Uw zoekacties: Gemeente Ambt Hardenberg

013 Gemeente Ambt Hardenberg ( Gemeentearchief Hardenberg )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inventaris
1. Inleiding
1.1. Geschiedenis van de gemeente Ambt Hardenberg
013 Gemeente Ambt Hardenberg
1. Inleiding
1.1.
Geschiedenis van de gemeente Ambt Hardenberg
1. Ontstaan en oprichting

De gemeente Ambt Hardenberg is gelegen in het noordoosten van de provincie Overijssel. Het is ontstaan op de zandgronden van de stuwwallen welke zijn gevormd tijdens de laatste ijstijd. Langs de rivier de vecht vormden zich de eerste nederzettingen. Deze kleine dorpjes lagen langs de belangrijke handelsroute vanuit het zuiden langs Coevorden naar het noorden o.a. naar Groningen.
Deze nederzettingen langs de Vecht werden 'De Marken aan de Vecht' genoemd. Deze marken waren eigendommen van de grotere boeren. De bouwakkers waren verdeeld doch de groengronden langs de Vecht waren gemeenschappelijke gronden. Sedert 1830 zijn de markegronden geleidelijk verdeeld. Dit versnelde de ontwikkeling van de dorpen en buurtschappen. Ook rond 1940 waren verschillende percelen grond en wegen nog in eigendom van een marke.

In 1811 werden het schoutambt en het stadsgericht Hardenberg samengevoegd tot de gemeente Hardenberg. Ook ontstond toen de gemeente Gramsbergen. Een deel van het voormalige schoutambt Hardenberg werd om deze reden bij de voormalige heerlijkheid Gramsbergen gevoegd. In 1818 werd de zeven jaar oude gemeente Hardenberg, als uitvloeisel van een reorganisatie van de gemeentebesturen op het platteland, opgesplitst in twee gemeenten: Schoutambt Hardenberg en Stad Hardenberg. Hiermee werd teruggegrepen op de geografisch-bestuurlijke indeling van vóór 1795. Met de invoering van het Reglement op het bestuur ten platten lande in 1825 werd de naam Schoutambt gewijzigd in Ambt Hardenberg. De burgemeester van de oude gemeente Hardenberg, de heer Antoni van Riemsdijk, werd in 1818 benoemd als eerste burgemeester.

In 1939 omvatte de gehele gemeente 16.000 hectare met een inwoneraantal van ruim 14.400 inwoners. Zowel geografisch als bestuurlijk werd de gemeente in twee en vaak in drie gedeelten gesplitst te weten het zuidelijk, midden en het noordelijk gedeelte. De redenen hiervoor waren de omvang, de infrastructuur en de ligging van de enclave van de gemeente Stad Hardenberg.
Het zuidelijk gedeelte bestond uit de buurtschappen en dorpen Brucht, Bergentheim, Mariënberg, Sibculo, Kloosterhaar, Bruchterveld en Ebbenbroek. Het noordelijk gedeelte uit de buurtschappen en dorpen Lutten, Slagharen, Schuinesloot, Collendoorn, Oud-Lutten, De Krim, Collendoornerveen, Heemserveen en Rheezerveen en het middelste deel uit de kern Heemse en de buurtschappen en dorpen Baalder, Radewijk, Rheeze en Diffelen.

De gehele periode 1914-1941 werd gekenmerkt door de beide wereldoorlogen en de grote armoede onder de bevolking. Een groot deel van de inwoners had het financieel slecht.
Men moest hard werken in de landbouw, turfontginning of in de weinige aanwezige fabrieken. De bevolking werd op verschillende manieren ondersteund; vooral de allerarmste gezinnen. Zowel het gemeentebestuur als het kerkbestuur stelde financiële middelen ter beschikking van de armste gezinnen, bijv. voor medische kosten. Ook voor de uitvoering van de gemeentelijke taken had het college slechts weinig middelen ter beschikking. Zo werd geen goedkeuring verleend aan het verhogen van de salarissen aan de gemeenteambtenaren.

Ondanks de slechte financiële situatie is het opmerkelijk dat de inzet van het gemeentebestuur groot was, om de voorzieningen binnen de gemeente te verbeteren. Voorbeelden zijn het verbeteren van de wegen en de geneeskundige voorzieningen. Zelfs particuliere initiatieven werden in natura ondersteund. De gemeente had lange tijd weinig tot geen werkeloosheid. Het gemeentebestuur ontkende zelfs dat er werkloosheid zou ontstaan door de slechte economische toestand waarin het land verkeerde.

Vele inwoners van de gemeente Ambt Hardenberg verkregen inkomsten door te werken in de veenontginningen in dit gebied. De grootste grondbezitter, ongeveer 1.200 hectare van dit veengebied, was de N.V. Veenderij Erven Mr. I.A. van Roijen te Bergentheim. In 1935 bestond deze Veenderij 100 jaar. Het gebied werd doorsneden door kanalen en wijken, middels welke de turf via het Overijssels Kanaal kon worden afgevoerd.

Ambt Hardenberg ligt in een deel van Nederland waar weinig welvaart aanwezig was. In de periode 1917-1919 werd op verzoek van de regering zelfs de turfproduktie opgevoerd in verband met de schaarste aan brandstof. Echter door de economische crisis gedurende de jaren dertig waren velen hun inkomstenbron in het veen kwijt geraakt. Velen waren genoodzaakt werk te verrichten in de werkverschaffingsprojecten zoals de aanleg van de wegen Ommen - Heemse - Coevorden en de Witte paal - Mariënberg - Almelo (N36). Nabij Heemse werd een omvangrijk recreatiebos aangelegd (het Staatsbos de Rheezerbelten).
In 1940 waren ruim 600 arbeiders aan het werk bij deze werkverschaffingsprojecten. Niet alleen eigen inwoners werden hier te werk gesteld, maar ook vele werklozen uit het westen. Voor onderdak waren er drie werkkampen opgericht door het rijk, te weten Molengoot te Collendoorn en de werkkampen te Balderhaar en Kloosterhaar nabij de Duitse grens.
Het betrof niet alleen rijksprojecten. Ook de gemeente en particulieren hadden werkverschaffingsprojecten die mede gefinancierd werden door het rijk. Daarnaast trokken veel veenarbeiders dagelijks de grens over om te werken in Duitsland. Enkelen werkten diep in Duitsland, vaak als veenarbeider, en kwamen alleen in de weekenden thuis. Door de economische crisis ontstond er grote armoede onder een deel van de bevolking, met name onder de veenarbeiders. Ruim 800 inwoners van de gemeente ontvingen financiële steun.
Het midden van de gemeente omvatte de zandgronden in het stroomdal van de Vecht. Tot 1880 was de rivier een belangrijke scheepsverbinding met Zwolle en Duitsland als achterland.

In Heemse was o.a. het gemeentehuis, de Chr. Landbouwwinterschool en jeugdherberg Het Weidehuis gevestigd. Beeldbepalend was en is de (voormalige) hervormde kerk, de Witte- of Lambertuskerk (rijksmonument). In 1939 werd gestart met de restauratie van de kerk. Door de vestiging van een jeugdherberg en het recreatiegebied was Heemse een geliefde plaats voor toeristen.

Evenals het zuidelijk deel van de gemeente bestond het noordelijk deel vroeger grotendeels uit hoogveen. Voor het afgraven van veen in dit gebied waren veel arbeiders uit het zuiden van Nederland en uit Duitsland hier naar toe verhuisd. Hierdoor bestaat de bevolking van Slagharen voor een substantieel deel uit katholieken. Dat hun sociale leven soms botste met de autochtone bevolking blijkt o.a. uit het gegeven dat het gemeentebestuur geen toestemming verleende voor de jaarlijkse uitvoering van de zustervereniging op zondag. Het laatste veen was rond 1900 afgegraven en het gebied ontwikkelde zich vervolgens als een welvarende streek. Veel boeren uit het noorden van het land zijn daar naar toe verhuisd.
De grote omvang van de gemeente bracht specifieke problemen met zich mee. Zo waren er in de gemeente in totaal 22 lagere scholen. De totale lengte van de wegen binnen de gemeente bedroeg 160 km. Opmerkelijk is dat de gemeente ondanks de armoede zeer vooruitstrevend was in het verbeteren van de wegen middels sintels en slakken van de hoogovens. Een aantal Twentse gemeente heeft tijdens een excursie deze verbetering ter plaatste bekeken. Deze wegverbetering met sintels was geen overbodige luxe. Jaarlijks was tijdens de herfst en de winter de situatie van de modderige wegen een aanhoudende zorg. Niet zelden werden schoolgaande kinderen om deze redenen thuis gehouden. Eind jaren dertig was 38 km verhard.

Daarnaast was de bevolking grotendeels afhankelijk van inkomsten uit de landbouw en de veenderij. Door de hoge kosten welke een groot grondgebied met zich mee brengt en de grote werkeloosheid in de jaren dertig had de gemeente grote financiële problemen. Door financiële rijkshulp en door de laatste wetswijziging van de wet “regelende de financiële verhouding tussen rijk en gemeenten” kwam er meer financiële ruimte. Vanaf 1938 had de gemeente sinds jaren weer een sluitende begroting. Wel ontving de gemeente tot 1941 nog een belastingbijdrage,alsmede een extra bijdrage uit het werkeloosheidssubsidiefonds. Vooral vanaf 1939 kan men constateren dat de gemeente zich weer actiever opstelt om uitgaven te doen voor de verbetering van de infrastructuur en het welzijn van de inwoners. Ook is te zien dat men de goede verbindingen met Zwolle wil handhaven dan wel wil verbeteren. Tevens onderkent men dat het aantrekken van industrie van belang is voor de werkgelegenheid zoals het bevorderen van het oprichten van een strokartonfabriek in Bergentheim en de heropening van de Bacon Factory in Stad Hardenberg.
2. Oorlogsdreiging en bezetting

Het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog had ook gevolgen voor Ambt Hardenberg. In de grensstrook werd een staat van beleg afgekondigd. Grensverkeer werd hierdoor nagenoeg onmogelijk. Veel levensmiddelen en andere goederen kon men alleen nog op de bon krijgen. Er werden veel gesmokkeld.

Eind 1939 was het merkbaar dat Nederland zich voorbereidde op een eventuele oorlog. Zo ook in Ambt Hardenberg. Manschappen dienden zich te melden om op te komen voor werkelijke dienst. Ook voor de burgerbevolking was dit merkbaar. Vele primaire levensbehoeften waren uitsluitend en alleen op de bon verkrijgbaar. Ook werd men ingeschakeld bij de Luchtbeveiliging.
Tevens moest men bereid zijn, indien nodig, goederen beschikbaar te stellen voor het Nederlandse leger zoals gebouwen, motorvoertuigen en hooi. Gedurende de mobilisatie was het 9e Grensbataljon gevestigd in het grensgebied.
Op 10 mei 1940 vielen de Duitsers ons land binnen. De gemeente Ambt Hardenberg viel binnen de eerste ring van de Nederlandse verdedigingslinie. Tijdens de inval werden verschillende bruggen opgeblazen, zoals de Vechtbrug en de brug over de Lutterhoofdwijk. Desondanks vertraagde dit de Duitse inval niet of nauwelijks. Gedurende de bezetting werd de bevolking in toenemende mate beperkt in haar vrijheden. Vele artikelen waren alleen nog verkrijgbaar op de bon. Benzineverkoop werd alleen aan diegene verkocht die toestemming had om gebruik te maken van de auto. Met name het sociale leven had door de bezetting te lijden, o.a. door de beperking van festiviteiten en het verenigingsleven. Echter na de inval kwam het grensverkeer weer op gang. Met name arbeiders zonder werk gingen weer in Duitsland werken. Dat de verhouding duidelijk was verslechterd, was merkbaar aan een aantal incidenten richting de Duitse bezetter, zoals het schilderen van leuzen op de straat.Begin 1941 werd gestart met de inrichting van de voormalige werkkampen Molengoot, Balderhaar en Kloosterhaar als “opvoedkundige' kampen door de bezetter, voor joden uit o.a. Amsterdam.
3. Gemeente wapen

Op 13 januari 1899 diende de gemeenteraad een verzoek in bij de koningin tot het mogen voeren van een gemeentewapen. De Commissaris van de Koningin stuurde bij schrijven d.d. 22 juli 1899 een afschrift van het koninklijk besluit d.d. 3 juli 1899, houdende de verlening van het gebruik van een eigen wapen met daarbij het wapendiploma. Het betrof het hieronder vermelde wapen met omschrijving.

In azuur een dwarsbalk van goud vergezeld in het schildhoofd van 3 naast elkaar geplaatste boombladeren met de stelen omhoog, van goud, en in de schildpunt van een lopende pelikaan van zilver; het schild omgeven door een blokkenzoom van goud en azuur.

Kenmerken

Datering:
(1914-1941)
Auteur:
R. Snijders en E. Wolbink