Uw zoekacties: Stad en ambacht Heenvliet

033 Stad en ambacht Heenvliet ( Streekarchief Voorne-Putten )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
Aanwijzingen voor de gebruiker
Archiefvorming
Inhoud en structuur van het archief
Bijlagen
Regesten
375. Clercxboek (1539-1551)
376. Clercxboek (1562-1563)
377. Clercxboek (1563-1575)
378. Clerckboek (1575-1583)
379. Leenmannenvonnisboek, (1583-1595)
Aren Pietersz van Brielle, eiser, contra Jan Cornelisz Joncker, over 1 gemet leenland. Na iedereen gehoord te hebben spreken leenmannen Jan Cornelis Joncker vrij van de eis en veroordelen Aren Pietersz tot betaling van 20 g. rechtelijke kosten.

Volgens de baljuw is door Jan Cornelisz Joncker en Pieter Huygensz in strijd met het plakkaat van de Staten aangaande de waarde van de munt in de Nederlanden gehandeld. Leenmannen wijzen voor recht, dat beiden ‘sullen namptiseren elck tijn angelotten volgende tselve placcaet’. Omdat beiden niet verschenen zijn, veroordelen leenmannen hen volgens het plakkaat en in de rechtelijke kosten.

De baljuw, eiser, contra Dirck Lenaertsz. De baljuw stelt, dat Dirck Lenaertsz anderhalf jaar huisgehouden heeft zonder uitkoop en wettelijk bewijs van zijn zes onmondige weeskinderen, wat tegen de keuren is. Dirck Lenaertsz verklaart, dat het wachten is op de ceel van Gijs Cornelisz Leuyendijck. Leenmannen wijzen voor recht, dat hij binnen een maand uitkoop moet doen op straffe van 100 car. g., vier zakken tarwe voor de armen en betaling van de rechtelijke kosten.

Maerten Cornelisz Cuper machtigt Dirck Jacobsz van Geervliet om voor hem te procederen voor de vierschaar van Heenvliet.
Dirck Jacobsz, pp. voor Maerten Cornelisz Cuper, aanklager, contra Andries Pietersz, pp. voor Jan Cornelisz Joncker, beklaagde. Aanklager stelt, dat beklaagde op 18 januari j.l. beslag heeft laten leggen om Maerten Cornelisz te laten getuigen in de kwestie, die hij heeft met Aert Pietersz in Brielle over land. Omdat deze dat niet wilde, heeft Joncker hem op de openbare weg geslagen, waarop een klacht is ingediend bij baljuw en leenmannen. Gedaagde ontkent de aanklacht en vraagt ontslag van rechtsvervolging. Leenmannen verklaren de klacht terecht gedaan en veroordelen Jan Joncker tot betaling van de rechtelijke kosten. Deze gaat in beroep.
Baljuw en gerechte zijn vergaderd ten huize en op verzoek van Dirck Lenaertsz om uitkoop te doen van zijn onmondige weeskinderen. Om verdere kosten te vermijden heeft Dirck Lenaertsz aangeboden om afstand te doen van de helft van alle goederen volgens de inventaris om kaveling te doen. De voogden van de weeskinderen Claes Arensz, Jan Arensz, Cornelis Arensz en Arent Jansz gaan akkoord onder voorwaarde, dat men de landstede niet mag verkavelen noch het huis in het dorp. Van de zijde van Dirck Lenaertsz compareren Willem Willemsz, Ewout Commersz, Philips Legiersz en Pieter Jobsz en als naaste buurman Lenaert Cornelisz.

Kopie van een memorie voor Dirck Aertsz Buys, bode van Heenvliet, om uit naam van Dirrick Lenaertsz te dagvaarden Claes Arentsz en Jan Arentsz voor zichzelf en Cornelis Arentsz en Arent Jansz, beiden als man en voogd van hun vrouwen, en allen erfvoogden van de weeskinderen van Aechtgen Ariensdr, gepr. bij Dirck Lenaertsz. Er is nog steeds geen overeenstemming over de uitkoop van de kinderen. Dit wordt tijd, want het land moet bewerkt worden.
Antwoord van de voogden op 22-3-1587:
Dirck Lenaertsz moet eerst rekening, bewijs en reliqua doen van zijn ontvangsten en uitgaven sinds de dood van Aechtgen Ariensdr. De baljuw als oppervoogd blijft zich houden aan de keuren van Heenvliet.
Kopie van een memorie voor Dirck Aertsz Buys, bode van Heenvliet, om uit naam van Dirrick Lenaertsz de voogden te dagvaarden.
Dirck Lenaertsz vindt, dat hij geen rekening, bewijs en reliqua hoeft te doen, omdat hij ‘inden boedel tot noch toe heeft moeten blijven sitten om redenen als hyer noedeloos te verhaelen’. Hij biedt nogmaals aan tot kaveling over te gaan, zo niet dan zal hij de landen moeten bewerken voor de gemene boedel.
Antwoord van de voogden van 24-5-1587:
Zij gaan er mee akkoord, dat Dirck Lenaertsz de landen voor de gemene boedel gaat bewerken, als hij belooft voor half mei uitkoop te doen.

Jan Heyndrixsz Rijck bekent aan Aren Arensz Lou een schuld van 51 car. g. wegens geleende gelden en ecxijsbare goederen. Hij doet t.b.v. Aren Arensz Lou afstand van de eerste gerede penningen van zijn boelceel.
033 Stad en ambacht Heenvliet
Inleiding
Bijlagen
Regesten
379. Leenmannenvonnisboek, (1583-1595)
Jan Heyndrixsz Rijck bekent aan Aren Arensz Lou een schuld van 51 car. g. wegens geleende gelden en ecxijsbare goederen. Hij doet t.b.v. Aren Arensz Lou afstand van de eerste gerede penningen van zijn boelceel.
Datering:
21-05-1587
De baljuw, eiser, contra Dirck Lenaertsz. Om verdere kosten en moeiten te sparen is overeengekomen, dat er binnen een maand een sterfhuis zal zijn van de gemene boedel van Dirck Lenaertsz en zijn kinderen. Hij moet betalen aan de heer 50 car. g. en aan de Heiligegeestmeesters van Heenvliet twee zakken tarwe voor de armen en dat voor Kerstmis a.s. Van nu af aan moet rekeninge, bewijs en reliqua gedaan worden. In de marge: deze twee zakken tarwe zijn geleverd door Dirck Lenaertsz aan de Heiligegeestmeester Cornelis Doensz met kennis van de baljuw Jaecques van der Meer 26_1_1591.

Adriaen Jacobsz Fitentijt, eiser, contra Philips Legiersz, verweerder. Leenmannen veroordelen partijen tot betaling van ieder 4 pond gr. vl. en oplevering van de originele stukken binnen 14 dagen om juridisch advies in te winnen.
31-5-1589 klaagt Philipsz Legiersz, dat hij van bepaalde stukken geen kopie heeft. Hij gaat daarom in beroep.

De heer van Cruningen, eiser, contra de prins van de Camer van Rethorica, verweerder. Leenmannen willen kopie van de eis.

De heer van Cruningen, eiser, contra Bette Cornelisz, gedaagde. De eiser houdt vol, dat gedaagde zonder zijn toestemming ‘wechgevoert heeft eenige missinge van sheeren strate’ en dus verbeurd heeft 30 g. met de rechtelijke kosten. Bette Cornelisz zal de eis op schrift hebben en 14 dagen tijd om te antwoorden. Bette Co rnelisz verklaart de mest van Huych Jansz Block gekocht te hebben en dus moeten ze hem niet bekeuren. Leenmannen eisen een boete van 3 pond en de rechtelijke kosten.

De heer van Cruningen, eiser, contra Jan Lenersz Prins, gedaagde, over 1 gemet land, dat in 1585 bij de aanvang van de heven niet is aangezet. Leenmannen zullen gedaagde nogmaals oproepen tegen de volgende rechtdag.
De baljuw, eiser, contra Andries Pietersz Nocke, gedaagde. Leenmannen veroordelen gedaagde volgens eis en conclusie van eiser.
De baljuw, eiser, contra Claes Jacobsz van Abbenbroek, won. tegenwoordig in Heenvliet, gedaagde. Omdat gedaagde met een roer geschoten heeft, wordt hij bij verstek veroordeeld tot betaling van 10 car. g. en de rechtelijke kosten.

De baljuw, eiser, contra schout en schepenen van Oud-Helvoet, gedaagden. Gedaagden hebben een sluis op de Hollemare geopend en het zeewater van buiten in het land laten lopen. Leenmannen eisen antwoord, gedaagden gaan in beroep.

Jacob van Slooten, gecommitteerde raad van de heer van Cruningen, eiser, contra Lenert Cornelisz Erckenboutsz, gedaagde. Gedaagde heeft land van de heer afgedolven. Gedaagde vraagt en krijgt de eis op schrift, kopie van de stukken en tijd om te antwoorden tot de volgende rechtdag.

Jacob van Slooten, gecommitteerde raad van de heer van Cruningen, eiser, contra Pieter Pietersz opte Mosterdijck, gedaagde. Gedaagde heeft land van de heer afgedolven. Gedaagde vraagt en krijgt de eis op schrift, kopie van de stukken en tijd om te antwoorden tot de volgende rechtdag.Jacob van Slooten, gecommitteerde raad van de heer van Cruningen, eiser, contra Pieter Pietersz opte Mosterdijck, gedaagde. Gedaagde bezit 4¿ gemet land, leengoed van het huis van Heenvliet, ‘daer die ged. nyet op verleet is’. Eiser concludeert ‘die selve vervallen te zijn ande heere’. Gedaagde vraagt en krijgt de eis op schrift, kopie van de stukken en tijd om te antwoorden tot de volgende rechtdag.
12-2-1591, Jacob van Sloten ziet van de zaak af.
28-3-1591, Jacob van Sloten heeft aan Pieter Pietersz de rechtelijke kosten gerestitueerd.
De baljuw, eiser, contra Huych Arensz, gedaagde. Gedaagde heeft land van de heer van Heenvliet gedolven. De bode verklaart, dat het al gedolven was voor het verbod door hem aan Huych Arensz gedaan.

De baljuw, eiser, contra Louw Arensz den Aexter uit Maassluis, gearresteerde en gedaagde. Gedaagde heeft Frans Willemsz van Belle uit Vlaanderen ‘geinjurieert’, dat hij te Amsterdam 50 g. gestolen zou hebben uit de beurs van een slapende man en te Naaldwijk twee koeien, die hij te Utrecht verkocht zou hebben, verder een Cornelis Ariensz zou bestolen hebben en het geld in de herberg verdronken, zonder bewijs te leveren.
Leenmannen veroordelen gedaagde bij verstek tot de hoogste boete en tot de straf, die voors. Frans Willemsz gehad zou hebben, als hij al deze misdrijven begaan had.

Aert Cornelis Buys, voor zichzelf en vervangende Arien Willemsz, zijn oom en stiefvader, en zijn zuster Baertgen Cornelis, contra Otte van Erckel, gedaagde. Gedaagde is niet verschenen, maar heeft geschreven, dat het leen hem door het Hof van Holland is toegewezen als een leen van de grafelijkheid van Holland en niet van de heer van Heenvliet en dat hij daarom niet voor leenmannen hoeft te verschijnen.
Belendingen van het land: o. de heer van Cruningen, n. de nieuwe watering, w. enz. de Regulieren van Rugge, zijn uitpad hebbend door de Bras en daarmee komend aan de Welleweg, geen gemeenschap hebbend met de Loete.
Leenmannen, alles gehoord en gezien hebbend, oordelen, dat de 4 gemeten een Heenvliets leen zijn gelegen buiten de Loete en vanaf 1545 van de heerlijkheid van Heenvliet te leen is gehouden zonder enige gemeenschap met het leen van de grafelijkheid, dat ook heel andere belendingen heeft. Leenmannen hebben Aert Cornelisz Buys c.s. in bezit van het leen gesteld, dat hij al jaren in vrede gebruikt. Otte van Erckel moet de pacht, die hij al ge¿nd heeft, aan Aert Cornelisz Buys terugbetalen en wordt veroordeeld in de rechtelijke kosten.
Aert Cornelisz Buys protesteert tegen alle verdere kosten.
De baljuw, eiser in cas van een waarheid, contra Olert Jansz Erckenboutsz en Adriaen Cornelisz Fabry, gedaagden. Omdat Olert Jansz van de waarheid, bedongen door Adriaen Cornelsz Fabry, in beroep is gegaan bij het Hof van Holland, waarvan tot nu toe niets gebleken is, moet Olert Jansz antwoorden. Olert Jansz gaat weer in beroep.

Aren Arensz Pachgen, pp. voor Dirrick Goversz, verzoekt de eis op schrift en 14 dagen tijd om te antwoorden. Hij moet eerst rechtelijke kosten betalen, waarop hij in beroep gaat. Dirck Goversz trekt dit beroep in.

Leenmannen veroordelen Ewout Jacobsz uit Zuidland tot een boete van 60 pond swarten de rechtelijke kosten, omdat hij toch uit de heerlijkheid vertrokken is tegen het bevel van de baljuw.

De baljuw, eiser, contra Pieter Pietersz opte Mosterdijck, gedaagde. Leenmannen eisen van gedaagde kopie van zijn bescheiden.

De baljuw, eiser in cas van crym, contra Philips Cornelisz van het Bilt in Friesland, gevangen. Eiser eist de doodstraf door ophanging en confiscatie van zijn goederen. Leenmannen houden de zaak aan.

Willem Cornelisz Buys als bezitter van twee beneficiën, eertijds bezeten door H. Cornelis Fabry, voor zichzelf en en pp. voor zijn erfgenamen, contra Jan Joncker, verweerder. Buys verklaart, dat tot de beneficiën o.a. behoren 4 gem. land in Heenvliet, door voors. Fabry tijdens zijn leven verhuurd aan Jan Joncker. In 1572 en daarna ‘overmits het absenteren van voorn. Fabry vuyt dese landen’ door de rentmeester van de geestelijke geannoteerde goederen niet hoger aangebracht noch aangezet . Hij heeft deze landen al die jaren zonder enig contract gebruikt. Eiser eist alle verlopen pachten vanaf 1571 tot nu toe.

De baljuw, eiser in cas van delict, contra Zimon Crijnsz, gedaagde. De baljuw houdt de zaak aan tot de volgden rechtdag, want de gedaagde is niet verschenen.


De baljuw, eiser, contra Aren Arensz Pochgen, pp. voor Dirrick Goversz, gedaagde. De baljuw blijft bij zijn eis, omdat Dirrick Govertsz onder de predikatie heeft zitten drinken. Hij heeft daarom verbeurd 10 pond. Gedaagde verzoekt en krijgt de eis op schrift en tijd tot de volgende rechtdag om te antwoorden, mits hij de rechtelijke kosten betaald. Gedaagde gaat in beroep en herroept deze beslissing.

De baljuw, mede pp. voor Willem Cornelisz Buys, contra Jan Joncker, gedaagde. De baljuw beschuldigt gedaagde van het verzwijgen van 1 gemet land. Gedaagde verklaart, dat hij en Buys ‘justiciabel zijn’ onder de hoofdofficier van Voorne en niet in Heenvliet. Hij hoeft dus niet te antwoorden.
Leenmannen veroordelen Joncker tot betaling van de rechtelijke kosten, die daartegen protesteert.

Philips Cornelisz contra de heer van Heenvliet.
Hoewel Phillips Cornelisz, geboren uit Het Bilt in Friesland (zo hij zegt), nu gevangen in Heenvliet, om zijn ‘delicten ende quade conversatie’ twee maal verbannen is geweest, de eerste keer uit de jurisdictie van Wateringen, De Lier en Zouteveen en de andere keer uit Rijnland, wat tot een beter leven had moeten leiden, heeft hij op 27 augustus j.l. ten huize van Cornelis Reyersz in Het Nachtegaeltgen geprobeerd de waardin Janneken Jans te beroven, haar dreigend de hals af te snijden, evenals Jacob Jacobsz, die in de stal sliep. Door tussenkomst van anderen is erger voorkomen. De baljuw eist de doodstraf. Leenmannen veroordelen hem tot geseling, brandmerking en verbanning uit de heerlijkheid Heenvliet.
Omdat leenmannen niets gebleken is van enige klacht, die Aren Wittesz gedaan zou mogen hebben over Frans Cornelisz, ontslaan leenmannen hem van de eis en conclusie van de baljuw.

Leenmannen veroordelen Allert Lenersz tot betaling van de rechtelijke kosten, omdat hij niet verschenen is.

De baljuw, eiser, contra Dirrick Govertsz, gedaagde. Leenmannen blijven bij hun vonnis.
7-6-1592 gaat de baljuw in beroep, waarop hij binnen de behoorlijke tijd terugkomt.

De baljuw, eiser contra de snijder, gedaagde. Omdat de baljuw niet bewijzen kan, dat de snijder gevochten heeft met verboden wapens, ontslaan de leenmannen de snijder van de eis.

Omdat leenmannen vinden, dat de erfgenamen van Jan Cornelisz schoenmaker niet gezondigd hebben tegen de keuren, ontslaan leenmannen hen van de eis van de baljuw.
7-6-1592 gaat de baljuw in beroep, waarop hij binnen de behoorlijke tijd terugkomt.

Jacob van Sloten, rentmeester van de heer van Cruningen, contra Pieter Pietersz opte Mosterdijck, gedaagde.
Gedaagde ontkent de beschuldigingen. Voor 3 juli a.s. zullen partijen hun bescheiden onder de secretaris brengen.
De baljuw, eiser, contra Cornelis Meesz en Heyltgen Frans, gedaagden. Schepenen houden de zaak aan tot de volgende rechtdag.
Willem Cornelisz Beuys, eiser, contra Andries Pietersz Nocke, pp. voor Jan Cornelisz Joncker, gedaagde. Eiser blijft bij zijn eis. Leenmannen eisen, dat gedaagde antwoordt. Deze gaat in beroep. Leenmannen eisen, dat hij de rechtelijke kosten betaalt.

Jan Cornelisz Joncker moet staande de vierschaar onder ede zijn klacht bevestigen, dat Swarte Maerten en Aren Cornelisz Fabry met zijn paard weggereden zijn tegen zijn wil. Jan Cornelisz Joncker gaat in beroep.

Lenaert Pietersz van Geervliet, eiser, contra Aren Cornelisz Decker, gedaagde.
Leenmannen veroordelen gedaagde tot betaling van de rechtelijke kosten van 15 g., deze gaat in beroep.

De baluw, eiser, contra Andries Pietersz Nocke, pp. voor de Heiligegeestmeesters.
Vrijwel onleesbaar en daardoor geen samenhang in de tekst te vinden.
In de marge staat gekrabbeld, dat er in deze zaak op 11-4-1595 weer een zitting is geweest. De zaak blijkt Heiligegeestmeesters uit 1592 en 1593 aan te gaan en Adriaen Jacobsz backer.

Adriaen Jacobsz backer wordt veroordeeld de pacht van voors. 5¿ gemet land te betalen.
In de marge: 2-4-1595 Olert Jansz Erckenbout en Claes Arensz Luyendijck stellen zich borg voor de pacht van 1592, 1593 en 1594 volgens vonnis van 16-12-1594.

Bouwen Lambrechtsz wordt bij verstek veroordeeld. Slecht leesbaar.
Bouwen Lambrechtsz gaat in beroep, als datum genoemd 24-12-1595.

Niet leesbaar. . . . . . veroordelen Dirck Goversz in de ‘ordonnantie, bij mijn Heeren de Staten opt stuck vande munte gemaeck... bij date 4-8-1586' en de rechtelijke kosten.

De bode heeft Adriaen Adriaensz van Breebaert gedagvaard om te compareren, hij wordt bij verstek veroordeeld conform de eis van de baljuw van 11-5-1594.
In de marge: Compareerden Adriaen Lenaertsz Gorsman en Abraham (Jacobsz?) Luchtenborch, die de pacht verschenen 1594 onder leenmannen hebben ‘gedorsigneert?’. Slecht leesbaar.
. . . . Abraham Jacopsz voors. zal blijven bezitten en gebruiken het voors. leen.

De baljuw, eiser, contra Gillis Joordensz uit Brielle, verweerder, over een gemet memorieland, dat hem door baljuw en schepenen aangekaveld was. Gillis Joordensz als voogd van zijn moeye Hadewij Corstiaens heeft zich vervorderd hetzelfde gemet memorieland tegen Bette Arensz te grondkavelen, zo bepalen leenmannen, dat Gillis Joordensz gehouden zal wezen dit gemet memorieland te verantwoorden aan te volgende bezitters.



De Heiligegeestmeesters van Heenvliet, geass. door de baljuw Jacob van der Meer als hun oppervoogd, blijven bij . . . ? als haarluiden bij Adriaen Jacobsz backer . . . ? , waar baljuw, Heiligegeestmeesters en schepenen met voors. Aeriaen Jacobsz backer op ieder perceel van deze landen geweest is volgens de certificatie daarvan gemaakt, die onder de advocaat bij het Hof van Holland berust. Slecht leesbaar.

Kopie van een certificatie voor notaris Baerthoudt Annockee Vincentsz te Brielle t.b.v. Abraham Jacobsz van Luchtenborch buiten Nieuwenhoorn.
Pieter Pietersz Cleyburch, won. in Nieuwenhoorn, oud ca. 68 jaar, verklaart op verzoek van Abraham Jacobsz van Luchtenborch, won. in Nieuwenhoorn, dat aan deze door het overlijden van Huych Jansz Luchtenburch aanbestorven is een leen van 10 lijnen land liggend in Heenvliet. Dit leen heeft de vader van Huych Jansz, genaamd Jan Jacobsz Luchtenburch, ‘gheschoncken sijn leven’ aan zijn zoon Huych Jansz Luchtenburch en na het overlijden van Jan Jacobsz Luchtenburch kwam het op Abraham Jacobsz’ vader, genaamd Jacob Jansz Luchtenburch, die het bij zijn leven zijn broer Huych Jansz gaf. En van Jacob Jansz Luchtenburch kwam het toe Huych Jansz Luchtenburch, zijn halve broeder. En van Huych Jansz Luchtenburch is het bestorven op voors. Abraham Jacobsz en niemand anders. Hoe wel na de dood van Huych Jansz Luchtenburch voorn. Willem Thonisz ( Souck?), burgemeester van Brielle, het bezeten heeft of gebruikt. Na Abraham Jacobsz’ dood zou het succederen op zijn broer Jan Jacobsz Luchtenburch. Gedaan in Brielle in presentie van Mr. Charles Vinck, chirurgijn, en Joost ( Geweff?), kleermaker, burgers van Brielle.
380. Leenmannenvonnisboek, (1595-1635)
381. Leenmannenvonnisboek, (1638-1683)
382. Leenmannenvonnisboek, (1683-1762)
383. Leenmannenvonnisboek, (1767-1810)
438. Schepenvonnisboek (1583-1590)
439. Schepenvonnisboek (1590-1595)
440. Schepenvonnisboek (1595-1611)
441. Schepenvonnisboek (1616-1636)
442. Schepenvonnisboek (1637-1685)
443. Schepenvonnisboek (1686-1802)
503. Transportakten, (1693-1705)
504. Transportakten, (1705-1718)
505. Transportakten, (1718-1741)
506. Transportakten, (1741-1756)
507. Transportakten, (1757-1772)
508. Transportakten, (1772-1786)
509. Transportakten, (1787-1800)
510. Transportakten, (1800-1805)
511. Transportakten, (1806-1808)
665. Schuldbekentenissen (1662-1692)
1461. Heilige Geest, (1539, 1542)
1462. Heilige Geest, (1578, 1582)
1463. Heilige Geest, (1599)
1464. Heilige Geest, (1606)
1465. Heilige Geest, (1614)
1466. Heilige Geest, (1626-1628)
1467. Heilige Geest, (1629-1632)
1468. Heilige Geest, (1639-1641)
1469. Heilige Geest, (1642-1646)
1470. Heilige Geest, (1649-1658)
1471. Heilige Geest, (1659-1661)
1472. Heilige Geest, (1662-1663)
1473. Heilige Geest, (1664-1670)
1474. Heilige Geest, (1671-1680)
1475. Heilige Geest, (1681-1695)
1476. Heilige Geest, (1696-1704)
1477. Heilige Geest, (1705-1714)
1478. Heilige Geest, (1716-1732)
1479. Heilige Geest, (1733-1765)
1480. Heilige Geest, (1766-1797)
1481. Heilige Geest, (1798-1803)
1482. Heilige Geest, (1804-1810)
Regesten
Transcripties
Overige transcripties
Regesten uit Register 1

Kenmerken

Datering:
1411 - 1811
Beschrijving:
Archief van de stad en het ambacht Heenvliet
Omvang:
23,70 meter, 1583 inventarisnummers
Inventarisatie:
L.W. Hordijk, 2005
Taal:
Nederlands
Taal archiefmateriaal:
Het merendeel van de stukken is in het Nederlands
Soort archiefmateriaal:
Normale geschreven en gedrukte documenten, charters en bijzondere handschriften
Bewaarplaats:
Streekarchief Voorne-Putten
Status open dataset:
Beschikbaar
Open data eigenaar:
Streekarchief Voorne-Putten
Geografische namen:
Opendata trefwoord:
Archiefvormer(s):