won. in Abbenbroek, eiser, contra Jan Maerte Wittensz, won. in Heenvliet, gedaagde.
Gedaagde heeft ongeveer een jaar geleden een obligatie van eiser verkocht, waarvan hij aan de eiser 50 g. minder betaald heeft als hij van de koper ontvangen had. Eiser eist betaling van 50 g. of verkoop van gedaagdes goederen.
De baljuw, eiser, contra iedereen, die recht denkt te hebben op de volgende partij memorielanden, die het laatst bezit waren van Aeltgen Heyman en nu onbeheerd liggen, gedaagde.
De helft van vier partijtjes landen, die gebruikt worden door Arien Jansz Visscher, waarvan drie partijtjes in de Haeye liggen en een partijtje op de Grond van Heenvliet met Nieuwenhoorn bedijkt.
De helft van een partijtje land in de Haeye, dat door Huych Laeuwensz wordt gebruikt.
Een partijtje land in de Haeye, dat door Arien Claesz Meul wordt gebruikt.
Deze landen zijn door de baljuw te bode gesteld en door niemand beklaagd. Hij verzoekt in het bezit ervan gesteld te worden.
Jan Jansz van Almonde, eiser in cas van arrest, contra Jan Claesz Luyendijck en Jan Fransz, won. in Brielle, of degene, die wil verantwoorden bonen, gerst en mede, gezaaid en geplant op 8¿ gem. land in de Drie Hillen, gedaagden. Eiser heeft voor 8 jaar verhuurd aan Adriaen Lenertsz, won. in Vierpolders, 8¿ gem. land, ingaande 1622. Adriaen Lenertsz heeft dit land onderverhuurd aan Cornelis Govertsz, won. in Heenvliet, zonder overboeking. De laatste heeft het weer doorverhuurd aan Jan Claesz Luyendijck en een stukje aan Jan Fransz Brouwer. De eiser heeft van 1626 t/m 1628 geen pacht ontvangen. Eiser eist betaling van 105 g. of verkoop van de opbrengst. Omdat gedaagden niet verschenen zijn, vraagt eiser toestemming om de in beslag genomen goederen te mogen verkopen. Schepenen veroordelen gedaagde conform de eis en zullen hen nogmaals oproepen.
Idem 8-6-1629.
De notaris Franchois Braet, pp. voor Mr. Johan Gans, lid van de ‘Raeden van de Staeten’ van Holland en West-Friesland, voor zichzelf en voor zijn zusters en broers, kinderen en erfgenamen van de rentmeester Willem Gans, vervangende ‘haere moeije’ Joffers Verbijen, als actie en transport hebbende van de secretaris za. Willem Pietersz van Campen, eisers, contra de wed. en erfgenamen van Herman Syvertsz Decker, gedaagde.
Eisers eisen betaling van 8 jaar rente van 8 g. 11 st. 4 p. per jaar, vervallen 14-2-1629, volgens een rentebrief, die de secretaris op 17-6-1621 aan eisers overgedragen heeft. Zij eisen, dat het huis van gedaagde aan het Marktveld met een keet en boomgaardje aan de Kerkweg en Welleweg executabel gesteld zullen worden. Schepenen veroordelen gedaagde bij verstek conform de eis, maar zullen gedaagde nogmaals oproepen.
De notaris Franchois Braet, pp. voor Mr. Johan Gans, lid van de ‘Raeden van de Staeten’ van Holland en West-Friesland, voor zichzelf en voor zijn zusters en broers, kinderen en erfgenamen van de rentmeester Willem Gans, vervangende ‘haere moeije’ Joffers Verbijen, als actie en transport hebbende van de secretaris za. Willem Pietersz van Campen, die transport had van Daniel Cornelisz Tael, die transport had van Jan Cornelisz Joncker, eisers, contra Jasper Crijnsz, als bezitter van een landstede met 38 r. land aan de Meeldijk in de Zuidhoek van de Ee, gedaagde.
Eisers eisen betaling van 8 jaar rente van 6 g. per jaar, verschenen Catharina 1621 t/m 1628, volgens een rentebrief door Roel Jansz t.b.v. Jan Cornelisz Joncker verleden op 17-6-1621. Eiser eist betaling of verkoop van landstede en land. Schepenen houden de zaak aan tot de volgende rechtdag.
Symon Joosten Niemantsverdriet, eiser, contra de wed. van Gillis Lambrechtsz Quartelaer, gedaagde.
Eiser eist betaling van 5 g. 16 st. en verlijt van een obligatie van 8 g. of verkoop van gedaagdes goederen. Schepenen veroordelen gedaagde bij verstek conform de eis, maar zullen hem nogmaals oproepen.
Idem 20-10-1629.
Pouwels Meeuwesteyn, pp. voor Dirck Cornelisz, getr. met Maertgen Iemants, dochter van za. Ieman Andriesz en Truytgen Cornelis, eiser, contra Cornelis Cornelisz alias Goeman, won. in Heenvliet, gedaagde.
Eiser eist betaling van 46 g. landpacht van 3 gem. weiland of verkoop van gedaagdes goederen. Gedaagde vraagt de eis op schrift en 14 dagen tijd om te antwoorden. Eiser zegt, dat gedaagde die eis al gehad heeft. Gedaagde ontkent de schuld. Schepenen veroordelen gedaagde conform de eis met 14 dagen uitstel van betaling.
Jan Maerte Wittensz, pp. voor Johan Sixty en de erfgenamen van Johan Pedij, in zijn leven secretaris van Heenvliet, eiser, contra Thonis Huybrechtsz, timmerman, als borg voor Willem Claesz te Abbenbroek, aangewezen administrateur van de boel van Jan Jansz Huycquesloot en Aert Jacobsz Oudewater, gedaagde.
Eiser eist betaling van 19 g. 2 st., die eisers nog van gedaagde moeten ontvangen van salaris in de boedels verdiend. Schepenen bevelen partijen goede mannen te nemen om te proberen binnen 14 dagen overeenstemming te bereiken.
Cornelis Aertsz Buys, schepen van Heemvliet, eiser, contra Trijntgen Jans, wed. van Lenaert Dircxsz Heertgen, gedaagde. Lenaert Dircxsz Heertgen heeft eiser beloofd hem te bevrijden van een obligatie, die Gerrit Anthonisz te Schiedam, getr. met Pietertgen Claes, op hem sprekende heeft, wat niet is gebeurd. Eiser eist, dat gedaagde dit alsnog doet.
Mr. Willem Muyen, pp. voor Borrit Huybrechtsz, dijkgraaf van de Grooten Block in Flakkee, als man en voogd van voors. gedaagde, antwoordt, dat gedaagde nu in Flakkee woont en dat haar goederen dus niet gearresteerd kunnen worden. Pouwels Meeuwesteyn, pp. voor eiser, antwoordt, dat in de huwelijkse voorwaarden van gedaagde staat, dat partijen ieder in bezit van hun goederen zullen blijven, en dus is gedaagde aansprakelijk voor de schulden van haar eerste man. Ook Thonis Huybrechtsz, als borg voor gedaagde, wordt aangesproken. Schepenen veroordelen gedaagde conform de eis. 27-11-1629 gaat gedaagde in beroep bij het Hof van Holland.
Jacob Cornelisz Hoywaegen, won. in Rockanje, eiser, contra Cornelis Cornelisz Coman, won. in Heenvliet, gedaagde. Eiser eist betaling van 18 car. g. 9 st. van verteerde kosten en gelagen en zoals afgesproken is tijdens het boelhuis van Annetgen Cleyburch. Gedaagde vraagt en krijgt 14 dagen tijd om met eiser overeenstemming te bereiken, omdat gedaagde nog 14 g. krijgt, die hij voorgeschoten heeft aan Jacob Pietersz Brouwer in het sterfhuis van Jacob Roelantsz, omdat de eiser toen geen bier kon krijgen.
Arien Ariensz bode, pp. voor gedaagde, blijft bij zijn eis.
033 Stad en ambacht Heenvliet
Inleiding
Bijlagen
Regesten
441. Schepenvonnisboek (1616-1636)
Jacob Cornelisz Hoywaegen, won. in Rockanje, eiser, contra Cornelis Cornelisz Coman, won. in Heenvliet, gedaagde. Eiser eist betaling van 18 car. g. 9 st. van verteerde kosten en gelagen en zoals afgesproken is tijdens het boelhuis van Annetgen Cleyburch. Gedaagde vraagt en krijgt 14 dagen tijd om met eiser overeenstemming te bereiken, omdat gedaagde nog 14 g. krijgt, die hij voorgeschoten heeft aan Jacob Pietersz Brouwer in het sterfhuis van Jacob Roelantsz, omdat de eiser toen geen bier kon krijgen.
Arien Ariensz bode, pp. voor gedaagde, blijft bij zijn eis.
Datering:
17-05-1630
Organisatie: Streekarchief Voorne-Putten
laatste wijziging 02-08-2022
Pieter Cornelisz Ronge, eiser, contra Pouwels Meeuwesteyn, pp. voor Cornelis Claesz Hollander, gedaagde.
Eiser eist betaling van 7 £ 10 st. arbeidsloon voor het hakken en aan de weg brengen van een partij hout, die gedaagde heeft gekocht van Gillis Cornelisz, die het op zijn beurt had gekocht van eiser, 18 st., die bij de koop ten huize van eiser verteerd zijn, en 10 st. vracht voor een vergeefse reis met zijn paard en wagen, omdat gedaagde het hout al naar zijn huis had gebracht. Gedaagde vraagt en krijgt 14 dagen tijd om te antwoorden.
Jeronimus Meeuwesteyn, notaris te Brielle, als aktie en transport hebbende van Leendert Arensz van ‘t Clooster, schepen van Brielle, eiser, contra Abraham van den Berge, pp. voor Henrick Evertsz Verhast, won. in Heenvliet, gedaagde.
Eiser eist betaling van 90 car. g. volgens obligatie van 25-4-1630 met rente op straffe van gijzeling. Gedaagde vraagt 3 maanden en krijgt 6 weken tijd om te antwoorden, mits hij binnen 8 dagen borg stelt.
Meeuwesteyn, pp. voor Jacob Sandersz, won. in Rockanje, eiser, contra Polderman, pp. voor Mr. Willem Dircxsz als borg voor de gearresteerde goederen, die eventueel zijn meegenomen door de erfgenamen van Abraham Leendertsz, gedaagde.
Eiser, als getrouwd met Soetge Leenderts, is erfgenaam in deze goederen voor een zevende part. Eiser eist uitbetaling van dat zevende part. Gedaagde wil, dat eiser borg stelt. Schepenen dragen gedaagde op borg te stellen en over 14 dagen te antwoorden.
14-6-1631. Gedaagde is borg voor de weduwe Maertgen Henricx voor het zevende part in een kist met kleren en gaat in beroep.
20-6-1631. Schepenen veroordelen gedaagde bij verstek conform de eis, maar zullen hem nogmaals oproepen.
Pouwels Meeuwesteyn, pp. voor Jacob Leendertsz Vaer, won. in Rockanje, eiser in cas van belediging, contra Cornelis Bastiaensz, won. in Geervliet, gedaagde.
Gedaagde heeft gezegd, dat eiser van Leendert Arensz gezegd heeft, dat hij een dief is. Eiser ontkent dit ooit gezegd te hebben en heeft beslag laten leggen op goederen van gedaagde. Eiser eist, dat hij zijn woorden terugneemt. Gedaagde ontkent, dat ooit gezegd te hebben. Schepenen ontslaan gedaagde van de eis en veroordelen de eiser in de kosten.
Henrick Evertsz Verhast, eiser en opposant tegen het beslag, dat op zijn goederen is gelegd door Jeronimus Meeuwesteyn, gedaagde. Eiser verklaart, dat het beslag en de executie ten anrechte zijn gedaan. Partijen zijn het oneens over een betalingsverschil. Schepenen dragen hen op elk een goed man te kiezen om te proberen overeenstemming te bereiken.
Jacob Sandersz, won. in Rockanje, ter eenre, en Sebastiaen van der Piet met Cornelis Maertensz van wege Maertgen Hendricx interveniërende voor Mr. Willem Dircxsz haar borg, ter andere zijde. Partijen verklaren de zaak van de inbeslaggenomen kleren over te geven aan door hen gekozen mannen. Zaak wordt weer genoemd 20-9-1631.
Meeuwesteyn, pp. voor Ary Jansz Luyendijck, won. in Vierpolders, eiser, contra Heyltgen Pieters, laatst weduwe van Abram Leendertsz, gedaagde. Eiser eist betaling van 97 car. g., n.l. 59 g. 10 st. van een jaar pacht van 8¿ gem. land, 20 g. van het overboeken van 29 gem. land, 10 car. g. voor 400 en ettelijke schoven riet en 7 g. 10 st. voor het mennen van hooi voor haar overleden man. Schepenen veroordelen gedaagde bij verstek conform de eis, maar zullen haar nogmaals oproepen.
Meeuwesteyn, pp. voor Ary Jansz Luyendijck, won. in Vierpolders, eiser, contra Heyltgen Pieters, laatst weduwe van Abram Leendertsz, gedaagde. Eiser eist betaling van 300 car. g. van 2 jaar custingen volgens schepenschuldbrief , door de overleden man van gedaagde gepasseerd op 31-7-1630, of verkoop van het verhypothekeerde. Schepenen veroordelen gedaagde bij verstek conform de eis, maar zullen haar nogmaals oproepen.
De baljuw, eiser, contra iedereen, die recht denkt te hebben op onderstaande partij memorielanden, gedaagden, n.l. 2 lijnen 17 r. in de Hoystal nr. 1, gebruikt door Arijen Jansz Tjong met een mud tarwe, en 2 gem. 36 r. in de Drie Hillen nr. 35, gebruikt door de wed van Cornelis Joordensz ‘en heeft in lange tijt niet gedeelt’.
De baljuw heeft deze landen, die met de dood van Isbrant Wittesz onbeheerd zijn gebleven, te bode gesteld, maar deze zijn door niemand beklaagd. Eiser verzoekt in het bezit van het land gesteld te worden, hetgeen schepenen op 24-1-1632 doen.
Jan Been van wege Huybrecht Cornelisz Cleyburg, won. onder Oostvoorne, getr. met Trijntge Jans, eiser, contra Pieter Gerrebrantsz, won. in Heenvliet, gedaagde.
Eiser eist betaling van 54 car. g. voor een jaar huur van 4 gem. en enige roeden weiland of verkoop van gedaagdes goederen. Gedaagde vraagt vier en krijgt twee maanden uitstel van betaling, mits hij binnen 48 uur borgen stelt. ‘betaelt aen gelt 25 £ ende sloordeling 3 £’.
Abraham van den Berge van wege Arien Reyersz van Distelhuysen, pachter van de bierimpost sinds 1-4-1632, eiser, contra Arien Fransz, gedaagde.
Gedaagde heeft 30 april j.l. aan Jan Commersz verkocht een half vat goed bier, gemerkt met ‘de Twee Climmende Leeuwen’ zonder dat hij een biljet van pachten heeft getoond. Eiser verzoekt ‘refondatie van costen’. Schepenen, partijen gehoord hebbende, ontzeggen de eiser zijn eis.
Meeuwesteyn, pp. voor Henrick Evertsz Verhast, won. in Heenvliet, eiser en opposant, contra Jacob Spoors, pp. voor Egbert Michielsz, gewezen pachter van de bierimpost, gedaagde en geopposeerde. Gedaagde heeft door de exploitier van de gemene middelen doen executeren van 140 g. en ettelijke stuivers, terwijl eiser zoveel niet schuldig was. Gedaagde heeft beloofd dit te verrekenen met de impost van de vierde ton bier, die eiser gedurende de termijn van gedaagde zou inslaan. Eiser eist terugbetaling. Gedaagde vraagt en krijgt 8 dagen uitstel.
27-6-1632. Gedaagde met Willem Jansz Molenaer, eveneens pachter van de bierimpost, verklaren de eis niet terecht gedaan en verzoeken ontslag. Schepenen, partijen gehoord hebbende, dragen hen op ieder een of twee goede mannen te nemen om te proberen overeenstemming te bereiken.
De baljuw, eiser, contra Jacob Cornelisz Aldoot, tapper in Heenvliet, gedaagde. In het conflict tussen gedaagde met de pachter van de bierimpost Egbert Michielsz eist de baljuw een boete van 25 gouden realen en een boete van 200 car. g.
Pouwels Meeuwesteyn, pp. voor Pieter Cornelisz Ronge, tapper op de Heenvlietse sluis, eiser en opposant van executie, contra Egbert Michielsz, pachter van de bierimpost, gedaagde en geopposeerde. Opposant is door de deurwaarder ten onrechte geëxecuteerd voor 30 car. g. bierimpost. Eiser heeft met gedaagde een overeenkomst over de impost gesloten, waarin de impost werd vastgesteld en waarin stond, dat alleen gedaagde bier mocht tappen op de Heenvlietse sluis. Niettegenstaande dat heeft gedaagde ook zo’n overeenkomst gesloten met Lenaert Jacobsz. Schepenen, partijen gehoord hebbende, ontslaan gedaagde van de eis en veroordelen gedaagde binnen 4 maanden aan de eiser alle kosten te vergoeden. Gedaagde gaat in beroep.
Pouwels Meeuwesteyn, pp. voor Cornelis Aertsz Buys en Sybert Hermansz, bode van deze heerlijkheid, eisers en opposanten, contra Jacques Spoors, pp. voor Egbert Michielsz, pachter van bierimpost, gedaagde. Eisers hebben voor de pachter ten huize van de tappers gepeild. Daarvoor zou hij van hen geen bierimpost eisen, wat hij nu wel gedaan heeft. Schepenen vinden hem bij verstek schuldig en zullen hem nogmaals oproepen. Tijdens de tweede zitting ontkent gedaagde de beschuldiging, waar eisers bij blijven.
Claes Henricxsz Moersaet, Jacob Cornelisz Aldoot en Jan Commersz, tappers in Heenvliet, eisers en opposanten, contra Jacques Spoors, pp. voor Egbert Michielsz en Willem Jansz, gewezen pachters van bierimpost, gedaagde en geopposeerden. Eisers protesteren tegen de executie door gedaagden en willen dat de kosten verrekend worden. Schepenen vinden hem bij verstek schuldig en zullen hem nogmaals oproepen. Tijdens de tweede zitting ontkent gedaagde de beschuldiging. Tijdens de tweede zitting op 2 november dragen schepenen partijen op voor zaterdag a.s. overeenstemming te bereiken. Dan veroordelen schepenen de gedaagden bij verstek conform de eis en in de kosten.
Cornelis Huygensz, won. te Zwartewaal, eiser, contra Cornelis Cornelisz bij de Verlooren Cost, gedaagde. Eiser eist betaling van 18 car. g. als vergoeding van de schade, die vijf varkens van gedaagde drie weken geleden aangericht hebben op een lijn land van eiser en zijn broer in de Comenwaert, waarop haver op hokken stond. Er loopt ook al vijf of zes jaar een ruzie over paarden tussen partijen.
Jan Been van wege Andries Jansz Issendoorn, op dit moment pachter van de bierimpost, eiser, contra Pouwels Meeuwesteyn, pp. voor Cornelis Maertensz Schuyr, waard op de Heenvlietse Dam, gedaagde.
Op 21-5-1633 is in het huis van gedaagde gevonden een half vat faro, zijnde Delfts bier, waarvan ggen aangifte is gedaan. Eiser eist een boete van 20 car. g. en een boete van 200 £. Gedaagde ontkent, hij heeft in Maassluis betaald aan Jan Pouwelsz, collecteur van de grote impost van Statenwege. Schepenen houden het vonnis aan tot de volgende rechtdag. Partijen moeten hun stukken inleveren.
24 juni levert eiser een attestatie in van Pieter van Leeuwen, schout van Zwartewaal en collecteur, en van Dirck Cornelisz Buys, exploitier. Schepenen veroordelen gedaagde tot een boete van 45 car. g. en in de kosten.
Jan Been van wege Andries Jansz Issendoorn, op dit moment pachter van de bierimpost, eiser, contra Pouwels Meeuwesteyn, pp. voor Cornelis Maertensz Schuyr, waard op de Heenvlietse Dam, en Nelletgen Arens, zijn huisvrouw, gedaagden. Nelletgen Arens heeft op 4-6-1633 de eisers, toen zij kwamen peilen, uitgescholden voor ‘fielten’ en ander fraais. Eisers eisen een boete van 10 car. g. en een boete van 200 £. Gedaagde antwoordt, dat deze woorden anders moeten worden uitgelegd. Schepenen dragen gedaagde op om haar verontschuldigingen aan te bieden en veroordelen haar tot een boete van 10 car. g. en in de kosten van het proces.
Jan Been van wege Andries Jansz Issendoorn, op dit moment pachter van de bierimpost, eiser, contra Pouwels Meeuwesteyn, pp. voor Jacob Aldoot, herbergier en schipper in Heenvliet, gedaagde.
Wessel Willemsz Brant, medestander van eiser, heeft op 15-6-1633 gepeild ten huize van gedaagde. In het voorhuis lag een half vat faro van ‘het Lam’, waarvan de huisvrouw van gedaagde zei, dat het niet van hen was, maar vervoerd moest worden, terwijl gedaagde zei, dat het zijn bier was. Dit bier was niet aangegeven.
Gedaagde zegt, dit vat op 9 juni j.l. aangegeven te hebben ten huizen van Henrick Eversz Verhast en Mr. Willem Dircxsz, beiden collecteur en pachter van imposten van Statenwege, en dat juist op dat ogenblik Wessel Willemsz kwam peilen. Schepenen, partijen gehoord hebbende, zullen vrijdag a.s. uitspraak doen.
Schepenen, alle stukken dan gezien hebbende, veroordelen gedaagde tot een boete van 25 car. g. en ontzeggen de eiser verdere eisen.
Jan Been van wege Andries Jansz Issendoorn, op dit moment pachter van de ronde maten, eiser, contra Pouwels Meeuwesteyn, pp. voor Cornelis Fransz, smid, gedaagde.
Eiser, zegt, dat gedaagde in mei ‘smeecoolen’ heeft ingeslagen zonder impost te betalen. Eiser eist, dat gedaagde zegt, hoeveel hij ingeslagen heeft en dan veroordeeld wordt tot de tiendubbele impost, een boete van 25 £ en een boete van 200 £. Gedaagde ontkent de inhoud van eis en conclusie. Schepenen, partijen gehoord hebbende, ontzeggen de eiser zijn eis en veroordelen hem in de kosten.
Jan Been van wege Andries Jansz Issendoorn, op dit moment pachter van de bierimpost, eiser, contra Pouwels Meeuwesteyn, pp. voor Pieter Huygensz, metselaar, gedaagde.
Eiser zegt, dat gedaagde op 2-6-1633 in Brielle acht hoeden kalk gekocht heeft zonder impost te betalen. Eiser eist, dat gedaagde veroordeeld wordt tot de tiendubbele impost, een boete van 25 £ en een boete van 200 £. Gedaagde antwoordt, dat hij in Oudenhoorn werkte op het ogenblik, dat de kalk door Wijbrant Obus, kalkman, bij zijn huis werd afgeleverd. Die heeft de kalk toen aangegeven bij Neeltgen Jans, collectrice, in de mening daarmee zijn plicht gedaan te hebben. Toen zij zei, dat zij collecteerde de impost van ‘vrou weveren’ en hij op het punt stond weg te varen, heeft hij haar verzocht de collecteur van de ronde maat op de hoogte te brengen, wat zij zou doen. Toen gedaagde de volgende dag thuis kwam, is hij zelf naar de pachter gegaan. Eiser vindt dit verweer op beuzelingen gefundeerd. Schepenen, partijen gehoord hebbende, ontzeggen de eiser zijn eis en veroordelen hem in de kosten.
Cornelis Aertsz Buys, pp. voor Jacob Thonisz van Bronckhorst, won. te Delft, eiser, contra Cornelis Goversz, won. in Heenvliet, gedaagde.
Eiser eist betaling van 3 jaar verlopen pachten van 5 gem. land in de Gouwershoek of verkoop van het koren, dat op het land staat en waarop beslag gelegd is.
Jan Been van wege Henrick Evertsz Verhast, pachter van de bierimpost van Statenwege, eiser, contra Pouwels Meeusesteyn, pp. voor Jacob Cornelisz, schipper, gedaagde.Eiser zegt, dat gedaagde op 9-6-1633 te Rotterdam 9 halve vaten en drie achste parten bier heeft gekocht in de brouwerij ‘het Lam’ en die met zijn schip in Heenvliet gebracht heeft zonder aangifte te doen. Eiser eist een boete van 25 £ en een boete van 200 £. Gedaagde ontkent de inhoud van eis en conclusie en zegt het bier wel aangegeven te hebben en eiser de papieren van de brouwster in Rotterdam gegeven te hebben, waarop per ongeluk een half vat vergeten bleek te zijn. Dat heeft hij er toen bij gezet. Schepenen, partijen gehoord hebbende, veroordelen gedaagde tot een boete van 25 £ en ontzeggen de eiser zijn verdere eisen.
Cornelis Aertsz Buys, pp. voor Jacob Thonisz van Bronckhorst, won. te Delft, eiser, contra Cornelis Goversz, won. in Heenvliet, gedaagde.
Eiser eist betaling van 3 jaar verlopen pachten van 5 gem. land in de Gouwershoek of verkoop van het koren, dat op het land staat en waarop beslag gelegd is.
Soetgen Jacobs, wed. van Aris Fransz, eiseres en opposante, contra Cornelis Jan Bouwensz, won. in Abbenbroek, gedaagde en geopposeerde.
Gedaagde eist ten onrechte van eiseres 40 car. g., die de ontvanger Van der Goes van hem ingehouden heeft. Eiseres is dit geld schuldig van wege de pachter van het bestiael over 1633. Hij heeft daartoe een deurwaarder gestuurd, waartegen eiseres bezwaar maakt. Hij heeft dit niet verrekend met met de pachten, die gedaagde had met haar man in Zuidland. Hij wil ook geen rekening en verantwoording afleggen. Eiseres eist, dat verklaard zal worden, dat gedaagde ten onrechte beslag heeft laten leggen.
Pieter Arensz van der Houff, schout van Westenrijk, pp. voor Arien Ariensz Hollaer, mede won. aldaar, eiser, contra iedereen, die recht denkt te hebben op het ondergenoemde memorieland, gedaagde, n.l. een gem. memorieland in het Moertje, laatst bezit geweest van Jannetgen Arens, huisvrouw van voors. Pieter Arensz en een zuster van voors. Arien Ariensz Hollaer, en dat gebruikt wordt door Huych Lauwensz.
Het land is te bode gesteld door Arien Cornelisz genaamd Bregjes en is door eiser beklaagd als naaste en meest gerechtigde. Eiser heeft het land te bode gesteld, dat onbeklaagd is gebleven. Hij verzoekt daarom in bezit van het land gesteld te worden, wat op 1-2-1634 is gebeurd.
Henrick Eversz Verhast, burger en inwoner van Heenvliet, eiser, contra Jacob Tijsz Coyman, gedaagde. Eisers eist betaling van 86 g. 10 st., de rest van een som van 105 g., die gedaagde schuldig is uit de tijd, dat hij ten huize van eiser ‘gekwetst heeft gelegen’. Gedaagde vraagt uitstel van betaling tot mei a.s. Schepenen gunnen hem 2 maanden, mits hij borg stelt.
Cornelis Cornelisz Jongeneel als gewezen voogd van za. Pietertgen Michiels, eiser, contra Cornelis Cornelisz bij de Verlooren Kost, gedaagde.
In de laatste door eiser gedane rekening van de goederen van voors. Pietertgen Michiels, die een zuster was van de huisvrouw van gedaagde, is 134 g. 4 st. 8 p. meer uitgegeven dan ontvangen. Bij de onderlinge liquidatie op 7-4-1633 tussen baljuw, schepenen, eiser en gedaagde is gebleken, dat gedaagde aan de eiser schuldig was te betalen 57 car. g. 4 st. 8 p. Eiser eist betaling of verkoop van gedaagdes goederen.
Gedaagde vraagt tot St. Jan a.s. de tijd, schepenen gunnen hem 6 weken, mits hij binnen 8 dagen borgen stelt.
Henrick Evertsz Verhast, eiser, contra Cornelis Maertensz Schuyr, gedaagde.
Mr. Matijs Dijkeman, eiser, contra Cornelis Maertensz Schuyr, gedaagde.
De baljuw, eiser, contra Cornelis Maertensz Schuyr, gedaagde.
Eisers blijven bij hun eis en verzoeken vonnis. Schepenen veroordelen gedaagde bij verstek conform de eis, maar zullen hem nogmaals oproepen.
Rochus Cornelisz Jongeneel, turfman, won. te Bleiswijk, eiser, contra Jan Claesz Luyendijck, gedaagde.
Gedaagde vraagt 3 maanden tijd om te antwoorden, waarin eiser toestemt, mits gedaagde rente betaald en borgen stelt. Schepenen gunnen gedaagde 3 weken, mits hij ‘binnen sonneschijn’ borgen stelt tot genoegen van eiser.
Ontvangen van Cornelis Jan Bouwensz als borg voor de weduwe van Arijen Fransz de somme van 40 p. op rekening van het bestiael van Heenvliet ingaande augustus 1632.
Declaracy vant tgene ic Gabrijel de Froyville hebbe verdint aen Cornelis Cornelisz Jongeneel van den tijt af dat Tuenis de Nooorlander over hem is gehaelt ten tijde toe dat Mr. Boudewijn met mijn partycerde.
Eerst van alle den vyssentatie dyen ick hebbe gedaen ten tijde dat Tuenes de Noorlander boven hem ghyn daer aen verdyent 14 g.
Noch van dyen tot dat Mr. Boudewijn daer over gehaelt is wederom verdyent 16 g.
In de marge: Aen medicamenten (oa. lijnsaet) 5£.
In de marge: Is gewees nae dat hij (omtrent?) 3 weecken hadde overgegeven en indien en verlegen was om gelt totten dach bij ‘t huys ont . . .
Johan Heynis, eiser en arrestant, contra Govert Vinck, pp. voor Willem Claessen Mont, gearresteerde en gedaagde. Gedaagde ontkent de schuld en vraagt ontslag van het arrest. Eiser zegt, dat ontkennen niet mogleijk is en beroept zich op Mr. Gijsbert van Campen, die heden in het huis van Henrick Evertsz Verhast aanwezig is, en enige schepenen. Schepenen dragen partijen op om ieder 6 car. g. in te leggen om in Den Haag juridisch advies in te winnen bij de heren Strijen en Paets.
Jacob Jansz Schipper heeft getoond een schepenverlijt van 20-7-1633 groot 115 £ 10 st., die hij sprekende heeft op Pieter Gerrebrantsz, en naar aanleiding daarvan beslag gelegd op ceel van de verkochte goederen van Pieter Gerrebrantsz.
Pouwelis Meeuwesteyn van wege Jacob Meusz Koelbier, Lodewijck de Labie en Jan Joosten bode, allen won. te Geervliet, met toestemming van de erfgenamen van za. Pieter Leendertsz Romeyn, in zijn leven gewoond hebbende te Geervliet, eisers, contra Jacob Jansz Molenaer, won. in Heenvliet, gedaagde.
Gedaagde heeft enige tijd geleden van Jan Joosten bode gekocht voor 389 car. g. een custingbrief ten laste van Leendert Cleysse te Geervliet. Gedaagde weigert nu de koop te aanvaarden. Eiser eist onmiddellijke betaling van 389 car. g. met rente of verkoop van gedaagdes goederen.
Jacob Henricxsz van Gijse, getr. met Ariaentge Isbrants, moeder van Aechtgen Jansen za., eiser in cas van hypotheek als actie en transport hebbende van Mouris Willemsz, contra Pieter Gerrebrantsz in Heenvliet, tegenwoordig’ fugatyff’, gedaagde.
Eiser eist betaling van 36 g. over 2 jaar custingen volgens een schepenbrief van 5-10-1632 of verkoop van het verhypothekeerde. Henrick Evertsz Verhast en Claes Henricxsz als borgen voor Pieter Gerrebrantsz vragen schepenen de custingbrief te verkopen. Schepenen veroordelen gedaagde bij verstek conform de eis, maar zullen hem nogmaals oproepen.
25-5-1635. Pieter Vrancken van der Houve verzoekt veroordeling en de borgen blijven bij hun verzoek tot verkoop. Schepenen verklaren bij verstek het verhypothekeerde executabel en ordonneren het ten overstaan van het gerecht te verkopen.
Pouwels Meuwesteyn, pp. voor (niet ingevuld), eiser, contra Jacob Jansz van der Velde, gedaagde. Gedaagde zegt. dat hij, toen hij enige tijd geleden in Geervliet was, omdat zijn varkens daar schade aangericht hadden, door eiser en enige anderen dronken gevoerd is en niet in staat was tot enig koopmanschap. Hij weet van geen custingbrief en heeft die nooit gezien. Eiser ontkent, dat gedaagde tijdens de transactie dronken was. Schepenen dragen partijen op elk een of twee goede mannen te kiezen om te proberen voor vrijdag a.s. overeenstemming te bereiken.
Cornelis Jansz, oud-secretaris van Geervliet, als rentmeester van Johan Hussen, heer tot Kattendijck, en rentmeester van de Westersche Schelde, in die kwaliteit eiser, contra Seger Cornelisz als pachter van een vijfde part in de gorsinge genaamd de Wulsche (of Mulsche) Noort, gedaagde. Eiser eist betaling van de verponding van 1634 volgens de verkoopvoorwaarden van 6-5-1634.
Henrick de La Haye, secretaris van Heenvliet, eiser, contra Jacob Tijsz Coyman, won. in Heenvliet, gedaagde. Eiser eist betaling van 27 car. g. 7 st. door eiser aan salaris verdiend in de zaken van gedaagde tegen Arijen Claesz Meul. Gedaagde zegt, dat veel kosten te hoog zijn opgevoerd. Schepenen dragen partijen op binnen 14 dagen overeenstemming te bereiken.
442. Schepenvonnisboek (1637-1685)
443. Schepenvonnisboek (1686-1802)
503. Transportakten, (1693-1705)
504. Transportakten, (1705-1718)
505. Transportakten, (1718-1741)
506. Transportakten, (1741-1756)
507. Transportakten, (1757-1772)
508. Transportakten, (1772-1786)
509. Transportakten, (1787-1800)
510. Transportakten, (1800-1805)
511. Transportakten, (1806-1808)
665. Schuldbekentenissen (1662-1692)
1461. Heilige Geest, (1539, 1542)
1462. Heilige Geest, (1578, 1582)
1463. Heilige Geest, (1599)
1464. Heilige Geest, (1606)
1465. Heilige Geest, (1614)
1466. Heilige Geest, (1626-1628)
1467. Heilige Geest, (1629-1632)
1468. Heilige Geest, (1639-1641)
1469. Heilige Geest, (1642-1646)
1470. Heilige Geest, (1649-1658)
1471. Heilige Geest, (1659-1661)
1472. Heilige Geest, (1662-1663)
1473. Heilige Geest, (1664-1670)
1474. Heilige Geest, (1671-1680)
1475. Heilige Geest, (1681-1695)
1476. Heilige Geest, (1696-1704)
1477. Heilige Geest, (1705-1714)
1478. Heilige Geest, (1716-1732)
1479. Heilige Geest, (1733-1765)
1480. Heilige Geest, (1766-1797)
1481. Heilige Geest, (1798-1803)
1482. Heilige Geest, (1804-1810)
Regesten
Transcripties
Overige transcripties
Regesten uit Register 1
laatste wijziging 21-03-2024
10.607 beschreven archiefstukken
30 gedigitaliseerd
totaal 809 bestanden

Kenmerken

Datering:
1411 - 1811
Beschrijving:
Archief van de stad en het ambacht Heenvliet
Omvang:
23,70 meter, 1583 inventarisnummers
Inventarisatie:
L.W. Hordijk, 2005
Taal:
Nederlands
Taal archiefmateriaal:
Het merendeel van de stukken is in het Nederlands
Soort archiefmateriaal:
Normale geschreven en gedrukte documenten, charters en bijzondere handschriften
Bewaarplaats:
Streekarchief Voorne-Putten
Status open dataset:
Beschikbaar
Open data eigenaar:
Streekarchief Voorne-Putten
Licentie:
CC BY-SA 4.0 Creative Commons (CC BY-SA 4.0)
Geografische namen:
Categorie:
Opendata trefwoord:
Archiefvormer(s):
 
Archiefvormer -
 
Archiefvormer Stad en ambacht Heenvliet
laatste wijziging 21-03-2024
10.607 beschreven archiefstukken
30 gedigitaliseerd
totaal 809 bestanden