Uw zoekacties: Stad en ambacht Heenvliet

033 Stad en ambacht Heenvliet ( Streekarchief Voorne-Putten )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Naar boven om te zoeken
033   Stad en ambacht Heenvliet
Inleiding
Aanwijzingen voor de gebruiker
Archiefvorming
Inhoud en structuur van het archief
Bijlagen
Regesten
375. Clercxboek (1539-1551)
376. Clercxboek (1562-1563)
377. Clercxboek (1563-1575)
378. Clerckboek (1575-1583)
379. Leenmannenvonnisboek, (1583-1595)
380. Leenmannenvonnisboek, (1595-1635)
381. Leenmannenvonnisboek, (1638-1683)
deze akte is beschadigd.
Henric de la Haye, stadhouder van Heenvliet, eiser, contra Arien Jansz Schagen, schepen van Heenvliet, en zijn zoon Jacob Arentsz Schagen, beiden gedaagden. Jan Jansz Vinck heeft bij de stadhouder geklaagd, dat gedaagden van hem gezegd hebben, dat hij met zijn dienstmaagden, die nu getrouwd zijn, ‘vleeschel. conversatie’ zou hebben gehad. Een van hen heet Aechje Vasse en woont nog in zijn huis. Gedaagden moeten staande de vierschaar bewijs leveren.
Gedaagde ontkennen de aanklacht.

Henric de la Haye, stadhouder van Heenvliet, eiser, contra Jan Jansz Vinck, schepen van Heenvliet, gedaagde.
Gedaagde heeft op 27 juli j.l. bij de stadhouder er over geklaagd, dat Arien Jansz Schagen en Jacob Arentsz Schagen over hem gezegd hebben, dat hij staande het huwelijk met diverse dienstmaagden vleselijk zou hebben geconverseerd. Toen zij een kind verwachtten, zou hij ze hebben doen trouwen met hun tegenwoordige mannen. De derde, Aechje Vasse, zou hij hebben gepoogd te laten trouwen met voors. Jacob Arentsz Schagen.
Eiser eist, dat de gedaagde de aanklacht verifieert.
Jan Been voor de gedaagden vraagt en krijgt de zaak op schrift en tijd om te antwoorden. Jan Jansz Vinck wil, dat de zaak staande de vierschaar behandeld wordt.
Leenmannen houden de zaak 14 dagen aan.
Jan Troost, pp. voor Jan Jansz Vinck, legt drie certificaties over van 23-7-1638, 30-7-1638 en 22-8-1638. Hij eist, dat de Schagens veroordeeld zullen worden tot betaling van de proceskosten.
Jan Been, pp. voor de Schagens, verklaart de eis niet ontvankelijk en eist ontslag van rechtsvervolging.
Leenmannen vinden, dat Vinck onvoldoende bewijs levert en ontzeggen hem zijn eis. Zij eisen van de gedaagden, dat zijn staande de vierschaar verklaren, dat zijn van Vinck niets dan goed weten te zeggen.
Arien Jansz Schagen en zijn zoon Jacob Schagen verklaren van Jan Jansz Vinck niets weten te zeggen ‘als eer en deucht’ en ook nooit iets anders gezegd te hebben.
Uitwisseling van stukken. Partijen behoeven niet meer persoonlijk te compareren. Klager moet kopie van de stukken leveren, Het verslag van deze rechtdag had achter de eerste akte moeten staan.
Cornelis Kuchlinus, secretaris en kerkmeester van Heenvliet, eiser en arrestant, contra Henric de la Haye, gewezen kerkmeester van Heenvliet, nu won. in Geervliet, gedaagde en gearresteerde, om te verantwoorden de penningen, waarop onder jhr. Philips van der Planitz beslag is gelegd.
De eiser verklaart, dat de secretaris Jacob Craen, die ook kerkmeester was, in 1629 schuldig is gebleven 600 car. g. De gedaagde heeft enige tijd daarna het huis en erf gekocht, dat voors. Craen had nagelaten, staande op het Marktveld in Heenvliet, onder de uitdrukkelijke conditie, dat hij van de beloofde koopsom voors. 600 car. g. zou betalen, waarvan hij tot nu toe in gebreke is gebleven. Eiser is daarom genoodzaakt geweest om onder jhr. Philips van den Planitz, die het voorgaande huis en erf van gedaagde gekocht heeft, beslag te leggen op voors. penningen. Eiser eist betaling van de schuld met rente.
Pieter Been, pp. voor gedaagde, verzoekt tijd om te antwoorden.
gedaagde is niet verschenen.
Gedaagde verklaart, dat hij van huis was en protesteert tegen de kosten. Leenmannen eisen betaling
van Heenvliet, gedaagden.
Eiser eist betaling van 400 g. 12 st. als rest van een grotere som wegens levering van hout voor het gemeneland.
Gedaagden bekennen de schuld, maar eisen betaling door Dignum Cornelis, laatst weduwe van Zeger Cornelisz Vogelaer, in zijn leven waarsman van Heenvliet in 1638.

Jan Been, pp. voor Dignum Cornelis, verklaart, dat zij deze schuld moet verhalen op Henric la Haye, gewezen waarsman voor haar overleden man.
Jan Been, pp. voor Dignum Cornelis, laatst wed. van Zeger Cornelisz Vogelaer, in zijn leven waarsman van Heenvliet, eiseres, contra Henric de la Haye, mede gewezen waarsman, gedaagde. Eiseres verklaart, dat gedaagde bij de afrekening met haar man tot zijn last heeft gehouden te betalen aan voors. Johan Oom Harmansz 444 _ 12 st. blijkende uit een schuldbekentenis, door gedaagde zelf ondertekend. Eiseres eist betaling staande de vierschaar.
Gedaagde verklaart een ingezetene en burger van Geervliet te zijn en vraagt daarom, en om meer redenen ‘bij monde te verhalen’ de zaak te verwijzen naar schepenen van Geervliet.
Jan Been eist antwoord staande de vierschaar. Leenmannen bevelen gedaagde staande de vierschaar te antwoorden. Gedaagde gaat in beroep.
Jan Been, pp. voor de eiseres, verklaart, dat het beroep van de gedaagde verlopen is en niet compareert. Leenmannen zullen hem nogmaals doen oproepen.
Jhr. Philps van der Planitz, baljuw van Heenvliet, eiser, contra Trijntgen Henricx, wed. van za. Cornelis Cornelisz Jongeneel, won. in Heenvliet, gedaagde.
Gedaagde heeft op 9 maart j.l. haar dienstmaagd Maertgen Ghijsbrechts valselijk beschuldigd van diefstal van lijnwaad, tin en gesponnen garen. Maertgen Ghijsbrechts is een dochter ‘met eeren, staende ter goeder naem ende faem, gecomen van eerlijcke ouders ende van goeden geslachte, die haer ‘t selve ten hooghstensijn aentreckende’.
Jan Been, pp. voor gedaagde, ontkent de eis en aanklacht. Eiser zal dit niet kunnen bewijzen.
Meeuwesteyn, pp. voor de baljuw, toont een verklaring van Trijntgen Willems, huisvr. van Gerrit Cornelisz Hogenboom, en Anneken Laurens, huisvr. van Arien Henricxsz, voor schepenen afgelegd.
Jan Been verzoekten krijgt kopie van de stukken en 14 dagen tijd om te antwoorden.
Jan Been verzoekt recollement. Leenmannen staan dit toe binnen 14 dagen op kosten van de gedaagde.

De baljuw, eiser, contra Meeuwesteyn, pp. voor Claes Arentsz Meul, won. onder Heenvliet, gedaagde.
Wissel Tijsz, won. in Heenvliet, heeft bij de stadhouder Arien Jansz Visscher geklaagd, dat gedaagde zonder zijn toestemming zijn paarden, die aan de dijk stonden, heeft genomen en voor zijn werk gebruikt.
Gedaagde ontkent hetgeen hem door Wissel Tijsz ten laste wordt gelegd.
Jan Been, pp. voor Wissel Tijsz, voert Jan Crijnsz als getuige op, die verklaart, dat hij gezien heeft, dat Claes Meul en zijn knecht drie paarden van klager hebben weggevoerd. Hij heeft ook de getuigenis van Jan Joosten, jonggezel won. in Helvoet, van 10 maart j.l., die zegt, dat Claes Meul zijn paard gevorderd heeft om de paarden, die ‘desolaer lyepen’ op te halen. Grietgen Arents, zuster van Claes Meul, verklaart, dat haar broer met de paarden ‘de brugge gesleept ende sijn werck gedaen hadde’. Eiser eist betaling van 50 car. g.
Gedaagde eist kopie van de stukken.

Leenmannen veroordelen Wissel Thijsz tot betaling van 25 st. aan de armen, omdat hij in gespannen vierschaar met zijn hoed op zijn hoofd heeft gesproken.
Meeuwesteyn verklaart de getuigenverklaringen ondeugdelijk.
Leenmannen veroordelen partijen tot het inleggen van ieder 15 g. om juridisch advies in te winnen.

De baljuw, eiser in cas crimineel, contra Maertgen Iemans, molenarin, won. in Heenvliet, gedaagde. De baljuw beschuldigt gedaagde ervan, dat zij degenen, die hun koren bij haar laten malen, meel ontsteelt. Verscheidene personen, die twijfelden, hebben hun graan en hun meel laten wegen. Gedaagde ontkent en verklaart de eis niet ontvankelijk. Leenmannen veroordelen gedaagde tot een boete van 18 ponden.
De baljuw, eiser, contra Van Aert, pp. voor Cornelis Korse Koster, won. in Heenvliet, gedaagde.
Gedaagde wordt ervan beschuldigd zes weken geleden Cornelis Symonsz Ooms, predikant te Heenvliet, uitgescholden te hebben. Hij zegt, dat Claes Jansz met de dochter van de dominee zijn ‘entvogels hebben geyaecht’ en dat de dominee er bij stond en zei: ‘Sult ghijse wel krijgen kinderen.’ en er bij stond en luisterde en fluisterde gelijk de eendendieven doen. Gedaagde ontkent.

Eiser eist het vragen van vergiffenis en betaling aan de armen van 50 car.g. en aan de eiser 100 car. g. met de belofte het nooit meer te zullen doen. Leenmannen veroordelen gedaagde conform de eis.
Henric Cornelisz Jongeneel met Cornelis Corsz Koster is op 25 september in beroep gegaan bij het Hof van Holland. Gedaagden compareren niet en zullen nogmaals opgeroepen worden.
Gedaagden compareren niet en zullen nogmaals opgeroepen worden.
Kopie van het eerdere verslag van de rechtzitting van 16-9-1645, zie aldaar.
Gedaagde is niet verschenen. Eiser voert als getuigen op Cornelis Fransz, Arien Jansz en Maertgen Huygen.
Leenmannen veroordelen gedaagde bij verstek tot betaling van 20 g. aan de armen van Heenvliet en 50 g. aan de baljuw en tot het in gespannen vierschaar vragen van vergiffenis aan de dominee.
De baljuw, eiser, contra Jacob Cornelisz Schipper en zijn huisvrouw Annetge Hende(rick?), beiden won. in Heenvliet, gedaagden.
Eiser verklaart, dat hij gedaagde op 8 september j.l. ‘s nachts om een uur, ten gelage zijnde met Cornelis Corsz Koster, Gillis Cornelisz en anderen ten huize van Huygh Corstiaensz, waard in Heenvliet, tijdens een ruzie zijn mes heeft getrokken en Cornelis Corsz daarmee gedreigd. Toen zijn vrouw hem naar buiten trok, zeggende, dat het al laat was, heeft hij ook haar met het mes gedreigd. Hij heeft gevochten en er is bloed gevloeid.
Annetgen Hender(..?) heeft de voors. ‘laeggenoten’ met drek van de straat gegooid.
Omdat gedaagde na het luiden van de klok zijn mes heeft getrokken, eist eiser een boete van 100 car. g., omdat hij Huygh Corstiaensz in zijn eigen huis geslagen heeft 200 car. g. en voor verder geweld 60 car. g.
Abraham van den Berge, pp. voor gedaagde, die niet zijn verschenen, verzoekt een volgdende oproep.
De baljuw, eiser, contra Tijs Claesz Decker, won. in Heenvliet, gedaagde.
Eiser zegt, dat gedaagde door Cornelis Corsz Koster er van wordt beschuldigd een dief te zijn. Cornelis Korsz Koster moet bewijs leveren, gedaagde moet zich verdedigen.
Meeuwesteyn, pp. voor Mathijs Claesz Decker, onkent de beschuldiging van 17 januari j.l. en verzoekt eerherstel en betaling van 300 g. Cornelis Corsz Koster zegt, dat zij beiden zeer dronken waren.
Leenmannen veroordelen Cornelis Corsz tot het aanbieden van verontschuldigingen, deze gaat in beroep bij het Hof van Holland.
De baljuw, eiser, contra Thonis Pietersz van den Berch, gedaagde.
Gedaagde wordt er van beschuldigd ten huize van Huyge Costiaensz, herbergier in Heenlviet, gekwetst te hebben ene Joost in de wandeling genaamd Googel, waarbij deze zijn been gebroken heeft. Eiser eist een boete van 200 g. en een bijdrage aan de armen ter bepaling van leenmannen.
Meeuwesteyn, pp. voor gedaagde. Zijn verweer komt neer op ‘Waar twee kibbelen, hebben twee schuld.’
Abraham van den Berge voor de eiser verzoekt recht en geen genade.
Leenmannen veroordelen gedaagde tot een boete van 15 g. voor de baljuw en 1 g. 5 st. voor de armen en betaling van de proceskosten.

Losliggend briefje, door vochtvlekken slecht leesbaar, zonder datum (waarsch. 1658, zie aldaar).
De baljuw, eiser, contra Hendrick Cornelisz Jongeneel, gedaagde.
De gedaagde wordt er van beschuldigd, dat ‘hij hem heeft vervoordert een peert van den wagen wech te brengen met welke peert was verongeluckt Beye Pieter(s?) Boelhouwer. Meede den eyscher in desen is gerefrusteert van sijne actie ende pretentie die den eyscher soude hebben kunnen maken op het voorseyde pert al het welke is strijdende teegen sijn gedaegde ..’ (rest afgescheurd).
Aan de keerzijde: Rechtdag 6-7-1658, partijen niet genoemd, gedaagde wordt veroordeeld tot een boete van 32 g. en in de proceskosten.
De baljuw, eiser, contra Jacob Arentsz Houckendic, gedaagde.
De baljuw zegt, dat gedaagde ‘den gemeenlants Colck kadde heeft om geteelt ende besaeyt anno 1648 alle het welcke dirrecktelick is strijdende tegen het 55 artyckel van onse kure van Heenvliet’. Eiser eist veroordeling tot een boete van 40 pond swarts. Gedaagde verzoekt 14 dagen tijd om te antwoorden.

De baljuw, eiser, contra Hendrick Cornelisz Jongeneel (er staat Jongeleel), gedaagde.
Gedaagde moet met bewijzen komen van de ‘in Jurien’ van Pieter Houckendijckx en Aren Jacobsz Houckendijck en Cornelis Jacobsz Houckendijck.
De baljuw, eiser, contra Cornelis Jacobsz Houckendijck, gedaagde. Gedaagde wordt er van beschuldigd Hendrick Cornelisz Jongeneel een schelm en fielt genoemd te hebben. Zelfde beschuldiging van Arent Jacobsz Houckendijck en van Pietertgen Huyge, wed. van Jacob Arentsz Houckendijck.
Eiser eist, dat gedaagden in gespannen vierschaar vergiffenis vragen en veroordeeld zullen worden tot betaling van 100 g. voor de armen en proceskosten.
Leenmannen beslissen, dat partijen over en weer kopie van de stukken zullen krijgen en 14 dagen tijd om te antwoorden.
De gevangene Stoffel Jansz van Steenbergen zegt maar één dag in Heenvliet geweest te zijn, uit de Korendijk te zijn gekomen en één dag in Zuidland geweest te zijn. Hij is passementwerker van beroep.

Karel Jansz van Amsterdam, oud 22 jaar, zegt donderdag van Strijen gekomen te zijn naar de Korendijk, de andere dag naar Zuidland afgevaren te zijn. Hij is die dag ‘om ‘t heck ofte poorte van Mr. Willems wooninge staende int lant van Abbenbrouck buyten omme geclommem ende aldaer eenige onlusten gehadt’. Hij zegt ook passementwerker te zijn.

Weyntgen Harmans van Maassluis, oud 21 jaar, vrouw van voors. Stoffel Jansz, zegt niemand iets te kort gedaan te hebbben.

Ariaentge Leenderts, oud 18 jaar, geboren te Rockanje, zegt, dat zij één dag in dit gezelschap is geweest en niemand te kort gedaan te hebben.

Eiser eist, dat deze vier gevangenen gegeseld zullen worden en verbannen uit Heenvliet voor 20 jaar.
Leenmannen veroordelen de eerste drie tot 20 jaar verbanning en Ariaentge Leenderts tot ontslag van rechtsvervolging.

De baljuw, eiser, contra de weduwe van Thonis van den Berge, gedaagde.
Gedaagde wordt ervan beschuldigd op de bededag onder de predikatie getapt te hebben. Hij eist een boete van 10 car. g. en voor ieder van de vijf personen, die aanwezig waren en de baljuw onbekend zijn, 10 g., samen 60 g.
Leenmannen eiser van de eiser nader bewijs.
De baljuw, eiser, contra Cornelis Bettensz, gedaagde.
Maerten Eeuwouse Slappecooren heeft geklaagd, dat gedaagde zonder zijn toestemming riet heeft doen snijden en wegvoeren van Slappcoorens land in het Westeinde van de Derrievliet in deze heerlijkheid. Hij eist compensatie.
Klager moet bewijs leveren.
Abraham van den Berge, pp. voor gedaagde, verklaart de klacht ongegrond, omdat hij op zijn eigen land gebleven is.
Everard van Campen, pp. voor Maerten Eeuwousen Slappecooren als eigenaar naast Jacob Willemsz Hoochstadt van 3 gem. 73 r. land en aanwas in Oud-Helvoet aan de Lageweg nr. 22 blijft bij zijn klacht.
Leenmannen dragen partijen op binnen 14 dagen met een gezworen landmeter de grenzen van hun land vast te leggen.
Abraham van den Berge vraagt veroordeling van Slappecooren tot betaling van de proceskosten.

Van Campen verklaart, dat de landmeting op 18-3-1656 is geschied door Gerrit van de Rest, gezworen landmeter van Voorne. Bij deze meting is duidelijk gebleken, dat Cornelis Bettesz zich heeft vergrepen aan het riet van Slappecooren en Jacob Willemsz Hoochstadt. Hij blijft bij zijn eis.
Gedaagde moet van leenmannen binnen 14 dagen antwoorden.
De baljuw, eiser, contra Hendryck Cornelisz Jongeneel, gedaagde.
De baljuw beschuldigt gedaagde er van een paar van de wagen weggebracht te hebben, met welk paard Beye Pietersz Boelhouwer was verongelukt. Eiser eist een boete van 300 g.
Meeuwesteyn, pp. voor gedaagde, verklaart de eis niet ontvankelijk en vraagt ontslag van de eis en de proceskosten.
Leenmannen veroordelen gedaagde tot een boete van 32 g. en betaling van de proceskosten.
De baljuw, eiser, contra Mr. Pieter Vessup, chirurgijn in Spijkenisse.
Ds. Schellius, predikant van Hekelingen, beschuldigt de chirurgijn er van, dat deze hem op straat gedreigd heeft te slaan, omdat hij de schoolmeester genaamd Meester Frans, won. in Hekelingen, met een rotting tot bloedens toe geslagen zou hebben.

De baljuw, eiser, contra Ds. Schelius, predikant van Hekelingen.

De dominee zegt, dat de chirurgijn de schoolmeester heeft geslagen.
Van Campen, pp. voor de baljuw, zegt, dat Mr. Peter Vessup op 14-7-1659 bij de Nieuwe Sluis Antonius Scheerius, predikant, en Mr. Frans Steyaert, schoolmeester, beiden van Hekelingen, heeft aangevallen en de schoolmeester geslagen met een rotting, zodat zijn hoed van zijn hoofd afvloog, wat in een rechtsstaat niet kan worden getolereerd.
Eiser eist een boete van 600 car. g.
De baljuw, eiser, contra Jacob Tijsse Koeyman, gedaagde.
Gedaagde wordt ervan beschuldigd in de zomer van 1659 in een schut in de watering in de Bornissehoek aan het westeinde met kracht een opening heeft gehakt. Eiser eist reparatie van de schade en een boete van 300 g.

Gedaagde heeft op de dijk zonder toestemming een huisje of keet gezet. Eiser eist, dat hij het weer afbreekt en de dijk weer in de oude staat terugbrengt, en dat hij veroordeeld zal worden tot een boete van 100 g.

Meeuwesteyn verklaart de eis ongegrond en wil, dat eiser zijn eis wordt ontzegd. Leenmannen ordonneren, dat partijen binnen acht dagen nader bewijs zullen overleggen.
De baljuw, eiser, contra Ary Melsse van Heesteren, burger van Brielle, gedaagde.
Gedaagde heeft op 16-9-1663 ‘s morgens onder de predikatie zitten drinken ten huize van Claes Jansse Hooftdijck, herbergier in De Toelast in Heenvliet. Hij heeft daar ruzie gezocht en Jan Arentsz Steenhouwer, won. in Noord-Holland, met zijn zweep geslagen, de vrouw van de herbergier uitgescholden voor een varken, brandewijnglazen moedwillig stukgesmeten. Toen de waardin dit op de rekening schreef, werd hij razend. De baljuw, die op het lawaai af kwam, werd ook uitgescholden. De gedaagde is over het Marktveld de stad uitgelopen. Eiser eist een boete van 10 car. g. en voor de overige overtredingen een straf ter beoordeling van leenmannen.
Justus Laeckencooper, pp. voor gedaagde, verklaart de eis niet ontvankelijk en wil ontslag van rechtsvervolging.
Evrardt van Campen, pp. voor de baljuw, blijft bij zijn eis.
Leenmannen dragen partijen op stukken uit te wisselen en over 14 dagen te antwoorden. Verder moeten beide partijen 9 g. 6 st. inleggen.
033 Stad en ambacht Heenvliet
Inleiding
Bijlagen
Regesten
381. Leenmannenvonnisboek, (1638-1683)
De baljuw, eiser, contra Ary Melsse van Heesteren, burger van Brielle, gedaagde.
Gedaagde heeft op 16-9-1663 ‘s morgens onder de predikatie zitten drinken ten huize van Claes Jansse Hooftdijck, herbergier in De Toelast in Heenvliet. Hij heeft daar ruzie gezocht en Jan Arentsz Steenhouwer, won. in Noord-Holland, met zijn zweep geslagen, de vrouw van de herbergier uitgescholden voor een varken, brandewijnglazen moedwillig stukgesmeten. Toen de waardin dit op de rekening schreef, werd hij razend. De baljuw, die op het lawaai af kwam, werd ook uitgescholden. De gedaagde is over het Marktveld de stad uitgelopen. Eiser eist een boete van 10 car. g. en voor de overige overtredingen een straf ter beoordeling van leenmannen.
Justus Laeckencooper, pp. voor gedaagde, verklaart de eis niet ontvankelijk en wil ontslag van rechtsvervolging.
Evrardt van Campen, pp. voor de baljuw, blijft bij zijn eis.
Leenmannen dragen partijen op stukken uit te wisselen en over 14 dagen te antwoorden. Verder moeten beide partijen 9 g. 6 st. inleggen.
Datering:
29-09-1663
Soort akte:
Rechtdag
Zie ook:
Organisatie: Streekarchief Voorne-Putten
laatste wijziging 27-07-2021
De baljuw, eiser, contra Abraham Gerritsz, burger in Heenvliet, gedaagde.
Gedaagde heeft op een maandag ten huize van Claes Jansse Hooftdijck en op straat de boel op stelten gezet, met glazen en met stenen gegooid, ook naar het huis van de baljuw, zodat het plakkaatbord van de muur kwam en Jongeneel is geraakt. Eiser eist een boete van 200 g. en een maand op water en brood.
Gedaagde is niet verschenen.

De baljuw, eiser, contra Jan Witte Bol, won. onder Rockanje, gedaagde.

Eiser eist een boete van 25 g. , omdat de gedaagde op een zaterdag, zijnde vrije markt in Heenvliet, heeft gevochten, en voor het ‘vyoleeren’ van de vrije markt een boete van 50 car. g.
Gedaagde is niet verschenen.
Gijsbert van Campen, burgemeester-thesaurier en rentmeester van Heenvliet, heeft ‘beleet’ Ariaentie Jans, wed. van Cornelis Corssen Coster, en Jacob Huyge als getr. met Aechtien Cornelis, mede-erfgenaam van voors. Coster.
9 april voor de tweede maal en 12 april voor de derde maal.
Pieter van Lancker, pp. voor Ariaentie Jans, wed. van Cornelis Corsse Coster, won. in Heenvliet, opposant van gijzeling, contra Gijsbert van Campen, secretaris van Heenvliet, geopposeerde.
Van Campen moet de redenen geven, waarom hij gegijzeld heeft.
Van Campen verklaart niet gehouden te zijn uitleg te geven, omdat dat zeer wel bekend is. Maar hij wil nog wel eens verklaren, dat het voor verschenen pachten is, van de stad en van de heerlijkheid volgens de rekening van 19 12 1665. Leenmannen ordonneren partijen elkaar binnen een maand bewijs en reliqua te doen en een kopie daarvan aan het gerecht te leveren, Van Campen gaat in beroep bij het leenhof van Holland.
Arijaentie Jans, wed. van Cornelis Corsse Coster, opposant, contra Gijsbert van Campen, geopposeerde.
Evrardt van Campen, pp, voor geopposeerde, verklaart ‘tapoeyntement’ van leenmannen van 15 april j.l. voldaan te hebben en verzoekt daarom met de executie te mogen voortgaan.
Opposant verzoek en krijgt 14 dagen tijd om te antwoorden.
Gijsbert van Campen, rentmeester van Heenvliet, heeft ‘beleet’ Pieter Bastiaensz, Symon Ceuyt, Jan Willemsz van de (...?et), de kinderen van Barbar Dirckx, Cornelis Hollaer, Jan Gerritsz Sneeuw, Ary Pietersz.
De baljuw, eiser, contra Joffr. van der Laen, of bij haar afwezigheid haar rentmeester Nicolaes van Boshuyssen, notaris in Brielle, gedaagde.
Eiser eist een boete van 10 car. g. en de kosten van de besteding en herschouw ‘gevallen overt delickt van het maecken van scheerewegen gelegen voor haer ged. weye op de gront van Heenvliet en bij schepenen der heerlijckheyt van Heenvliet op den 19 July 1668 de heer eyser naer gedaene schouw overgelevert’.
Gedaagde is niet verschenen en zal nogmaals opgeroepen worden.
Getuigenverklaring voor Jacob Hoogstat, dijkgraaf van het Weergors, waaronder Hellevoetsluis ligt, De Court en Van Velsen, schepenen en de secretaris De Ridder.
Leunis Joosz, schipper, en Jacob Abramsz zijn knecht, van competente ouderdom, verklaren op verzoek van Gidion van Leeuwen, herbergier op Hellevoetsluis, dat zij op dinsdag 27 november door ene schipper Banckres ontboden zijn in de herberg, waar uithangt Vlissingen, die hun heeft gevraagd, of zij hem ‘s nachts naar Brouwershaven wilden brengen, onder voorwaarde, dat zij ‘s nachts eerst in de Oudenhoornse haven zouden varen om daar in te nemen een zak of twee goed en nog ene Davidt, won. bij die haven. Zij hebben dit voor een rijksdaalder aangenomen met bovendien ‘den vrijen cost, dranck ende schoon vrouwen’. Toen hij dit ‘s avonds in aanwezigheid van de herbergier en Arien Cornelisz Keyser begon te vertellen, trapte Banckres hem op zijn voet om te zwijgen.

Getuigenverklaring voor leenmannen.
Benjamin Tonisse, won. aan de Oudenhoornse dijk, verklaart op verzoek van Jacob van Munster, stadhouder van de ruwaard van Putten, dat de twee tegenwoordige gevangenen op het slot van Geervliet de nacht van woensdag op donderdag j.l. te zijnen huize hebben gelogeerd, de oudste in zijn schuur in het stro en de jongste bij zijn zoon op het bed. De jongste, die het eerst kwam, had gezegd, dat hij van Zwartewaal kwam. De oudste was later zonder iets te zeggen bij de haard gaan zitten, doende alsof zij elkaar niet kenden. Ook de oudste zei van Zwartewaal te komen. De volgende morgen zijn zij samen weggegaan, omdat zij, naar zij zeiden, dezelfde kant op moesten.
De baljuw, eiser, contra de gevangenen Phillips Adrijaensz en Panckeris Phillipsz, die ‘vermits de onbequaemheyt vant gevangenhuys van Heenvliet’ op het slot van Geervliet gevangen hebben gezeten.
Leenmannen veroordelen gevangenen tot het op hun knieën vergiffenis vragen en te beloven, dat zij nooit meer valse getuigenis af zullen leggen en ontslaan beiden uit de hechtenis.
Johan Francois de Schagen, vrijheer van Heenvliet, eiser in cas crimineel, contra Leendert Cornelisz Couwenoort, gewezen armmeester van Heenvliet, gedaagde.
De goederen van Ary Moerseweght, die onderhouden is door de armen, zijn na zijn dood door gedaagde in 1666 t.b.v de armen verkocht voor 291 g., n.l. 200 g. voor het huis en 91 g. voor de ‘meubele goederen’. Tot deze boedel behoorden bovendien nog een custingbrief t.l.v. Crijn Mouwersz en nog enige gouden ringen. Gedaagde had ook deze goederen op de rekening moeten vermelden. Hij heeft echter ten profijte van de armen alleen de opbrengst van het huisje vermeld. De rest heeft hij onder zich gehouden of verdeeld ‘naer sijn gevalle ende appetijt’.
Eiser eist daarom een boete, vergoeding van de schade, die de armen geleden hebben, en betaling van de rechtelijke kosten. Gedaagde verklaart de eis niet ontvankelijk en verzoekt ontslag van rechtsvervolging.
Leenmannen veroordelen gedaagde tot een boete van 50 g., onverminderd het recht, dat de armen op gedaagde hebben wegens de goederen van Moerseweght, het binnen 14 dagen doen van rekening, bewijs en reliqua aan de baljuw en schepenen van Heenvliet en het betalen van de proceskosten.
Dirck Stopman, pp. voor de baljuw Leendert de Voocht van Campen, eiser, contra Arijaentien Arijens, wed. van Aren Arentsz Over de Wael met Abraham Gerritsz van der Quack, ‘soo hij hem partije wilde stellen’, gedaagde.
Eiser verklaart, dat de heer van Heenvliet de vlastienden toekomen. Gedaagde heeft de vlas van het land gehaald zonder Jacob Croone, pachter van de tienden in de Lammerlandse hoek, te waarschuwen. Er is dus terecht beslag op het vlas gelegd. Eiser eist, dat gedaagde veroordeeld zal worden de tienden over 1683 en een boete te betalen.
Cruyssenburgh, pp. voor gedaagde, verzoekt kopie van de stukken en tijd om te antwoorden. Leenmannen geven gedaagde 14 dagen tijd.
gedaagde ontkent, dat de vlastienden van dit land de heer van Heenvliet toekomen. Het vermelde land is geen vlastienden verschuldigd. Hij vraagt ontslag van de eis. Eiser blijft bij zijn eis.
Leenmannen houden de zaak 14 dagen aan.
leenmannen oordelen, dat het arrest terecht gedaan is en veroordelen gedaagde tot betaling van de vlastienden aan Jacob Croone, tiendenaar, en een boete van 8 g. voor de eiser en twee ducatons voor de grote en de kleine armen van Heenvliet. Gedaagde gaat 11-9-1683 in beroep bij het Hof van Holland.
Bovenvermelde eed is afgelegd door de leenmannen Wynand de Gruyter, Cornelis Preuyt, Ary Westdijk, Jacob Roest, Ary Klink, Pieter van Rosenbergh en Pieter de Raadt.
12-2-1754 Bovenvermelde eed is afgelegd door Dirk Speelpenning.
8-9-1762 Bovenvermelde eed is afgelegd door Adriaan Louis Baron van Aldeweerelt, ambachtsheer van de Oude en Nieuwe Struyten, en door Wolfert Aberham Roosendaal, schout en secretaris van Geervliet.
Dirck Stopman, pp. voor Leendert de Voocht van Campen, baljuw van Heenvliet, contra Arijaentien Arijens, wed. van Aren Arentsz Over de Wael, gedaagde, en Abraham Gerritsz van de Quack, ‘soo hij hem partije wilde stellen’, mede gedaagde.
Eiser eist betaling van de vlastienden in de Lammerlandse hoek over 1683 aan Jacob Croone, tiendenaar, en een boete naar oordeel van leenmannen.
Cruyssenburgh, pp. voor Arijaentie Arijens, vraagt en krijgt kopie van de eis en van het beslag op het vlas en 14 dagen tijd om te antwoorden.
Cruyssenburgh stelt, dat de eiser niet ‘gequalificeert’ is tot deze zaak. Hij ontkent, dat de heer van Heenvliet van dit land vlastienden toekomen en vraagt ontslag van de eis.
Stopman zegt, dat de vlastienden in de Lammerlandse hoek de heer van Heenvliet wel toekomen
Leenmannen ordonneren partijen binnen drie dagen stukken uit te wisselen.
Leenmannen verwerpen de ‘non-qualificatie’, verklaren het beslag op het vlas terecht te zijn gelegd en bevelen de gedaagde de tienden aan de tiendenaar Jacob Croone te betalen. Zij veroordelen gedaagde tot betaling van een boete van 8 g. aan de eiser en 2 ducatons aan de grote en kleine armen van Heenvliet.
11-9-1683, Cruyssenburgh, pp. voor Arijaentie Arijens, gaat in beroep bij het Hof van Holland.
382. Leenmannenvonnisboek, (1683-1762)
383. Leenmannenvonnisboek, (1767-1810)
438. Schepenvonnisboek (1583-1590)
439. Schepenvonnisboek (1590-1595)
440. Schepenvonnisboek (1595-1611)
441. Schepenvonnisboek (1616-1636)
442. Schepenvonnisboek (1637-1685)
443. Schepenvonnisboek (1686-1802)
503. Transportakten, (1693-1705)
504. Transportakten, (1705-1718)
505. Transportakten, (1718-1741)
506. Transportakten, (1741-1756)
507. Transportakten, (1757-1772)
508. Transportakten, (1772-1786)
509. Transportakten, (1787-1800)
510. Transportakten, (1800-1805)
511. Transportakten, (1806-1808)
665. Schuldbekentenissen (1662-1692)
1461. Heilige Geest, (1539, 1542)
1462. Heilige Geest, (1578, 1582)
1463. Heilige Geest, (1599)
1464. Heilige Geest, (1606)
1465. Heilige Geest, (1614)
1466. Heilige Geest, (1626-1628)
1467. Heilige Geest, (1629-1632)
1468. Heilige Geest, (1639-1641)
1469. Heilige Geest, (1642-1646)
1470. Heilige Geest, (1649-1658)
1471. Heilige Geest, (1659-1661)
1472. Heilige Geest, (1662-1663)
1473. Heilige Geest, (1664-1670)
1474. Heilige Geest, (1671-1680)
1475. Heilige Geest, (1681-1695)
1476. Heilige Geest, (1696-1704)
1477. Heilige Geest, (1705-1714)
1478. Heilige Geest, (1716-1732)
1479. Heilige Geest, (1733-1765)
1480. Heilige Geest, (1766-1797)
1481. Heilige Geest, (1798-1803)
1482. Heilige Geest, (1804-1810)
Regesten
Transcripties
Overige transcripties
Regesten uit Register 1
laatste wijziging 21-03-2024
10.607 beschreven archiefstukken
30 gedigitaliseerd
totaal 809 bestanden

Kenmerken

Datering:
1411 - 1811
Beschrijving:
Archief van de stad en het ambacht Heenvliet
Omvang:
23,70 meter, 1583 inventarisnummers
Inventarisatie:
L.W. Hordijk, 2005
Taal:
Nederlands
Taal archiefmateriaal:
Het merendeel van de stukken is in het Nederlands
Soort archiefmateriaal:
Normale geschreven en gedrukte documenten, charters en bijzondere handschriften
Bewaarplaats:
Streekarchief Voorne-Putten
Status open dataset:
Beschikbaar
Open data eigenaar:
Streekarchief Voorne-Putten
Licentie:
CC BY-SA 4.0 Creative Commons (CC BY-SA 4.0)
Geografische namen:
Categorie:
Opendata trefwoord:
Archiefvormer(s):
 
Archiefvormer -
 
Archiefvormer Stad en ambacht Heenvliet
laatste wijziging 21-03-2024
10.607 beschreven archiefstukken
30 gedigitaliseerd
totaal 809 bestanden