Uw zoekacties: Ambacht Abbenbroek

028 Ambacht Abbenbroek ( Streekarchief Voorne-Putten )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Naar boven om te zoeken
028   Ambacht Abbenbroek
Inleiding
Aanwijzingen voor de gebruiker
Archiefvorming
Inhoud en structuur van het archief
Bijlagen
Regesten
017. Rechtboek (1560-1596)
Records 1 t/m 100
Records 101 t/m 200
Records 201 t/m 300
Records 301 t/m 400
Records 401 t/m 500
Records 501 t/m 600
Records 601 t/m 700
Records 701 t/m 800
De baljuw heeft hantsluytinge gedaen aen sulcke penningen als Roe Jan [Jan Jacopsz de Leuw] comen van Jan Haddesz van de huyssinge staende ande oestzijde van Jan Haddesz huys.
Pieter Engelsz heeft zijn eis van Arien Claesz gewonnen "vuytwijssende zijn oblygatie".
Weet Pieter Engelsz enige penningen ofte goeden te vinden die Arien Claesz toegehoeren dat hij se sal soucken daer hij weet te vinden.
De baljuw sal noch een overvraech doen om off daer yemant is die voor Commer Jansz ofte zijne goeden verantwoorden wil. Indien nyet dat Commer Cornelisz zijnen eysch gewonnen heeft mits dat hij zijne eysch sal stellen bij artyckelen waer van de selfde spruyten ende op wat dach die gemaect zijn.
Schepenen blijven bij alle vorige vonnissen, dat Commer Cornelisz opten ban sal doen leggen een dach van vercopinge in Commer Jansz goeden.
Jan Haddezs zal verkoping hebben aan de goederen van Commer Jansz "tot zijne gebreeke toe".
Legier [Phillipsz] sal recht hebben vuytwijssende zijn brieff soe verde die kinderen van Lenart Jansz de weete gehadt hebben dat voor een jaer renten.
Scepenen wijssen voor recht weet Commer Cornelisz enige goeden te vinden die Commer Jansz toebehoeren buyten de craem zijnde van Commer Jansz huysvrou dat hij daer vercopinge aen sal hebben tot zijne gebreeke toe ende oeck recht sal hebben aen sulcke penningen als hier onder recht leggen als 10 g. 6½ st. tot behouff van Cornelis Jansz mits dat hij indien de voorn. penningen nyet strecken en moegen mitsgaders zijne goeden dae buyten de craem soude moegen bevonden werden voort toeven, sal van dat zijn huysvrou haer craem vuyt is.
Schepenen houden aan zich het vonnis tussen Dirck Jansz als eiser contra Heyn Jansz Ketel tot de volgende rechtdag en in die tijd het register nakijken, of er geen oudere brieven zijn, die spreken op zijn goederen.
Gerrit Cornelisz zal recht hebben op de weduwe van Jacop Ariensz volgens zijn brief.
Schepenen houden aan zich het vonnis tussen Gerrit Cornelisz als eiser contra de weduwe van Jacop Ariensz tot de volgende rechtdag.
Heer Andries Michielsz, vicaris tot Abbenbroek, oud ca 29 jaar, gedaagd voor het Kapittel van Abbenbroek, verklaart, dat hij wijlen Mr. Cornelis Jacopsz, deken van Abbenbroek, gekend heeft, maar hij weet niet, of hij van de "dekenije" dubbele "proeven" genoten heeft.
fol. 134 leeg
Jacop Jacopsz Valck belooft Arien Elyasz, schout van Oudenhoorn, van de helft van 100 car. g. of daar omtrent, die de kinderen van Aechte molenaars in Zuidland met haar brieven op zijn land hebben in het Oudenieuweland van Abbenbroek. Borg is Jacop Jansz, die daarvoor van Jacop Jacopsz ontvangt een rentebrief van 14 £ staande op 3 gem. land in in het Nieuweland en sprekende op Jacop Jansz zelf.
Jacop Jacopsz Valck verklaart, dat Arien Elyasz, schout van Oudenhoorn, hem betaald heeft "de helft sceydinge van drie gemeten ende de helft sceydinge van twee gemeten lants leggende int Oudenieuwelant van Abbenbroek. Claes Dircksz zal gifte geven Arien Elyasz."
Er is nu een hiaat tot 1587. De bladzijden, die leeg gebleven zijn, zijn naderhand gebruikt. Zodoende staan er op fol. 137 en 137 akten uit 1599.
Testament van de Erntfesten ende vromen Johan van Abbenbrouck.
Hij disponeert van zijn goederen en lenen op de volgende manier:
Universele erfgenamen zijn zijn vier kinderen Gerryt, Jan, Aeltgen en Lijntgen. Zijn goederen moeten in vier gelijke porties worden verdeeld en het is zijn wens, dat dat ook met zijn leengoederen gebeurt.
De oudste zoon Gerryt heeft van de erfenis van zijn moeder ? 150 gehad. De oudste dochter Aeltgen moet behalve deze ? 150 van haar moeder uit de goederen van haar vader ook ? 150 hebben voor de trouwe dienst aan haar vader en de jongste kinderen bewezen. Dit alles onverminderd het bewijs door de testateur aan zijn twee nakinderen gedaan van hun moederlijke erfenis.
24-11-1615 geaccordeerd door de secretaris van Abbenbroek P.C. van der Noort.
Robert de Argenteau, heer van Ochain etc., en Johanna de Merode, heer en vrouwe tot Abbenbroek voor de drie delen, staan toe op verzoek van "Johan van Abbenbrouck den selven van Abbenbrouck", dat hij de goederen, die hij van ons in leen houdt, bij testament aan zijn kinderen vermaakt.
Bezegeld door Nicolaes Dircxsz, "onsen Stedehouder", met het oude zegel "also tzelve althans noch nyet vernieuwet en is".
24-11-1615 geaccordeerd door de secretaris van Abbenbroek P.C. van der Noort.
Vonnis gewezen tussen Jan Ariensz Prins, eiser, en Harmen Ariensz, waarsman tot Abbenbroek van (tkattge?), gedaagde. De eiser wordt zijn eis, taxatie door schepenen, toegewezen.
Schepenen houden aan zich het vonnis tussen Mr. Pieter Jansz chirurgijn en Crijn Jorisz timmerman "ofte yemant die daer voir verantwoorden wil".
Schepenen houden aan zich het vonnis tussen Pieter Pietersz en Jacop Piersz Palinck. Partijen moeten ieder een of twee goede mannen nemen.
Vonnis gewezen tussen Mr. Pieter Jansz, eiser, en Willem Henricxsz Busch, pp. voor Jan Aertsz, houtkoper tot Dordrecht, nopende de penningen, die Harmen Ariensz en Jan Jacopsz Wynter onder rechte gelegd hebben, waar van zij Crijn Jorisz een obligatie verleden hebben.
Schepenen blijven bij het vonnis van 19-7-1586 tussen Mr. Pieter Jansz en Crijn Jorisz. Mr. Pieter zal uit de geconsigneerde penningen ontvangen, wat schepenen "duegdelick" lijkt, maar hij moet "cautie stellen".
Schepenen houden het vonnis aan zich tussen Willem Henricxsz Busch, pp. voor Pouwels Heynesz, eiser contra Jan Doensz, gedaagde.
Crijn Crijnsz en Henrick Jacopsz, beiden won. te Zwartewaal, stellen zichzelf borg voor de 40.8.0, die Mr. Pieter Jansz chirurgijn, won. in Den Briel, gelicht heeft uit de penningen, die Harmen Ariensz en Jan Jacopsz Wynter onder recht gelegd hebben uit kracht van zekere obligatie, die zij t.b.v. Crijn Jorisz, won. op Heinenoord, verleden hebben. Mr. Pieter Jansz moet dit geld betalen aan Otto Jacopsz, zijnde proceskosten.
Cornelis Eynoutsz heeft 36 pond met de verlopen renten opgelegd, die hij gelicht heeft van baljuw en schepenen, toekomende de kinderen van Meus Claesz. Mocht de obligatie tussen hem en de voors. kinderen nog te voorschijn komen, dan is die van nul en generlei waarde. Borgen van de kinderen zijn Lenert Claesz en Gillis Claesz.
Jan Commersz, won. in Abbenbroek, bekent aan Johan Renoy (Benoy?) en Jan (N?)ielandt, beiden won. in Den Briel, verkocht te hebben en schuldig te zijn vier hoet en vier achtendelen nieuwe witte tarwe en zeven hoet acht achtendelen wintergerst en zeven hoet zomergerst.
Jan Benoy (Renoy?) en Jan (N?)ielandt, beiden won. in Den Briel, beloven aan Pieter Pietersz 200 gulden te betalen in mindering van de custing van de landstede door Jan Commersz van Pieter Pietersz gekocht, baljuw van het vierendeel van Abbenbroek, gekocht.
Schepenen wijsen met vonnisse, alsoe Pieter Pietersz de bode een weete heeft laeten doen aen Jacop Piersz Palinck omme tegen den voors. Pieter Pietersz te rechte te compareren ende de bode bekent de wete aen Jacop Piersz gedaen te hebbenende de voor. Pieter Pietersz niet en compareert nochte van stije wege partije nyet voir geeyst en wort, dat de voor. Jacop Piersz sall sijn ontslage vanden eysch bij Pieter Pietersz hier voren gedaen ende genomen. Partijen sullen haere costen quyt wesen.
Alsoe Pieter Pietersz de huysinge van Lenert Jacopsz bailliu staende binnen Abbenbroek een dach van rechte heeft doen leggen ende de voors. bailliu versouct ontslagen te sijn vanden eysch alsoe hij niet voir geeyscht ende wort dat den voors, bailliu ontslagen sall sijn vanden eyser voors. voir dese ?staen also hij niet en compareert.
Jan Aertsz, houtcoper tot Dordrecht, heeft gelicht uit handen van Lenert Jansz de somma van 44 gulden ende 5 st. als wesende de reste van de penningen die Harmen Ariensz ende Jan Jacopsz Wynter uit crachte van seecker obligatie, die sijl. Crijn Jorisz verleden hebben, onder de gerechte van Abbenbroek geconsigneert hadden ende dat onder cautie de restituendo. Borg: Lenert Jacopsz bailliu.
Schepenen houden aan zich tot de volgende rechtdag het vonnis tussen Willem Henricxsz Busch, pp. voor Michiel Ariensz, eiser, en Olart Jansz van Erckenbout, verweerder, mits dat de verweerder als nog een weet zal hebben op zijn kosten.
Schepenen houden aan zich tot de volgende rechtdag het vonnis tussen Willem Henricxsz Busch, pp. voor Lenert Joostensz, eiser, en Cornelis Cornelisz, verweerder, mits dat partijen zullen kiezen een of meerdere goede mannen om overeenstemming te bereiken.
Schepenen houden aan zich tot de volgende rechtdag het vonnis tussen Willem Henricxsz Busch, pp. voor Michiel Ariensz, eiser, en Olart Jansz van Erckenbout, verweerder, mits dat partijen hun stukken zullen inleggen.
Uitspraak in de zaak tussen Willem Henricxsz Busch, pp. voor Michiel Ariensz, eiser, en Olart Jansz van Erckenbout, verweerder, betreffende 5 jaar erfpacht op een boomgaard van de eiser van 1582, '83, '84, '85 en '86. De verweerder moet betalen, tenzij hij betere argumenten heeft.
Cornelis Gielisz, pp. voor Machtelt Cornelisdr, heeft te bode doen stellen, 10 lijnen memorieland gelegen in Abbenbroek, dat Arien Cornelisz uit Korendijck het laatst bezeten heeft. Omdat geen bezwaren ingekomen zijn, mag Machtelt Cornelisdr dit land haar leven lang gebruiken, tenzij er iemand komt, die oudere brieven heeft.
Schepenen wijsen met vonnisse tusschen Pieter Pietersz, eyser, ende Jacop Piersz Palinck, dat alsoe Pieter Pietersz het lant van Jacop Piersz heeft een dach van rechten doen leggen ende gheen brieven van verbande ofte obligatie opt voors. lant en heeft spreeckende, dat voors. Jacop Piersz ontslagen sall wesen vanden eyser zijnen eysch.
Schepenen wijsen met vonnisse tusschen Willem Henricksz Busch als procuratie hebbende van Lenert Joostensz eyser ende Crijn Cornelisz gearresteerde, dat den voors. eyser sall bewijsen ten naestcomende rechdach, dat Jannitge Willemsdr in haer saecke beleen heeft, dat haer competerende was de voors. (somma?), die de eyser is eyschende ende schepenen dat gesien hebben sullen wijsen soe haer dunct recht te wesen.
Uitspraak van schepenen in de zaak tussen Willem Henricksz Busch, pp. voor Harmen Ariensz, eiser, en Cornelis Eynoutsz, gedaagde. "Dat de eyser soe verde hij begheert het lant twelck Cornelis Eynoutsz int Kaetge es bruyckende te soucken tselve den eygenaer sall veradverteren ofte den voors. Cornelis Eynoutsz aen sijn persoon voir tschot vant lant te soucke soe recht es also hij tselve lant tot an(dere?) tijen verschoot heeft".
Hubert Lenertsz uit naam van Grietge Jops zijn huisvrouw heeft te bode doen stellen memeorieland in Abbenbroek, dat Jop inden Dam het laatst bezeten heeft. Omdat geen bezwaren ingekomen zijn, mag Hubert Lenertsz het land zijn leven lang gebruiken, tenzij er iemand met oudere brieven komt.
Schepenen wijsen met vonnisse tusschen Willem Henricxsz Busch eyser ende Cornelis Cornelisz gearresteerde alsoe den eyser eyst avontuert
Schepenen houden aan zich tot de volgende rechtdag het vonnis tussen Jacop Henricxsz, eiser, en Pietertge Matijsdr, verweerder. Partijen moeten voor die dag hun stukken ingeleverd hebben.
Korsge Claesdr met Johan van Abbenbroek, haar voogd in deze zaak, machtigt Willem Henricxsz Busch om voor haar te procederen.
Willem Henricxsz Busch, pp. voor de wed. van Bastiaen Jansz, eiser, contra Aren Arentsz uit Oudenhoorn, verweerder. De verweerder moet de volgende rechtdag "copie thonen vant accoort ofte met kennisse inneleggen hoe de coop vant lant gegaen es".
Schepenen houden aan zich tot de volgende rechtdag het vonnis tussen Jacop Henricxsz, eiser, en Pietertge Mathijsdr, verweerder. Partijen moeten tussen nu en zaterdag al hun stukken inleveren.
Willem Henricxsz Busch, pp. voor de wed. van Bastiaen Jansz, eiser, contra Arent Arentsz uit Oudenhoorn, verweerder. De laatste rechtdag had Arent Arentsz verzocht om het land, waarvan de eiser "verlijt" eiste te meten. De eiser komt met bewijzen van de landmeter betreffende het gemet land in kwestie. De gedaagde moet de eiser binnen acht dagen "borge en verlijt stellen".
Willem Henricxsz Busch uit naam van Arien Ariensz Lou, eiser, contra Jacop Jobsz, won. in de ban van Oudenhoorn, gearresteerde. Eiser eist 9 gulden 15 st. van een obligatie. Gearresteerde is niet verschenen en dus "vervallen in de eyser sijne eysch".
Schepenen houden tot de volgende zaterdag het vonnis aan zich tussen Willem Henricxsz Busch, pp. voor Harmen Ariensz, eiser, en Henrick van Corsselen, pp. voor Domis Piersz, verweerder. Partijen moeten ieder inleggen 7½ gulden en hun stukken overleggen.
Cornelis Jan Bouwensz belooft het land, dat hij aan Jacop Henricxsz verkocht heeft, van alle lasten te bevrijden tussen nu en mei 1588.
Mathijs Jansz Roos, eiser, contra Jan Lenertsz, gedaagde. Jan Lenertsz moet Mathijs Jansz Roos "brieff ende souffisante borge stellen" binnen 14 dagen. De borg mag uit Zuidland of uit Abbenbroek komen.
Cornelis Jacopsz Coninck belooft Henrick Henricxsz van Corsselen binnen 8 dagen te betalen 12 gulden en 7 st. van een obligatie.
Uitspraak in de zaak tussen Harmen Ariensz, eiser, en Domis Piersz, won. in Zuidland, verweerder.
Domis Piersz moet aan Harmen Ariensz de 7 k. gulden betalen, waar de kwestie om is. Het juridisch advies, dat door schepenen van Abbenbroek in deze zaak ingewonnen is, is ondertekend door (?) (H?)erweyers en R. van Amstelredam.
Henrick van Corsselen, eiser, contra Cornelis Jacopsz Coninck, gedaagde.
Op de laatste rechtdag heeft Cornelis Jacopsz de Coninck beloofd, dat hij Henrick van Corsselen binnen 8 dagen zou betalen. Hij zal binnen 14 dagen een nieuwe weet krijgen.
Door Nicolaes Dircxsz is vanwege mijn Ed. heere ende vrouwe van Moriaulmez, Borchgraeff ende Borg-gravinne van Montfort etc. ende Joncheer Nicolaes van Abbenbrouck als respective heeren tot Abbenbrouck geauctoriseert ende gestelt tot tpluymgraefschap der heerlicht. voors. Jacop Jacopsz Keyser tot sulcken profijten baeten ende emolumenten als dair van outs toe gestaen ende sijne voirsaten genoeten hebben twelcke te bedienen ende een yeder vande heeren voors. dair van het sijne te gheven ende leveren sijn behoirl. eedt gedaen heeft.
Jan Commersz, won. in Abbenbroek, bekent aan Jan Benoy en Jan (W?)ielandt, beiden won. binnen Den Briel, een schuld van 1000 car. g. wegens geleende en aangetelde penningen, verzekerd op 7 gem. tarwe naast het huis van Jan Commersz gezaaid op zomergerstland, 6 gem. tarwe gezaaid op "tijt garst landt" gelegen aan de (Coomme?)creecke, 4 gem. tarwe gezaaid op zomergerstland gelegen naast voors. 7 gem. tarwe, 3 gem. "tijt garste" gezaaid op braecklant gelegen aan het eind van voors. 4 gem., 5 gem. tarweland, dat met Gods hulp met bonen bezaaid zal worden, al het groene koren te velde staande in het Nieuwland van Abbenbroek in de Grotenhoeck, verder de vruchten van 2 gem. lentegerst in het Oudenieuwland van Abbenbroek, een bruin merriepaard met "een cleyn bleske aent hooft", een Liertse ruinpaard, een bruinachtig ruin met "een groote blessche voirt hooft", nog een bruin, een "wyntervullick, een voell cacchel", twee blauwe koeien, een rode koe, een zwarte koe, 12 ooien, schapen en de beternis van al zijn teelland.

Onderaan fol. 145v staat de "Eedt van Schepenen".
Jorden Commersz, Jan Martensz, Jan Jacopsz Wynter, Commer Boenissen en Jan Jacop Jansz leggen de schepeneed af in presentie van Nicolaes Dircxsz uit naam van de heer en vrouwe van Moriaulmez, burggraaf en burggravin van Montfoort etc. en Joncheer Nicolaes van Abbenbrouck als respective heeren tot Abbenbroek en hebben Nicolaes Dircxsz en de heer van het vierendeel Lenert Jacobsz, baljuw opgedragen om tegen Jacop Henrickxsz en Cornelis Eynoutsz te procederen, indien zij onwillig blijven om het schepenschap te bedienen.
Nicolaes Dircxsz heeft op dezelfde dag uit naam en van wege als voorn. en de heer van het vierendeel van Abbenbroek Jacop Henricxsz, als hij de de eed afgelegd heeft, en Jan Jacop Jansz vermaand een zegel te gebruiken.
Jacop Henricxsz heeft de eed als schepen afgelegd in presentie van baljuw en schepenen.
Pieter Cornelisz alias Magere Pier heeft de eed als schepen afgelegd in presentie van baljuw en schepenen.
Lenert Jacopsz, baljuw van de drie delen van Abbenbroek, en Pieter Pietersz, baljuw van het vierendeel van Abbenbroek, sluiten een overeenkomst betreffende de "bruecken ende boeten" opgelegd in de heerlijkheid van Abbenbroek.
Cornelis Ariensz Hachgen belooft uit naam van zijn zuster te betalen aan Cornelis Jansz van Iselsteyn twee paaien van 24 gulden van het huis, waar hij tegenwoordig in woont, verschenen Bamis 1586 en 1587.
Hubert Piersz, pp. voor Crijntgen Ariensdr, heeft te bode gesteld 6½ lijn memorieland in Abbenbroek, het laatst bezeten door Jacop Ariensz. Omdat er geen bezwaren binnengekomen zijn, mag Crijntgen Ariensdr dit memorieland haar leven lang gebruiken, tenzij er iemand komt met oudere brieven.
Engeltge Jansdr, eiseres, contra Jan Evertsz, verweerder.
Engeltge Jansdr eist van Jan Evertsz betaling van 80 car. g. voor haar maagdelijkheid volgens hat accoord tussen partijen gesloten 16-9-1587. De penningen berusten bij Jan Foppesz, rentmeester van de (Canonesije?) van Abbenbroek. De verweerder wordt vertegenwoordigd door Gerrit van der Poll en zal binnen 14 dagen alsnog een weet hebben.
Cornelis Jansz bij de Huell transporteert aan Cornelis Ariensz Hachgen 2½ gem. memorieland genaamd de Cortelingen gelegen in het Oudenieuwland van Abbenbroek aan de Moerse wech.
Brechgen Jansdr, eiseres, "in cas van iniurien", en Cornelis Jan Bouwensz, verweerder, moeten voor de volgende rechtdag twee of drie goede mannen kiezen om overeenstemming te bereiken.
Schepenen houden aan zich tot de volgende rechtdag het vonnis tussen Engeltgen Jansdr, eiser. en Jan Evertsz van der Poll, verweerder.htdag 7-3-1588
Schepenen houden aan zich tot de volgende rechtdag het vonnis tussen Engeltgen Jansdr, eiser. en Jan Evertsz van der Poll, verweerder.
Neeltgen Heynedr heeft te bode gesteld het memorieland, dat het laatst eigendom was van Pouwels Crijnsz. Omdat er geen bezwaren binnengekomen zijn, mag Neeltgen Heynedr dit memorieland haar leven lang gebruiken, tenzij er iemand komt met oudere brieven.
Schepenen houden aan zich tot de volgende rechtdag het vonnis tussen Brechtgen Jansdr, eiseres, in cas van iniurien, en Cornelis Jan Bouwensz, verweerder. Verweerder moet stukken en documenten, waarmee hij zich wil verdedigen, inleveren.
Engeltgen Jansdr, eiseres, contra Jan Evertsz van der Poll, verweerder. Aangezien de verweerder niet verschenen is, terwijl hij volgens de bode van de stede van Montfort wel een rechtelijke weet gehad heeft, wordt aan Engeltgen Jansdr haar eis toegewezen.
Brechtgen Jansdr, eiseres, contra Cornelis Jan Bouwensz, verweerder.
Volgens het juridisch advies, dat schepenen van Abbenbroek in Den Haag ingewonnen hebben, moet Cornelis Jan Bouwensz aan Brechtgen Jansdr binnen 8 dagen 20 car. g. betalen en de proceskosten. Het advies was ondertekend door P. S(?)attin Raephorst en W. de Cocq.
Cornelis Jansz van Iselsteyn, pp. voor zijn zwager Cornelis Arien Dircxsz, eist van Cornelis Ariensz Hachgen de betaling van 8 p. vl. van twee paaien van het huis, waar de laatste in woont.
Omdat Cornelis Ariensz Hachgen niet verschijnt, wordt aan de eiser zijn eis toegewezen.
Joncheer Nicolaes van Abbenbroek als voogd van Michiel Ariensz als possesseur van Sebastiaens officien, eertijts gefundeerd binnen de kerk van Abbenbroek, contra Mr. Olart Jansz van Erckenbout.
Gewezen met vonnisse van schepenen tusschen partijen voors. dat den boomgaert waerin eyser vercopinghe heeft doen leggen alsoe dselve sijn geboden volcomel. gehadt heeft uit crachte van voirgaende sententie wesende in dato den 20e Mey 1587 tot voldoendinge vandien vercoft sall worden.
Wair op Mr. Olart Jansz appelleert.
Schepenen persisteren bij voirgaende vonnisse datte vercopinghe voirt sall gaen ten waert Mr. Olart voors. de costen mede leyde bij de principale penn. wair uit de vercopinghe geschiet.
Wair op Mr. Olart Jansz mede appelleert.
Cornelis Jan Bouwensz appelleert op het vonnis gewezen tussen hem en Brechtgen Jansdr van 19-3-1588.
Mr. Olart Jansz van Erckenbout heeft ge[re]nuncieerd van alle appellatien als hij gedaan heeft op 26-3-1588.
Schepenen houden aan zich tot de volgende rechtdag het vonnis tussen Jan Bastiaensz en Lenert Ariensz. Partijen moeten een of twee goede mannen kiezen om overeenstemming te bereiken.
Arent Arentsz den ouden costerszoon in Oudenhoorn heeft getransporteerd aan Jan Bastiaensz het land gelegen op de Abbenbroekse grond met Oudenhoorn bedijkt.
Mr. Olart Jansz van Erckenbout heeft geconsigneert onder de gerechte de somma van 8.19.0 ende noch 4.9.4 van rechtel. oncosten gevallen int proces tusschen hem ende Michiel Ariensz, welcke penningen berusten onder Jan Jacop Jansz.
Cornelis Ewitsz uit Zuidland, eiser, contra Harmen Ariensz, gedaagde.
De gedaagde zal op zijn kosten nog een weet hebben.
Jan Aertsz Berckou, eiser, contra Henrick Claesz, verweerder.
Schepenen houden het vonnis aan zich tot de volgende rechtdag. Partijen moeten ieder een of twee goede mannen nemen om te "peylen die haechkaede vant Kaetge tot Abbenb. ende Jan van Boshuyschens landeken die sijl. aengenomen hebben".
Cornelis Ewitsz uit Zuidland, eiser, contra Harmen Ariensz, won. in Abbenbroek, gedaagde.
De eiser zegt, dat de gedaagde in het verleden al verschil van mening gehad heeft met zijn ouders en over de overname van land gelegen in het Kaetge tot Abbenbroek. De gedaagde heeft belooft aan de eiser 100 g. te betalen, waarvan de eiser tot nu toe nog niets ontvangen heeft. De eiser eist, dat de gedaagde 50 g. betaalt en een obligatie geeft voor de resterende 50 g.
De gedaagde is niet verschenen en en is daarom "vervallen inden eyser sijne eysch".
Schepenen houden 14 dagen aan zich het vonnis tussen Lenert Ariensz, eiser, en Jan Bastiaensz, gedaagde. Lenert Ariensz zal de gedaagde zijn eis schriftelijk moeten doen toekomen.
Lenert Joostensz van Genoechten eist van Gielis Jansz, gedaagde, de betaling van 3.7.0 voor "seecker drincgelage". Omdat de gedaagde niet verschenen is, wijzen schepenen de eis toe.
Henrick Henricxsz van Corsselen, eiser, contra de weduwe en erfgenamen van Jan Jansz Visscher.
Henrick van Corsselen eist de betaling van 6 gl. voor twee paaien van de (?erve) door Jan Jansz Visscher tijdens zijn leven gekocht. De weduwe zegt, dat zij maar 3 car. g. achter is met betalen. Omdat Jan Jansz Visscher overleden is, eisen de schepenen, dat Henrick van Corsselen zijn eis onder ede zal bevestigen.
Aelbrecht Pietersz heeft onder den gerechte geconsigneerd 5.16½.0 voor een jaar pacht van 2 gem. land in Abbenbroek voor degene, die daartoe gerechtigd is. De penningen bevinden zich bij Jorden Commersz.
Jan Martensz heeft onder den gerechte geconsigneerd 7.4.0 voor een jaar pacht van 3 gem. land in Abbenbroek voor degene, die daartoe gerechtigd is. De penningen bevinden zich bij Jorden Commersz.
Jan de Motte Negro heeft uit handen van Jorden Commersz het geld van een jaar landpacht van Jan Martensz en Aelbrecht Pietersz ontvangen. De landen zijn het eigendom van de vicarie van het Sint Jacobsaltaar in Heenvliet. Borg voor dit geld is Mr. Olart Jansz van Erckenbout.
Lenert Jacobsz en Pieter Pietersz, baljuwen van Abbenbroek, eiser, contra Thijs Palinck van seeckere uitgeleyde schot bijden waersman uit doen leggen op Tijs Palinck van de 10 gem. lants gelegen opten Abbenbroucxsche gront metten Nieuwenhoorn bedijct ende bij gedaagde gebruyct wort.
Schepenen houden het vonnis aan zich tot de volgende rechtdag, mits dat partije sall hebben noch een rechtel. weete op sijne costen omme de eyser te betalen haer uitgeleyde schot, twe schat aen gelde ofte vierschat aen pande.
De baljuwen van Abbenbroek, eisers, contra Thijs Palinck, gedaagde, nopende de 10 gem. land gelegen op de Abbenbroekse grond met Nieuwenhoorn bedijkt, wat door gedaagde gebruikt wordt. De eisers zullen hebben "vier schat aan pande en tselve soucken soe haer dunct recht te wesen".
Nicolaes Dircxsz, gecomiteerde van de heeren van Miriaulmez, heer van de drie delen en Joncheer Nicolaes voor een vierendeel heer in Abbenbroek, heeft tot schepenen gecontinueerd Jan Martensz, Jan Jacopsz Wynter, Commer Boenisz, Jan Jacob Jansz, en afgezet Jorden Commersz, Jacop Henricxsz en Pieter Cornelisz. In hun plaats zijn aangesteld voor 1589 Jan Henricxsz, Cornelis Jansz van Iselsteyn en Aelbrecht Pietersz. Cornelis Jansz moet een zegel opzoeken en aan hem zullen de sloten van de gemeentekist geleverd worden, die Jorden Commersz tot nu toe bewaard heeft.
Cornelis Jansz van Iselsteyn en Aelbrecht Pietersz hebben aan Lenert Jacopsz, baljuw van Abbenbroek, de schepeneed afgelegd.
Jan Hendricxsz heeft aan Lenert Jacopsz, baljuw van Abbenbroek, de schepeneed afgelegd.
Schepenen houden aan zich tot de volgende rechtdag het vonnis tussen Cornelis Ewitsz, eiser, en Harmen Ariensz, gedaagde. De gedaagde zal op zijn kosten nog een weet hebben.
Jan Commersz belooft aan Arien Heynesz zijn obligatie te betalen.
Cornelis Jan Bouwensz heeft aan de heer van Abbenbroek overgeleverd drie koeien, te weten een grijze, een zwarte en een zwarte met een witte rug, en dat tot bevrijding van de thienden gelegen in het Kaetge tot Abbenbroek en door hem gekocht.
Jan Henricxsz is niet verschenen om te helpen recht te spreken. Hij wordt volgens de keur beboet.
Cornelis Ewitsz, eiser, contra Harmen Ariensz, gedaagde.
De eiser is gedagvaard geweest door Hans van (B...?), rentmeester van de kinderen van wijlen Pieter van Bronckhorst, voor het Hof van Holland voor de betaling van twee jaar landpacht van het land gelegen in het Kaetge tot Abbenbroek voor 1586 en 1587. Omdat gedaagde het land over 1587 gebloot heeft, verzoekt eiser betaling. De gedaagde houdt vol, dat hij behoorlijk bescheid van de eiser wil hebben. De eiser wil betaling. Schepenen oordelen, dat de gedaagde zal lijden aan de woorden van de eiser. Gedaagde verzoekt zijn nachten, hetgeen schepenen toestaan.
Cornelis Ewitsz, eiser, en Harmen Ariensz, gedaagde.
Schepenen persisteren bij voirgaend vonnisse tusschen partijen gewesen mits dat Harmen Ariensz sall lijen aand de woorden van den eyser ofte met hem gaen aen de wairheyt ende dat staende vierschare.
Henrick van Corsselen, eiser, contra Thonis Gielisz, gedaagde.
Eiser eist 31 gl. van verschenen paaien van het huis van gedaagde. Schepenen veroordelen gedaagde tot betaling volgens zijn hypotheekbrief. Gedaagde is niet verschenen.
Jan Coensz, pp. voor Pluene Jacobsdr, heeft te bode gesteld 5 lijnen "soenpennincklant" tegenwoordig gebruikt door (...?) Piersz. Omdat geen bezwaren zijn ingediend, mag Pluene Jacobsdr het land haar leven lang gebruiken, tenzij er iemand komt, die oudere brieven heeft.
Schepenen houden aan zich tot de volgende rechtdag het vonnis tussen Pieter Pietersz, eiser, en Jan Cornelisz, gedaagde. Partijen moeten elk een of twee goede mannen kiezen om overeenstemming te bereiken.
028 Ambacht Abbenbroek
Inleiding
Bijlagen
Regesten
017. Rechtboek (1560-1596)
Schepenen houden aan zich tot de volgende rechtdag het vonnis tussen Pieter Pietersz, eiser, en Jan Cornelisz, gedaagde. Partijen moeten elk een of twee goede mannen kiezen om overeenstemming te bereiken.
Datering:
25-02-1589
Soort akte:
Rechtdag
Zie ook:
Organisatie: Streekarchief Voorne-Putten
laatste wijziging 01-07-2021
Willem Henricxsz Busch, pp. voor Mr. Jan Dircxsz Bugghe, eiser, contra Jan Commersz, gedaagde.
Jan Commersz belooft Mr. Jan Dircxsz Bugghe, brouwer in Delft, binnen 14 dagen te betalen 22.4.0 voor geleverde bieren.
Gerrit Ariensz van Nieuwesteyn stelt zich borg voor Jan Willemsz schaliedekker voor de gifte van 2 lijnen land, die Huych Lenertsz van Jan Willemsz gekocht heeft.
Heynderick van Corssele eysch Cornelis Jansz 32 tonne pharo ende eene tonne engels bier van elcke tonne 12 st. ofte recht aen sijn gedaagde goederen (...?).
Schepenen wijzen voor recht, dat de gedaagde moet betalen.
Records 901 t/m 1000
Records 1001 t/m 1100
Records 1101 t/m 1200
Records 1201 t/m 1300
Records 1301 t/m 1380
036. Transportakten (1594-1598)
037. Transportakten (1669-1689)
038. Transportakten (1690-1709)
039. Transportakten (1741-1773)
040. Transportakten (1773-1781)
068. Transportakten (1782-1807)
092. Schuldbekentenissen (1782-1806)
110. Weesboek (1653-1694)
230. Heilige Geest (1559-1596)
231. Heilige Geest (1596-1621)
232. Heilige Geest (1690-1718)
233. Heilige Geest (1719-1733)
234. Heilige Geest (1738-1760)
235. Heilige Geest (1784-1799)
236. Heilige Geest (1800-1822)
laatste wijziging 21-03-2024
3.049 beschreven archiefstukken
12 gedigitaliseerd
totaal 564 bestanden

Kenmerken

Datering:
(1523) 1559 - 1811 (1822)
Beschrijving:
Archief van het ambacht Abbenbroek
Omvang:
3,40 meter, 239 inventarisnummers
Inventarisatie:
L.W. Hordijk, 1999, herzien 2006
Taal:
Nederlands
Taal archiefmateriaal:
Het merendeel van de stukken is in het Nederlands
Soort archiefmateriaal:
Normale geschreven en gedrukte documenten
Bewaarplaats:
Streekarchief Voorne-Putten
Status open dataset:
Beschikbaar
Open data eigenaar:
Streekarchief Voorne-Putten
Licentie:
CC BY-SA 4.0 Creative Commons (CC BY-SA 4.0)
Geografische namen:
Categorie:
Opendata trefwoord:
Archiefvormer(s):
 
Archiefvormer -
 
Archiefvormer Ambacht Abbenbroek
laatste wijziging 21-03-2024
3.049 beschreven archiefstukken
12 gedigitaliseerd
totaal 564 bestanden