005 Veenraadschap der Geldersche en Stichtsche Veenen ( Gemeente Veenendaal )
005
Veenraadschap der Geldersche en Stichtsche Veenen
Inleiding
laatste wijziging 19-10-2023
3.907 beschreven archiefstukken
1 gedigitaliseerd
totaal 249 bestanden
Inventaris
1. Organisatie
1.2. Notulen
16-41 Veenregisters, 1546-1854
21 1586-1604, 1607-1616 aug. 6
10-8-1598: Alsoe daechelicx ende hoe langer hoe meer den dijckgraeff ende heemraeden van der Grebbe clechtelicken van den geërffden in de Hoey ende Broecklanden onder die jurisdictie van Rhenen thoe kennen gegeven wordt die grote incivilite ende onbehoorlick travalle die hun dagelix ende hoe lancx hoe meer aengedaen wordt van den veengenoeten der Stichsche ende Geldersche veenen doer het quaet onderhout van de veen ordonnantie uuyt van octroye bij den gemeene veengenoeten ende wyllige contribuanten in ‘t onderhouden van der Grifte, schutten ende veendijck gemaeckt, meldende d’selve ordonnantie dat soe wanneer door groot opwater in den Rijn die sluys in der Grebbe thoe is, dat alsdan egheen
folio 316v
schutten geopent nemaer toegesloten zullen blijven sonder eenich water aff te laten comen voor ende alleer die sluys drie daegen op sall geweest zijn, contrarie van dien hebben haer die schutmeesters ofte vaertmeesters den verleden somer onderstaen in der gestalt dat nu pyncxteren verleden die sluys thoe zijnde door groot opwater in de Rijn zijluyden haer hadden laeten lusten die schutten neder te leggen ende ’t vater alsoe uuyt het veen laeten loopen voor die sluyse opdat die legee veenen te bequamer te graven ende den torff gestort mochte worden daer door die lantgenoeten niet alleen in haere weylanden ende Broecklanden nemaer oock zeer grootelicx in haere hoeylanden ende koornlanden in der Nuyde verdrenckt zijn geworden, soe oock die voorseyde octroye ende ordonnantie is dicterende dat die voorseid contribuanten den veendijck zullen maecken langes der Gryften in sulcken hoechten ende breeten dat die lantgenoeten doer het Gryftwater niet en worden beschadicht contrarie van dien hebben dijeckgaeff ende heemraeden van der Gribbe omtrent Johannis midtsomer vourende haere schouwe op haere tochtgraven ende weegen bevonden dat die gelaeden scheepen
folio 316v
schutten geopent nemaer toegesloten zullen blijven sonder eenich water aff te laten comen voor ende alleer die sluys drie daegen op sall geweest zijn, contrarie van dien hebben haer die schutmeesters ofte vaertmeesters den verleden somer onderstaen in der gestalt dat nu pyncxteren verleden die sluys thoe zijnde door groot opwater in de Rijn zijluyden haer hadden laeten lusten die schutten neder te leggen ende ’t vater alsoe uuyt het veen laeten loopen voor die sluyse opdat die legee veenen te bequamer te graven ende den torff gestort mochte worden daer door die lantgenoeten niet alleen in haere weylanden ende Broecklanden nemaer oock zeer grootelicx in haere hoeylanden ende koornlanden in der Nuyde verdrenckt zijn geworden, soe oock die voorseyde octroye ende ordonnantie is dicterende dat die voorseid contribuanten den veendijck zullen maecken langes der Gryften in sulcken hoechten ende breeten dat die lantgenoeten doer het Gryftwater niet en worden beschadicht contrarie van dien hebben dijeckgaeff ende heemraeden van der Gribbe omtrent Johannis midtsomer vourende haere schouwe op haere tochtgraven ende weegen bevonden dat die gelaeden scheepen
005 Veenraadschap der Geldersche en Stichtsche Veenen
Inventaris
1. Organisatie
1.2. Notulen
16-41 Veenregisters, 1546-1854
16-41 Veenregisters, 1546-1854
21 1586-1604, 1607-1616 aug. 6
10-8-1598: Alsoe daechelicx ende hoe langer hoe meer den dijckgraeff ende heemraeden van der Grebbe clechtelicken van den geërffden in de Hoey ende Broecklanden onder die jurisdictie van Rhenen thoe kennen gegeven wordt die grote incivilite ende onbehoorlick travalle die hun dagelix ende hoe lancx hoe meer aengedaen wordt van den veengenoeten der Stichsche ende Geldersche veenen doer het quaet onderhout van de veen ordonnantie uuyt van octroye bij den gemeene veengenoeten ende wyllige contribuanten in ‘t onderhouden van der Grifte, schutten ende veendijck gemaeckt, meldende d’selve ordonnantie dat soe wanneer door groot opwater in den Rijn die sluys in der Grebbe thoe is, dat alsdan egheen
folio 316v
schutten geopent nemaer toegesloten zullen blijven sonder eenich water aff te laten comen voor ende alleer die sluys drie daegen op sall geweest zijn, contrarie van dien hebben haer die schutmeesters ofte vaertmeesters den verleden somer onderstaen in der gestalt dat nu pyncxteren verleden die sluys thoe zijnde door groot opwater in de Rijn zijluyden haer hadden laeten lusten die schutten neder te leggen ende ’t vater alsoe uuyt het veen laeten loopen voor die sluyse opdat die legee veenen te bequamer te graven ende den torff gestort mochte worden daer door die lantgenoeten niet alleen in haere weylanden ende Broecklanden nemaer oock zeer grootelicx in haere hoeylanden ende koornlanden in der Nuyde verdrenckt zijn geworden, soe oock die voorseyde octroye ende ordonnantie is dicterende dat die voorseid contribuanten den veendijck zullen maecken langes der Gryften in sulcken hoechten ende breeten dat die lantgenoeten doer het Gryftwater niet en worden beschadicht contrarie van dien hebben dijeckgaeff ende heemraeden van der Gribbe omtrent Johannis midtsomer vourende haere schouwe op haere tochtgraven ende weegen bevonden dat die gelaeden scheepen
folio 316v
schutten geopent nemaer toegesloten zullen blijven sonder eenich water aff te laten comen voor ende alleer die sluys drie daegen op sall geweest zijn, contrarie van dien hebben haer die schutmeesters ofte vaertmeesters den verleden somer onderstaen in der gestalt dat nu pyncxteren verleden die sluys thoe zijnde door groot opwater in de Rijn zijluyden haer hadden laeten lusten die schutten neder te leggen ende ’t vater alsoe uuyt het veen laeten loopen voor die sluyse opdat die legee veenen te bequamer te graven ende den torff gestort mochte worden daer door die lantgenoeten niet alleen in haere weylanden ende Broecklanden nemaer oock zeer grootelicx in haere hoeylanden ende koornlanden in der Nuyde verdrenckt zijn geworden, soe oock die voorseyde octroye ende ordonnantie is dicterende dat die voorseid contribuanten den veendijck zullen maecken langes der Gryften in sulcken hoechten ende breeten dat die lantgenoeten doer het Gryftwater niet en worden beschadicht contrarie van dien hebben dijeckgaeff ende heemraeden van der Gribbe omtrent Johannis midtsomer vourende haere schouwe op haere tochtgraven ende weegen bevonden dat die gelaeden scheepen
laatste wijziging 19-10-2023
3.907 beschreven archiefstukken
1 gedigitaliseerd
totaal 249 bestanden
Kenmerken
Datering:
(1526) 1545-1948
Archiefvormer(s):
laatste wijziging 19-10-2023
3.907 beschreven archiefstukken
1 gedigitaliseerd
totaal 249 bestanden