Uw zoekacties: Gerritje Maria Van Ijzendoorn Veenraadschap der Geldersche en Stichtsche Veenen

005 Veenraadschap der Geldersche en Stichtsche Veenen ( Gemeente Veenendaal )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inventaris
1. Organisatie
1.2. Notulen
16-41 Veenregisters, 1546-1854
19 1560 aug. 12-1583 juli 21
005 Veenraadschap der Geldersche en Stichtsche Veenen
Inventaris
1. Organisatie
1.2. Notulen

16-41 Veenregisters, 1546-1854
19
1560 aug. 12-1583 juli 21
NB:
Deze band bevat de oorspronkelijke delen VII-X. Transcriptie van deel IX (1564-1567) door C. van Silfhout- van Ravenswaaij, januari 2022. En deel X(1567-1583), oktober 2022.
Oude Orde:
14 VII-X
Organisatie: Gemeente Veenendaal
1564-1567: folio 271v
-Een acte van uutsettinge van X stuvers folio XXVIII
-Een requeste omme approbatie te hebben van de voirseid uutsettinge folio eodem
-Articulen geproponeert op ten open rekendagen gehouden den 17, 18 ende 20 augusti anno 65 [1565] folio XXXII
-Instructie ende ordonnantie voir den cameraer Lubbert van Compostel folio XXXV
-Instructie voir Gerit van Hern folio XXXVI
-Acte van uutsettinge bij den veenraeden gedaen folio eodem
-Memorie voir den veenraeden omme te resolveren op zekere articulen folio XXXVIII
-Replycke in conventie en antwoirdt in reconventie bij den prior ende conventie van den Carthusers etc.folio XXXIX
-Beneficium van relyff versocht bij den Carthusers folio XL
-Duplyck in conventie ende replyck in reconventie folio XLI
-Memorie van den wercken die gemaect moeten worden in den jair LXVI [1566]folio XLIIII
-Supplicatie bij den veengeërfden overgegeven aen Cantzler ende Raeden tot Arnhem folio XLV
-Missive aen Cornelis van Wyhe, richter tot Wageningen opte voirseid supplicatie gevolcht folio XLVII
-Een gerechtelicke intimatie gedaen Jan Bol ende Arnt Foeyt folio XLVIII
-Supplicatie ofte missive aen den grave Van Megen, stadtholder etc. folio XLIX
-Missive aen den gemeyne geërfden tot Wageningen gevolcht opte voirseid supplicatie folio LI
-Een procuratie gepasseert op mr. Dirck Nijpyserfolio LII
-Een voiroerdel bij Jan tho Boeckop gegevenfolio LIII
-Eysch bij die van Wageningen overgelevert mits zekere getuigenise etc. folio LIIII, LVII
-Getuigenissen bij die van Wageningen mit hoiren consorten overgelevert folio LVII
-Eysch ende aenspraeck bij die van Wageningen mit hoiren consorten overgelevertfolio LX
14-12-1564: folio 274
II
Articulen bij den veenraeden in den Gelreschen ende Renense veenen den geërfden ende veengenoten in den zelven veenen geproponeert op ten open rekendagen gehouden den XIIen XIII ende XIIII decembris anno etc. 64 [1564].

Te deputeren tot auditie ende slutinge der rekeningen van den cameraers des voerleden jaers.
Zijn gedeputeert Dirck van der Lauwijck, rentmeester etc., Jan Calvo, mr. Baltazar van Blyenborch, Lubbert van Compostel ende Anthonis van Cuijck.

Te eligeren ende nomineren nyeuwe veenraeden achtervolgende den octroye.
Zijn bij den presenten tot veenraeden geëligeert ende genomineert Jan Bol, borgemeester etc. mr. Dirck Pynsz van der A, Jacob die Edel, Jan Calvo, Jan Bogaert, Jan die Keijser, ende Claes Geritsz mits accepterende die voerseid veenraeden op ten eedt die zij 't voerleden jare gedaen gedaen hebben, ende geduerende totten naestcomende open rekendage.

folio 274v
Te communiceren hoe men die restanten zoude mogen innen.
Is overcomen dat men der restanten van den gulden in den voerleden jare van LXIIII [1564] uutgeset den schout van Renen overleveren zal omme bij hem geexecuteert ende opgeleyt te worden vermogens d' ordonnantie, mits dat die voerseide schout eerst ende voeral bij een gesworen bode elcx een weet zal laten doen volgende die voir bemelte ordonnantie, dat zij betalen binnen XIIII dagen nae die sommatie, of bij faulte van dyen dat hij die gemaende penningen verscieten zal op ten vierden penning etc. Ende ingeval die voerseide schout gheen marckelick genot en hadde bij oplegginge der penningen, zal hij alsdan nae gelegentheyt der saecken bij den veengenoten voer zijn moeyenesse geloont worden tot discretie.

Te delibereren op wat dach dat men van nu voertaen den open rekendach wederomme houden zal.
Is veraccordeert dat men den open rekendach houden zal op ten onderschreven gewoontlicken dach, te weten den XIIen augusti.
14-12-1564: XIIIIen decembris.
Articulen geproponeert totcommunicatie van den veenraeden
In den eersten te eligeren ende deputeren een nyeuwen cameraer.
Die veenraeden present zijnde als Jan Bol, Jacob die Edel, Jan Calvo Jan Bogaert ende Claes Geritsz hebben geordinneert tot enen cameraer Arnt Foeyt ende dat op alzulcken

folio 276
IIII
eedt als hij 't voerleden jare gedaen heeft, ende diezelve Arnt Foeyt heyt voerts gesubstitueert bij auctorizatie van den veenraeden Claes Geritsz totten wercken vallende op 't veen.

Die Grifte te doen modderen van Helmichsmaet af tot die Swaleuenstert toe.
Is verdragen dat men die Grifte in Coninklijke Majesteits veenen mede zal laten modderen als men die Grifte tusschen Helmichmaet ende die Swaleuenstert modderen zal, beginnende altoes te wercken van boven nederwerts, ten waersaecke datter op enige plaetsen marckelicke verstoppinge ware, in zulcken gevalle zal men alzulcke verstoppinge eerst helpen.

Omme die voerseid modderinge te doen oft nyt van noode en zal zijn den dijck van tevorens te doen slechten.
Is veraccordeert dat men den dijck zal doen slechten ende 'tzelve bestaden bij de roede.

folio 276v
Hoe men die keelen van elcke wijcke doen reynigen zal.

Die modderluyden zullen in elcke keele van de wijcken tusschen die Swaleuenstert ende Zandvoirt omtrent eenen dach modderen tot gemeen costen, mits dat den eygnaer van de wijck zijn canten te voren doet slechten om die modder te leggen.

Of men die brugge bij Jacob van Renen nyt vernyeuwen en zal.
Is geordineert dat men dese brugge vernyeuwen zal.

Dat men alle die wyndtasen opte bruggen ende scutten zal repareren.
Is overcomen dat men den inhouden van desen articule ter gelegender tijdt zal volbrengen.

Van de boeyplancken op ’t Zandtvoirt ende 't Colckschut te doen 's wynters
Wordt geordineert dat die bovenste vaertmeyster die
30-8-1564: Requeste bij den Carthusers buten Utrecht den Hove van Utrecht overgegeven.
Aen mijn heeren, president ende andere Raeden 's Conincx in den Hove van Utrecht
Verthonen ende geven in aller oetmoet te kennen prior ende gemeene convente van den Carthusers buten bij Utrecht, hoedat zij supplianten hebben zeker goedt genuemt Emickhuijsen daerinne zijn zekere quantiteyt van veenen gelegen omtrent die Grifte, streckende doir die Renensche ende Geldersche veenen. Ende teneynde zij supplianten diezelfde Grifte zouden mogen genyeten (gelijck andere veengenoten daer omtrent gelegen, hebben zij supplianten naer forme ende inhouden van zekete brieven van octroye van

folio 280
VIII
date den XIIen dach in martio 545 naer stile van Branbant, eene zekere quantiteyt als twyntich margen van dezelve haerluyder veenen den commissarys mijn heere meyster Willem van Dyemen als daertoe bij Keyser Majesteyt gedeputeert ter goeder tijdt als voer den XXIIIIen dach in junio 1564 aen gebrocht ende bij denselven commissarys doen opteekenen ende dyen volgende oeck aen Johan van Leuwen, cameraer van de zelve gemeene veengenoten naer rate van dyen gecontribueert ende opgebracht de somme van 't sestich carolusgulden, daeronder dezelve alsnoch rustende zijn. Ende hoewell die voergenoemde veengenoten ende hoirluyder hoofden ofte gecommitteerden mitsdyen well behoirden te gehangen ende te gedogen dat zij supplianten hoire voerseide aengebrochte veenen zullen mogen gebruycken doir die voerseide Grifte als anderen, desen nochtans all nyet tegenstaende en willen zulcx nyt consenteren noch daer toe verstaen zonder enige redenen. Versoucken daeromme zij supplianten appoinctemente uut crachte van denwelcken verdachvaert zullen worden voer desen Hove, Johan Boll, Johan Bogaert, Jacob de Edel, Johan Calvo, all wonende t' Utrecht,
18-12-1564: VERVOLG.

folio 281v
Antwoort in conventie ende eysch in reconventie den Hove van Utrecht overgegeven uut den name ende vanwegen die gemeene veenraeden van den Renensche ende Geldersche veenen verwerers in conventie ende eyschers in reconventie op ende jegens zekere requeste in plaets van eysch overgelevert bij den prior ende gemeen convente van den Carthuysers buten Utrecht respectiven eyschers ende verwerers.
I. Omme cortelick den eysch in conventie te debatteren, seggen die verwerers dat wel waer is dat zijluyden of die geërfden van den Renenschen ende Gelderschen veenen in den jaere XVCXLV [1545] den XII marty stilo Brabants wesende, alhyer in den jaere XVC XLVI [1546] van de Keyserlijcke Majesteyt hoochloffelicker memorie verworven hebben zekere brieven van octroye in behoerlicke formen. Daerbij hemluyden geoerloft is geweest zekere oude Grifte eertijts bij David van Bourgongen bisscop t' Utrecht gegraven ende daeromme genaempt bisscop Davidts Grifte, wederomme op te graven ende te repareren.

folio 282
X
II. Item ende met nyeuwe delvinge ofte gravinge voerts op te trecken ende op te varen tot in den utersten parcelen van zijne Majesteyts veenen gelegen in den bedrijve van Rhenen aen d' eene ende Utrechtsche zijde, ende tot aen die Swerte Eder veenen aen de andere ende Geldersche zijden exclusive.

III. Ende dit teneynde dat die geërfden van d' een ende d' ander zijde die op die Grifte doen te maecken responderen zouden haerluyden water losen zouden mogen ende hoir turfven comende uute voerseid veenen of zouden mogen vueren in den Rijn.
18-12-1564: VERVOLG.

IIII. Maer alzoe die van den lande van Geldre als van Wageningen ende oeck die van Rhenen wilden sustineren dat zijluyden deur ’t water dat d' voerseyde Grifte uutwateren zoude in haerluyder broecklanden ende andere landen beschadicht zouden werden.

V. Zoe is bevoerwaert dat die veengenoten den geërfden ofte landtsaten van Wageningen ofte Rhenen met gheen water

folio 282v
meer en zouden mogen beswaren dan zij van oudts gewoontlick waren te doen.

VI. Dat zijluyden noch gehouden zouden zijn te stellen zoeveel stercke scutten als daermede zijluyden die voerscreven van Wageningen ende Rhenen 't veenwater of zouden mogen houden, teneynde haerluyder ingelanden nyet en zouden verdroncken.

VII. Waeruut nu blijct in den eyschers dat d' eyschers in conventie geensins en zijn gefundeert omme te mogen ageren tot 't gebruyct van de voerseyde Grifte.

VIII. Alzoe die twyntich margen die zij pretenderen aengebrocht te hebben nyet en zijn begrepen bynnen die limiten in ’t voerseid octroye gedesigneert.

IX. Maer zijn gelegen in den gerechte als zij zelver poseren in den gerechte van Reijnswoude tegens die Witte veenen over.

folio 283
XI
X. Zulcx dat die geërfden van de Renensche ende Geldersche veenen nyet en zouden mogen (al waert dat zij wouden) den eyschers tot 't gebruyck voerseid Grifte admitteren.

XI. Besonder want d' eyschers den waterganck ende water ende waterlosinge van haerluyder veenen hebben, ende van oudts gehadt hebben nyt doer die Grifte voernoemd ofte nae den Rijn toe maer nae Scerpenzeel toe oft in de beke nae Amersfoerst lopende.
XII. Zulcx dat d' eyschers veenen geensins en zijn begrepen onder 't voerseide octroye.
XIII. Ende daeromme en doet nyt die aenbrenginge die d' eyschers pretenderen gedaen te hebben van twyntich margen veens.
18-12-1564: VERVOLG.

XIIII. Soe die publicatie bij den eyschers van 't voerscreven octroye gedaen teneynde dat zijluyden aenbrengen zouden haerluyder veenen binnen zekeren pemptoren tijdt op peyne in dat indyen zij dat nyet

folio 283v
en deden zij d' voerseyde Grifte nyet en zouden mogen gebruycken binnen den tijdt van XXV jaren, ende alsdan noch nyet dan mits betalende dubbele costen van denghenen die voermaels verscoten waren, te verstaen is van denghenen die onder d' octroye begrepen waren.
XV. Hebben nyettemin die veengenoten tot geender tijt d' voerseide aenbrenginge voergoedt willen kennen, maer alzoe zij verstonden dat d' eyschers volgende haerluyder pretense aenbrengen ten huyse van Jan van Leuwen 't sestich gulden gebrocht hadden.
XVI. 't Welck gesciet was in absentie van den voernoemde Jan van Leuwen.
XVII. Hebben zij verwerers daervan geprotesteert gehadt in behoerlicker forme.
XVIII. Ende hebben dyen volgende tot geender tijdt d' voerseyde 't sestich gulden in hoirluyder oerbaer willen keeren of in rekeninge passeren.
XIX. Gelijck zij dat menichmael den eyschers

folio 284
hebben doen weten alsdat zij d' voerseyde penningen van Jan van Leuwen zouden mogen wederhalen als 't hemluyden zoude gelieven.
XX. Item hebben hemluyden daervan acte verleent.
XXI. Ende hebben oeck d' eyschers zedert dat zij d' voerseyde 't sestich gulden ten huyse van Jan van Leuwen gebrocht hadden, noch helder noch penninck gecontribueert gehadt tot eenige gemeene costen die tot proufijt van den voerseide veenen gedaen zijn.
XXII. Ende zoude wel vreempt zijn dat d' eyschers die veell meerder quatiteyt van veenen hebben dan twyntich margen, alleenlick zouden willen voir denzelven twyntich margen contribueren ende die Grifte gebruycken ende met die rest nyet.
18-12-1564: VERVOLG.

XXII. Want indyen een igelick zulcx geoerloft ware geweest zoude die Grift ongemaect hebben gebleven, te weten indyen een igelick hadde mogen aenbrengen 'tghene hem belieft hadde ende daeruut houden 'tghene hem goedt dochte.

folio 284v
XXIII. Gemerct die cleyne quantiteyt van de margentalen die in zulcken gevalle geweest zoude zijn die groote 't oncosten tot ’t maecken van der Grifte van noode, nyet en zoude hebben mogen vervallen.
XXIIII. Desen behalven zouden die pachters van de Coninck Majesteyt ende andere groot interest pretenderen ende hebben, indyen d' eyschers toegelaten zouden worden die Grifte te gebruycken.
XXV. Alzoe hij haerluyder veenen gepacht hebben nyet anders wetende oft nyemandt en zoude die Grifte mogen gebruycken, dan dieghenen die daerop responderen ende onder 't voerseid octroye begrepen zijn.
XXVI. En zouden zij verwerers oeck jegens die van Rhenen ofte Wageningen nyet konnen verandert woirden dat zij den eyschers haerluyder veenwater doer d' voerseyde Grifte zouden laten losen contrarie haerluyder belofte ende 't voerseide octroye.
XXVII. Ende gemaect dat d' eyschers in conventie alle 'tgenen voirseyt is nyet jegenstaende

folio 285
hemluyden vervordert hebben buten consent van den veengenoten haerluyder veenwater comende uut haerluyder veenen in den gerechte van Reijnswoude gelegen te loosen ofte te leyden met gruppelen in de voerseid Grifte doer die wijcken van mr. Jacob van Boesichem, raedt ende rentmeester etc. mitsgaders oeck van Joris Vezelaer gelegen in de Geldersche Eder veenen.

Zoe zijn d' eyschers wel gehouden d'zelve haerluyder watergange ende grippelen daer doer zij ’t voerseid water loosen te stoppen.

Ende alzoe den schers in conventie nyet zonderlincx meer en poseren daer breder van noode es op te scrijven.

Zoe debatteren, ende accepteren.
18-12-1564: VERVOLG.

folio 286
geweest vyer prebenden castrael dat ’t voirseid slot gedestrueert zijnde ende die Keyserlijke Majesteyt aen den lande van Utrecht gecomen wesende d'zelve zijne Majesteyt in den jaere XVCXXXIIII [1534] die voirseid vyer prebenden verleyt hadde gehadt op versceyden plaetzen als die drye opten huysen Vredenborch, Abcoude ende ter Eem, blijvende die vyerde binnen die stede van Renen omme aldaer bedient te worden al met last van personele residentie, ofte dat bij gebreecke van dyen d'zelve prebenden gehouden zouden worden als vacant, zulcx dat zijne Majesteyt vrijlicken daervan in zulcken gevalle zoude mogen disponeren ende alzoe zij supplianten van noode hadden bevonden een kercke in de Renensche veenen op te richten, ende daertoe verworven hadden van Keyserlijke Majesteyt behoirlicke brieven van octroye, dat dyen achtervolgende den Coninck Majesteyt in den jare XVCLVII [1557] tot die pastorye van de voerseide veenkercke alsdoen te erogeren, geappliceerde, geapproprieert ende gevaceert in die voirseid vierde prebende van der Horst binnen Renen gelegen, ende nyet jegenstaende d'zelve mitsdien geaffecteert was omme nyet geconsenteert

folio 286v
te mogen worden dan den pastoer der voirseid kercke ende personelick zoude resideren zoe hadde nochtans die marquys Van der Veere, wilneer stadthouder over Hollandt ende Utrecht die voerseide prebende geconsereert heeren Nicolao de Nova Terra doen suffrageren t' Utrecht ende nu bisscop tot Haerlem. Ende zoe d'zelve prebende doer ’t ancomen van de voernoemde heere Nicolao de Nova Terra in ‘t voerseyde bisdomme aen 't voirseyde bisdom ledich geworden was, zoe hadde uwe genadige excellentie (gheen kennisse hebbende van de voerseyde vuie ende appropriatie) d'zelve geconsereert heere Fredrick van Renesse, canonick tot Breda, ende alzoe die voerseide kercke bijnae voltrocken was, hadden zij supplianten aen zijne Majesteyt bij de voerseyde requeste versocht dat zijne
18-12-1564: VERVOLG.

Majesteyt gelieven zoude ’t voirseid beneficie ende enre eenen anderen goeden deuchtelicken preester te confereren, die 'tzelve persoenlick zoude mogen bedienen nyet jegenstaende d' voorseyde collatie die van uwer genadige excellentie doer surreptie ende verswigen van de voerseyde vuie bij den voerseyden heere Fredrick van Renesse

folio 287
verworven was. Op welcke requeste vanwegen zijne Majesteyt geappoincteert is, dat die gesonden zouden worden aen uwe genadige excellentie omme daer inne te voersien nae behoren. Ende dyen volgende hebben uwe genadige excellentie op ten XXIXen augusti lestleden opte zelve requeste doen apostilleren dat zijne excellentie omme redenen in de voerseyde supplicatie verhaelt, tevreden was dat bij den supplianten voldoende d' octroye van zijne Majesteyt hemluyden verleent ende volmaect wesende, d' voerseyde kercke dat zij supplianten alsdan zouden mogen suecken eenen bequamen persoon omme ter plaetzen voerseyt pastoer te wesen, ende dat zij alsdan den zelven uwe genadige excellentie zouden aenbrengen omme daer op te doen expediëren behoirlicke brieven van collatie, indien zijne genadige excellentie bevonden zulcx te behoren gelijck als dit al breder blijct bij de requeste appoinctemente ende andere acten hyeraen gehecht. 't Is nu zoe dat zij supplianten zedert den voerseyd tijdt die tymmeringen van de voerseyde veenkercke alzoe vervordert hebben gehadt dat d'zelve alzoe jegenwoirdich volmaect is dat die bequaem is omme den dienst Gods daerinne gedaen te worden ende
18-12-1564: VERVOLG.

folio 287v
zulcx zouden zij supplianten d'zelve geerne mitten yersten doen wijden ofte consecreren maer alzoe 'tzelve nyet en zoude behoren ofte emmers tevergeef zoude geschieden zoe lange als d' voerseide kercke met ghene pastoer voersien en ware, zoe hebben zij supplianten heurluyder diligentie gedaen volgende uwe genadige excellentie appoinctement omme een bequaem persoon, die d' voerscreven cure persoonlick zoude willen bedienen te vynden, ende hebben eyntelick gevonden eenen heere Cornelis Geritsz Walmart, wesende priester ende geexerceert in ‘t preken ende die gemeente te leeren van goeden naem ende faem, leven ende conversatie ende mitsdyen nae heure supplianten beduncken wel bequaem omme die voerseid pastorye te mogen bedienen indien hij uwer genadige excellentie geliefden denzelfden met d' voerseide prebende te versien, regard nemende nyt alleen op't gheene in de requeste ende octroye voir verhaelt genavreert staet, maer dat oeck Coninck Majesteyt ter begeerte ende instantie van den supplianten in den jaere XVCLX [1560], teneynde die gemeente in den veenen gerijst zoude mogen worden

folio 288
volgende 't voerseyd octroye zijne Majesteyt van den jaere XVCLVII [1557] genoech andermaal gevuecht, geapproprieert ende gevuieert heeft die voerseyde prebende die eertijdts bij eenen Wouter Pott bedient was geweest in de kercke van Renen tot d' voerseyde pastorye, ordonnerende mede dat den ghenen die terzelver tijd met d' voerseyde prebende voersien was gehouden zoude wesen te gaen resideren op die plaetze van de voerseyde nyeuwe kercke ende pastorye ende d'zelve persoenlick bedienen oft anders dat d' voerseyde prebende gehouden zoude worden voer vacant, ende dat zijne Majesteyt daeraf zoude mogen disponeren achter volgende d' ordonnantie van Keyser Majesteyt hoochloffelicker memorie in den jaere XXXIIII in maye opgerecht ende gemaect, ende aen de
28-3-1565: Opten 28 ende 29 marty zijn de veenraeden overgedragen dat Arnt Foeyt, cameraer reysen zel in de Grebbe bij den benedenste vaertmeyster Jan Thin, ende denzelven of dancken van zijnen dienst, ende die sluetelen van die scutten van hem eyschen mits hem betalende van zijnen dienst nae advenant des tijdts.

Supplicatie of request der geërfden ende gelanden van Wageningen mit heuren consorten geïntitiuleert aldus.
Den edelen erentvesten fromen eersamen wijse ende voirsichtigen verordenten der banner heeren ridderscappen hooft ende cleyne steden des furstendoms Geldre, itzont binnen der stadt Nijmegen vergadert onsen gunstigen heeren ende gueden vrienden.

Geven die gemeyne geërfden ende gelanden van Wageningen, Benneckum, Ede, Manen,

folio 290v
Velthuijsen ende Doesborch etc. dienstlich ende vrientlich te kennen dat hyer bevoren die veengenoten in ‘t jare vijfthien hondertvijffendeveertich te hoire zekere octroy gevordert oeck erlangt hebben umb die Grifte tusschen Wageningen ende Rhenen te mogen repariren ende opmaecken, doch mit conditien of die landtgenoten van Wageningen ende Rhenen bij den watere dat nae die volmaeckinge der Grifte meer afcomen zoude mogen dan voirtijdts gedaen heeft zonder hoir zelfs versuym negligentie ofte schult tot eniger tijdt merckelick beschadicht wurden, dat in dien gevalle die veengenoten die voirseid Grifte becosticht hebben, oeck gehouden zullen zijn den landtgenoten van Rhenen ende Wageningen bij den watere als voornampt bescadicht wesende alle schade ende hinder bij hoir zelfs versuym nyt toecomende opleggen ende betalen ende wijders daerin mentioniert ende uutgedruct, waerup dan zekere contract ende verdrach tusschen den gemeynen veengenoten ende den supplianten vurseid in ‘t jare XVC vijftich den XI
28-3-1565: VERVOLG.

folio 291
XVIIII
novembris gevolcht is, vermeldende dat die veengenoten den erfgenamen van Wageningen bij hoire recht ende gerechtichheyt zullen laten blijven, ende want daernae zekere onverstant is verresen durch vermeerderinge des waters, in achterdeel ende tot grooten verderfelicken schaden der geërfden voirscreven, welhalven dan in ‘t jare sessendevijftich bij commissarien van beyden hoven van Gelderlandt ende Utrecht communicatie geholden averst nyet eintlicheit verdragen noch accordeert is, voel weniger hebben die veengenoten die guetliche middelen ende beraminge der heeren commissarien acceptiert of willen nakomen, daerdurch dan die supplianten wail besorget weren om hoir alde gebruyck ende possesie wairinne zij mainteneren te wesen als te weten van alzulcke schuttinge bij hoire waterschou zelver op te doen breeken ende afdoen wie zij dan der tijdt oeck apentlick oeck hebben to kennen gegaven ende geprotestiert, ende hoewail die natuerlicke redenen als gemeyne bescreven rechten leeren

folio 291v
ende anwijseng doen, dat nyemant sich mit eyns anderen schaden zal rijcken, zoe erfind sich clairlich hoe langer hoe meer, dat die veengenoten tegens alle redenen ende billicheyt mit hoiren torfscepen dorch die Grift to brengen laten vortfaren dat water mitten schutten boven ende beneden der sluysen ophaldende daer durch dan die wey ende ackerlanden der gemeyner geërfden verdroncken ende verargert werden, ende hen oevel to lijden staet, d'wijl dan vijth alle 'tgene voirscreven is te sporen, dat den supplianten groot ongelijck ende onverwynlicke schade angedaen is ende wurd van den veengenoten zoe keren zij hem tot u lieden eirseid ende genade, als verordenten deses furstendoms met dienstlicher ende vlitiger begeerten om hoirluyden gueden raet mittedeilen waer durch zij in orer hebbender possession in bijleggende
14-5-1565: Een missive van den stadthouder des landts van Geldre aen Jan Boll ende Jacob Deel ende was geintituleert aldus.
Caerle van Brimeu, graeve tzoe Megenn, frijheer thoe Humbercourt, heer thoe Housdaingh uund Esperlecq etc., ritter van der oirden des Gulden vlies uund Coninklijke Majesteyts der furstendombs Geldre uund graeffscap Zutphenn statholder uund capetein-generael.

Erentveste uund vrome lieve besondere. Die bevordente van der furstendoms Gelre aluhn bynnen Niemegen bij Rijn anderenn geweest zijnde hebben ontfangen een supplication bij die gemeyne geërfden uund gelanden

folio 292v
van Wageningen, Benneckum, Ede, Manen Velthuijsen ende Doesborch etc. gepresenteert belangende zekere beswerenissen henluyden tegens oldenn gebruyck mit stotingh des waters mitten schutlaecken bejegent wieders in der scrifturen pro copia hierbij gefuecht to vernemen, ende dien volgende hebben zij ons daervan muntlichen verwittigen laten, omb in oire beswerenisse verhoirt ende in oiren gueden rechten geholpen to werden in billicker manieren vorderen scaden ende onlost to vermieden, dewiel dan ons operlacht die onderdanen deser furstendombs in ooren siechten, toe schutzen und schermen uund voir gewalt toe verdedingen zoe ist dat wij u hyer van adverteren mit gasynnen in stat Coninklijke Majesteyts thoe Hispanien a ons genedichsten heeren dat ghij u veengenoten irstdaechs bij eyn anderen roepen ende oire antwoirdt op die supplicationn scriftelich verfatten, ende ons volgens behanden laeten daer nahe wieders te doen dat van rechtzwegen unde nae billicheit befonden zall werden tho behoren, daeraen geschuyt een geboirlick werck ende wij bevelhen u den almechtigen Godt. Gescreven den XIIIIen mey anno LXV.
Onderteykent Charles de Brimeu.

folio 293
Op ten rugge van desen stondt gescreven aldus.
Die erentfesten ende vroemenn onssen lieven bezonderen Johan Boll uund Jacob Deelenn als hoofden der guetwilligen contribuantenn der Gelrisschen ende Rhenerscher venen sampt uund besonder.
21-6-1565: Waerop wij uwe genadige voegen voir andtwoirdt

folio 293v
dat overmits die geërfden van den Renensche ende Geldersche veenen (daervan die Coninck Majesteyt de meeste is) zeer wijt ende op versceyden plaetzen geseten zijn, wij voer dese tijdt diezelve nyt en hebben connen doen verscriven omme die supplicatie ons bij uwe genadige, overgesonden hemluyden te communiceren ende dyen volgende pertinentelick beantwoirdt te worden. Dan zullen nae oude gewoonte die voirseyde geërfden verscreven worden jegens den XII augusti toecomende ende alsdan zullen wij hemluyden d'voirseyde supplicatie communiceren om gedaen te worden nae behoren. Jegens welcken tijdt wij verhopen dat den landtrentmeyster van de Coninck Majesteyt alhier t' Utrecht oeck zijn advys opte voerseyde supplicatie gereet zal hebben, d'welcke denzelven rentmeyster heeft begheert te communiceren met mijn heeren van de finantiën van Coninck Majesteyt tot Bruessel ende die van zijne Majesteyt rekencamer in Hollandt zoe zijne Majesteyt ter cause van de voerseyde saecke beschadicht zoude mogen worden jaerlicx in de somme van negen ofte thyen duysent carolusgulden ende 'tzelve nyet jegenstaende hebben wijluyden

folio 294
XXII
voir zoeveel als in ons is uwe genade wel willen onderrichten hoe dat in den jare vijffendevijftich genouch gelijcke last van water geweest is, als was in ‘t beginsel van desen tegenwoirdigen jare waerdoir dat die voerseyde van Wageningen met diezelve hoirluyden consorten clachtich gevallen zijn aan Cantzler ende Raeden van den landen van Geldre, zoedat ter cause van dezelve clachte gecommitteert zijn geweest twee Raeden uut Coninck Majesteyts raedt van den lande van Geldre, ende twee uut den provintiael Raedt van den landen van Utrecht teneynde dat zijluyden zekere ordonnantie maeken zouden
21-6-1565: VERVOLG.

op ten schuttingen in de voirseyde Grifte staende, daer bij nyemandt beschadicht zoude wesen naer breder inhouden van de copyen van zekere missiven bij Cantzler ende Raeden van den lande van Geldre dienaengaende aen den veengeërfden gescreven hyerbij gevoucht. Welcke commissarien ter presentie van partijen gecompareert zijn ter plaetze contentieus alwaer die voirseyde van Wageningen in effectie gehele gelijcke clachte gedaen

folio 294v
hebben als bij hemluyden in hoir voerscheyde supplicatie angetogen wordt, waerop van wegen der veengeërfden geantwoirt ende voert respective gerepliceert ende gedupliceert is ende hebben die voirseyde commissarien opt aengeven van partijen oculaer inspectie van de plaetze ende andere informatie tersaecke dienlick ten presentie van dezelve partijen genomen, hebben oeck d' voirseyde commissarien partijen ten beyden sijden zekere middelen van accord voir gegeven, maer als zijluyden daerinne nyt en consten accorderen hebben die voirseyde commissarien d'zelve partijen verclaert dat zij van haerluyden der gebezongeerden rappoirt doen zouden, mits hemluyden interdicerende midtler tijdt nyt te useren van enige nyeuwicheyt. Waerop die van Wageningen verclaerden dat zij haerluyder rapport doen zouden aen haerluyder consorten gelijck als dit ’t verbael van de voirseyde commissarien mitsgaders ’t reces in ‘t eynde van dyen gestelt breder medebrengt wesende van date den XV july anno XVCLVI [1556] waervan copye hyer bijgevuecht is, uut 'twelck uwe genadige claerlick zullen bevynden dat d'zelve questie aengaende, die in de
21-6-1565: VERVOLG.

folio 295
XXIII
in de voirseyde supplicatie gemoveert wordt litispendentie is hangende ongedecideert voir de voirseyde commissarien welcke litispendentie die van Wageningen mit hoirluyder consorten indien zij meynden in haerluyder voirnemen gefundeert te zijn behoren te vervolgen. Bezonder aengemerct dat die voirseyde litispendentie ter instantie van die van Wageningen ende haerluyder consorten zelve voir den voirseyden commissarien begonst is, waer omme ons nyet redelick en zoude duncken dat die veengeërfden nu andermael ter cause van eene saecke gemolesteert oft aengesproken zouden worden, zoe doch die gehele Grifte dies questie is op ten grondt van den landen van Utrecht gelegen is, ende om redenen voirseyt en zouden wij voir desen tijdt nyet wijders op de voirseyde saecke zonder anderen last van de gemeenen geërfden van den veenen te hebben connen antwoirden, hoewel wij nochtans bij verscheyde middelen zouden verhopen te verthonen dat die voirseyde van Wageningen bij onse scutten ofte watergangen geensins en zijn belast ofte beswaert begheren daeromme dat uwe genade dese onse andtwoirt in ‘t beste willen nemen ende verstaen

folio 295v
ende die van Wageningen onderrichten dat zij hemluyden daermede laten gevougen, emmers indyen uwe genade dese onse antwoirdt nyet souffisant en bevynden (als wij verhopen dat ja) zal uwe genade ons gelieven van zijne vordere meyninge te adverteren om den gemeen geërfden op ten XIIen augusti voirseyt bij ons gecommuniceert te worden. Edele welgeboren genadige Heere God die heere almechtich zij met uwe genade dien wij bidden dat hij dezelve uwe genade spare lange welfarende in voerspoedige regimente. Gescreven t' Utrecht opten XXI juny anno 1565.
4-4-1565: Request tegens den dijckgrave ende heemraeden nopende ’t gebreck van der sluyse in de Grebbe.
Aen mijn heeren den president ende andere raeden in den Hove van Utrecht.
Geven oetmoedelick te kennen die gesworen veenraeden van de Renensche ende Geldersche veenen hoe dat in de Grebbe buyten bij Renen in den lande van Utrecht gelegen is zeker sluyse, welck van allen ouden tijden onderhouden is geweest bij den geërfden zoe van Rhenen

folio 296
XXIIII
als Wageningen doir den dijckgrave ende heemraeden bij hemluyden vanoudts daer toe gestelt, ende zijn sij supplianten volgende zekere contract tusschen hemluyden ende die van Wageningen ende oeck die van Renen eertijdts gemaect, gehouden tot die costen van 't onderhout van de voirseyde sluyse te contribueren het derdendeel zonder meer die van Renen ende Wageningen die reste. 't Is nu zoe dat onlancx overmits 't groote opwater in den Rijn die een deure van de voirnoemde sluyse gebroocken is, zoedat die nootlicken vernyeut ende gerepareert moet wesen, waeromme zij supplianten doen versoecken hebben aen den voirseid dijckgrave ende heemraeden wonende binnen Renen dat zijluyden met den supplianten zouden willen verstaen tot vernyeuwinge ende reparatie van de voirseid sluyse, dan zijn zijluyden van des onwillich gebleven tot groote schade ende interesten van den supplianten die daeromme versoucken appoinctement doir crachte van dewelcke d'voirseid dijckgrave ende heemraeden bevolen zij dat zijluyden met den supplianten verstaen tot ver-
14-4-1565: folio 297v
Acte inhoudende ’t versouck gedaen bij Hubert van Culenborch als procureur van den veenraeden tegens Jan die Roeij, scholtz tot Rhenen als dijckgrave etc.
Up huyden compareerde voir den hove van Utrecht Hubert van Culenborch als procureur van den gesworen veenraeden van de Renensch ende Geldersche veenen impetranten, die doen dachfaerden ende presenteren hadde op ende jegens Jan de Roeij, schout tot Rhenen als dijckgrave voir hemzelven, ende de wete aengenomen hebbende vanwegen der heemraeden wonende binnen Rhenen gedaagden om eysch ende versouck te doen, 't welck doende concludeerde ten principale dat die gedaagden gecondemneert zouden worden te repareren ofte doen repareren die sluyse in de Grebbe gelegen, mits bij hen impetranten tot costen van dyen contribuerende het derdendeel ofte zoeveel min ofte meer als mijn heeren bevynden zullen te behoren, ende in cas van weygeringe ofte vertreck, versocht alzoe ’t werck gemaect moet wesen, ende zonder

folio 298
XXVI
marckelicke schade gheen langer vertreck lijden en mach, dat die schout van Renen gecommitteert zal worden die voirscreven sluyse te repareren ende die penningen daertoe nodich daertoe uut te leggen tot gewin van den derden penninck, ende dat all tot laste van denghenen die bevonden zal worden ongelijck te hebben. Ende dit al onvermindert partijen recht ten principale zonder dat 'tzelve zoeveel den schout van Rhenen als yemandts anders van partijen aengaet in consequentie getogen zal mogen werden maeckende ten principale eysch van costen, schaden ende interesten. Ende alzoe Arnt Ram als procureur van den gedaagden ten principale dach nemende doen daerop te seggen consenteerde in ‘t 't versouck heeft 't voirseid Hoff condemnerende den gedaagden in ‘t 't gundt voirseyd, den voirnoemde schout van Renen gecommitteert ten fijne als boven. Actum t' Utrecht den XIIIIen aprilis XVCLXV [1565]. Onderteyckent, De Gouda.
29-5-1565: folio 298v
Gebreecken bevonden in ’t visiteren van de Veengrifte mit alle hoeren aencleven ofte toebehoeren.

Op huyden den XXIXen may anno 1565 die veenraeden als Jan Bol, mr. Dirck Pynsz, Jacob die Edel, Jan Bogert, Jan die Keijser ende Claes Geritsz, in de Grebbe vergadert zijnde hebben geordonneert dat Gerit van Hern een pael zal setten in de Grebbe beneffens den huyse van Rutger Verslunt.
Voorts noch dat men die gebreecken van 't Rijnscut, Ringelscut ende Colckscut zal repareren nae inhout der cedule van Gerit van Hern.
Tusschen den Bottercamp ende 't Pijzelschut den veendijck te hogen daer nu 't water overloopt.
Opten uutsceut van de Leygraef een brugge ende passaige te maecken dat die scippers daer overgaen mogen. Hyervan te spreecken met die landtgenoten, of zij 't voir twee pondt groot zouden 't willen doen maecken dat die veengenoten hoir passaige daer

folio 299
XXVII
over zouden mogen houden met een sluysken daeronder omme 't veenwater uut die voirseid Leijgraef te steyten.
Die zanden uut die Leijgraef weder te doen graven die daerinne van den veendijck gedreven zijn.
't Slach in de Grifte voer Helmichsmaet, den dijck te doen tuynen nae den eysch, omme 't zandt uut die Grifte daer after te doen werpen.
Alle die gaten in den dijck van Helmichsmaet tot die Werf toe aen beyden zijden van den Grifte toe te maecken, ende die leechten van den veendijck te hogen.
In den dijck voir die gemeente van Renen een duycker te leggen daer die gemeente hoir water doir lossen mach.
Die Veengrifte mitten yersten te doen modderen van Helmichsmaet af tot die Zwaleuenstert toe.
Item aen't Rijnschut een boom daerinne overgaet.
Item een vluegel aen 't voirseyde schut te maecken
Item in als moeten daer zijn acht of negen boeyen,
29-5-1565: VERVOLG.

folio 299v
zoe aen 't Rijnschut ende Ringelschut als aen 't Colckschut, ende een yder is lanck 20 voet.
Noch aen ’t Rijnscut twe wyndtasen
Item aen ’t Ringelschut die kuesen, zoe die wech zijn, ende een boom daer men over gaet. Noch twee wyndasen.
Aen ’t Colckscut een boom 18 voet lanck ende vijff duym kants tot een lijst mit noch eenen boom daer men over gaet. Een werfbalck aen die sceydinge boven ’t scut.
Helmichsmaetschut, die brugge moet geplanct zijn ende daer ontbreecken aen omtrente 50 voet plancken ende op dese plancken ribben ende strijckhouters voir 't glitsen.
Aen ’t Werfschut gebreecken twee wyndasen een werfbalck ende zekere plancken om te scoeyen
Mary Meesenschut moet bezijden gescoeyt zijn.
Over die Grift voer Jacob van Renen moet een nyeuwe brugge zijn.
Aen ’t Clercke schut een wyndaes.

folio 300
XXVIII
Het Zwaleuenstertschut is uut die kuese ende het moet gemaect zijn ende bezijden aen ‘tzelve schut moet het gescoeyt zijn.
Aen Evert Geritsz schut moet een wyndaes zijn.

Acte van een uutsettinge op elcke margen of roede veens X stuvers.
Op huyden den XXIXen dach van meye anno XVCLXV [1565] die gesworen veenraeden hyeronder gescreven vergadert zijnde in de veenen omme te vervallen die sculdenlasten ende swaricheyden die de gemeen geërfden in den Gelderschen ende Renensche veenen contribuanten totter Grifte aldaer voir den tegenwoirdigen tijt te doen hebben, hebben uutgeset dat die veengeërfden voirnoemd van elck margen ofte roede veens in den voirseyde veenen zullen betalen ende contribueren thyen stuvers, te betalen Joannis nativitas alder naestcomende. Des t’ oerconde hebben die veenraeden daer present zijnde elcx hoiren name mit hoire eigen handt hyeronder gescreven op date als boven. Onderteykent Jan Bolle, Dirck Pynsz van der A, Ja. die Edel, Jan Bogert, Johan die Keijser, bij mij Claes Geritsz.
30-6-1565: folio 300v
Request aen den Hove van Utrecht omme approbatie te hebben ofte consent van de voirseyde uutsettinge.
Aen mijn heeren den president ende anderen van den Raeden ’s Hofs provintiael t' Utrecht.
Geven oetmoedelick to kennen Jan Bol, Dirck Pijnsz van der A, Jacob die Edel, Jan die Keyser, Jan Bogert ende Claes Geritsz als gesworen veenraeden der Geldersche ende Renensche veenen sorterende onder die Grifte aldaer, hoedat zij suppliaenten op ten XXIXen dach van mey lestleden bij den anderen vergadert zijn geweest in de Grebbe ende op te veenen voirseyd, omme die gebreecken der Grifte voirseyt, dijcken, sluyse, schutten ende bruggen te visiteren, ende die zelve zoeveele hem mogelicken is te doen remediëren, welcke overmits die hooge wateren ende groote langduerende vorste onmanierlick onstelt, gebroken ende groote schade geleden hebben die nootelick eerstdages gerepaert ende vernyeuwet moeten zijn behalven dat die veengenoten noch zekere penningen schuldich zijn, ende hoire vaertmeysters directeurs ende bedrivers loonen moeten, mitsgaders versceyden swaricheyden van processen,

folio 301
XXVIIII
oppositien ende andere ongemacken die noch dagelicx oprijsende zijn, al tot grooten costen van den veengeërfden ende gescapen is, dat alle 'tghene die torfneringe aengaet (daer Coninck Majesteyts ondersaten zeer mede geryst worden) ganselick weder te nyt zoude mogen gaen, tenware 'tzelve met groote neersticht ende oncosten gebetert ware, omme alle welcke gebreecken zoewel tegenwoirdelick als in toecomende tijden te verhueden, zij supplianten (die vermogens zekere octroye ende placate bij desen edele Hove daerop gevolcht, geauctorizeert zijn nae voirgaende advys van denzelven Hove uutsettinge te mogen doen) bij voergaende deliberatie uutgeset hebben op elcke margen van denghenen die gelegen zijn in de Geldersche
20-8-1565: folio 302
XXXII
Articulen den gemeynen veengenoten geproponeert opten open rekendagen gehouden den 17, 18 ende 20 augusti anno etc. LXV [1565].
Te committeren tot auditie ende 't sluyten van de rekeningen.
1. Zijn gecommitteert Jan van Cuijck Hanricsz, rentmeester van den grave van Culenborch Gerit Bennick, Jan van Leuwen ende Cornelis van Steenzel.

Te eligeren nyeuwe veenraeden voir den toecommenden tijdt.
2. Zijn geëligeert Thomas Gramaij eerste rekenmeyster 's landts van Geldre, Jacob die Edel, Jan Calvo, Lubbert van Compostel, Arnt Foeyt, Claes Geritsz ende Cornelis Jansz, t' Amerongen.

Omme te ordonneren twee nyeuwe kerkmeysters der nyeuwe parochie in ‘t Veen.
3. Zijn geordonneert Aelbert Geritsz ende Dirck Lumansz.

4. Te delibereren of men nyt en zoude konnen practizeren ofte een goedt middel vynden, dat men

folio 302v
alle jare zoude mogen rekenen zonder restanten te stellen ende hoe men die uutsettingen bequaemste zoude mogen innen.
Die veenraeden zullen tot die invorderinge van dese restanten mogen committeren eenen pander van den Hove van Utrecht op alzulcke instructie ende conditien als derhalven apaert bij memorie gestelt is bij gemeyne advyse van den veengeërfden die opter rekeninge gecompareert zijn.

5. Alzoe die penningen die totter erectie der veenkercke behoirden geëmployeert te werden totter zelver kercke verbesicht ende bestayt zijn te delibereren dat men die kercke voirnoemt voirts volmaecken zal.
Bij provisie zal den cameraer den kerckmeysters leenen zoeveel gelts als men tot die plancken van 't dack tot arbeytsloon van decken, om die kerck to estricken ende andere nootlicke saecken behoeven zal, ende 'tzelve weder omme van 't gelt dat die kerck van enige opposanten toecompt recouvreren op zijn tijdt.
20-8-1565: VERVOLG.

folio 303
XXXIII
6. Te restitueren mr. Peter die Clerck hondert gulden.
Die cameraer in der tijdt zoe geringe hij zoe veel gelts ten overen heeft, zal dese hondert gulden betalen aen den griffier ende nemen van hem beloftenisse dat hij den veengenoten zal indemneren.

7. Te ordineren op wat conditien den directeur der gemeyne veensaecken dienen zal.
Hyerinne zullen die veenraeden voirsien ende ordineren zekere instructie waer nae die directeur hem zal regulieren.

8. 't Rapport ende wederfaren te horen van den pastoer ende der pastoryen in ‘t veen.
't Proces van desen zal men dragende houden ende mit diligentie vervorderen ter tijdt toe die kerck gewijt wordt.

9. Wat recompense men doen zal heer Cornelis Walmaer voer zijne moeyenessen.
In state tertijt toe dat men siet oft er een andere pastoer wesen zal.

folio 303v
10. Te deputeren enige die de resterende glasen in die nyeuwe veenkercke voirts bidden zullen, ende aen wijen zij 'tzelve versuecken zullen.
Zijn gedeputeert Arnt Foeyts, Lubbert van Compostel mitten secretarys omme vanwegen der veengenoten te versuecken aen enige goede luyden van eeren (die hem in 't scrift gelevert zullen werden) glasen te willen geven in die nyeuwe veenkercke.

11. Den staet van 't proces tegens den Carthusers te kennen te geven.
Die veenraeden zullen mitten advocaet mr. Floris Thin raeden ende hoir diligentie doen omme 't proces mit recht te wederstaen.

12. Te verthonen ofte doen lesen die supplicatie van die van Wageningen ende wat daerop geantwoirdt is.
De veenraeden zullen bij advys van hoiren advocaet hyerinne doen ende der veengenoten recht mit recht voerstaen ende beschermen.

folio 304
XXXIIII
13. Te spreecken van ’t arrest gedaen bij Cornelis van Weze op zekere penningen Aelbert Huygen van Ancoop toecomende.
Die veenraeden zullen hyerinne gebruycken den Raedt van meyster Dirck Nypyser ende in dese saecke nyt versumelick wesen.

folio 304v leeg
10-9-1565: folio 305
XXXIIIII
Instructie ende ordonnantie voir den cameraer Lubbert van Compostel omme hem bij provisie daer nae te reguleren ter tijdt toe went bij den veenraeden in der tijdt anders geordonneert werdt.

In den yersten zal die cameraer voirnoemt zijnen behoirlicken eedt doen in handen des scoltz van Renen, ende zijn register voir dit jaer maecken uut die capittulen van den restanten die Arnt Foeyt in zijn leste rekeninge op ten XVIII augusti 1565 overgelevert heeft.

Item die cameraer zal mit alle neersticheyt ende diligentie die oude restanten van den veengenoten in Manen ende den quaetwilligen mit rechte tot betalinge brengen nae zijn vermogen.

Ende die restanten gevallen zeder die date van de nyeuwe ondonnantie dezelve doen executeren naevolgende die ordonnantie voirseyt.

Ende wes nyeuwe uutsettingen wederom uutgeset ofte gedaen zullen werden zal hij mit alle neersticht innen ende manen nae behoren ofte ter executie doen stellen volgende die voirseid ordonnantie.

folio 305v
Item alle commissiegelden zullen bij den voirscreven cameraer betaelt worden als gebleken is dattet onder de handen van drye van den veenraeden gepasseert is, mits nemende quitantie.

Die cameraer zal die ordinarys vaertmeysters jaerlicx mogen betalen hoir jairlicxe gaige mits hebbende quitantie

Item 't loon van commissarien, griffiers, advocaten, procureurs, bodeloon, wagenhuer ende alle andere extraordinarys loon hyer nyt gespecificeert bedragende ter somme van drye gulden ende daeronder zal die cameraer mogen betalen ende daer van rekeninge doen bij affirmatie alleenlick ende bedragende boven die voirseyd somme, zal gehouden zijn te leveren attestatie van drye veenraeden ende quitantie van denghenen die betaelt werden.

Item die cameraer zal die aengeheven processen van den veengenoten nae zijn vermogen helpen vervolgen ende ten eynde brengen.

Aldus gedaen ende geordonneert bij den veenraeden den Xen septembris anno 1565.
10-9-1565: folio 306
Instructie ende ordonnantie voir Gerit van Harn, directeur van de Veengrifte met zijnen dependentien omme hem bij provisie daer nae te reguleren ter tijdt toe went bij den veenraeden in der tijdt anders geordonneert werdt.

In den yersten zal die voirseid directeur zijnen eedt doen in handen van den schoutz van Renen dat hij die gemeen veengenoten getrouwelick ende neerstich dyenen zal als directeur van den gemeenen wercken, zonder partije gunst ofte favour te dragen.

Item zal scerpelick regard nemen op alle die gebreecken in der Grifte aen de dijcken, schutten, bruggen mit alle 'tghene daeraen dependeert, ende 'tzelve den veenraeden te kennen geven omme daerinne te ordonneren ende voirsien nae behoren.

Insgelijcx zal hij scerp regard nemen op alle die vaertmeysters dat zij haere officie ende dienst getrouwelick ende oprecht doen volgende die instructie die hem van den veenraeden gegeven zal zijn, ende bezonder dat zij die ordinnantie

folio 306v
der gemeynen veengenoten wel ende strackelick observeren ende doen observeren zellen, zoe die opte veengenoten ende scippers gegeven zij, ende ingeval hij enige faulten bevyndt zal daervan mitten eersten den veenraeden adverteren omme daerinne te voirsien nae behoren.

Tenware het gebeurde in nootsaecke dattet werck haestelick eyschte geremediert te zijn om meerder schade te scutten, zal in zulcken gevalle voirts mogen varen ende die meeste schade der veengenoten scutten ende 'tzelve mitten yersten enich van den veenraeden die hij naest weet te becomen scriftelick oft anders adverteren omme hem bij denzelven veenraedt ofte veenraeden ordonnantie ende vorder beveel gegeven te werden nae gelegentheyt des wercks.

Ende en zal nyemandts van den veengenoten, factoirs ofte veenmeyers enigerhande werck laten maecken dat zij zelfs betalen of die penningen verschieten zullen maer zullen alle gemeene wercken uut zijnen naem gemaect worden ende die betalingen daervan geschyen in manieren naebescreven.
10-9-1565: VERVOLG.

folio 307
XXXVII
Item alle materialen, stoffen ende instrumenten totten wercken van der Griften mitten dependentien van dyen noodich zal die voirseyde directeur copen bedragende boven die drye carolusgulden bij ordonnantie ende attestatie van tenminsten een van den veenraeden daer of hij van denzelven veenraet ofte veenraeden nemen zal scriftelick ordinantie oft attestatie met quitantie van den vercopers oft leveraers respective omme op zijne rekeninge te exhiberen.

Item alle parten bedragende drye gulden of daer onder zal die voirseyde directeur mogen copen mits van den vercopers brengende quitantie of zal rekeninge doen bij affirmatie nae gelegentheyt.

Item alle wercken daer meer aen te coste geleyt zal werden dan XX gulden zal die directeur nyt doen maecken zonder ordonnantie tenminsten van twee veenraeden.

Item alle wercken die bij bestecken bestayt zullen werden excederende den prijs van XX gulden zal nyt bestaedt mogen werden dan in presentie van een van den veenraeden. Ende

folio 307v
het opnemen insgelijcx bij een van den veenraeden die 'tzelve werck nae 't besteck zel helpen opnemen. Welcke veenraet den directeur daer of leveren zal attestatie ende brengende daer bij quitantie van den leveraers zal zulcx in rekeninge gepasseert worden.

Alle arbeytsloon bij dachhueren gedaen zal bij den directeur betaelt worden bij den contreleur in presentie van den bedrijff, die volgende zijnen lap hem daervan gelevert regard op ten arbeyders genomen ende daer of geattesteert zal hebben.

Item cleyne simpele saecken daer hij gheen bedrijven en gebruyct zal hij mogen rekenen bij affirmatie.

Aldus gedaen ende geordonneert bij den veenraeden den Xen septembris 1565.
11-1565: Requeste aen den Hove van Utrecht nopende die voirseid uutsettinge.
Geven oetmoedelick te kennen die gesworen veenraeden van de Geldersche ende Renensche veenen hoe dat zij supplianten bevynden bij de laetste rekeninge van de gemeyne veengenoten gedaen in augusto lestleden dat Arnt Foeyt alsdoen cameraer van dezelve veengenoten een merckelicke groote somme

folio 308v
ten achteren gebleven was, ende dat d' voorseyd geërfden noch aen enige particulieren zekere penningen sculdich waren, ende dit al behalven die dagelicxe wercken die daer in de Grifte, dijcken, bruggen, schutten ende met 'tghene dat daer aen cleeft van noode zijn te maecken. Behalven oeck 'tghene men jaerlicx tot ordinaris salarissen geven moet, 'twelck overgeleyt hebben die supplianten vermogens zekere octroye ende placate bij desen edele Hove daerop verleent een omslach ende uutsettinge gemaect op elcke margen van denghenen die gelegen zijn in de Geldersche veenen ende op elcke roede breete 't midde veens gelegen in de Renensche veenen, thyen stuvers te betalen d' een helfte terstondt, ende d' ander helfte te Paeschen naestcomende omme dezelve te employeren tot betalinge ende onderhoudinge van 'tghene voirseyd is, waervan die cameraer in der tijdt Lubbert van Compostel gehouden zal zijn ontfanck te maecken, ende behoirlicke rekeningen bewijs ende reliqua te doen. Versoucken daeromme die supplianten dat u mijn heeren gelieve die voirseyd uutsettinge te approberen ende advoyeren omme bij haerluyder voirseyde cameraer ontfangen, geïnt

folio 309
XXXVIII
ende geëxecuteert te mogen werden, volgende d' ordonnantie daerop gemaect ende bij desen hoire geapprobeert, dit doende etc. Onderteykent, Thin.
4-12-1565: folio 309v
Van 't proces van de pastorye.
Is geconcludeert IIIIen decembris anno LXV [1565], dat men 't proces in stilsaet zal houden, ende zoe haest als mogelick is die kerckdom wijen ende alsdan volgende ’t appoinctement van mijnheere den Prince den XXIXen augusti anno LXIIII op ter veenraeden supplicatie te Bruijssel gegeven eenen pastoer presenteren ende daerop voirtsvaren.

Dat vele veengenoten den scippers meer loons van de vrachten geven dan d' ordonnantie toelaet, hoe men daer inne voirsien zal.

Hyerop is geraempt een supplicatie te dresseren aen den Raedt omme provisie daer tegens te doen volgende concept daervan gemaect.

Van de instructie des directeurs ende dat enige veengenoten penningen inhouden ende zelven willen employeren.

D' instructie is overgesien ende gestelt dat men dezelve zal achtervolgen.

folio 310
XXXIX
Van een nyeuw Rijnschut te doen maecken tegens die tijdt.
Fiat, ende zal men hyeraf een besteck maecken ende als dan 'tzelve aenbestaden ten minsten coste dat men zal konnen 'tzij bij der keersen oft anders.

Van de brugge over die Grifte bij Thonis van Druyten.
Men zal een hooftken uutsteecken ende wel mit goede palen bewaren laten, ende alzoe alsdan die oude brugge te passe zal comen zal men diezelve brugge ten minsten cost laten maecken.

Van de particulier bruggen over die wijcken.
Te doen observeren d' ordonnantie.

Van den veendijck in de Werft daer dezelve zeer smal is.
Dit zal men met wijpen ende palen breder maecken ende daer achter insmijten.

Dat elcke veengenoot op gescrift

folio 310v
teykenen zal den namen van den scippers die aen hem verbonden zijn voir 't eerste naevolgende jare ende 'tzelve den opperste vaertmeyster leveren die 'tzelve in een tafel hangen zal dat een igelick kennisse hebben mach wat scippers verbonden zijn, fiat.
4-12-1565: Replycque in conventie ende antwoirde in reconventie den Hove van Utrecht uuten name ende vanwegen prior ende gemeyn convente van den Carthusers buten bij Utrecht impetranten op ende tegens zekere antwoirdt in conventie overgegeven van wegen die gemeen veenraeden van den Renensche ende Geldersche veenen respectieve verweerders ende eyschers.

In den eersten ontkennende zij impetranten bij denegatie ende impertinentie 't inhouden van des verweerders antwoirde in conventie ende eysch in reconventie, seggen zijluyden te protesteren bij d' inhouden van heurluyder requeste ende aengehechte conclusie in plaetse van eysch overgelevert.

I. Mits daerbij vuegende dat Renswoude begrepen es onder 't kerspel van Renen.

folio 311
VL
II. Ende in teyken van dyen zoe zijn die ingesetenen van Renswoude gehouden alle haer kerckgerichten te versuecken ende te halen in die parochiekercke van Renen.
III. Item dat diezelve ingesetenen van Renswoude in recognitie van dyen dat zij onder kerspel van Renen behoren jaerlicx den pastoer van Renen zekere recognitie doen.
IIII. Item alzoe dat Renswoude zijn naem heeft van den bedrijve van Renen als genaempt zijnde Renenswoude.
V. Item dat die veenen van Emichuysen daeronder die twyntich margen in questie begrepen zijn confronteren zoe aen die Eder veenen in den lande van Geldre gelegen.
VI. Als oeck aen Coninklijcke Majesteyts veenen mede in den kerspel van Renen begrepen.
VII. Item aengaende die reconventie seggen zij impetranten, 't water comende van Emickhuyser goedt nu tertijdt andersins gheen loop noch cours en heeft dan 'tzelve boven ’s menschen memorie gehadt en heeft.
VIII. Als natuerlicken zijnen loop hebbende van den hogen nae den leegen.

folio 311v
IX. Item dat die Witte Eder veenen, Maenre ende ander veenen daer der impetranten veenen aen confronteren all ongelijck leger gelegen zijn dan der impetranten veenen ende berch van Emickhuysen, gelijck 'tzelve bij oculaer inspectie promtelicken blijcken mach
17-12-1565: Aen mijn heeren die president ende andere luyden van den Raede 's hofs provintiael t' Utrecht.
Thonen ende geven oetmoedelick te kennen prior ende gemeen convent van den Carthusers buten bij Utrecht hoe dat zij supplianten als eyschers in conventie ende verweerders in reconventie zekere process moeten sustineren voir desen edele Hove op ende jegens die hoofden ende gemeyne veengenoten van den Renensche ende Geldersche veenen waerinne zoe verre geprocedeert is dat die saecke is in state van productie te doen.

folio 312
XLI
't Is zoe dat in ‘t eerste articule van der supplianten replycque in conventie ende andtwoirdt in reconventie vitio scriptors geomitteert is een woirdeken dat nochtans die sin uuteyschende is daerbij te behoiren gevoucht te zijn, als te weten daer 't voirseyde artikel vermelt Reijnswoude gelegen to zijn in den kerspel van Renen, dat daerbij gevoucht moet zijn daer die veenen in questie onder begrepen zijn, als te weten onder Reijnswoude, want anders die deductie van alle d' andere naevolgende articulen van de replyque tot drie ofte vyer toe tevergeef daerbij gevoucht zouden zijn, ende zoe dan zij supplianten beducht zijn dat partijen adners nyet en zouden willen consenteren het voirseyde woordeken bij 't voirseyd eerste artikel in manieren als vorens gevoucht te worden gelijck die sin dat uuteyschende is, zoe versoucken die supplianten bij beneficie van relyf ende restitutie in integriteit geadmitteert te worden, om nyet jegenstaende die state van 't voirseyd proces bij 't voirseyd eerste articule te mogen adderen 'tgene hyer vorens verclaert staet mits betalende die costen van 't retardimente in dyen daer enige vallen. Dit doende etc. In de margen van desen stondt gescreven,

folio 312v
fiat requesta in indicio. Actum t' Utrecht den XVIIen decembris 1565. Onderteykent De Gouda.
12-1565: Duplycke in conventie ende replycke in recoventie den Hove van Utrecht overgegeven uut den name ende vanwegen die gemeen veenraeden van de Renense ende Geldersche veenen verweerders in conventie ende eyschers in reconventie op ende jegens zekere replyk in conventie ende andtwoirdt in reconventie denzelven Hove overgegeven bij den prior ende gemeen conventie van den Carthusers buten bij Utrecht respective eyschers ende verwerers.

In den yersten houden die verwerers in conventie ende eyschers in reconventie voer verhaelt 'tgene zij in haerluyder respective andtwoordt ende eysch doen stellen hebben.

Ende omme voirts cortelicken te dupliceren, seggen die verweerders

folio 313
XLII
op 't I, II, III articulen van de voirscreven replyck dat zij 't inhouden van dyen ignoreren ende genomen 'tzelve warachtich mocht wesen, dat zij verweerders nyet en weten, zoe zoude zulcx tot desen materie inpertinent wesen.

Aenschou genomen dat notoir is dat Renswoude is een ander gerechte dan 't gerechte van Renen.

Item dat als men in werltlicke saecken spreect gelijck als is die saecke in questie ende men aldaer seyt van eingen bedrive te weten van Renen, van Renswoude ende dyergelijcken, dat men alsdan nyet en verstaet te spreecken van parochen ofte geestelicke jurisdictiën, maer van de weerlicke jurisdictie.

Ende hyeromme moet men die woorden onder 't bedryve van Renen in ‘t octroye van de Majesteyt begrepen verstaen worden van 't gerechte van Rhenen daer onder 't gerechte van Renswoude nyt begrepen en is.

folio 313v
Accepteren die verwerers voir zoeveel voir haer doet ende anders noch vorder nyet, dat d' eyschers in ‘t V ende VI articulen poseren dat die veenen van Emmichuijsen daeronder die twyntich margen in questie begrepen zijn confronteren ende palen aen de Renensche ende Eder veenen.

Want daeruut volcht dat d'zelve Emmichuyser veenen onder die voerseyde Renensche ende Eder veenen nyet en behoren maer daer van distinct ende separaet zijn.
12-1565: VERVOLG.

Gelijck notoir ende zonder controversie is dat 't gerechte van Renswoude daeronder Emmickhuysen behoirt een distinct gerechte ende jurisdictie is toebehorende die weduwe ende leenvolger van zaliger heer Jan van Culenborch die daer mede bij Coning Majesteyt verlijt zijn.

Ende is vreemt dat d' eyschers tot die Grifte in questie alleen zouden willen contribueren voir twyntich margen.

Nae den mael dat notoer is dat alle die

folio 314
XLIII
veengenoten diegene die de Grifte hebben willen gebruycken hebben moeten aenbrengen ende contribueren voir alle alzucke veenen als zij onder die Grifte ofte octroye leggende hebben.

Gelijck als zijluyden zulcx oeck gedaen hebben.

Beroerende die leste naevolgende articulen daer van in die reconventie geseyt wordt, seggen d' eyschers in 'tzelve cas dat zij zullen doen blijcken dat in de Emmichuyser veenen twe lange watergruppelen geslagen zijn.

Ende dit ongeveerlick binnen den tijdt van negen ofte thyen jaren.

Voer welcken tijdt die van Emmichuijsen haerluyder waters plegen te leyden in de wijcken als in ‘t XXIXen articule van de antwoirdt geseyt is.

Ende teneynde mijn heeren mogen verstaen dat d' eyschers in reconventie met goede redenen 'tghene voirseyd is versouckende zijn

folio 314v
zoe is te weten dat die van Wageningen ende andere dorpen van den lande van Geldre gelegen omtrent die Renensche ende Geldersche veenen hemluyden in den jare van LV beclacht hebben gehadt van den overlast van 't water dat uut die veenen comende was.

Waerop die eyschers in reconventie alsdoen zekere proces hebben moeten sustineren.

Ende nu onlancx in desen jegenwoirdigen jare van LXV [1565] hebben die voirseyd partijen andermael 'tzelve different gerenoveert ende vernyeuwet ende hemluyden aen den staten van den lande van Geldre, beclaecht van den overlast van 't voerseide veenwater.
5-1566: Aen mijnen heeren Canceler ende Raeden Conincklijke Majesteyts in Gelrelant verordent.
Geven oetmoedelick te kennen die veenraeden uuten name van de gemeyne geërfden in den Gelreschen ende Stichtsche veenen contribuanten in de Griften, hoe dat die richter ende heemraeden mette geërfden van Wageningen op ten IIen may lestleden bij hemluyden ontboden hebben Gerit van Hern, fabryckmeyster ende directeur van den wercken derzelver Grifte ende hebben hem aengegeven onder andere dat die geërfden van Wageningen groote schade leden doir dyen d' water van de Grifte in haer landt liep ende 'tzelve inundeerde zulcx dat zij 'tzelve nyt gebruycken en conden begherende dat Gerit van Haern den supplianten aengeven zoude, teneynde remedie daerinne gedaen worde dat zij gheen schade en leden oft indyen 't nyet geremediert en worde waren zij gemoyt mit een clockenslach te comen ende werpen 't Colckschut uute, ende

folio 317
XLVI
steecken die scepen voer die sluys geladen leggende in brande, daerop Gerrit van Haeren begheert heeft dat men in geschrifte zoude geven, waerdeur zij hem lieten duncken schade te lijden, ende hoe zij begheerden men zulcx remedieren zoude, dan hebben hem nyt bij gescrifte willen geven maer alleenlick bij monde belast zulcx zijnen meysters aen te geven, zoedat die supplianten nyt en weten waer voir zij sich wachten zullen, ende hoewel nyt bevonden en zal worden metter waerheyt dat die landen der van Wageningen deur d' water uut die Grifte comende bescadicht worden maer d' water dat die landen van Wageningen nu bescadicht compt van Manen, Doesborch ende Velthuysen, ende dat die sluys overmits het continuele hoge water van den Rijn nyt en heeft mogen trecken in drye ofte vyer maenden, hoewel oeck hyer bevorens in den jaere LVI op
5-1566: VERVOLG.

dese ende gelijcke questien procesverbael is gehouden voir mijnheere den Canceler ende Jacob Pyeck, heere van Ysendoirn ende meyster Willem van Dyemen ende Leo Gilkens als commissaryssen beyder provintiën, ende dat doen ter tijdt partijen huir in de bevolen is egheen attemtaten te doen als blijct bij den verbale daerof zijnde

folio 317v
hoewell oeck die sluys ende scutten daer die van Wageningen over clagen gelegen zijn op ten Stichtsen bode in den lande van Utrecht. Nochtans zijn die supplianten beducht dat die van Wageningen dyen onaengesyen, zonder enige manieren van recht met moetwillicheyt zullen hoir voernemen te werck willen stellen, 't welck den supplianten keren zoude tot groote schaden ende verdriet. Bidden daeromme oetmoedelicken dat mijn heeren believen will te scrijven besloten bryeven aen den richter van Wageningen daerbij hem wel scerpelick bevolen worde op te verbeurte van de hoochste straff, nyet te geheugen dat die clocke omme te doen 'tgene dat voirscrenen is getogen worde ende dat hij in die kercke laet publiceren dat nyemandt hem en vervoordere die clocke ten fijne als boven te trecken oft enige werckelicke attemptaten voir te nemen anders dan met rechte op te hoochste straf, ende indyen die van Wageningen yetwes zouden weten te clagen ofte bewijsen van enige schaden die de veengenoten haerlynden gedaen zouden mogen hebben zijn te vreden die saecke te keren aen de voirseid commissarien die deur 't versoecken van die van Wageningen daer eertijdts toe gecommitteert zijn geweest
6-5-1566: Aen Cornelis van Wyhe, richter te Wageningen.
Erentfeste ende frome bijsundere guede frundt. Wij scicken u hyerinne besloten zekere supplicatie in statt der Coninck Majesteyt to Hispanien etc. onses alre genadigsten Heeren, ons overgegeven ende gepresenteert vanwegen der veenraeden uuten naem van den gemeyn gëerfden in den Gelderschen ende Stichtschen veenen contribuanten totter Griften

folio 318v
u laten weten dat zullick onbillick ende dreichlick uwe ende die heymraeden voirnemen (woe id zulcx were als te kennen gegeven wordt ’twelck wij dan noch nyet wael kunnen geloven) nyet genoechsamelick zoll kunnen verwonderen noch van hoichst berumpter Conincklijke Majesteyts wegen verduncken gesucuende derhalven in statt derzelver Majesteyts u bevelende dat ghij daervoer zijt und vermijdet ende daervoer zijn ende vermijden doet dat (tot aenfanck und volfuerengh deser aengetogen moetwilligen und daetlickenn handels) die clocke nyt getogen of yetwes anders daetlicx wircklicx of gewaltlicx worde voergenomen oft uutgericht want men sunst van zijner Majesteyts wegen nyet ombgaen soll kunnen u die zulcx in den ampte uwes beveels toegelaten und voirts denghenen die ‘tzelve gedaen und oick bevolen hadden yederen in zijn gestalt daervoir aen to zien, und zijluyden gebuerlicken straf wederfaren to laten. Doch (indyen vercortet, vernadert of beswaert te worden vermeynt) denzelven met gebeurlicken rechte to mogen procederen daerin de zoe id behoiren zal hyer mit onbenomen und onbehindert, und eyntlick van hoichst berumpter Conincklijke Majesteyts wegen oeck gesinnende, dat ghij ons op ’t allerspoedelicxt (mit wederscickongh der voirseyd supplicatie) overscrijft een volcomen ende claer bericht zoewael op ’t presenteren
20-5-1566: Supplicatie aen den grave van Meegen stadtholder etc.
Welgeboren vermogende genadige heere, u genadige zullen ongetwijfelt noch wel indechtich zijn, welcke gestalt die gemeyne geërfden van Wageningen, Bennecum, Ede, Manen, Velthuysen ende Doesborch ongeverlick een jaer geleden opten lantdach to Nijmegen aen u genadige und aen der lantscap over ons gesuppliceert

folio 321
L
als zouden zijluyden deur onsen scutten in de Grebbe merckelicken bescadicht zijn geweest etc., op welcke supplicatie wij vurlangs hebben geantwoordt ende zoe ons nyet en was geinsinueert of die van Wageningen mit hoiren consorten daerop voirder gescreven hadden of nyet heeft van onserzijde tot noch toe in derzelver saecken nyet konnen gevordert worden ende hoewel dieselve supplianten wel hadden behoirt die saecke voirts teneynde te vervolgen, gelijck zijluyden zelfs die hadden vurgenomen, hebben zijluyden nochtans dien onaengesien nu onlancx ons gerichtelicken doir den richter ende dijckgreeff van Wageningen doen citeren omme den dertichsten deser maendt voir denzelven dijckgreef te compareren bij Wageningen omtrent die Haersluyse allwaer dijckgreef ende heemraeden van Wageningen vurseyd zouden recht mogen doen ende aldaer het aenclagen van den gemeynen geërfden van Wageningen ende hoiren consorten voirseyd te beantwoirden met intinuatie of wij compareren of nyet dat dijckgreef ende heemraeden vurseyd dat gerecht evenwael zijnen voertganck zoude laten gewinnen etc. gelijck uwe genadige uut bij verwaerter copien derzelver citatien zal believen te verstaen, d'wijl nu genediger heer, wij nu yerst op gisteren vernomen hebben dat die van Wageningen
20-5-1566: VERVOLG.

folio 321v
hebben hoirluyder replyckscrift aen u genadige overgelevert 'twelcke oeck volgens onsluyden bij besloten missive (daervan copie hyerbij gevuecht) zoude toegesonden zijn, ende wij diezelve oeck noch op ten dach van huyden nyet en hebben ontfangen, weten oeck nyet waer diezelve mach zijn verbleven, is ons dienstlich bidden ende begeerte uwe genadige willen die vurgenoemde supplianten daertoe vermanen dat 't voirseyde replyckscrift ons ten handen gestelt mach worden, wij willen onse uterste neerstichtheit doen eerstdages ende zoe haest ymmers mogelick daerop te dupliceren opdat diezelve saecke naer behoren mach teneynde gebracht werden. Biddende insgelijcx u genadige believe die van Wageningen met haere consorten voirnoemd daer toe te induceren, dat zijluyden nyet voirts en varen achtervolgende die bovengescreven nu lest uutgegaene citatie midlerwijle zullen wijluyden onse scutten der gestalt (gelijck oeck vurhin geschiet) mit nederleggen ende anders regeren dat die supplianten vurseyd ghene billick reden zullen hebben sich van enige scade oft interest daerbij geleden te beclagen, welgeboren vermogende genadige heere wij bidden God almachtich u genadige in gelucksalige regimente lange te willen bewaren. Gescreven te Renen den XXen may anno XVCLXVI [1566]. Onderteykent aldus

folio 322
LI
uut den naem ende vanwegen uwe genadige dienstwilliger den gesworen veenraeden der veengenoten, Jacob die Eedel. Ende d' opscrift was aldus: Waelgeboren vermogende heere Charles van Brimeu, graef van Megen etc., frijheere tot Humbercourt heere tot Heusden etc., stadthouder ende cappiteyn-generael des furstendombs Gelre ende graeffscaps Zutphen onsen genadige heeren.
29-5-1566: Missive van Thomas Gramaye. Eersame voirsichtige bezondere goede frundt ende metbroeder, ick heb desen morgen metten bode van Renen uwer lieden brief ontfangen, ende terstondt doctor Pannecoeck die saeck gerecommandeert ende besloten missive erlangt als uwe lieden bij copye hyerinne verwaert sijen zullen mogen. Als ick Boecop ende Wees overmorgen alhyer ter dachvaert vernemen, zal ick met hemluyden zoe vele mogelick in ‘t vruntlick communiceren, dewijle oeck die vrunden begheren ick mij goensdage 's avonts in den Sleutel laten vynden wil om des anderen daechs aen de Haersluys te compareren om t'samen te beraetslagen wat wij doen zullen. Overmits wellicht noedich wil vallen dat de bode die de brieven aen die van Wageningen, Eede, Manen ende Velthuijsen alhyer aen mijn heeren Canceler ende Raeden rapport doe wye hij die gelevert heeft, ende wat hem

folio 322v
wedervaren is, heeft mij geraden gedocht, dezelve 's Conincx gesworen boode te seynden, hij zal u die brieven leveren moecht hem alsdan belasten wyen hij se dragen zall, mij dunct dat men se den richter behoirt te doen leveren. Aengaende 't besteck van't Rijnschut zal ick daerop raedt nemen mit enige timmerluyden ende haer estimatie verstaen en goensdage gevet God met mij brengen. Hyermede Gode bevolen. Uut Arnhem den 29 may 1566 onderscreven. Die al uwer goedtwillige dienaer ende vrundt, Thomas Gamaije. Op ten rugge stondt gescreven: Eersame voirsichtige mijn bezondere goede frundt ende metbroeder Jacob die Eedel. Itzont wesende in Venendael.
24-5-1566: Missieve van den Cancelrije aen den gemeynen geërfden to Wageningen, Eede Manen, Velthuysen und Doesboch sampt und bezonder.
Erentfeste eersame eerbare ende frome bezondere goede frunde, zijnde de edele ende walgeboren heere grave to Megen etc. deser landen stadtholder und capiteyn-generael bij Jacob die Eedel uut den naem ende vanwegen der gesworen veenraeden der veengenoten gescreven, als ghij hyerinne verwaert verneempt und bij zijne genadige ons diezelve missive toegesant om daer

folio 323
LII
op tho disponeren is vanwegen der Conincklijke Majesteyt tho Hispanien etc., onses alregerende heeren onse ernst gesinnen, dat ghijluyden zullicke missive met vliete durchsiet, und aengemerct dattet gans onbillick, jae oeck nyt staen kan dat yemandt om eene saecke aen versceyden oirden to weten alhyer (daer ghijluyden yest hebt aengefangen ende oeck voir den richter ende dijckgreeff to Wageningen in rechte betogen worde) die saecke voir den richter oft dijckgrave to Wageningen bij citatie aengehouen aenslaen laten, und mit die alhyer yerst aengefangene procedueren voirtfaren, den vurseyd gesworen veenraeden der veengenoten zullicke uwe replycke (die doch overmits zijner genadige missive der welcker copie oeck hyerinne besloten is, aen hemluyder gedirigeert ende enigen van u om to bestellen behandelt is worden, 'twelck ons verwondert noch nyet geschyet to zijn) noch op ’t spoedelicxt overseyndet om daerop te worden gedupliceert ende folgentz in der saecken gedaen ende geordonneert als 't nae bevinde behoren zal, mit den aenhange evenwael, dat ghijluyden middelertijdt alle rechtforderongen voir den voirscreven richter ende dijckgreef bij citation oft anders tegens denzelven veenraeden aen gefangen (om redenen ende oirsaecken boven gesacht und sunst) berusten ende aenstaen laten, und u luyden recht alhyer vervolligen desen willen van hoochst berumpter Conincklijke Majesteyts
29-5-1566: Den XXIXen mey anno LXVI [1566] zijn to Renen gecompareert omme den voirseyd rechtdach bij den richter van Wageningen geintimeert, waer te nemen mijn heere Thomas Gramaij, eerste rekenmeyster to Arnhem, Jacob die Eedel, Arnt Foeyt, Lubbert van Compostel ende Claes Gerritsz, veenraeden met Anthonis van Cuyck Jansz ende mr. Dirck Nijpyser, ende hebben nae voergaende communicatie met Johan die Keyser ende andere vrunden mr. Dirck Nypijser speciale procuratie gegeven als hiernae volcht.

Een procuratie voir mr. Dirck Nijpijser. Wij schout, borgemeesteren ende scepenen tot Renen doen condt ende certificeren mits desen openen brieve dat voir ons gecomen ende gecompareert zijn die edele heeren Thomas Gramaij eerste rekenmeyster in Gelderlant Jacob die Eedel, Arnt Foeyt, Lubbert van Compostel ende Claes Gerytsz

folio 324
LIII
alle als veenraeden der Gelderschen ende Renensche veenen uuten name van de gemeyntelicke veengenoten contribuanten totter Griften, ende hebben gesamender handt machtich gemaect, constitueren ende maecken machtich mitsdesen meyster Dirck Nijpyser omme op huyden datum van desen uuten name ende vanwegen haer constituanten te erschijnen voir dijckgrave ende heemraeden van Wageningen op ofte bij die Haersluys om te anhoren alzulcke clachten ende propositien als alder voergedragen zullen worden vanwegen den geërfden des scependoms van Wageningen, Bennichem, Manen, Velthuijsen ende Doesborch etc., achtervolgende die scriftelicke wete van den richter ende dijckgrave van Wageningen voirnoemd in date den XIIen deser maendt meye, ende na verhoer derzelver aenspraecke, dezelve in scrifte te begheren, dach op zijne voerspraecke te nemen ende beraet totten naesten gerichte. Voerbehalden alle exceptien van rechten egheen uutgesondert, ende den constituanten van alles rapport te doen van zijne wederfaren. Allet zonder argelist ende want dit aldus voir ons schout, borgermeesteren ende scepenen voirnoemd gedaen ende gepasseert is, zoe hebben wij
30-5-1566: folio 325
LIIII
Actum op donredach den XXXen may anno etc., LXVI [1566]. Onderscreven aldus, Johan van der Moelen, landtscrijver der dijckscau van Wageningen.

Eysch oder aenspraeck des erenvesten ende fromen Cornelis van Weze ende Wilhelm van Poelwijck als volmechtigen der sementlicker geërfden ende gelanden van Wageningen Bennichum ende der buerscappen van Eede, als Manen, Velthuysen ende Doesborch clegeren op ende tegens

Mr. Dirck Nijpijser als volmechtich heeren Thomas Gramaye yrste rekenmeyster in Gelderlandt, Jacob die Edel, Arnt Foeyt, Lubbert van Compostel ende Claes Geritsz nu ter tijdt veenraeden der Geldersen ende Renensen Veenen beclaechden.

Erenveste ende frome achtpare ende vursichtige heeren dijckgreef ende heimeraeden gunstige heeren ende gebiedende frienden.

folio 325v
Naevolgende den voroirdel tusschen den volmechtigen beyder partijen voirseyd ende in bijwesen der tweer gesaicten volmechtigen des walgeboren graven tot Culenborch als mitclegeren bij Johan to Bocop sampt anderen heimraeden op donnersdach den dertichsten may in gespanner bancken bij die Haersluys pronuncieert ende uutgespraicken ende der bewilligong beyden sydes volmacht allet in den signaet beschreven geven die volmechtigen der clegeren over oiren eysch oder aenspraeck met erbiedongh denzelven zoe voill noidich to willen bewijsen doch tot overflodingen bewijse sich hyermit nyt to willen verbynden, daervan apentlick protesterende.
Ende onder solicke protestation seggen die volmechtigen der clegeren voirseyd waer to zijn.
Tho weten dat die geërfden vorscreven
30-5-1566: VERVOLG.

folio 326
LV
voir voille jaren boven memorie van menschen erstreckende eyn weteringe gegraven ende becosticht hebben gehadt daermit ende durich diezelve oiren water van oiren beyden werden ende koornlanden inngetal haldende ongeferlich vyerduysent margen landtz durch die sluys in die Greb verlaten ende ontledich werden.
Item is ein alt gebruyck in desen furstendoms Gelre, ommers in den ampt van Overbetouwen observirt ende onderhalden dat nyemandt weren of korven in die landtwateringen setten of in leyde graven bij eynre peenen van twee alden schilden alzoe dick als hey van den amptman of heimeraedt off van enigen daerup gevonden wurdt, sich tot den landtbrieven ende alden gebruyck refererende.
Welcke vrijheyden ende privilegien Roomscher Keyserlicher Majesteyt hoech loflicker gedechtenisse in denn tractaet voor Venloe in ’t jare XVCXLIII ende sunst daernae Coninck Majesteit

folio 326v
tot Hispanien etc. onsen alre genadigsten heeren ende landtfurst in der huldongh genedichlich confirmirt ende bestedicht hebben.
Ende van dese vrijheyt ende gebruyck hebben viff personen gerichtelicke getuychenisse der waerhait gegeven in ’t jare XVCLVII [1567] op maendach nae Sint Remigiusdach, uytgedragen pro copias hyerbij gefuecht, daertho die clegeren hem refereren presenterende die originalia vor tho bringen.
D'wijl dan die beclachten veengenoten contrarie van deser vrijheit ende gebruick den clegeren groote marckelicke schaden mit zekere onbehoirlicke opstoetinghe van schutten in die weteringhe angedain, daer om dan oeck voille ende versceyde bijcompsten in ‘t jare XVCLVI, LVIII en LIX gehalden ende die clegerenn mit friendtscappen doch nyet geholpen sint worden
30-5-1566: VERVOLG.

folio 327
LVI
heeft die kentlicke noot sich beweget dese forderongh met dijck ende waterrechten to institueren ende d' een nae, sustiniren ende seggen die clageren dat oire weylanden, boulanden ende broecklanden nyet alleyn tegens alle bescreven rechten mer oeck tegens naturlicke ende waterrechten in vurleden jaren ende oick alnoch merckelicken beschadicht zijnt worden, ende voill meer in toecomenden tijden gescapen zijn tho werden durch zekere steytinghen ende onbehoirlicke scuttingen van den wateren vor ende beneden den uutganck streckende in den Rijn, die welcke steutinghe dom ende vornemende die gemeyne veengenoten zalige heere bisscop Davids Grifte genietende tenzij dat hyerin nae recht versien werde.
Welke schaden die clegeren estimiren ende achten op hondertduysent golden gulden van gewicht doch sich referirende tot oculair inspection ende besichtigonghen

folio 327v
ende concluderen dairom die clegeren volmechtigen dat alzulcke beletten ende onbehoirlicke steutinghe ende schuttingen terstondt ende zonder vorder vertreck bij den voirseyd veengenoten beclachden costeloes ende schadeloes afgedain zullen werden voireyns.
Dat oeck die veengenoten beclachten voir den in zoe voill jaren op ende an die vyerduysent margen landts gedamen schaden gecondemniert zullen worden die hondertduysent golden gulden mit restitutie aller gerichtelicker oncosten gedaen zijnde ende die hangende desen proces gedaen mogen werden den clegeren op te leggen ende te betalen doch die moderatie ende tax dairvan stellende tot erkenteniss der heimeraiden nae waterrecht anderdeils.
Dat welcke sich alzoe nae recht eigenn ennde geboirenn zal gesunnende naevolgende den voirangetogen bij Johan tho Bocop gewesen ordell deser aenspraecken ein gerichtz ende gerechte antwoirdt
1-1557: Getuychenissen bij die van Wageningen mit hoiren consorten overgelevert.
Wij Gerrit Ingen Nulandt, richter in der tijdt der stadt van Wageningen, Heessel van der Lauwijck ind Cornelis van Oemeren, scepenen bienen Wageningen doen konde ind certificeren voer die rechte waerheyt overmits desse tegenwoerdige apene placaet dat voir ons in den scependoms gecompariert ind in oiren properen persoenen erscheinen zijn Joerien van Dolre, oldt omtrynt soeventich jaren, Johan van Eessen, olt umbtryndt een ind soeventich jaren, Arnt Jeger, olt omtrent sess ind sestich jaren, Goese Lubbersz, een ind sestich jaren olt zijnde ind Arnt Jansz op ten Born, olt umbtrynt een ind tsestich jaren om eyn getuich der waerheyt te geven.

folio 328v
Daer die posanten semelck toegebaiet weren als recht is ter instantie Johans van Reness, Derricks van Brienen, ind Johans die Boickcoip, als gecommitteerde van de gemeyne geërfde van Wageningen ende Bennichem ombdat die gedaechde hoire rechte wetenheyt gerichtelick voirweynden zouden, wie die van Wageningen of geërfden van dien oiren rechten ind olden waterganck ofte voirganck tussen den Piessel ind die Grebse sluyse gefeiget, geruymt ind die schauwe daer aver gevuert hebben ind saechte mede die gecommitteerde vurseyd, inden die gedaechde oire dispositien op ten interrogatorien elck inzonder nyet gerichtelick voirweynden of bij oiren eede bestendigen en wolden en willen zij zulcx van einen ider nyet geleden hebben, ind queme daerbij tho scade zoe groot ind guet als hondert gouden realen, ind den schade mit recht daerbij hebben die posanten elck insunder oer den penninckgelt ontledicht ind den schade mit recht daer bij mit opgestrecte vingeren volstaefs eedtz lijflicken ind aen goden then heyligen gesworen dat warachtich is,
1-1557: VERVOLG.

folio 329
LVIII
dat zelige Johan van Herfelt voer ind zelige Goert van Hersvelt Johanszoon, nae, als geswaire lantbaide den vurseyd alden ind rechten waterganck oft voorganck van den Piessel aff nederwerts wes aen de Grebsche sluese tho alle jare gefeight hebben, ind dat oeck warachtich is dat wes korven of fuycken die dijckgreeff ind hemelraiden van Wageningen in de tochgraven ind voirganck voeynden (wes aen die Grebsche sluesse toe) die hebben die dijckgreef mit zijn hemelraeden opgetagen ewech genomen ind oeck aen twee geholden, oeck zoe tuychden die posant dat nyewerf in den voirganck van den Piessel af wes in den Rijnstroom tho, enich schuetten of opstuyetoge des waters geweest is dan nu die geërfde van den veenen onlangtz gesat ind opgestuyet hebben, Johan van Essen heeft met zijnen eedt bestedicht ind gesaecht warachtich to zijn dat Johan van Herfelt voer ind Goert van Herfelt zijn zoen

folio 329v
nae, als guede landtbaiden den voirganck uuten naem ind vanwegen des dijckgreefs ind hemelraede van Wageningen alle jaere gefeyght hebben, ind dat daer inne nyemandt gheen fuycken oft korven sette of leggen mouste zij en worden oir van den dijckgreef ind hemelraeden genomen, ind tuychden mede dat in den vurseyde voirganck gheen schuytten of opstueïnghe des waters gestaen of geweest en zijn, dan die nue durch die veenheeren of gearfden der veenen gesat ind gelacht zijn. Arnt Jeger heeft ten heyligen gesworen dat idt warachtich is dat wael dertich jaren verleeden is dat Johan van Brienen der tijdt noch werlich persoen mit Henrick van der Brugge der tijdt hemelraeden van Wageningen hem persoen posant gehuert hebben mit noch acht personen van deser zijden daer die hemelraeden van Ryehen oeck negen personen of arbeyders tegens gehuert ind bestelt hebben ind dat vanwegen der gemeyn geërfden van beyden zijden
24-5-1566: Eysch ende aenspraeck /(marge) Antwoorde ende exceptien van den veenraden/ overgelevert bij die van Wageningen mit hoire consorten.

Omme voir den erentvesten Cornelis van Wijhe, richter ende dijckgreef saempt bij sittender heemraeden van Wageningen mit namen Johan to Boeccop, Frederick die Ruyter, ind Cornelis van Rijemsdijck vanwegen der veenraeden ofte hoofden inder tijdt der Geldersche ende Rijenensche veenen (zoe die vermeyntelicken ende pretenselicken alhyer voir dijckrecht verdaecht ind aengesproken zijn) bij exceptien then geboirlicken voiroerdellen te wederleggen ende te destrueren alzulcken vermeynten nychtigen ende onbestendigen eysch ende aenspraecke als bij den erentfesten Cornelis van Weeze ende Wilhelm van Poelwijck als vermeynte ende pretense volmechtigen der sementlicken geërfden ende gelanden van Wageningen, Bennichem, Manen, Velthuijsen

folio 331v
ende Doesborch op donredach den XXXen may lestleden gedaen ende scriftelicken ingelacht zijn, zoe protestieren voerbedingen setten ende seggen die verdaechden ende excipiëntenvoergenoemd zulcx ende 'tghene hyernae volcht.
I. In den yersten ende voir all zoe protestieren ende voirbedingen dese verdaechden ende excipiëntendat zijluyden overmits desen inleggen ende exhibition nyt in meynonge en zijn noch en willen sich onder dese jurisdiction ende dijckgraefscap gericht wijders nochte vorders te begeven dan zij nae rechten ende mit recht schuldich ende gehalden zijn, willende dese hoirluyder protestation tot allen ende ygelicken articulen deser naevolgender exceptien ende voiroerdellen telcken voir gerepitiert ende erhaelt te hebben.

II. Item hyer beneffens ende anderdeels protestieren ende voirbedingen dese verdaechden ende excipiëntendat zijluyden aen deser bancken ende gerichten nyt geworven nochte geroepen en zijn mit behoirlicke inganck
24-5-1566: VERVOLG.

folio 332
LXI
des rechtens (hetzij mit inleydinge ofte mit ontwaringe ofte lantbesatinge ende dyergelijcken als bezonder voir vermeynten schaden ofte schult) zoe recht zij ende nae gemeynen inganck van rechten deses alingen furstendoms Geldre ende graefscap Zutphen, zoe doch dese onformelicke verdaechden egheen ondersaten noch ondergelanden en zijn der stadt ende scependoms noch oeck des dijckrechten van Wageningen voergenoemd.

III. Onvermindert alle welcke voirbedinge ende protestations setten ende seggen voirts dese verdaechden ende excipiëntenhoedat nae den gemeynen openbaren notoren ende gebruyclicken landtrechten ende dijckrechten deses waelgedachten furstendoms Gelre etc. eyn verdaechde ofte verweerder (wan hij dan aender bancken geworven waer zoe recht zij) bedingen hebben ende genyeten mach drye voiroerdellen die één dattet ander nyt en zij, ende zulcx overmindert ende voir zijn rechte antwoirdt ader litis contestation ten principale.

folio 332v
IIII. Welcke drye voiroerdellen ende drye exceptiones dem nae dese verdaechden alhyer mits desen alzoe voerbedingen ende voir aen bedinget wilhen hebben (onvermindert hoer vorder defension ende rechte andtwoirdt ten principale) omme daerop allet bij oerdene formelicken en behoirlicken bij rechte voiroerdellen ende interlocutoer vonissen respective recht gedaen ende gewesen te werden naebehoren onder alle wijder protestation oeck van desen.

V. Staende alle welcke voergaende protestationes ende derzelver onbegonen ende zonder die één den anderen te contrarieren of te naedelich te zullen wesen in eingerley wijse zoe articuleren setten ende seggen voirts dese verdaechden voir hoir exceptien ende ten rechtelicken voiroerdellen, zulcx ende 'tghene hyernae volcht.

VI. Aenvenclicken ende then yersten voiroerdel setten ende seggen dese verdaechden bij
24-5-1566: VERVOLG.

folio 333
LXII
exceptie declinatoer van incompetentia indicy ac jurisdictionis als dat dijckgreef ende heemraeden van Wageningen voirgenoemd (debita reverentia alias semper salva) egheen behoirlicke noch competente richters en zijn noch wesen en mogen in deser steydiger ende contentieuser saecken ende questien nochte tusschen dese vermeynte clegers ende hem verdaechden ofte verweerderen alhyer.

VII. Aengesien die weteringe (die dese clegers oeck inhalts hoire eygen zelfs aenspraecke voergenoemde namentlicken noemen ende bekennen bisschop Davidts) die bodem ende grondt derzelfter Grifte is Stichts ende Utrechts ende alzoe territory Traiectem.

VIII. Als volgens oeck zijn die landen aen beyden zijden derzelver Griften bisscop Davids graeff gelegen.

IX. Waeromme dan consequentelick diezelve Grifte (bisscop Davids grave) allet Stichtsche

folio 333v
ende Utrechtsche jurisdiction is, ende ummers nyt subject nochte onderhoriche deser dijck ofte waterrechte, nochte den heemraeden van Wageningen.

X. Edoch ende nae dem bij alzoe die jurisdiction in derzelver Griften saempt die schauwe teringe derzelver indifferent ende zulcx beyde der landtsfvosten ind heeren hoecheyt heerlicheyt ende gerechticheyt betreffen ende concernieren mach zoe coempt die kennisse daervan alleen bij denzelven tween landtsheeren ende der zelver hoirer hoechwijsen Cantzlerije ende hogen Hove van justicien the verhoren ende te termineren, ende nyt bij dijck ader heemraeden gerichten, 'tzij der van Wageningen ofte der van Rhyenen daerinne zij doch zelfs (als partijen) gheen richters zijn konnen, wije hyer van dan opentlick ende genoechsam voersien ende gedisponeert is in den hoechloffelicken Keyserlicken ende Gelderschen Vendloesche tractaet ende anderen overdrachten deser alinger landtscap Geldre etc. Allet hyerbij diezelve in bedingt.
24-5-1566: VERVOLG.

folio 334
LXIII
XI. Waeromme dan dese verdaechden wael ende mit recht voucht ende gevoert dese exception declinatoir ende incompetentie deses gerichts aldus te proponieren ende te bedingen, hyer op voirts ten yersten rechts ende een geboirlick voiroerdell versoeckende ende gesinnende bij desen nae rechte.

XII. Item hyer en boven voirts ende bij alzoe ist them tweeden voiroerdell setten ende seggen dese verdaechden bij andere exceptie van suspectien ende recusatien als dat dijckgraeff ende heemraeden boven genoempt desen verdaechden suspect zijn.

XIII. Aengesien diezelve voergenoemde heemraeden derzelver saecken gebreecken ende vermeynter schaden (in der voirnoemde aenspraecke begrepen) mede partijen compatienten ende over zulcx als medeclegers ende aenleggers tho verstaen ende to achten zijn.

XIIII. Nu ist in allen rechten hoechlicken verboden

folio 334v
ende wael periculoes ende daeromme zeer suspect dat eener wesende cleger ofte medeclagende partije, diezelve voirts richter ende oerdel wijser wesen zoude in derzelver saecken jae all waert oeck alleenlick dat hij van gelijcke saecke haddeofte daerbij winnen ofte verliesen mochte.

XV. Waeromme dan desen verdaechden wael mit goeden redenen ende recht geboert ende toestaet desen gericht (onder alle geboirlicke reverentie) te suspectieren ende als suspect te recusieren ende dat zij verdaechden hyeromme ongehalden zullen wesen alhyer voir desen dijckrecht wijders ofte vorder deser strijdiger saecken ten rechten to staen, hyerop voirts ten anderden (ende nae nootdurst) dese verdaechden vorder rechts ende een geboirlick voiroerdel versoeckende bij desen nae rechten.

XVI. Item hyer en boven noch voirts ende in alle alzulcken gevalle ist noodich then derden voir oerdell setten ende seggen dese verdaechden andere ende vordere exceptien van litispendentien.
24-5-1566: VERVOLG.

folio 335
LXIIII
XVII. Aengemerct tusschen dese zelfde partijen voirgenoemd ende ter cause van derzelfder saecken ende questien (als van de schutten ende vermeynten opstoevinge des waters ende schaden etc.) versceyden aen geheven rechtvorderingen ende litispendentien gemoveert, vervolcht ende al noch ongeëyndt hangende zijn voir andern rechters ende hoger indices ende gerechten, als te weten.

XVIII. Eerst (ende dat ter instantien van desen aenleggeren) voer beyde der landtsfursten ende heeren hoechwijsen Hoven ende Raeden saempt derzelver veroerdenten commissaryssen als mit namen mijn heeren den Cantzler ende Jacob Pieck heere tot IJsendoirn van der Gelderscher, meyster Wilhelm van Dyemen ende Leo van Gilleken van de Stichtser ofte Utrechtsche zijden.

XIX. Welke vyer daertoe gecommitteerde heeren allet in loco die saecken ende plaetsen contentieus te water ende te lande van sluysen ende schutten ende dat in jegenwoericheyt van dese beyden partijen oerdentlicken ende volcomelicken besichticht ende diezelver partijen aen wederzijden ende

folio 335v
hinc inde op alles met oeren schijn ende bescheyt gehoert ende voirts ten lesten een forstelick ende hoerlick reces ende scriftelick verbael daervan gemaect ende denzelven partijen elcx één mede gegeven hebben, daernae te zullen halden ende reguleren.

XX. In welcken verbael ende reces diezelve heeren commissarien van beyder Cantzelrijen ende Hoven wegen desen beyden partijen respectivelicken oock geinterdiceert ende verboden hebben yet te attentieren noch te innovieren totter tijdt ende wijlen die saecken aldaer geëyndet ende termineert zolden wesen wijders ende claerlicken blijckende bij den zelven forstelicken verbaell ende recess in date den XVen july anno etc. LVI [1566] hyerbij in bedingt.
24-5-1566: VERVOLG.

XXI. Then anderen voir onsen genadige heeren den stadhouder-generaell deses furstendoms Geldre den graven Van Meegen etc., all waer (desgelijcx wye voir op eygen zelfs supplicieren ende concludieren van desen aenleggeren) gescreven es bij manieren

folio 336
LXV
van eysch antwoerde ende replyck zulcx dat dese (nu alhyer opnyes ende them derden verdaechden ende excipienten) opte zelven replyck zolden hebben te dupliceren als een verweerder toestaet, hetzelve oeck alzoe opentlick blijckende bij copyen derselver hoirluyder supplicatien ende aenspraecke ende bij andere acten van antwoirde ende diergelijcken allet hyerbij voirts in bedingt.

XXII. Alle welcke voirgemelte versceyden rechtvorderingen al noch ongeëyndt hangende zijn ende daer en boven desen aenclegeren overmits der vermettelicker deser derder aengehouen instantie ende verder ginghe alhyer vanwegen Coninck Majeteyt als landtsfurst hoechlicken verboden is, gheen andere nyeuwe instantien des rechtens oft attemptaten aen te heffen ofte innovieren 'tzelve blijckende bij scriftelick schijn hyerbij in bedingt van date den XXIIIIen dach mey anno XVCLXVI [1566].

Nu ist oeck alzoe in allen rechten hoechlicken verboden ende openbarens rechtens, dat

folio 336v
nyemandts van een saeck mit twe ofte meer instantien ende voer versceyden richters zal ofte mach geroepen, becleacht, gevordert ende gemolesteert werden.

XXIIII. Waeromme dan oeck dese verdaechden nyt gehaldenen en zullen zijn ummers tot deser tijdt ende instantien alhyer therecht to staen noch te vorden ten principael litem te contesteren, hyerop allet voirts them derden (ende nae nootdurst ende anders nyt) vorder rechts ende een geboirlick voiroerdel bij desen nae rechten.
24-5-1566: VERVOLG.

XXV. Vermits alle welcken ende yderen exceptien voir bedingt ende dese nyt to weyniger them overvloeth voir zoevele des alhyer bij desen exceptien van nooden mach zijn ende anders noch vorder nyt zoe ontledigen voirts dese verdaechden ende excipienten zementlicken ende yder in qualiteyt zoe hij alhyer geroepen mach zijn, hemluyden der alinger vermeynter ende nichtiger aenspraecken der clegeren opgemelt

folio 337
LXVI
hetzij dan oeck genaemt der hondertduysent golden gulden penninck gelts to schaden (bij alzoe oeck die vermeynte action der schaden hyer to berichten mocht zijn als neen) saempt der schaden van recht omb daer voir vorder ter ontschout te staen ende te doen nae den gemeynen deses furstendoms landtrechten ind deser bancken recht, onvermindert altoos der verdaechden ende excipienten alle hoir voirgaende protestations ende voiroerdelen nae rechten.

§. Item voirts ende voir alzoeveell beruerende den vermeyntten voiroirdell ofte vonnis interlocutoer bij Jan to Boccoep den XXXen mey verleden gewesen ende bij den aenleggers in ‘t beghin hoirer aenspraecken zonderling geallegiert etc.

XXVI. Daer weder ende tegens seggen dese gedaechden ende excipiëntendat zij zoedanich voiroerdel op tenzelven richtdach van stonden aen tot veele oersaecken gerecusiert ind daer

folio 337v
tegens geprotestiert ende vorder declaratie (zonder prejudicie der voergaenden exceptien) versoecken bij desen, derhalven des hem oeck referierende totten zelven der tijdt aenstondt gedaner protestatien ende versoeck in dem gerichtssignaet ontwijfel ter waerheyt aengeteykent als gerichts acten. Nyt to weyniger des oeck wijders to beschijningen mede bij desen in bedingende.

XXVII. In zonderheyt hyer aengemerct dat die voirnoemde oerdelwijser Johan te Boeccop in een van den mede geëfden ende alzoe een mede partije formeell ende der saecken aenhangich.
3-6-1566: Supplicatie aen den edelen walgeboren heere Caerl van Brimeu, grave tot Megen etc., sampt Cantzler ind raeden etc. in Gelrelant veroerdent.
Verthonen oetmoedelick te kennen gevende die veengenoten ende veenraeden der Ryenensche ende Geldersche veenen in der Griften genant Biscop Davidts Grifte contribuerende, hoe dat zijluyden boven recht redene equiteyt ende billicheyt genouch geconstringeert ende bedwongen worden terechte te moeten staen van den dijckgrave ende heemraeden van Wageningen ende Benninchem, nyet tegenstaende dat die zelve geheel ende all partijdich zijn ende hemluyden dese saecke ganselick aentreft (alzoe dat henluyden die judicature van deser saecken nyet en competiert noch aen en treft, noch oeck in geenre manieren toecomen noch competieren en mach, want die saecke waeromme getwist wert aentreft ende

folio 340
LXIX
tendeert teneynde zekere schutten in de Grifte gestelt zijnde ende op ten Stichtschen bodem ende grondt staende opgetogen ende gedevolueert zouden worden, ende all ist dat die geërfden oft landtgenoten van Wageningen, Bennichem, Eede, Velthuysen, Doesborch, Manen oft andere buerscappen durch der schuttingen nyt beschadicht en worden noch deur enige opsteytinge des waters hebben nochtans zoewel in den jare LV lestleden hoewel met onwaerheden mijnen heeren Cantzler ende Raeden deses furstendoms Gelre ende graefscaps Zutphen claechelicken to kennen gegeven dat zij doir die opsteytingen der voirseyd scutten bescadicht werden, ende alzoe diezelve clachten den veengenoten indertijdt toegestelt zijn worden ind oiren volcomen berichtinge daer op gedaen hebben, ende in derzelver saecke nyt gedaen en mach werden zonder yerst die twistige plaetse (als die voerscreven Grifte metten schuttingen daerinne staende) besichticht ende oculaer inspectie daerop genomen werde zijn tot dyen eynde ende omme die voirscreven besichtige ende oculaer inspectie te doene gecommitteert ende geordonneert werden vyer
3-6-1566: VERVOLG.

folio 340v
commissarien, als twee uuten Hove provintiael van Gelder, met namen die strenghe ende hoechgeleerte heeren, heer Adriaen Nicolai, Cantzler ende Raedt des furstendoms Gelder met die erentfeste Jacob Pieck heere tot IJsendoirn, mede Raedt in den furstendom Gelre ende uuten Raede provintiael van Utrecht die eerweerdige hoechgeleerte heeren, meyster Willem van Dyemen Raedt aldaer met meyster Leo van Gilkens mede Raedt, die welke heere commissarien naer dat zijluyden beyde partijen in den jaere LVI zekere overledenen dagen doen verscrijven hadden te verschijnen ende compareren opte litigieuse ofte twistigen plaetsen oire aengeven ten beyden zijden verhoirt ende oeck inspectie oculair van beneden opgaende tot boven toe genomen om alle die gebreecken (die dezelve landtgenoten sustineren durch die schuttingen te lyden) ende andere voirgewante schade te besichtigen, ende naer dat bij hemluyden zulcx wael ende rijpelicken geinsiteert, beschouwet ende besichtiget is werden, ende met alles dat ghene men van beyden zijden indertijdt

folio 341
LXX
heeft willen verdragen scriftelicke opteykeninge ende verbael daervan gemaect ende alle oiren besoingnen ende handelingen in gescrift geredigeert zijnde den beyde partijen bij recess ende oire afgescheit gegeven bij forme van provisie als dat nyemandts ofte gheene van beyden partijen d' eene off d' ander schadelick wesen en zoude ofte ghene nyeuwicheyden meer d' eene tegens den anderen te gebruycken ofte vur te nemen, als des breder bij der opteykeninge ende den verbael van den heeren commissarien daervan zijnde te spueren is, ende genouchsaem 'tzelve obtempererende is die saecke alzoe een wijle tijdts blijven berusten dan die landtgenoten nyet anders sueckende dan den veengenoten op costen ende schaden te drijven, hadden mit onrecht onderstaan anno XVCLVII te doen verscrijven
3-6-1566: VERVOLG.

op der vurseid Gryften te comen den amptman van Overbetouwe, als dijckgrave van Overbetuwe met zijnen hemraeden teneynde die plaetze bij henluyden besichticht ende die angetogen schuttinghen oeck bij hemluyden ende den dijckgrave ende heemraeden van Wageningen

folio 341v
zoude verclaert worden opgetogen te moeten worden dat welcke die veengenoten vernemende, ende dat henluyden zulcx zeer hynderlick ende prejudiciabel zoude wesen dat oeck mede die dijckgrave ende heemraeden van Overbetuwe ende Wageningen in dese saecken ghene richters noch indices en conden wesen noch enige judicature ende kennisse in der saecke dragen hebben zulcx die voirseid veengenoten bij oire supplicatie te kennen doen geven aen hoechgedachter heeren, Cantzler ende Raeden Conincklijke Majesteyts deses furstendoms Geldre ende graefscaps Zutphen ende geobtineert brieven ende beveelscriften aen den amptman als dijckgrave ende den heemraeden van Overbetuwe ende Wageningen respective in deser saecke ghene kennisse noch judicatuere te nemen dan diezelve te remittieren daer zulcx geïntenteert ende begonnen was, die welke bevelen van Cantzler ende Raeden die amptman ende heemraeden van Overbetuwe ende Wageningen respectieve geobediert ende obtempereert hebben gehadt ende in der

folio 342
LXXI
saecken nyt gedaen maer alzoe blijven berusten tot in den jare XVCLXV [1565] nu lest vergangen, opwelcke tijde die landtgenoten (hoewael met groot ongelijck) onderstaen hebben gelijcke clachten te doen aen de lantscappen deses furstendoms Gelre ende graefscaps Zutphen omme bij denzelven (all wast dat diezelve ymers in der saecken gheen kennisse met allen en hadden noch enige judicature) daerinne geremediert te werden, die welcke supplicatie voirts behandet uwer genadige als statholder van wegen Conincklijke Majesteyt onses alre genadige heeren, ende heeft uwe genadige dezelve supplicatie wederomme doen stellen in handen van den vurseid veengenoten ende veenraeden
3-6-1566: VERVOLG.

supplianten alhyer, dewelcke die zelve supplicatie beantwoirdt ende diezelve oire antwoird overgesonden hebben aen uwe genadige die van gelijcken die antwoird wederomme doen behauden hebben den landtgenoten omme daer op te repliceren die oeck oire replycke daerop gemaect aen mijn heeren Cantzler ende Raeden overgeleyt hebben, daerop geordineert is die replycke den veengenoten overgesonden te worden maer hebben die landtgenoten die voerseid missive gelicht maer den veengenoten nyt toegesonden gehadt, dan bij sich gehalden,

folio 342v
ende die saecke in der gestalt alzoe laten berusten ende hoewael die lantgenoten heure saecken hadden behoirt gehadt geprosequeert ende vervolcht te hebben alwaer diezelve geintenteert ende begonnen was, gemerct dat indicum geëindiget moet ende behoirt te werden daer het begonnen zij, zoe hadden die landtgenoten des all nyt achtende of daerop lettende op een nyeuws aen de dijckgrave aengehalden om die supplianten te verscrijven op ten XXXen mey lestleden te compareren op ofte bij de Haersluyse omme te anhoren alzulcke clachten ende propositien als ten dage dienende bij de voirseid landtgenoten gedaen zouden worden, ’twelck die supplianten verstaen hebbende zulcx uwe genadige geadverteert ende te kennen gegeven ende geobtineert behoirlicke provisie als besloten brieven aen den gemeynen landtgenoten ende geërfden van Wageningen ende Bennichem met heuren adherenten daerbij denzelven vanwegen Conincklijke Majesteyt geordineert ende bevolen is werden zeer scerpelick dese saecke ende aengeheven citatie ofte procedueren te laten berusten, maer zoeverre zij dyen aengaende yet vervolgen wilden, zouden zij zulcx prosequeren daer zulcx begonnen ende geïntenteert was, dan en hebben
3-6-1566: VERVOLG.

folio 343
LXXII
die voirseyd bevelen nyet willen obedieren noch obtemperieren maer in cleynachtonge van dyen ende dat arger is, hebben die dijckgrave ende heemraeden van Wageningen ende Bennichem metten dijckgrave ende heemraeden van Overbetuwe met hemluyden geassocieert ter instantie van den voirseyd landtgenoten evenwael in der saecken voirts gevaren ende tegens den veengenoten in effectu geconcludeert tot optreckinge ende demolitie der schutten in der voirseyd Gryften ende op ten Stichtschen grondt ende bodem staende. Allwaer die volmechtige der veenraeden uuten name der veengenoten gecompareert (zonder in indices te willen consenteren) ende oire nootdursticht vurgewant als van der aenspraecke der landtgenoten als clegeren [niet ingevuld] begherende omme daer tegens ten neesten gerichte te mogen antwoirden ofte vur te nemen 'tghene hoirluyden te raede dochte tot defensie heurluyder saecke dan is zulcx afgeslegen ende dat meer is heeft men denzelven onderstaen te graveren ende beswaren caution ende borge te stellen van hondertduysent golden gulden, ende van voir den voirscreven dijckgrave ende heemraeden van Wageningen die formele partije zijn terechte te staen ende 't gewijsde te voldoene met meer andere onbehoirlicke gravamina ende beswaernissen

folio 343v
tegens allen rechten redenen ende equiteyt ongefundeert alle 'twelck die veengenoten bij oerluyder supplicatie wel in meyninge waren aen uwer genadige, edelen ende luyden te kennen doen geven dan beduchtende als dat die voirseyd dijckgrave ende heemraeden noch die landtgenoten nyt obedieren en zolden noch oeck en wolden, ende opdat dese veengenoten van oire groote ende onbehoirlicke gravanima ende besweernissen mochten gesubleveert ende ontheft werden durch remedie van justicie
3-6-1566: VERVOLG.

ende met onbehoirlicke manieren van procederen nyt verrast ofte verijlt worden, hebben zijluyden oire supplicatie doen formeren ende stellen aen die hertoginne van Parma ende Plasance als regente ende gouvernante Coninck Majesteyt Nederlanden omme dese saecke die welcke Coninck Majesteyt als één van den meesten geërfden concernerende mede aentreft geaccelereert te mogen werden als uwe genadige, edele ende luyden bijde hyerbij verwaerte supplicatie syen mogen, ende want die supplianten beducht zijn dat oire hoocheyt alleer op te supplicatie te disponeren begheren zal advys ende bericht van den saecken daermede tijdt verloren zal mogen werden, ende die supplianten met onbehoirlicke manieren vandoen onder decxel van rechte geprecipiteert

folio 344
LXIII
ende verrascht, versoecken tot dyen eynde dat uwe genadige, edele ende vermogende heeren believen willen als van dese saecken oeck genouchsaem kennisse hebbende dese inne gelachte veengenoten supplicatie beneffens uwe genadige, edele vermogende heeren advys aver te seynden aen oire hoocheyt teneynde eintelicken daerinne gedaen ende geordonneert worde nae rechte ende behoiren ende volgende deser supplianten versouck. Dit doende etc.

Supplicatie aen de hartoginne van Parma, regente etc.
Geven oetmoedelicke to kennen die gesworen veenraeden ende veengenoten der Renenscher ende Gelresscher veenen uuten name ende vanwegen die geërfden gemeen geërfden van denzelven veenen mitsgaders die pachters van Conincklijke Majesteyts veenen mede contribuanten in der Griften, hoe dat zijluyden zekeren tijdt geleden uut cracht van een speciael octroy van Keyserlijke Majesteyt hoechloflicker memorien in date den XII marty XVCVLV [1545] vernyeuwt ende wederomme opgegraven hebben die Grifte die wijlen David van Bougoinguen, bisscop
3-6-1566: VERVOLG.

folio 344v
Utrecht geweest zijnde hoger memorien eertijdts in de voirseyd Renensche veenen doen graven hadde in welcke Grifte dese supplianten doen stellen hebben gehadt zekere schutten gelijck ende in aller manieren als eertijden bij den voirnoemde bisscop David oeck gestelt waren geweest ende hemluyden bij den voirseyd octroye bevolen was zonder dat die geërfden van Wageningen die buerscappen van Benninchem, Velthuysen, Doesborch, Manen ende andere landtgenoten daeromtrent geseten hem des in enige manieren becrodet ofte bespiert hebben gehadt maer hebben genoech bij zekere accord ende verdrach mitten zelven landtgenoten in den jaer van LI gemaect zijnde den supplianten (hoewel des nyet nodich was) gelieft haerluyder gerechticheyt die voirscreven Grifte aengaende te mogen continueren gelijck als zij supplianten oeck gedaen hebben ende die voirseid schutten in de voirseid vernyeude Grifte gehouden, gemaect, gerepareert ende in werckinge gestelt, zonder crott, hynder, bespieringe ofte wederseggen van yemandts totten jare van LV toe lestleden, ten

folio 345
LXXIIII
welcken tijden die voirseyd landtgenoten hem bevyndende vermits die excessive natticheit ende continuelen regen in den jare LV wesende [doorhalig] water belast begonst hebben over die voirscreven schutten te clagen, willende sustineren (hoewel zonder redenen) dat zijluyden daerdoir bescadicht worden zoe zij seyden ende wel wetende dat die voirseyd Grifte ende schutten daerinne staende gelegen waren buyten haerluyder jurisdictie ende bedryve als op ten grondt Conincklijke Majesteyts ende zijne Majesteyts landt ende Sticht van Utrecht ende dat diezelve saecke zulcx als zij die voirnamen ende pretendeerden zoe in 'tgenere als in ‘t particulier nyet concerneerden den geërfden van Wageningen, Bennichem, Velthuijsen, Doeborch ende Manen
3-6-1566: VERVOLG.

of andere daeromtrent ende in zonderheyt den dijckgrave ende heemraeden aldaer ende dat zij mitsdyen buten haerluyder jurisdictie ende oeck als partije formeell in de saecke van heurluyden vermetele ende pretendeerde schade gheen richters in oir eygen zelfs saecke wesen en conden zoe hebben die

folio 345v
voirscreven dijckgrave ende heemraeden mits die gemeyn geërfden van Wageningen, Berinchem, Velthuysen, Doesborch ende Manen in den jare LV voirleden zekere hoirluyden supplicatie gepresenteert aen mijn heeren den Cantzler ende andere Raeden Conincklijke Majesteyts over den furstendomme Gelre ende graefscappe Zutphen verordent daerbij versueckende als dat dese supplianten veengenoten bevolen ende geordineert zoude werden die voirseyd schutten in der voirseyd Grijfte af te doen breecken dewelcke supplicatie bij zekere missive van den voirseyd Cantzler ende Raeden in Gelrelandt van date IXen septembris anno XVCLV gesonden is geweest aen desen supplianten alhyer doen verwerers die dezelve beantwoirdt hebben op ten XIIen derzelver maendt, waermede die voirseyd dijckgrave, heemraeden van Wageningen ende ander hoirluyden consorten hem daeraen nyt genuegende op ten XXVIen may anno XVCLVI [1566] volgende wederomme aen de voirseyd heeren Cantzler ende Raeden in Gelrelant terzelver oersaecken clachtich

folio 346
LXXV
gevallen zijn, zoedat eynttelicken naer vele scrijvens ende wederscrijvens van d' eene ende d' ander zijde gedaen zijnde ende overmits noch dese supplianten noch die voirseyd plaetze daerover geclaecht was geweest der voirseyd Cantzelrijen van Gelrelant nyet subject noch onderworpen en waren ende dat die voirseyd saecke betreften twee landtscappen ende heercomende was uut zekere octroye van Keyserlijke Majesteyt zoewel den veengeërfden van den landen van Utrecht als Gelre verleent op 't versoeck van den voirseyd van Wageningen cum suis gecommitteert zijn geweest twee uut den voirseyd Raedt in
3-6-1566: VERVOLG.

Gelrelandt ende twee uut den provinciaelen Raeden van Utrecht als mit namen die strenghe hoechgeleerte heere Adriaen Nicolai, ritter ende Cantzler ende Jacob Pieck heere tot IJsendoern ende meyster Wilhelm van Dyemen met Leo van Gilkens Raeden tot Utrecht, die welcke alle vyer ter plaetzen contentieus als op ter Grijften volgende heurluyder last ende commissie partijen doen verscrijven hebben, alwaer

folio 346v
die voirseyd dijckgrave, heemraeden ende andere geërfden van Wageningen, Benninchem, Doesborch, Velthuijsen, Manen, mits oiren consorten als doen geweest zijnde clagers gecompareert erchenen ende pertinente conclusie genomen hebben uut zekere frivole middelen bij henluyden geproponeert zijnde, teneynde dat dese supplianten doen verwerers geordineert zoude worden die voirseyd schutten op te nemen, ende gheen meer te mogen setten, waertegens dese supplianten tenzelven tijden bij versceyden duechtelicke middelen geconcludeert hebben tot nyt ontfanckelick ende ongefundeert daerop dat voirts respectieve gerepliceert ende gedupliceert is, oculaer inspectie genomen verbael bij den voirseyd heeren commissaryssen gehalden ende voirts zoeverre geproduceert dat die voirscreven commissaryssen ten beyden zijden van heurlieder gebesoingeerde rapport zouden doen, zoe ende daer des behoerde hebben nyettemin diezelve heeren commissarien bij maniere van provisie beyde partijen geinterdiceert midtlertijdt nyt te useren

folio 347
LXXVI
van enige nyeuwicheyt oft yetwes ongebruyckelicks voir to nemen d' een tegen d' ander ende is die voirscreven saecke alzoe blijven hangen onbeslicht dat d' eene of d' andere (geattempteert ofte voirgenomen hebben gehadt uutgenomen als dat dijckgrave ende heemraeden van Wageningen vurseid anno XVCLVII [1557] nyt lettende opt 'tghene bij den voirseid heeren commissariën bij forme van provisie gehandelt was onderstaen hedden, den dijckgrave ende heemraeden van Overbetouwe te doen ontbieden ende te
3-6-1566: VERVOLG.

verscrijven omme op te Grifte te comen, dan dese supplianten veengenoeten bevoelende als dat zulcx wesen ende strecken zolde tot hynder, schade ende prejudicie van henlieden ende der vorscreven litispendentien ende in zonderheyt tegens dat decreet van ghene nyeuwicheit aen to richten, ende 'tgene bij den heeren commissarien in der saecken gedaen ende gehandelt was, hadden zulcx Cantzler ende Raeden in Gelderlant bij oire supplicatie te kennen doen geven ende geobtineert provisie in date den XXVIIIen septembris anno LVII [1557]

folio 347v
daerbij den amptman als dijckgrave van Overbetouwe ende zijnen heemraeden mits gaders den dijckgrave ende heemraeden van Wageningen ende Bennichem verboden ende geinterdiceert is worden in dier saecken geen kennisse of judicature te nemen, ende is vermits dyen ende dat die voirseid bevelen geobtempereert zijn die saecke alzoo verbleven tot in den jare LXV [1565] voirleden, dat alle dese omleggende leege landen op een nyuws zeer mit waterschueringhe van inscaringen ende inbreecken van dijcken belast waren alsdoen gelijcke clachte op een nyeuws als voerscreven is andermael gedaen hebben, ende dat aen der landtscappen deses furstendoms Gelre, die dezelve supplicatie voirts overgesonden ende gescict hebben aen mijnen heere den stadtholder deses furstendoms Gelre den grave van Meegen, die welcke die vurseid clachte desen supplianten bij missive over gesonden heeft, seggende dat die voirseid van Wageningen cum suis hadden begheert in heure besweernisse verhoirt ende in heuren goeden rechten geholpen the worden, waerop den supplianten veen-
3-6-1566: VERVOLG.

folio 348
LXXVII
genoten bij missive geantwoirdt hebben. Op welcke antwoirde die van Wageningen cum suis oeck gerepliceert ende doen expedieren ende gelicht hebben zekere missive in date ultima augusti anno LXV [1565] daer bij d'zelve replycke gesonden zoude worden aen dese supplianten, maer en hebben zijluyden dese supplianten die voirseid missive ende replycke tot noch toe nyt behantreyct dan studiose achtergeholden, ende al ist dan dat die voirseid geërfden van Wageningen ende hoirluyden consorten nyt en behoirden dese supplianten derdemaell met onrecht uut saecke voirseid te molesteren ende onredelicheyt te vexeren, maer dat zij (vermeynende bij die voirseid schutten bescadicht te zijn als neen) heurlieder saecken behoirden te prosequeren ende te vervolgen voir den voirseid commissarien all waer die saecke begonnen oeck geëyndiget behoirt te wesen want waer die saecke met recht begonnen is daer behoirde diezelve oeck uutgerichtet te worden, zoe heeft die onaengesien nochtans onlancx belieft Cornelis van Wyhe als richter ende dijckgrave van den scependom

folio 348v
van Wageningen ende Benninchum ter instantien van den geërfden van den voirseid scependom met die voirseid heurluyder consorten desen supplianten tegens den XXXen van dese voirleden maendt meye, voir hem doen citeren ende dachfaerden op die Haersluyse ende buten hoirluyder supplianten jurisdictie om te anhoeren alzulcke aenspraeck ende propositie als die voirseid innegeërfden ende buerscappen pretendeerden jegens den supplianten te willen doen, ende alzoe 'tzelve desen supplianten veengenoten zeer verfreemden (nyet alleen overmits die voirseid dijckgrave ende heemraeden zoe wael zoe wael van Wageningen ende Bennichem als die dijckgrave ende heemraeden van Overbetouwe bij den dijckgrave van Wageningen daertoe verscreven zijnde noch over den supplianten als buten hoirluyden bedrijve wonachtich,
3-6-1566: VERVOLG.

noch over die plaetze daer die voirseid scutten staen als gelegen in den lande van Utrecht (gheen competente oft oerdentelicke richters en waren noch en konnen wesen, maer oeck overmits dat die voiseid dijckgrave ende heemraeden

folio 349
LXXVIII
van Wageningen hem in de voirseid saecke als partije formele gedragen hebben hadden, ende oeck uut redenen dat van dese saecke noch litispendentie voir die heeren ende commissarien genoechsaem ongedecideert hangende was, hebben dese supplianten zulcx den vurseid heeren Cantzler ende Raeden in Gelrelandt bij oirluyden requeste te kennen gegeven, ende bezonder dat die voirseid citatie was in prejudicie van de voirscreven procedueren, waerop de supplianten van den voirseid heeren Cantzler ende Raeden geobtineert ende verworven hebben beslotene brieven aen den voirseid dijckgrave ende geërfden van Wageningen cum suis daerbij hemluyden zeer scerpelicken bevolen is worden als dat zijluyden den voirseid gerechtsdach zouden laten berusten, ende die voirscreven replycke stellen in handen van den supplianten om daerop te dupliceren ende alsdan op hoirluyder clachte gedisponeert te worden nae behoiren, 'twelcke nyt tegenstaende ende die bevelen nyt achtende noch obtempererende hebben die voirseid geërfden evenwel

folio 349v
op ten XXXen meye zekere heurluyden frivole ende inpertinente aenspraecke tegens desen supplianten gedaen voir den dijckgrave ende heemraeden van Wageningen ende den dijckgreve ende heemraeden van Overbetuwe als bij den dijckgrave ende heemraeden van Overbetouwe Wageningen ende Bennichem daertoe versocht ende gerequireert zijnde concluderende ende sluytende ten fijne dat den supplianten veengenoten geordineert zoude worden die voirseid schutten op te nemen ende nyet meer te gebruycken, ende hemluyden voir oire
3-6-1566: VERVOLG.

vermetelde ende pretense schaede te betalen die somme van hondert duysent golden gulden ende schade mit recht tot erkentenisse des gerichts met andere exorbitante ende ongescicte procedueren ende conclusien, waerop vanwegen desen supplianten bij eene mr. Dirck Nijpijser volgende zijne speciale gelimiteerde procuratie ende volmacht die aenspraecke bij gescrift begheert is, ende dach om hem te beraden ende ten naesten gerichtsdage daerop te antwoerden, t'ware bij exceptie

folio 350
LXXIX
oft andersins zoe zij te raede bevynden zouden zoe die voirseid saecke nyet alleene desen supplianten dan oeck mede Conink Majesteyt als meeste geërfde in den voirseid veenen ende diverse andere veengenoten aenginck ende betrefte, ende dit allet achtervolgende den gemeen gebruyck ende costume van procedueren aldaer, ende hoewel die voirseid dijckgrave ende heemraeden nyet verder vur die tijdt in de vurseid saecke en consten noch en mochten disponeren anders dan volgende die dingtale ende conclusie van partijen te weten of zij supplianten die aenspraecke bij gescrifte zolden hebben ende genyeten ende dach daer op te seggen dan nyet, zoe zijluyden bij den supplianten noch vur ghene richters ende indices bekant waren, cum is qui sibi genus actionis edi postulat in indices consentive non videatur, ende bij de verwerers nyt en was gelitiscontesteert zoe is een voiroirdel smaeckende genoech diffinityff bestaet aen eenen Johan te Boeccop, wesende formele partije adverse van dese clegers, ende daer al nyet
3-6-1566: VERVOLG.

folio 350v
oplettende als dat hij zelver formele partije ende oeck in oire rechtsbanck ende judicium nyt en hadden innegelaten noch oeck geconsenteert zoe heeft nochtans Johan te Boccoep vurseyd mit gevolch van den heemraeden van Wageningen ende toedoen van dijckgrave ende heemraeden van Overbetuwe, van den richter van Wageningen daertoe gerequireert wesende, verclaert vur recht dat die volmechtige der clegers oft landtgenoten van Wageningen cum suis haer aenspraecke scriftelick stellen ende verfatten zouden waervan dese supplianten veengenoten ofte hoire volmechtige copye toegestalt zoude worden ende dat men alzoe voirts naer heemraeden recht van veerthiendagen tot XIIII dagen zoude procederen, daerbij vuegende boven 't bedinge van partijen, dat die supplianten die schutten volgende die presentatie der veengenoten alzoe open blijven zouden dat die clegers ofte landtgenoten landen daer durch ghene marckelicke schade en zouden lijden, ter tijdt toe dat dese saecke ten principale geëyndt zoude werden, 'twelck den voirseyd Nijpijser ende oeck Thomas

folio 351
LXXX
Grammaij, rekenmeyster, één van de veenraeden 'tzelve hoerende hebben verclaert dat zijluyden alzulcke presentatie nyet en hebben gedaen noch oeck gedacht te doene, ende daeromme begheert dattet zelve uuten oerdel geroyeert ofte then minsten in dat punt gecorrigeert, gemuteert ende verandert, in zonderheyt ende bezonder aengemarct als dat alzulcke provisie durch in advertentie gegeven in effecte absorbeerde ende wechnaem die principale saecke, maer en hebben zij supplianten 'tzelve nyt mogen obtineren, zoedat zij van alzulcke weygeringe geprotesteert ende versocht hebben diezelve protestatie aengeykent te worden omme hemluyden daermede te mogen behelpen daer ende alzoe des in toecomende tijden noodich bevonden mochte worden dat hem oeck nyt en heeft
3-6-1566: VERVOLG.

mogen gebueren dan opentlick gedenegeert ende geweygert hebben, daer beneffens noch hebben die voirseyd aenclegers ende landtgenoten naedat 't voerseyd oerdell gewesen was versocht gehadt van desen supplianten te hebben borge voer d' aenspraecke ende om aldaer terechte te staen ende 't gewijsde te voldoen, ofte in die geëyschste pene ende penninck gelts der

folio 351v
hondertduysent golden guldens gecondemneert te worden, nyet tegenstaende dat oeck mede Thomas Grammaye genoechsaem durch den amptman van Overbetouwe (zoe hij aldaer geerft ende gegoedt was presenteerde borge te stellen of zelfs borge te blijven voer die oncosten die alrede gedaen ende totter antwoirde toe inclusive gedaen zolden mogen worden ende dat dese supplianten bij versceyden middelen sustineerden van vorder borgen te stellen ongehalden te wesen, zoe nochtans die voerseyd heemraeden bij den sittende gerichte ende alleer deser supplianten antwoerdt gehoirt zij op terstondt desen supplianten gecondemneert die voirseyd borgen to stellen vermeynende bij middel van dyen desen supplianten van heurluyder defension ende exception the secluderen ende vast aen der bancken te halden ende naerdat die voirseyd heemraeden van Wageninge ende Bennichum hem bij vele middelen verthoont ende bewesen hadden in de voerseyde saecke zeer partiael te wesen, zijn dese supplianten vandaer vertrocken onder die voirseyd gedanner protestatien van in heurluyder jurisdictie

folio 352
LXXXI
ende rechtsbanck nyet te consenteren eder te bewilligen verner dan naer recht ende redene bevonden zolde worden te behoiren ende der onbehoirlicker jurisdiction ende gerichtsdwanck, uut alle 'twelcke zij supplianten verhopende te doen blijcken, yerst dat die vurseyd dijckgrave ende heemraeden noch over der supplianten personen noch over die plaetse ende
3-6-1566: VERVOLG.

consequentlicken vele weyniger over die saecke in questie competente richters en zijn, te min dat 'tzelve dependeert uut die concessie van den octroye, hemluyden bij Keyser Majesteyt gegeven ende andere pregnante middelen boven verhaelt ende genomen dat die voirseyd heemraeden enichsins verstaen zoude mogen werden, in de voirseid saecke competente richters te wesen (des neen) dat zij supplianten nochtans gueder vuege ende redene hebben gehadt ende noch hebben hemluyden te recuseren als suspect overmits zijluyden hem tot verscheyden tijden als principale partijen tegens dese supplianten in dezelve saecke gedragen hebben ende noch dagelicx dragende zijn ende of 'tzelve oeck al cesseren mochte des neen, zoe men heurluyden namen

folio 352v
in den verbale bij den heeren commissariën anno XVC LVI [1556] gehalden claerlicken uutgedruct ende genomineert bevyndt, zoe obsteert den voirseyde aenclegers die voerseyd litipendentie zoe vur mijnen heeren den stadtholder als commissariën voirseyde bij den voirseyde dijckgrave ende heemraeden ende aenclegers aengeheven ende noch ongedecideert hangt ende nyt anders verstaen en kan wesen dan directelicken geattempteert te wesen bij den clegers in prejudicie der ordinantie bij den heeren commissariën anno XVCLVI [1556] gedaen zijnde ende bovenall zoe zal uwe hoecheyt gelieven aenschou ende regard te nemen, als dat dese voirseyde saecke betreft onderdanen ende geërfden van twee landtscappen d' eene tegens d' andere ende daerinne noch d' eene noch d' andere richter en behoirt te wesen maer dat dezelve saecke in allen gevalle uutgerichtet zolde behoiren te worden voer uwer genadige heeren Cantzler ende Raeden in Gelrelant ende den president ende andere Raeden in den lande van Utrecht ofte derzelver twee principael Raeden commissariën als die hooge overicheyt
3-6-1566: VERVOLG.

folio 353
LXXXI
versoecken die supplianten als dat uwe hoecheyt believen wille te doen scrijven aen dickgemelten landtgenoten ofte geërfden van Wageningen Bennichum, Velthuyen, Doesborch ende Manen met heure consorten clagers, daerbij henluyden wel scerpelick bevolen worde, dat zij die procedueren op ten XXXen may lestleden [1565] aengeheven voir dijckgrave ende heemraeden van Wageningen vallen ende ongevordert laten ende andere brieven aen de dijckgrave ende heemraeden van Wageningen ende Bennichum, mitgaders aen dijckgrave ende heemraeden van Overbetouwe, daerbij denzelven vanwegen Coninck Majesteyt wel scherpelick geordonneert ende bevolen werdt op die begonste procedueren ende rechtvorderinge gheen recht meer te doen bij pene van geacht ende gehouden te worden respective als ongehoersame ende rebelle van Coninck Majesteyt, ende daervoer aengesien ende arbitralick gestraft te worden, ende zoe verre yetwes zoe wel bij den voirscreven landtgenoten ende geërfden van Wageningen, Bennickhem, Velthuijsen, Doesborch ende Manen met heure consorten ofte den voirseyd dijckgrave ende heemraeden

folio 353v
van Wageningen ende Overbetuwe deser saecken aengaende voergenomen ofte verclaert worde, dat uwe hoecheyt 'tzelve voer nu alsdan verclaren te zijn null, machteloes ende van onwaerden, maer dat diezelve saecke gesonden ende geremitteert zal worden voir den vurseid heeren commissariën noch alle vyer in leven zijnde of voir die van den twee Raeden provintiael Conincklijke Majesteyt in Gelrelant ende Utrecht, oft andere zulcke als uwe hoecheyt daertoe van Coninck Majesteyts wegen zal believen te ordonneren ende committeren, welcke commissariën partijen op te voirgaende procedueren ende op 'tgene partijen noch wijders zullen willen seggen gehoert ende op alles rijplick gelet recht ende justicie administreren zellen nae behoren ende opdat die supplianten der onformelicke
30-6-1566: VERVOLG.

folio 355
LXXXIII
geappostilleert gehadt dat bij den remonstranten voldoende d' octroye van zijne Majesteyt hun verleent ende volmaect wesende hun kercke zullen alsdan mogen suecken enige bequame persoon om te wesen pastoer aldaer, ende dezelve uwe excellentie aenbrengende om op ten zelven te doen expedieren, te doen expedieren behoirlicke brieven van collatie achter volgende welcke appoinctemente die supplianten hun gereguleert hebbende, ende die kercke zoe verre gebrocht hebbende dat men den dienst Godts daerinne mocht doen zulcx datter nyt en gebrack dan dezelve kercke te wijën, hadden uwe excellentie in ‘t voirleden jare tot Utrecht zijnde 'tghene hyervoir geseght is te kennen gegeven, noemende alsdoen uwe excellentie omme den voirseid appoinctemente te voldoen eenen goeden priestere die zijluyden totter cure bequaem hadden gevonden heere Cornelis Geritsz Walmaer, waerop den supplianten alsdoen bij uwe excellentie worde mondelinge geantwoirdt dat zijluyden yerst hunne kercke zouden doen wijden, ende dat uwe excellentie dan daerinne zouden voersien gelijck dat behoirde, maer zoe dezelve supplianten zeer vervolchden om scriftelicke apostille te hebbene om te bat te mogen resisteren Fredricke van Renes

folio 355v
die tot het voirseid beneficierecht is pretenderende en hebben dat nochtans egheensins van uwer excellentie secretarys konnen verwerven, zulcx dat zij anderwerf terzelver tijdt uwe excellentie hebben moeten molesteren omme scriftelick apostille te hebben, ende hoewel uwe excellentie alsdoen belasten mijn heere den president van Utrecht de voirseid requeste bij N. Pennants uwer edele secretarys te doen apostilleren heeft nyettemin d'zelve Pennants zulcx geweygert te doen, behoudende alle die voirseid requesten metten stucken daertoe
30-6-1566: VERVOLG.

dienende. D'welcke es geweest tot grooten verdryete van alle den geërfden voirseid, die welcke groote costen ende contributien ter erectie der voirseid kercke gedaen hebben, maer teneynde dat men henluyden egheensins en zoude meer konnen wederleggen hebben ten lesten op ten yersten may lestgeleden die voirseid kercke bij den eerwaarde heere den bisscop van Groningen, vicarys des bisscops van Utrecht doen wijën ende consacreren blijckende bij de attestatie desselfs vicarys hyer aen gehecht, ende want nu tot Wageningen, Amerongen ende Ede omleggende plaetsen van de voirseid kercke zeer begint te sterven ende die parochie derzelver kercke doer die voirseid consecratie ofte wijdinge als nu

folio 356
LXXXIIII
exempt es der jurisdictiën van den omleggende parochiën, zoe waert wel van noode ende hoech tijdt dezelve nyeuwe kercke van stonden aen te voirsiene van eenen goeden deuchtlicken pastoer die denghenen des noothebbende mochte bijstaen. Waeromme zoe eerst dat die voirseid supplianten uwe excellentie oetmoedelicken zijn biddende dat gemerckt zijluyden in alles wes men van hem zoude konnen gerequireert hebben voldaen, dat dezelve uwe excellentie gelieve te aenmarcken het groote zyelverlies dat in ‘t differeren ende uutstellen zoude mogen zijn gelegen, ende dat doende te volvueren ende te voltrecken die gratiën ende octroyen ende previlegiën hun supplianten bij den Coninck Majesteyt verleent, presenterende ende consererende in den name van zijne Majesteyt het voirseid beneficie den voirseid heere Cornelis Geritsz Walmaer, of yemandts anders die uwe excellentie daertoe niet ende bequam zouden mogen vynden, om zelve in persoon die voirseid pastorye ende cure te bedienen d'welck doende etc. Opte marge van desen stondt gescreven aldus: Die prince van Oranguen, grave van Nassau etc., stadtholder-generael van Hollandt, Zeelandt,
30-6-1566: VERVOLG.

Utrecht etc. Willende achtervolgen d' octroyen bij Keyser ende Coninck Majesteyt den supplianten gegeven om die groote begheerte die dezelve heeft dat die veengenoten van eenen goeden pastoir

folio 356v
voirsien worden, geeft heer Cornelis Gerits Walmaer zoeverre nochtans dezelve bequaem gevonden worde bij behoirlicke examinatie tedoene bij den eertzbisscop van Utrecht of zijne vicarius die prebende castrael gelegen op ten slote Ter Horst, mitsgaders die nyeuwe pastorye gelegen in den veenen bij Renen, zoe haer Majesteyt 'tzelve willen bij den voirseid octroye gevuiert te hebben, wel verstaende dat die voirscreven heer Cornelis Geritsz diezelve pastorye personelick bedienen ende in de plaetse resideren zal, mitsgaders dat die supplianten die voirscreven octroyen ende dese jegenwoirdigen voldoen zullen op die pene van nulliteyt derzelver ordinerende den president van den Hove van Utrecht van 'tgene voirseid is te doen expediëren behoirlicke brieven van collatie des versocht zijnde ende den rentmeyster 's lants van Utrecht de vruchten tot de voirseid prebende ende pastorye staende die in toecomende tijdt zellen vervallen uut te reycken ende te laten volgen den voirseid heere Cornelis, nyt jegenstaende dat zijne excellentie tot proufyte van heere Fredrick van Renes doen expediëren heeft andere brieven van collatie der voirseid prebende castraell in date Xen may XVCLXIIII [1564] die welcke zijne excellentie mits der vuien voergenoemt revoceert bij desen, dus nyettemin zullen den voirseid Renesse volgen

folio 357
LXXXV
alle die proufyten gheen uutgesondert die verschenen zijn tot op huyden datum van desen zedert die leste vacatie derzelver prebenden, alle welcke vruchten zijne excellentie ordonneert den rentmeyster 's landt van Utrecht oft andere die de voirseid penningen inne mogen hebben den voirseid Renesse te leveren zonder swaricheyt ofte difficulteyt. Actum te Bruessele den lesten dach van junio 1566. Ondertekykent Guillem de Nassau.
6-8-1566: folio 357v Leeg
folio 358
LXXXVI
Articulen bij den veenraeden der Gelderschen ende Renensche veenen geproponeert den veengenoten in den zelven veenen contribuanten etc. op te VIen, VIIen ende VIII augusti anno LXVI [1566]
6. Te committeren tot auditie ende slutinge der rekeninge.
Tot effecte van dese articule zijn gecommitteert mr. Libert Meerhout taedt des graven van Culenborch Anthonis van Cuijck, Jan van Leuwen ende Jan Bogert.

7. Te eligeren nyeuwe veenraeden voir den toecomende jare.
Zijn gecoren Thomas Gramaij, yerste rekenmeester etc, Jan Boll, Jacob die Edel, Jan van Leuwen, Lubbert van Compostel, Arnt Foeyt ende Claes Geritsz.

7. Te overcomen in wat manieren die kerckmeysters van de parochiekercke in Veenendael diezelve kercke dyenen zullen, hoe lange hoeren dienst dueren zal, wanneer zij verandert zullen werden, van wat qualiteyt die zullen zijn, ende wye die kyesen zullen.
Voer dese reyse worden die oude kerckmeysters gecontinueert

folio 358v
ende te naeste jare zullen zij samen loten wye van hem beyden of gaen zal, ende in ‘t jare daer nae zal den outsten alleen ofgaen ende een ander in zijn plaetze bij den veenraeden geëligeert worden.

7. Off die kerckmeysters voirseyd noch enige penningen nootsaeckelick behoefden of hebben mosten tot perfectie oft enige andere nootlicke dingen der voirseid kerck, waer men die vynden zal.
Aengaende den inhouden van desen articule is gepersisteert bij ’t appoinctement nopende denzelven inhouden in ‘t voerleden jaere daerop gegeven.

7. Te verhalen van die collatie ofte provisie des nyeuwen pastoers in Veenendael ende hoe men voirtaen mitten zelven pastoer doen zal.
Men zal vervorderen dat die pastoer bij mijnheere den Prince mitter kercke voirsien, yerstdages op tezelve kerck geset resideren.

7. Te verhalen oeck den state van ’t proces tegens die van Wageningen, Bennichem ende Ede cum socys voir den
7-8-1566: Articulen geproponeert ende appoincteert bij den nyeuwen veenraeden gecoren op ten open rekendage gehouden 7 augusti [1566].
Te ordonneren eenen rentmeyster ofte cameraer generael.
Is geraempt dat men Lubbert van Compostel in zijne officie zal continueren.

Te deputeren ende committeren eenen fabryckmeyster ofte directeur.
Hyertoe is gecommitteert Hermen Scerpinck als directeur van den wercken ende Gerit van Arler als contrerolleur

Te ordonneren een nyeuw Rijnschut.
Is geresolveert dat men dit op 't spoedelicxt zal reede maecken, om mitten yersten leegen water dat te setten.

folio 360
LXXXVIII
Te ordonneren oeck van alle schutten, veendijcken ende brugge te repareren.

Dit zal men terstont laten doen ende het Colckschut moet nyt vergeten worden, ende kercspraecke gedaen, zal een igelick zijne bruggen ende veendijcken repareren volgende d' ordonnantie.

Van 't modderen in de Grifte.
Is geordonneert dat men vercrigen zal acht personen die met moddernetten om weten te gaen, ende daertoe laten maecken acht schouwen om in de gemeene veensaecken te besigen, men zal die Grifte modderen bij die schouwe elcke schouwe op zijn gelt, ende houden daer een bedrijff bij, die de scouwen peylt dat ze op haer behoiren volgeladen zijn, ende bevelen of te teykenen dat op, om daernae betaelt te worden bij contrerolle, ende om dese arbeyders in behoirlicke treyn te brengen, zal die directeur metten bedrijver ende enige

folio 360v
van den veenraeden den anderen helpen raeden, ende een dach of twee gestadich bijblijven om een loon te stellen dat die veengenoten ende oeck die arbeyders nyt bedrogen en werden.

Van de reparatie der dijcken ende andere gaten aen d' oostzijde der Grifte.
Die dijcken ende gaten aen de oestzijde der Grifte ende die Gelresche wijcken most die directeur doir een bedrijff doen repareren ende stoppen hoe eer hoe beter, volgende d' ordonnantie.
7-8-1566: VERVOLG.

Te delibereren ende tracteren van eene nyeuwe uutsettinge te doen, omme hyertoe te comen zoe staet in den yersten hyer te considereren dat Compostel cameraer bij slot van zijn rekeninge ten afteren blijft VCXXVII gulden. Daertegens nyt meer dan omtrent CLXXX gulden en staen in ‘t restant daer hoop toe is binnen jaers te recouvreren. Ergo ten afteren IIICXLVIII gulden. Item het ordinarys van den vaertmeesters CLXXVII gulden. Item van een nyeuw Rijnschut werdt geëyscht meer als IIC gulden, dan

folio 361
LXXXIX
macht wel geraemt werden mit dammen ende reparatiën aen die andere scutten ende bruggen op IIIC gulden. Item het modderen in de Grifte zoe 't noedich is een somer te continueren ofte ten minsten XXVI weken in manieren voirseid zal 't daechs costen omtrent III½ gulden ofte IIII gulden, ende wil comen ter weeck met het loon van den bedrijff omtrent XXV gulden tot XXVI weeken, 'twelck zal comen omtrent tot VICL gulden. Item voer VIII schouwen om voer die gemeente te besigen ICXXV gulden. Item het proces contra die van Wageningen met die oncosten van den commissarys bij provisie geraempt tot IIIIC gulden beloopt summarium XXC gulden. Hyertegens zijn in den getall van die geheele ende generale somme van margentalen XIXCXVI½ margen, daer C ende II margen inne gerekent zijn daer geen hoop is yet of te recoevreren. Ergo resteren XVIIICXIIII½ margen daerop toe is van te betalen.

Hebben daeromme die veenraeden uutgeset op elcke margen voerseyt XX stuvers ter stondt te betalen.

folio 361v
Te ordonneren wat men dagelicx geven zal denghenen die in den veensaecken gedeputeert zullen werden.
Is beraemt dat men binnen den lande van Utrecht ende Geldre op ter veengenoten cost reysen zal, mits alleenlick gedefroyeert zijnde dan te hove of buytenlandts mach men geven vijff scellingen Vlaams ’s daechs zoe voer teeringen, wagenhuer als anders een yder op zijne zelfs cost.
17-8-1566: Op huyden den XVIIen augusti anno XVCLXVI [1566] is bij den veenraeden hyer onderscreven, geaccordeert ende gesloten als hyernae volcht.
In den yersten dat die veengenoten gehouden zullen zijn alle jare voer den yersten marty te leveren in handen van den bovensten vaertmeyster bij gescrifte, bij denzelven veengenoten oft hoire factoers elcx respective onderteykent alle die namen van hoirluyder scippers verclarende of die scippers voir 't lopende jaer geheell of maer voer zekere reysen aen henlieden verbonden zijn.
Item dat nyemandts van den veengenoten noch bij hemzelven noch bij yemandts anders directelick oft indirectelick en zal mogen hueren of doen hueren enige scippers

folio 362v
verbonden zijnde aen enige andere veengenoten op peyne, indyen yemandt der veengenoten ofte scippers voirseid contrarie dede zal oeck verbeuren vijf carolusgulden te bekeren als in de nyeuwe ordonnantie anno XVCLXIIII [1564] gemaect, allet onvermindert ende evenwel den veengenoten gereserveert hoirluyder actie tegens den scipper volgende die voirwaerden met zijnen scippers gemaect.
Ende indyen die vaertmeyster yemandts van den scippers verneempt elders dan aen zijn meyster geladen te hebben zal hem terstondt voegen bij dezelve veengenoten oft hoire factoirs ende vernemen of het met hoiren wille geschiedet. Ende indyen hij verneempt dattet tegens hoiren wille is zal die vaertmeyster zulcx van stonden aen den officier dye ’t behoirt to kennen geven omme zoewel den scipper als dieghene die hem geladen heeft die breucke af te nemen zoe voirseid is.
Item alzoe onlancx bij experientie bevonden is
17-8-1566: VERVOLG.

folio 363
XCI
dat veele van den veengenoten ende pachters van veenen haer opslagen veranderen ende diezelve beneden Scoenhoven, d' een aen 't Berrichschoer, d' ander te Leckerkerck, Smitshoeck oft daeromtrent verleet hebben gemerct oeck bij het XLIXen articule van den ordonnantie anno XVCLXIIII [1564] gemaect, ghenen regel gestelt en is hoeveel men te vracht zal behoiren te geven van de torven die beneden Scoenhoven aen d' Berrichschoer oft elders gelost zullen worden, waerdeur onlancx vele scippers sich onderstaen hebben te vrachte te heyschen van elcke hondert tonnen XXVIII jae XXX stuvers ende gescapen is zij die vrachten noch zullen verdieren ende opsteken, 'twelck all tendeert tot groote schade van de torfneringe ende bij consequentie ten lesten causeren zoude moeten dieren tijdt in den torven ten achterdeele van de gemeyne welvaert. Die veenraeden begherende hyerinne zoevele in hen is te voirsien, hebben uut crachte van de brieven van octroy bij Coninck Majesteyt den veengeërfden verleent op te condincte van de Grifte ende die

folio 363v
negociatie van den torfven in date den lesten dach augusti anno XVCLXIII [1563] geordonneert ende gestatueert ordonneren ende statueren bij desen dat van nu voirtaen alle vrije scippers die aen nyemanden verbonden en zijn, maar hebben hoir eygen scepen te voeren gehouden zullen zijn eenen igelicken die hemluyden te werck wilde stellen te dienen om torf te voeren voir den nae volgende prijs, te weten dat die veengeërfde oft pachters die uut die wijcken gelegen tusschen die Zandtvoirt ende d' eerste schutte ten beyden zijden boven die Zwaleuenstert doen laden zullen om uut te leveren tot Scoenhoven off daeromtrent nyt meer te vracht en zullen mogen betalen, dan van de hondert tonnen torf XVIII stuvers ende die boven die twee scutten gelegen zijn zullen mogen
17-8-1566: VERVOLG.

geven van de C tonnen torfs te leveren als boven XIX stuvers ende die veenen gelegen tusschen die twee bovenste schutten in de Eder veenen zullen mogen geven XX stuvers, ende die veenen

folio 364
XCII
gelegen boven 't hoochste schut in de Grifte nae die Stichtse zijde daer 's Conincx veenen leggen tot d' eynde der Grifte zullen mogen geven XX stuvers van 't hondert. Die veenen gelegen boven ’t hoochste schut in die Witte Eder ende Swarte Huever veenen zullen mogen geven te leveren als boven XXI stuvers, ende wes beneden Scoenhoven of daeromtrent gelost wordt als aen d' Berrichschoer, Leckerkerck, Smitshoeck, Crimpen etc, tot d' eynde van der Lecke, die zal men mogen geven van elcke mijle beneden Scoenhoven te reeckenen op elcke hondert tonnen eenen stuver meer, ende dit all van grauw ofte swert pangoedt, maer van den heertbrant zal men betalen den vyerden penninck meer dan naer advenant van den pangoedt, op pene zoe wye bevonden wordt meer van de vracht betaelt te hebben dan voirseid is, te verbeuren van elcke reyse vijf gulden, ende indien die voirseid scippers weygerich vallen voir den voerscreven prijs te dienen zullen zij gehouden zijn zelfs torf te moeten copen ende dyen slijten op hoir eygen pericule

folio 364v
ende fortune ende indien zij in enich van den voiseid twee punten weygerich vallen ende daer en boven eenen anderen dyenen, zullen zij bij eede moeten verclaren hoevele zij te vracht bedongen hebben. Ende indyen zij den eedt weygeren te doen ter eerster vermaninge van den officier daer of lasthebbende, zullen zij die Grifte nyt mogen gebruycken, dan mits doende als voirscreven is maer zullen ledich weder uut mogen varen, ende werdt den vaermeysters gevolen hyerop goedt regard te nemen dat dit wel worde geobserveert. Actum tot Utrecht ten dage ende jare als boven [17 augustus 1566]. Onderteykent aldus, Gramaye, Jan Bolli, Ja. die Eedell, J. van Leuwen, Lubbert van Compostel, Aert Foeijt.

folio 365-365v [Leeg]
20-7-1566: folio 366
XCIIII
Commissie voir doctor Philips Coebel, Conincklijke Majesteyt Raedt en secretaris in die saecke contra die van Wageningen mit hoeren consorten.

Philips, bij de gratie Gods Coninck van Castille van Leon, Arragon, van Naples, van Naverre etc.
Allen denghenen die desen brief zullen syen, salut. Wij hebben ontfangen d' oetmoedige supplicatie van den gesworen veenraeden ende veengenoten der Renenscher ende Gelrescher veenen, uuten name ende vanwegen der gemeyne geërfden van denzelven veenen mitsgaders die pachters van onse veenen mede contribuanten in der Griften inhoudende hoedat zijluyden zekeren tijdt geleden uut cracht van eene speciale octroye van wijlen hoechloffelicker gedechtenisse Keyser Kaerle die Vijfde, onse heere ende vader wyens zyele God begenade, in date XIIen marty XVCXLV [1545] vernyeuwet ende wederomme opgegraven hebben die Grifte die wijlen David van Bourgoinguen, bisscop tot Utrecht geweest zijnde eertijdt in de voirseid Renensche veenen doen graven hadde, in welcke Grifte dese supplianten doen stellen hebben gehadt zekere

folio 366v
schutte gelijck ende in alle maten als eertijdts bij den voirseid bisscop David oeck gestelt waren geweest, ende hemluyden bij de voirseid octroye bevolen was zonder dat die geërfden van Wageningen die buerscappen van Bennichem, Velthuysen, Doesborch, Manen ende andere landtgenoten daeromtrent geseten hem des in enigerwijs becrodet ofte bespiert hebben gehadt,maer hebben genouch bij zekere accord ende verdrach metten zelven landtgenoten in den jare van eenendevijftich gemaect zijnde den supplianten (hoewel des nyt noodich en was) belieft haerluyder gerechticheyt die voirseid Grifte aengaende te mogen continueren gelijck als zij supplianten oeck gedaen hebben ende die voirseid schutten in de voirseid vernyeuwde Grifte gehouden, gemaect, gerepareert
20-7-1566: VERVOLG.

ende in werckinge gestelt zonder crot, hynder bespyeringe ofte wederseggen van yemandts totten jare van LV toe lestleden tenwelcken tijde die voerseyde landtgenoten hem bevyndende vermits die excessive natticheyt ende continuelen reegen in den jare LV voernoemd wesende met water belast hebben over die

folio 367
XCV
voirseid schutten begonnen te clagen, willende sustineren (hoewel zoe geseyt worde zonder redenen) dat zijluyden daerdoer bescadicht worden zoe zij seyden, ende (marge: nota) wel wetende dat die voirseid Grifte ende scutten daerinne staende gelegen waren buten hoirluyden jurisdictie ende bedrijve als op onsen grondt ende onses landts ende Stichts van Utrecht, ende dat diezelve saecke zulcx als zij die voirnamen ende pretendeerden zoe in gevere als in ’t particulier concerneerde den geërfden van Wageningen, Bennichem, Velthuysen, Doesborch ende Manen oft andere daeromtrent, ende in zonderheyt den dijckgrave ende heemraeden aldaer ende dat zij mitsdyen buyten haerluyder jurisdictie ende oeck als partije formeel in de saecke van heurluyder vermetele ende gepretendeerde schade gheen rechters in oere eygen saecke wesen en mochten zoe hebben die voirseid dijckgrave ende heemraeden met die gemeyne geërfden van Wageningen, Bennichem, Velthuysen, Doesborch ende Manen in den jare LV voirleden zekere henluyden supplicatie gepresenteert aen

folio 367v
onsen Cantzler ende andere raeden over onsen furstendomme Gelre ende graefscap Zutphen verordent, daerbij versueckende als dat dese supplianten veengenoten bevolen ende geordonneert zouden worden die voirseid schutten in der voirseid Grifte af te doen breecken, die welcke supplicatie bij zekere missive van den voirseid Cantzler ende raeden in Gelrelandt van date IXen septembris anno XVCLV gesonden is geweest aen dese supplianten alhyer doen is verwerers die dezelve beantwoirdt hebben op ten XIIen van dezelver maendt waer mede die voirseid
20-7-1566: VERVOLG.

dijckgreven ende heemraeden van Wageningen ende andere heurluyder consorten hem daeraen nyt genuegende op ten XXVIen may anno XVCLVI volgende wederomme aen den voirseid Cantzler ende Raeden in Gelrelandt terzelver oersaecken clachtich gevallen zijn, zoe dat eyntelicken nae vele scrijvens ende wederscrijvens van d' eene ende d' ander zijde gedaen zijnde ende overmits noch dese supplianten noch die voerseid plaetze daerover geclaecht was geweest der voirseid Cancelrije van

folio 368
XCVI
Gelrelandt nyt subject noch onderworpen en waren, ende dat die voirseid saecke betreft twee landtscappen, ende heercomende was uut zekere octroye van wijlen onsen heere ende vader zoewel den veengeërfden van den landen van Utrecht als Gelre verleent, op 't versoeck van den voirseid geërfden van Wageningen cum suis gecommitteert zijn geweest twee uuten voirscreven Raede van Gelderlandt ende twee uuten provintialen Raeden van Utrecht als met namen heer Adriaen Nicolay, ritter ende Cantzler, ende Jacob Pieck heere tot IJsendoirn ende mr. Willem van Dyemen met Leo van Gilkens onse Raeden tot Utrecht die welcke alle vyer ter plaetsen contentieux als op ter Griften volgende hoirluyder last ende commissie partijen doen verscrijven hebben, all waer die dijckgreef, heemraeden ende andere geërfden van Wageningen, Bennichem, Velthuysen, Doesborch, ende Manen met oeren consorten alsdoen geweest zijn clagers gecompareert erschenen ende pertinente conclusie genomen hebben uut zekeren frivole middelen bij hemluyden geproponeert zijnde

folio 368v
teneynde dat dese supplianten (doen verwerers) geordonneert zouden worden die voirscreven scutten op te nemen ende gheen meer te mogen setten, waer tegens dese supplianten tenzelven tijde bij versceyden duechtelicke middelen geconcludeert hebben tot nyt ontfanckelick ende ongefundeert daerop
20-7-1566: VERVOLG.

dat voirts respective gerepliceert ende gedupliceert is oculaer inspectie genomen verbaell bij den voerseid commissaryssen gehouden ende voirts zoe verre geprocedeert dat die zelve commissaryssen ten beyden zijden van hoirluyder gebezoingeerden rappoort doen zouden zoe ende daer des behoirde hebben nyettemin diezelve commissaryssen bij maniere van provisie beyde partijen geinterdiceert midltertijdt nyt to useren van enige nyeuwicheyt oft yetwes ongebruyckelicx voer te nemen d' eene tegens d' ander, ende is die voerseid saecke alzoe blijven hangen onbeslicht, dat d' eene ofte d' andere partije yetwes nyeuws tegens den anderen geattempteert ofte voergenomen hebben gehadt.

folio 369
XCVII
Utgenomen als dat dijckgreve ende heemraeden van Wageningen voerseid anno XVCLVII [1557], nyt lettende op 'tghene bij den voirseid commissariën bij forme van provisie gehandelt was, onderstaen hebben den dijckgrave ende heemraeden van Overbetouwe te doen ontbieden ende verscrijven om op te Grifte te comen. Dan dese supplianten veengenoten bevoelende als dat zulcx wesen ende strecken zolde tot hynder, schade ende prejudicie van hemluyden ende der voirseid litispendentie, ende in zonderheyt tegens dat decreet van ghene nyeuwicheyt aen te richten, ende 'tghene bij den commissarien in der saecken gedaen ende gehandelt was, hadden zulcx Cantzler ende Raeden in Gelderlandt bij eene supplicatie te kennen doen geven ende geobtineert provisie in date den XXVIIIen septembris anno LVII, daerbij den amptman als dijckgrave van Overbetouwe ende zijne heemraeden mitsgaders den dijckgrave ende heemraeden van Wageningen ende Bennichem, verboden ende geinterdiceert is worden, in dyer saecke gheen kennisse ofte judicatuere te nemen, ende is vermits dyen ende dat die voirseid bevelen geobtempereert zijn die saecke alzoe verbleven
20-7-1566: VERVOLG.

folio 369v
tot in den jare LXV [1565] voerleden, dat alle dese omleggende leege landen op een nyeuws zeer met waterschueringe van ijskaringen ende inbreecken van dijcken belast waren, alsdan gelijcke clachte op nyeuws als voirseid is andermael gedaen hebben ende dat aen die landtscappen deses furstendoms Gelre die dezelve supplicatie voirts over gesonden ende gescict hebben aen onsen stadthalder onses furstendoms Gelre den grave van Meghen, die welcke dese voirseid clachte dese supplianten bij missive overgesonden heeft, seggende dat die voerseid van Wageningen cum suis hadden begheert in heure beswaernisse verhoirt, ende in heuren goeden rechten verholpen te worden. Waerop die supplianten veengenoten bij missive geantwoirdt hebben. Op welcke antwoirde die van Wageningen cum suis oeck gerepliceert ende doen expediëren ende gelicht hebben zekere missive in date ultima augusti anno LXV [1565] daerbij diezelve replycke gesonden zoude worden aen den supplianten maer en hebben zijluyden dese supplianten de voirseid missive ende replycke tot noch toe nyt gehandreyct

folio 370
XCVIII
dan studiose achtergeholden, ende al eest dan dat die voirseid geërfden van Wageningen ende haerluyder consorten nyt en behoirden dese supplianten derdemael met onrecht uut saecke voerseid te molesteren ende met onredelicheyt te vexeren maer dat zij vermeynende bij de voerseid scutten beschadicht te zijn (als neen) heurluyden saecken behoirden te prosequeren ende te vervolgen voir den vurseid commissarien, alwaer die saecke begonnen es oeck geëndiget behoirde te wesen, want daer die saecke met rechte begonnen es daer behoirde dezelve oeck uutgericht te worden, zoe heeft dyen onaengesien nochtans onlancx belieft Cornelis van Wijhe als rechter ende dijckgrave van den scependom van Wageningen ende Bennichem ter instructie
20-7-1566: VERVOLG.

van den geërfden van den voirscreven scependom met die voirseid haerluyder consorten desen supplianten tegens den XXXen van de voirleden maendt mey voir hem te doen citeren ende dachfaerden op te Haersluyse ende buyten hoirluyder supplianten jurisdictie omme te aenhoren alzulcke aenspraecke

folio 370v
ende propositie als die voirseid innegeërfden ende buerscappen pretendeerden jegens desen supplianten te willen doen, ende alzoe 'tzelve dese supplianten veengenoten zeer verfreemde nyt alleen overmits die voerscreven dijckgreve ende heemraeden zoewel van Wageningen ende Bennichem als die dijckgreve ende heemraeden van Overbetouwe bij den dijckgreve van Wageningen daertoe verscreven zijnde noch over den supplianten as buten hoirluyder bedrijve wonachtich, noch over die plaetse daer die voirscreven schutten staen als gelegen in den landen van Utrecht gheen competente (marge:) /of oerdentlicke/ rechters en waren noch en konnen wesen maer oeck overmits dat die voirseid dijckgrave ende heemraeden van Wageningen hem in die voerscreven saecke als partije formele gedragen hebben ende oeck uut redenen dat van dese saecke noch litispendentie voer die commissariën genoechsaem ongedecideert hangende was hebben dese supplianten zulcx den voirscreven Cantzler ende Raeden in Gelrelandt bij oere requeste te kennen gegeven

folio 371
XCIX
ende bezonder dat die vorscreven citatie was in prejudicie van den vorseid procedueren. Waerop dese supplianten van den voirseid Cantzler ende Raeden geobtineert ende verworven hebben besloten brieven aen den voirscreven dijckgrave ende geërfden van Wageningen
20-7-1566: VERVOLG.

cum suis, daerbij hemluyden zeer scerpelicken bevolen is werden, als dat zij den voirseid gerechtsdach zouden laten berusten ende die voirscreven replyck stellen in handen van den supplianten omme daerop te dupliceren ende alsdan op hoirluyden clachten gedisponeert te worden nae behoiren 'twelck nyet jegenstaende ende die bevelen nyt achtende noch obtempererende hebben die voirseid geërfden evenwel op ten voirseid XXXen meye zekere heurluyden frivole ende inpertinente aenspraecke tegens desen supplianten gedaen voir den dijckgreve ende heemraeden van Wageningen ende den dijckgreve ende heemraeden van Overbetouwe als bij den dijckgreve ende heemraeden van Wageningen ende Bennichem daertoe versocht zijnde ende gerequireert concluderende ende slutende ten fine

folio 371v
dat den supplianten veengenoten geordonneert zoude worden die voirscreven scutten op te nemen ende nyt meer te gebruycken ende hemlieden voir oire vermetele ende pretense schade te betalen die summe van hondertduysent golden guldens, ende schade met recht tot erkentenisse des gerichts met andere exorbitante ende ongescicte procedueren ende conclusiën. Waerop vanwegen desen supplianten bij eene mr. Dirck Nypyser volgende zijne speciale gelimiteerde procuratie ende volmacht die aenspraecke bij gescrifte begheert is ende dach om hem te beraden, ende ten naesten gerechtsdaghe daerop weder te antwoerden 't ware bij exceptie oft andersins zoe hij te raede bevynden zoude, zoe die voirscreven saecke nyt alleene desen supplianten dan oeck mede onss alre genadigste heere den Coninck als meeste geërfde in de voirscreven veenen ende diverse andere veengenoten aenginck ende betrefte, ende dit allet achtervolgende den gemeynen gebruycke ende costume van procederen aldaer, ende hoewel die voirscreven dijckgreve ende heemraeden
20-7-1566: VERVOLG.

folio 372
C
nyt verder voir die tijdt in de voirseid saecke ende consten noch en mochten disponeren anders dan volgende die dingtale ende conclusie van partijen te weten of zij supplianten die aenspraecke bij gescrifte zolden hebben ende genieten ende dach om daer op te seggen dan nyet zoe zijluyden bij den supplianten noch voir ghene richters ende indices bekent en waren ende noch bij den verwerers nyt en was gelitiscontesteert, zoe is een voeroerdel (smaeckende genoech diffenityff) bestaet aen eene Jan te Boecop wesende formele partije adverse van dese clagers ende daer all nyt oplettende als dat hij zelver formele partye was, ende zij oeck in oere rechtdwanck ende indices nyt en hadden inne gelaten noch oeck geconsenteert zoe heeft nochtans Johan te Bocoop voirseid met gevolch van den heemraeden van Wageningen ende toedoen van dijckgrave ende heemraeden van Overbetouwe van den richter van Wageningen daertoe gerequireert wesende verclaert voer recht dat die volmechtige der clagers ofte landtgenoten van Wageningen cum suis hoire aenspraecke

folio 372v
scriftelick stellen ende verfatten zouden waervan dese supplianten veengenoten oft hoire volmechtichde copye toegestalt zoude worden, ende dat men alzoe voirts naer heemraeden rechte van veerthien dagen tot veertien dagen zouden procederen daerbij vuegende boven 't bedingde van partijen dat die schutte volgende die presentatie der veengenoten alzoe open blijven zolden dat der clegers ofte landtgenoten landen daerdurch ghene marckelicke schade en zouden lijden ter tijdt toe dat dese saecke ten principale geëyndet zoude werden. 't Welck den voirscreven Nypyser ende oeck Thomas Gramaij, yerste rekenmeyster een van den veenraeden 'tzelve hoirende hebben verclaert dat zijluyden alzulcke presentatie nyt en hadden gedaen noch oeck gedacht te doene, ende daeromme
20-7-1566: VERVOLG.

begheert dat 'tzelve uuten oerdel geroyeert of tenminsten in dat punt gecorrigeert, gemuteert ende verandert in zonderheyt ende bezonder aengemarct als dat alzulcke provisie durch in advertentie gegeven in effecte absorbeerde ende wech nam die principale saecke

folio 373
CI
maer en hebben zij supplianten 'tzelve nyt mogen obtineren, zoedat zij van zulcke weygeringe geprotesteert ende versocht hebben de zelve protestatie aengeteykent te werden omme hemlieden daermede te mogen behelpen daer ende zoe des in toecomende tijden noedich bevonden mocht werden dat hen oeck nyt en heeft mogen gebeuren, dan apentlick gedenegeert ende geweygert, hebben daer beneffens noch die voirseid aenclegers ende landtgenoten naedat 't voirseid oerdel gewesen was versocht gehadt van desen supplianten te hebben borge voir d' aenspraecke ende aen aldaer terechte te staen ende 't gewijsde te voldoen oft in die geëyschte pene ende penninck geldt der hondertduysent golden guldens gecondemneert te werden. Nyet tegenstaende oeck dat Thomas Gramaij genouchsaem doer den amptman van Overbetouwe (zoe hij aldaer geërft ende gegoedt was) presenteerde borghe te stellen, ofte zelfs borge te blijven voer die oncosten die alreede gedaen ende totter antwoirde toe inclusive gedaen zolden mogen werden, ende dat dese

folio 373v
supplianten bij versceyde middelen sustineerden van vorder borgen te stellen ongehalden te wesen, zoe hebben nochtans die voerseid heemraeden bij den sittende gerechte ende aleer deser supplianten antwoirde gehoort zij, op terstondt desen supplianten gecondemneert de voirseid borgen te stellen vermeynende bij middel van dyen desen
20-7-1566: VERVOLG.

supplianten van heurluyden defensien ende exceptien te secluderen ende vast aen der bancken te halden, ende naer dat dese voerseid heemraeden van Wageningen ende van Bennichem hem bij veele middelen verthoont ende bewesen hadden, in de voerseid saecken zeer partiael te wesen zijn dese supplianten van daer getrocken onder die voerseid gedaener protestatiën van in heurlieder jurisdictie ende rechtsdwanck nyt te consenteren oder te bewilligen verver dan na rechte ende redene bevonden zolde worden te behoiren ende der onbehoirlicker jurisdictie ende gerechtsdwanck uut alle 'twelcke zij supplianten verhopen te doen blijcken yerst dat die voirseid dijckgreve

folio 374
CIIende heemraeden noch over der supplianten personen noch over die plaetze ende consequentelicken veel weyniger over die saecke in questie competente rechters en zijn te min dat diezelve dependeert uut die concessie van octroye hemlieden gegeven ende andere pregnante middelen boven verhaelt und genomen dat die voirseid heemraeden enichsins verstaen zouden mogen werden in de voerscreven saecke competente rechters te wesen (des neen) dat zij supplianten nochtans goede voege ende redenen hebben gehadt ende noch hebben hemluyden te recuseren als suspect overmits zijluyden hem tot versceyden tijden als principale partijen tegens desen supplianten in dezelve saecke gedragen hebben, ende noch dagelicx dragende zijn, ende of 'tzelfde oeck al cesseren mucht (des neen) zoe men heurluyder namen in den verbale bij den commissariën anno XVCLVI gehalden claerlicken uutgedruct ende genomineert bevyndt zoe obsteert den voirscreven aenclegers die voirseid litispendentie zoe
20-7-1566: VERVOLG.

folio 374v
voer den stadtholder als commissariën voirseid bij den voerscreven dijckgreve ende heemraeden ende aenclegers aengehouen ende noch ongedecideert hangt, ende nyet anders verstaen en kan wesen dan directelicken geattempteert te wesen bij den clagers in prejudicie der ordinantie bij den commissariën anno XVCLVI [1556] gedaen zijnde, ende bovenall zoe behoirt aenschou ende regard genomen te werden, als dat dese voirseid saecken betreft onderdanen ende geërfden van twee landtscappen d' eene tegens d' andere ende daerinne noch d' eene noch d' andere rechter en behoirt te wesen maer dat dezelve saecke in alle gevalle uutgerichtet zolde behoiren te worden voir opgeruerten Cantzler ende Raeden in Gelderlandt ende den president ende andere Raeden in den lande van Utrecht ofte derzelver twee provintiael Raeden commissariën als die hooge overicheyt hebben die supplianten ons om behoirlicke provisie aengesocht ende gebeden. Soe is 't dat wij die saecken voerscreven overgemarct hyerop gehadt het

folio 375
CIII
advys eerst van onsen lieven getrauwen stadthouder Cantzler ende Raeden in onsen voirseid furstendoms Gelre ende graefscap Zutphen vervordert, ende daernae van den hoofde, president ende luyden van onsen Secreten Raede, ende ten derden van den hoofde tresorier-generael ende gecommitteerde van onsen finantien, ende ons volcomelick betrouwende der gesintheyt ende ervarenheyt van onsen lieven getrouwen Raedt in onsen voirseid Secreten Raede Philips Coebel, der rechten doctoren. Wij denzelven hebben geordineert ende gecommitteert, ordineren ende committeren hem gevende volcomen macht auctoriteyt ende zonderlinge bevel bij desen hem te transporterene ende te vindene te Wageninge, Renen ende oeck op die maelstat ende van den commissarissen zoe hyer bevorens in de saecke hyerboven geruert verordent zijn geweest, sich der gantzer gestaltenisse derzelver te informeren ende ervaren partijen voer sich bescheyde, verhoren
13-9-1566: VERVOLG.

Den XIIIen heb ick met die veenraeden gecommuniceert welcker gestalt men zoude mogen die voirseid commissie in ’t werck stellen ende hebben voir goedt aengesien dat men ten yersten die voirseid dijckgrave ende heemraeden zoude te Rhenen ofte in de Grebbe bescheyden 'twelcke alzoe geschiet is, ende zijn vyer diverse missiven gescreven als te weten aen Cornelis van Wyhe, rechter ende dijckgreef van Wageningen mitsgaders den heemraeden aldaer, Caerl van Lynden, amptman van dijckgreef van Overbetouwee mitgaders den heemraeden oeck aldaer, Cornelis van Wees als volmechtich van de gemeyne geërfden van Wageningen, Bennichem, Eede etc. ende Willem van Poelwijck oeck als volmechtich van de gemeyne geërfden van Wageningen, Bennichem, Ede etc., daervan het teneur hyernae volcht.

Erentfeste, frome, ersame, discrete

folio 377v
gunstige heeren ende vrunden, mijn fruntlicke ende dienstelicke wille te voren. Alzoe ick vanwegen der Conink Majesteyt onse alre genadisten heeren gecommitteert ben om met uwe lieden te communiceren belangende die Grifte in de Renensche ende Gelresche veenen gelecht ende die schuttingen aldaer gestelt omme different dat uwe lieden dien aengaende hebben met die gesworen veenraeden ende veengenoten derzelver veenen the vergelijcken ende te verdragen zoeverre mogelicken ende indien nyet ververs daer inne te voirsien nae gestaltenis van deser saecke als breder blijckende bij mijne commissie in date den XXen july daervan uwe lieden voer etlijcke dagen copye is toegescict worden, zoe is 't dat desen desen aengemerct ick uwe lieden hyer mede doe ersoecken ende vanwegen Coninklijke Majesteyt ordinere dat ghij teneynde als voren den XVIen septembris [16 september 1566] naestcomende ten acht uren voermiddach in de Grebbe wilt erschijnen om aldaer oculair inspectie te nemen van de voirscreven Grifte ende schuttingen ende 'tghene dat daer aencleeft
18-9-1566: Midtlertijdt heb ick, commissarys mij laten toestellen 'tgene dat hyer voertijdts in dese saecke voergelopen ende bij andere commissarien uut die Cancelrije van Gelrelandt ende uuten Hove van Utrecht genomen, gehandelt is geweest ende hebbe bevonden dattet geheel different daerop staet dat die voirseid van Wageningen ende heure consorten

folio 378v
clagen dat hoir weylanden, boulanden ende broecklanden bescadicht worden jae gansch verdroncken deur die schuttingen in de Grifte gestelt, ende dat het water doir 't sluyten van dezelve schutten wordt opgehalden zulcx dat hun wateren den gewoentlicken afganck nyt en mogen hebben ende mitsdyen heur wateren gemeerdert worden, ofte tenminste zonder afganck stille blijven staen. Item dat zij hoire schouwe nyet doen en konnen, noch die breucken van dyen vorderen, nochte oeck heuren waterganck diepen, versouckende daeromme dat die voirseid schuttingen in de Grifte gestelt costeloes ende schadeloes ofgedaen zouden worden ende dat zij in hoir geheel zouden blijven diezelve schuttingen bij heuren waterschouwe zelfs af te doen breecken.

Ter contrarie is bij den voirseid veengenoten gesustineert geweest dat die voirseid van Wageningen ende andere gheen interest ofte schade mogen pretenderen ter cause

folio 379
CVII
van de voirscreven schuttinge dat oeck van allen ouden tijden schutten geweest zijn in de voirscreven Grifte daermede zoeveel waters geschuttet ende opgehalden worde als nu. Dat die voirseid scutten zijn gelecht in de Utrechtse Grifte die bij bisscops Davids tijden is gegreven ende daernae bij Keyserlijke Majesteyts octroye vernyeuwet ende gemeerdert daerbij die voirseid landtgenoten nyet meer, jae min bescadicht worden ofte mit water uut die Grifte overvallen dan zij voir date van 't voirseid octroye plagen te wesen.
18-9-1566: VERVOLG.

folio 380
CVIII
is geweest dat men het middel van de verdiepinghe zoude willen versoucken, ende bezonder dat men die zanden die bijcans bloot van water stonden zoude wech graven daerdeur het water opgehouden ende zijn aftocht verhyndert worde, zoe verre nochtans daermede dese saecke nyet geholpen zoude mogen worden dat men alsdan een ander grave neffens die voerseide Grifte zoude opwerpen, vermeerderen ende verdiepen ende aen etlicke oerten wat landts doergraven, beginnende van het eynde des voirseid Gelderschen watergancks tot beneden het Colckschut toe, zulcx dat alsdan over het voerscreven Colckschut nyt meer geclaecht zoude worden. Welcke middel die voerseide Van Wees voergeslagen hebbende is daerop bij mij vervolcht ende allerley gesproken met die voerseide veengenoten ende Thomas van Gramaij die oeck als consort ende veenraed daer present was, ende comende te spreecken van die costen derzelver grave, sustineerde die voerseide Van Wees dat die landtgenoten heur watergack lavere

folio 380v
ende zonder behindernisse mosten genieten ende dat daeromme die costen bij de gemeene veengenoten zouden gedragen worden, die inplaetze van de voergenoemde waterganck den landtgenoten deser zouden doen maecken, daerop bij mij gerepliceert is geweest dattet zelve graven nyet voergenomen zoude worden dan wanneer men in ‘t toecomende jare bevynden zoude dat doir die verdiepinghe van den voirseid waterganck die landen van het water nyet zouden mogen geholpen worden, ende dat die costen zouden half ende half gedragen worden bij beyde partijen uut dyen dat zijluyden van beyde zijden daermede zouden gerieft worden, daertoe die voerseide Van Wees nochte Wijhe en wouden verstaen.
18-9-1566: VERVOLG.

Zulcx dat der voerscreven costen halven is die saecke in contradictie gebleven, waeromme is voer goedt aengesien dat men beyde partijen op die voergeslagen middel zoude willen bescriven binnen

folio 381
CIX
die stadt van Arnhem om in ’t bijwesen ende deur intercessie van den grave van Meghen, stadthouder van Gelderlandt want noot ware beter tot appoinctement te mogen geraecken waernae genomen hebbende die oculaire inspectie zoewel van de schuttingen in der Grifte doemaels nedergelecht zijnde, ende van den voirseid Gelderschen waterganck ende hoe die nyeuwe grave neffens die Grifte zoude mogen geleyt worden, oeck van de laeghe Geldersche landen die als doen van ’t water genoech ontledicht waren zijn wij wederomme tot Rhenen gecomen allwaer ick commissaris die brieven van verscrivinge verveerdicht hebbe, ende dese naebescreven personen tot Arnhem besceyden, te weten Dirck van Brienen, Dirck van Ommeren, Cornelis van Ommeren, Cornelis van Wees, Gerit Ingen Nulant, Jan de Boecop, Cornelis van Ryemsdyck, Fredrich die Ruyter, Cornelis van Wyhe, als innegeërfden, volmechtigen ende heemraeden van Wageningen interdicerende eenen eenen igelicken van hunluyden dat

folio 381v
zij midtlertijdt niet hun begoste procedueren zouden cesseren, verclarende null ende van onweerden uut crachte mijnder commissie 'tghene dat hyertegens voergenomen zoude worden.

Waermede die voirscreven veengenoten noch nyet te vreden wesende ende beduchtende dat hoirluyder partije den XIXen van september zouden hem mit enighe judicature beswaren, hebben van mij commissaris versocht arctiores literas aen dijckgreve ende heemraeden van Wageningen omme die hun den XIXen in collegie te presenteren, die ick hunluyden tot Arnhem wesende mit gedeylt hebbe gelijck hyernae volcht.
18-9-1566: VERVOLG.

Erentfeste frome gunstige heeren und frunden die gemeene veenraeden ende gedeputeerden van den veengenoten hebben mij nochmaels binnen Rhenen verthoont, dat hoewel uwe lieden ersocht

folio 382
CX
zijn ende vanwegen Coninck Majesteyt bevolen alhyer den XIXen septembris te erschijnen ende volgens 's daechs op die steytinge schuttingen tho handelen und dat deshalven van allen ouden procedueren te onthalden diezelve is opgelecht, nyettemin beducht zijn dat midlertijdt als den donredach naestcomende uwe lieden zullen willen in die begonste procedueren voertfaren, biddende daeromme dat ick hyerinne zoude willen naerder voirsien uut cracht van mijnder commissie omme alle inconveniënten und misverstant tho vermijden, waerop ick gisteren etlicke van uwer lieden hebbe gescreven und voir hun genoechsaem van mijnder commissie verstandicht und to kennen gegeven und verhope 'tzelvige naerder to doen den voirseid aengesetten dach alhyer binnen Arnhem, nyettemin hebben nochmaels bij desen uwe lieden wel willen vermanen dat zij hunzelven in dese saecke zouden willen kennen ende nyet zoe onbillich zijn, dat zij daerinne

folio 382v
zouden willen rechters ende partije wesen oft oeck tegens hun naebueren recht zouden willen spreecken, daerover zij nyet tho rechten noch tho gebieden en hebben, dan alzoe die van ’t Sticht Utrecht nyet to rechten ofte tho gebieden en hebben over die gueden landen ende wateren van het furstendom Gelre zoe en hebben oeck die Geldersche over die Stichtse gueden gebot ofte jurisdictie maer zoe wanneer enige irthumb tusschen die onderdanen van beyde provintien und landen sich toedraecht und infalt ter cause van limiten oft andere dingen, zoe behoirt die clagende partije aen de hoochste obricheyt van beyde provintiën zijn toeflucht ende secours te nemen, te weten in die saecke aen die Coninck Majesteyt oft aen die gubernante-generale
18-9-1566: VERVOLG.

van dese landen, deshalven dan die doerluchtige hoechgebore furstinne gubernante etc. naedien haer furstinne genadige dit different is aengegeven ende voergebracht, heeft mich als Coninklijke Majesteyt hoffraedt hier

folio 383
CXI
om verscict om die voirseid procedueren als onbehoerlick ende onduechtelick uut oersaecken voerseid te abrogeren ende casseren ende die samptte saecke te verdragen, ofte tenminste die strijdige saecke aen gebeurlick recht ende vyerschare tho verwijsen, waertoe ick den voirseid dach aengestelt hebbe, nyt twifelende of uwe lieden zullen denzelven dach Coninck Majesteyt tho gehoersaemheyt waernemen und die voirseid veengenoten mit vordere procedueren nyt beswaren, oft hyerinne enige rechtelicke procedueren plegen directelick oft indirectelick, immers tertijdt toe dattet uuytfundich gemaect zal zijn, welcker gestalt ende met wal vuegen ofte recht dat tegenwoirdich different tot uwer lieden kennisse und jurisdictie zoude mogen gehoren. Verclarende nochmaels hyer mede all 'tzelfde dat hyertegens gehandelt zal werden, cractloos, onbundich und van onweerden met cassatie van 'tghene dat tot desen dage bij uwe lieden tegens hem partije den voirseid veengenoten ter cause van de schuttinge in questie binnen die

folio 383v
die Stichtse limiten gelecht is in rechte voergenomen gelijck al 'tzelvige mach bij mijne voirseid commissie to doen vanwegen Coninck Majesteyt opgelecht is und bevolen, des willen uwe lieden in ghene gebreecke zijn als ick mich tot dieselvige eygentlick versiehe ende vertrauwe, erentfeste frome gunstige heeren und frunden. God almechtich wil uwe lieden sparen in gesontheit. Gescreven tot Arnhem den XVIIIen septembris anno XVCLXVI [1566].
18-9-1566: Hebben oeck die voirscreven veengenoten den heeren stadtholder Canzler ende Raeden in Gelrelant die gestaltenisse van deser saecke verthoont ende een mandement penaell tegen die van Wageningen versocht, teneynde dat hunluyden bij privatie van hoir office ende inhabiliteyt verboden zoude worden enichsins vorder tegens hun te procederen blijckende bij 'tzelve verbot hyerbij gevuecht.

folio 384
CXII
Wij stadtholder, Cantzler und Raeden des Conincx to Hispainen etc. onses alre genadisten heeren in zijner Majesteyts furstendomb van Gelre ende graefscappen van Zutphen veroirdent, den eerste gesworen bode der Cancelrije derzelver landen hyerop versocht, doen te weten dat alzoe in stadt hoochberumpter Coninck Majesteyt wij durch die gemeyne veenraeden van den Gelderschen und Renensche veenen in der Griften contribuanten aengesocht und gebeden zijn worden als uut oire onder Conincklijke Majesteyts secreetzegel hyer aengehechte supplicatie to spueren und to vernemen is, wij dem nae u geordonneert ende gecommitteert hebben ende ordonneren ende committeren u bij desen om u tho fuegen aen den amptman, richters, dijckgreve ende heemraeden van Overbetouwe ende Wageningen mit oeck aen den landtgenoten ende geërfden van Wageningen, Bennichem, Eede, Manen, Doesborch ende Velthuysen als principale clageren of oire volmechtigen ende denzelven ende yderen van hun tho bevelen dat zijluyden to weten

folio 384v
dijckgraven ende heemraeden bij verbueren ende privatie oirer ampten ende officien ende verclaringe van inhabel ende onbequaem tho zijn van yemandts van hemluyden enige officien meer te bedienen ende daerenboven tot arbitrale correctie tho staen ende gestraft tho zullen worden
18-9-1566: VERVOLG.

als wederhorige zijner Majesteyt. Dat zij dijckgraven ende heemraeden in de aengetogen saecke gheen recht meer en holden noch die bancke spannen off kennisse ende judicature daerinne en nemen oder doen nemen directelick oft indirectelick ende den voirgenoemden landtgenoten ende geërfden principalen clageren, dat zijluyden oft oire volmechtige alzoe woe zij begonst daer nu daer nu bij den voirseid veenraeden supplianten over geclaecht wordet nyet voirts en procederen of die voirseid amptman, richter ende dijckgraven ende heemraeden en forderen of manen, oeck bij arbitrale correctie ende gestraft te zullen worden als wederhorige zijnder Majesteyt woe boven gesacht, maer dat zijluyden respectivelicken

folio 385
CXIII
hem reguleren ende holden achtervolgende zekere bevelen bij den weerdigen heeren Philips Cobel der rechten doctor ende Raedt Conincklijcke Majesteyts in den secreten raede tho Bruessel commissarys hunluyden gedaen ende noch te doene, nyettegenstaende enige oppositien die de in de supplicatie gementioneerde clageren oft oire volmechtige zolden mogen voirnemen ende voirwenden ter tijdt ende wijlen toe dat bij den voirseid heeren commissarys anders geordonneert zal zijn, voir den welcken die voirscrevenen clageren oft oire volmechtigen zullen mogen proponeren ende allegeren alzulcke redenen als zijluyden vermeynen totter zelver saecken oirluyden dientelick tho zijn hunluyden ende yderen van hem tot oiren versoecke ende gebeurlicken coste gevende copye van desen ende der voirseid supplicatie om sich daernae to richten und to dem eynde dat sich nyemandts met onwetenscap en hebbe to excuseren ons oeck op 't forderlicxt scriftelick rapporterende wat ghij hyerinne gedaen zult hebben ende

folio 385v
u bejegent zal zijn. Gegeven tot Arnhem den XVIII septembris XVCLXVI [1566]. Onderteykent, T. Roes.
19-8-1566: Alzoe ick, Jacob van Borsselen, gesworen bode der Cantzelrije van Gelrelandt aengesocht ben geweest om dese bijgehechte commissie te werck tho stellen, heb ick mij den XIXen dach septembris des ’s morgens gevuecht buten Wageningen bij den dijckgreef und heemraeden aldaer, als mit namen Cornelis van Wyhe, dijckgreve Johan to Boecop, Cornelis van Rymsdyck ende Fredrick de Ruyter, heemraeden, ende voirts bij die volmechtigen van die geërfden van Wageningen, Bennichem, Ede, Manen, Doesborch ende Velthuysen mit namen Willem van Poelwyck, Dirck van Brinen, Cornelis van Ommeren ende anderen als clageren in der twistiger saecken van den Gelderschen ende Renensche veenen etc. hebben hemluyden het beveel van mijne commissie angeseyt zoedat

folio 386
CXIIII
zijluyden diezelve commissie aengenomen hebben und die mitter supplicatie hebben opentlicken doen lesen und sich daerop beradende, heb ick Jacob voirseid een antwoirde begheert und mijn commissie mitter supplicatie die zij doen lesen hadden wederomme ofgevordert und hemluyden gepresenteert copye van dyen tot hoire costen, hebben zijluyden voir antwoirde gegeven, want zij 't principael nyet houden en mochten zoe en deden se mij den brief gheen gestant seggende dat zij ghene costen aen die copyen leggen en wouden, und zoe die dijckgrave scheen te willen obedieren seggende tegens den volmechtigen voirseid (zoe zij bij den volmechtigen hafflich gefondeert worde omme rechts te plegen) ghij siet wat brieven ende bevelen ick alhyer gecregen hebbe dat 'twelck zoe scerpelick is holdende dat ick daer nyt tegens en derf doen, zoe heeft mitsdien Willem van Poelwyck eenen penninck oder twee uut zijne tessche genomen ende die op ter eerden neder geworpen, seggende wij prosteren dat ghij ons rechts weygert
20-9-1566: Instructie dienende tot justificatie die de veengenoten overgeven mijn heere den commissario heeren Philips Cobel, Raedt Conincklijcke Majesteyt in den Secreten Raede, daer uut genomen blijcken zal dat die

folio 388
CXVI
veengenoten ongehouden zijn haer drye schutten daer die landtgenoten van Wageningen cum socys over clagen te mogen opsteygeren met die boeyplancken zonder der landtgenoten becroon, zoe zij bis haer toe daeraf in ‘t gebruyck zijn geweest.

Dat bisscop David 1479, 75 tot 80 die Grifte heeft doen maecken bij eenen Jacob van Bullionesteyn, van den Rijn of tot in de veenen toe op ten Stichtschen bodem metten veendijck daertoe behorende.
Ende dat hij daerop schouwe heeft geordonneert.
Datter schutten in de Grifte gestaen hebben daeraf in ‘t verdiepen van der Grifte die bodemen ofte grondtwerck uutgenomen zijn geweest, daer of onder ander een schut gelegen heeft beneden die principale sluys wesende verre beneden den uutganck van de geloesde wateren.

folio 388v
Dat alsdoen bij bisscops Davidts tijden ende daernaer dezelve Grifte gebruyct is geweest met scepen genaempt samoreusen, maesscepen ofte lordennen om torven te halen.
Dese Grifte van bisschop David is met verloop van crijch ende oirloge tusschen die Geldersche ende Stichtsche verlant ende zoe vele die navigatie aengaet onbryckwer
In den jare XVCVLV heeft Keyser Majesteyt Carolus gecommitteert heer Adriaen Nicolai doentertijdt Raedt in Gelrelant ende meyster Gerit Renoij commissaris aldaer ende mr. Willem van Diemen, Raedt t' Utrecht omme sich in loco te vynden ende sich te informeren of men die voirscreven Grifte gevoechlick ofte oppinente schade der landen daerom ende ontrent gelegen wederomme zoude mogen verdiepen ende navigabel maecken om torf af te halen.
20-9-1566: folio 389
CXVII
Achtervolgende welcke dezelve commissarien die principale ofte 't meestedeel van den geërfden voirscreven ende met hemluyden gecommuniceert hebben ende rapport daer af te Hove gedaen daerop het octroye gevolcht is.

't Zelfde octroye brengt onder anderen met om te verhueden dat die Gelresche ende Renensche landen metten wateren uuten veenen comende nyet overvallen en worden met meer waters dan zij voir die octroye geweest hadden, was den veengenoten geordonneert in de voirseid Grfite zoevele stercke scuttingen ofte verlaten te stellen dat d' water van de veenen comende den voirscreven Geldreschen ende Renensche landen nyt meer en overvalle ofte beschadige dan 't voertijdts gedaen hadde ende oft boven 't gundt voerseid is die landtgenoten voerseid bij den watere dat nae de volmaeckinge der Grifte meer

folio 389v
afcomen zoude dan voertijdts gedaen heeft zonder hoir zelf versuym, negligentie ofte scult tot eniger tijdt merckelicken bescadicht worden, dat indyen gevalle die veengenoten gehouden zouden zijn den landtgenoten bij den wateren uuten veenen gecomen bescadicht wesende alle scade ende hynder bij heur zelfs versuym nyet toecomende op te richten ende te betalen, zonder dat in 'tzelve octroye nyet geset wardt van enige schade die de landtgenoten enichsins zouden mogen lijden bij heur zelfs ofte haerer naebeuren wateren uut die Grifte nyet comende dat der veengenoten schut nyet en is.

Ende naedyen 'tzelve octroye is gepubliceert geweest in beyde den provintiën daer 't den commissarien docht van noode, zijn die veengenoten in ‘t werck getreden omme die Grifte navigabel te maecken.
20-9-1566: VERVOLG.

folio 390
CXIII
In ‘t wercke doende hebben zij gevonden omtrent XL ofte L roeden boven die principaele groote sluys ende omtrent XXX roeden boven 't contieuse Colckschut een groot zandt ofte gront daer ’t Gelresche water overlopen moste, ende was 'tzelve zandt ofte grint des somer daechs vele tijdts zoe droech ende bloot dat men daerover droechs voets zoude gaen met behulp van een caecxbeen oft een steen daer men op trede.

Ende alsnu 'tzelve zandt ofte grindt die navigatie was belettende hebben die veengenoten 'tzelve met grooten zwaren arbeyt ende costen (alzoo ’t meestal grint ende slauch was doen uuthouwen met houwelen ende verdiepen wel omtrent vyer voeten.

Ende zoe 'tzelve met die vyer voeten noch nyt diep genoech end was hebben zij 'tzelve noch naederhandt tot drye

folio 390v
ofte vyer reysen meer doen verdiepen ende volgens het Colckschut daer omtrent inne gelyt, welcke Colckschut op geboeyt zijnde zoo 't nu dagelicx als 't noot is gebruyct wordt nyet zoe hooch oft hoger en zal bevonden worden dan den voirseid grint oft 't zant en was.

Ende zijn die veengenoten in possessie van 'tzelve Colckschut ende ander daer beneden leggende gebleven zonder contradictie totten jare van yemandt totten jare LV [1555].

Ende evenwel anno LI is tusschen die veengenoten ende landtgenoten een communicatie gehouden ende verdrach gemaect, belangende die nyeuwe sluys in ‘t maecken van welcke verdrach die landtgenoten nyt geclaecht en hebben van enige schade die zijluyden bij de scuttinge geleden hadden, maer onder andere geseyt dat zoewel die veen-

folio 391
CXIX
genoten als landtgenoten elcx respectieve in haer recht ende gerechticheit blijven zouden.
20-9-1566: VERVOLG.

Anno LV alzoo 't een zeer continueelen natten somer was, ende den Rijn zeer groot dat die sluys den meesten tijdt nyt toestont ende die wateren uuten landen nyt aflopen conden, hebben die lantgenoten hoewel onbillickerwijs begonst te quereleren over die schutten, ende zijn alsdoen op haer versoeck commissarien gedeputeert om die plaetsen contentieux ende die gestaltenisse ende operatie der schutten te besichtigen ende voert geprocideert als bij 't procesverbael anno LVI [1556] gehouden.

Ende staet te noteren dat alle die wateren tusschen beyde die bergen van Amerongen ende Ede vallende, sich vergaderen ende geëxonereert moeten worden doir die groote sluys in die Grebbe, dewelcke nyet open gedaen

folio 391v
en wordt als den Rijn groot is ende het Rijnwater hoger dan 't binnenwatere, ende als zulcx is zoe en gebruyck men die schutten nyt daer die landtgenoten over clagen want hoewell die landtgenoten in mayo lestleden over die schutten hebben geclaecht ende noch clagen daerdeur beschadicht te zijn, zal men met alle dieghene die in de Grebbe wonen ende daer binnen een jaer herwerts gefrequenteert hebben konnen bewijsen, dat die contentieuse drye schutten zeder ’t begin van december LXV [1565], totten VIIIen augusti LXVI [1566], nyet omhoge geweest, maar altijdt continuelick in den grondt hebben gelegen deur dien men die nyt en gebruyct dan als den Rijn zoe leege is dat men metten geladen torfscepen zonder gebruyck der schutten nyet afcomen kan.

Ende om te bewijsen dat die landtgenoten doir 't verdiepen ende reynigen van der Veengrifte meer gevordert zijn dan verachtert

folio 392
CXX
is warachtich dat zij die Haersluys ende Broecksluys binnen drye ofte vyer jaren herwerts heel vernyeuwt ende dieper dan die te voren lagen geleyt hebben.
20-9-1566: VERVOLG.

Ende indyen zij diezelve twee sluysen noch dieper leggen wilden, ende heure tochtgraven ende weteringe daer nu tertijt groot gebreck inne is als mijn heere den commissario is gebleecken, wat verdiepten daer noot is ende claer hielden alst behoirt, zouden zij ongelijck noch meer waters quyt worden ende gheen redene hebben te clagen, want zij in zulcken gevalle op eenen dach wel zoeveel water quyt worden zouden, als zij nu in acht dagen connen quyt worden zoe doch bij de inspectie oculare bevonden is, dat 't zandt leggende vast beneden die Broecksluys, daer meest d' water daer de landtgenoten schade deur lijden over moet blijven boven een vierdel voets nyet met water bedect was, ende het octroy als voirscreven is brengt uutdruckelick met dat men hemluyden nyet meer

folio 392v
waters toebrengen en zal dan van olts gewoontlick is geweest zoe men oeck nyt en doet, zonder van der landtgenoten eygen water enige mentie te maecken.

't Zal oeck blijcken dat zij nu tertijdt ordinarie veele meer hoeys op hoire laege landen winne ende thuys crijgen dan zij voir den jare XL [1540] deden.

Ende is oeck te noteren, dat als men ’t Colckschut als 't noot is opsteygert met die boeyplancken zoe wordt aen die Broecsluys opt zandt daer beneden leggende gheen voet waters bevonden.

Staet oeck te noteren dat die principale sluys in de Grebbe open zijnde zoe leggen die onderste dorpels van de Haersluys ende Broecksluys twee duymen hogher dan 't bovenste van de deur van 't Colckschut als 't omhoge ende gesloten is.
20-9-1566: VERVOLG.

folio 393
CXXI
Welcke justificatie heeft die voirscreven commisarys den voirseid landtgenoten bij hem gecompareert zijnde naevolgende die voergaende bescrivinghe verthoont ende voirgelesen, heeft oeck die voirscreven middelen van accord hemluyden voirgehouden waerop zij geantwoirdt hebben, ontkennende meestendeel die feyten ende positien in de voirscreven justificatie begrepen, ende bekende het voirseid middell van accordt van eene nyeuwe grave te maecken daerdoir die Geldersche wateren zouden mogen afschieten zonder bij 't Colckschut opgehouden te worden een enich middel van accordt te wesen, zonder nochtans dat zij enige costen daerinne wouden dragen immers dochte hem genouch te zijn dat zij hunne gewoentlicke waterganck verlieten, ende inplaetse van dyen desen accepteerden, daerbij vuegende dat die twee schutten beneden die groote sluys nae den Rijn toe gelegen nyet hoger opgeboeyt ofte gesteygert zouden werden dan die nu waren ende gebruyct worden.

Hyerop tenzelven daghe die voirscreven

folio 393v
gedeputeerden van de veengenoten gehoort zijnde hebben yerst gepresenteert verificatie van de positien in heur overgegeven scrift begrepen, ende hebben neffens ’t voirscreven middell noch een ander voergeslagen, te weten dat van heuren wegen die wateringen van de Broecksluys zouden opgeworpen, gereynicht ende gediept worden nae heuren gevalle ende op heure cost ende totte steene brugge toe, ende dat voerts die landtgenoten gelijckfals zouden doen opwerpen ende reynigen die
21-9-1566: VERVOLG.

Articulen van accordt.
In den eersten zullen die veengenoten die wateringe van den beginne des voirgancx daer die wateringe in de Grifte coompt opwerpen ende nyeuw graven, reynigen ende verdiepen wes opten olden bodem, ofte dieper indient hemluyden goetdunct, mits holdende zijn behoirlicke wijdte tot het steenen brugken leggende naest boven die steenen brugge aen die Rijnsteghe zoe zij dat zullen bevynden te behoren mits laeger leggende ende versinckende die Broecksluys, diezelve leverende zoe goedt ende dicht als die nu leght ende al 'tzelve tot heuren coste

folio 395v
voer dese reyse ende nyt meer, ende dat die veengenoten mitsdien ghene gerechticheit nu oft in enige toecomende tijden zullen pretenderen in de schouwe van den vorseide graven ofte wateringen.

Gelijcxfalts zullen die landtgenoten heure tochtgraven in de voirseid broeckweteringe uutcomende, verdiepen, reyningen, ruymen ende claerhouden naevolgende die voergaende wateringe nae schieringe van den dijckgrave ende heemraeden van Wageningen, die heurluyder schouwe daerover zullen voeren als nae rechte behoirt.

Zullen oeck die scheysloten ofte heynslooten opgraven ende ruymen gemerct zonder dien die wateren nyet spoedelick uut die lange weeren ofte campen en konnen ofgaen maar als in een panne besloten blijven ende indien enige geërfden hyerinne gebreeckelick vallen, ende d' water op heur

folio 396
CXXIIII
landt staende bleef zullen in zulcken gevalle nyt mogen over die strijdige schuttingen clachtich vallen ende d' opsetten der schutten beletten, zoe het deur heur eyghen sculden toecoompt dat zij met wateren belanden blijven.

Ende 'tghene des voirscreven is gedaen ende onderhouden zijnde zullen die veengenoten sculdich zijn die drye strijdinge scuttingen neder te laten leggen ende nyet op steygeren voir ende all die broecklanden zullen boven water staan, emmers dat men met hoogen schoenen daerdeur mach gaen zonder argelist.
21-9-1566: VERVOLG.

Waernae men alsdan een peyl setten zal aen die Broecksluys daernae het optrecken van de scuttingen zal gereguleert worden, zulcx dat diezelve schuttingen nyt en zullen mogen opgetogen worden tenware dat het water tot diezelve peyl afgelopen ende gevallen zal zijn.

folio 396v
Ende tot dien eynde zullen die veengenoten heuren schutmeyster ofte vaertmeyster daertoe holden dit als voirseid is t' achtervolgen op peyne van zoe menichmael als hij bevonden zal worden contrarie gedaen te hebben te verbeuren sess Brabants gulden van twyntich stuvers, te keren tot behouff der gemeyne landtgenoten van Wageningen cum suis. Daervoir die veengenoten zullen stellen alzulcke cautie ofte borgen in den lande van Gelre genoechsaem geërft die daer voir geloven zall gerichtelick op pantsterckinge ende zonder appellatie.

Ende teneynde dat in 't stellen van die peyll gheen irtumb ofte questie zoude vallen is geaccordeert, dat die peyle zoude gestelt worden naer 't seggen van vyer vrome ende onpartijdinge personen, daervan twee uut Gelrelant ende twee uut d' lant van Utrecht genomen zullen worden, ende zoeverre die met malcanderen nyt en conden accorderen ende gelijck in 't stemmen vielen zal alsdan die grave van Culenborch

folio 397
CXXV
als een overman versocht worden om de settinge van de peyl te vergelijcken, of in des graven absentie, cranckheyt oft ander verhyndernisse, dat alsdan hij grave in zijn plaetse een ander onpartidinge zal mogen committeren, of dat die vyer segsluyden in een onpartidinge overman te kiesen zullen mogen vergelijcken, ende dit zal dueren voir den tijdt van drye jaren naestcomende op avonture of enige natte jaren quamen.
21-9-1566: VERVOLG.

Well verstaende oeck dat dit alles achtervolcht zal worden, totter tijdt toe dat men bevynden zall dat deur dese middel die landtgenoten nyt geholpen en zijn, ofte ledich van hun water konnen worden tot erkentenisse van de vyer segsluyden ende overman voirseid, ende zullen alsdan die segsluyden bij gebracht worden van d' een zijde ende d' andere, op peyne dat zoeverre zulcx bij de veengenoten geretardeert oft anders verhindert werde, ende van d' andere zijde die segsluyden gereet

folio 397v
waren, dat indien gevalle die scuttingen zoelange neder zullen bliven leggen tot dat die voirseid erkentenisse gedaen zal zijn.

Ende indien erkent worde dat die nyeuwe grave van noode zoude wesen, zal die alsdan gemaect worden tot coste van den veengenoten, beginnende beneden die Haersluys daer die twee wateringen in den anderen comen ende zoe voirts tot in der Grifte beneden het Colckschut, welcke grave zel den lantgenoten gelevert worden zoe verre doenlick in de tijdt van noch een jare naedien die voirseid erkentenise zal geschiet ende gegaen zijn, mit conditie dat men midtlertijdt oeck het nederleggen van de schuttingen zal overhouden als voren.

Welcke waterganck alzoe gelevert zijnde zullen alsdan die landtgenoten dezelve waterganck tot heure costen onderhouden zonder den veengenoten yet meer tot dyer cause te mogen eyschen.

folio 398
CXXVI
Ende zullen opgemelte partijen dit tegenwoerich verdrach ende accord sculdich zijn nae te volgen ende onderhouden op peyne van tweeduysent carolusguldens, te verbeuren bij dieghene van de voirseid partijen die dit nyt en zal willen observeren daervoir elcke van de voirseid partijen genoechsame borge ende cautie stellen zal opte Veluwe bij pantsterckinge ende zonder appellatie ende dat nae penen rechten.
21-9-1566: VERVOLG.

Het vierde articule is alzoe geaccordeert gelijck het staet zonder argelist te weten dat die natticheyt van sommige campen aen d' een oirdt of aen d' andere toecomende bij concaviteyt oft andere laeghte nyet zoude geconsidereert worden maer datttet genouch zoude zijn als die Broecklanden deurgaens boven water stonden ende van 't water ontledicht waren, is oeck op dit artikel geallegeert ende gesecht geweest dattet reynigen ende ruymen nyt helpen en zoude wanneer zulcx ende in dyer vuegen nyet achtervolcht ende onderhouden en worde 't welck die lantgenoten seyden datter bij de scouwe alzoe gedaen nyt en zal wesen, ende is eyntelick daeromme dat woordeken onderhouden in 'tzelve articule gestelt.

folio 400
CXXVIII
Up 't vijfte, seste ende sevenste articule zijn partijen zonder groote contradictie verdragen uut dyer oersaecken dat die landtgenoten genoech attribueerden het setten van de peyle aen de veengenoten die daer aen ’t meeste interest souden mogen pretenderen, want indien die peyll well gestelt worde zouden daermede die landen geholpen zijn ende die veengenoten zouden nyet benoodicht worden de nyeuwe grave te maecken, nyettemin hebben partijen 'tzelve oeck willen stellen tot arbitrage van segsluyden ende overman, is oeck hyer neffens van beyde partijen geallegeert ende gesecht geweest dat die peyl X mach wel genedert ende herset worden zoe wanneer men bij experientie bevyndt dat die te hooge ofte te laege geset is geweest, doch dat 'tzelve geschyen zoude met interventie van den voirseid segsluyden ende overman die tijdt oeck van de drye jaren in ’t articule gementioneert is te verstaen van gheen natte jaren, maer als men die scuttingen moet gebruycken, ende men die peyl mach setten als boven gesecht is.
21-9-1566: VERVOLG.

folio 400v
Het achtste articule is lange tijdt tusschen partijen in debat gebleven, overmits dat die landtgenoten wilden dat die questie of zij met het voirseid middel geholpen zoude zijn ende oft van noode ware op het tweede middel te comen ende een nyeuwe grave te maecken, staen zoude tot erkentenisse van dijckgrave ende heemraeden in Wageningen ofte van dijckgrave ende heemraeden van Over ofte Nederbetouwe pretenderende dit different te dependeren van hoirluyder schouwe ende exoneratie van heurluyder wateren die zij seyden voer menich hondert jaren gehadt te hebben tot in den Rijn toe. De voirseid veengenoten ter contrarie en wilden 'tzelve des voirscreven is nyet stellen tot arbitrage van den voirscreven dijckgrave ende heemraeden hoirluyder formele partije, ontkennende die gedeputeerde gerechticheyt van te schouwen in die Grifte die in den lande van Utrecht ende onder die urisdictie aldaer gelegen is. Immers is zoeverre mette voirseid partijen gehandelt dat die swaricheyt alleenlicken daerop viell, dat die vyer segsluyden

folio 401
CXXIX
zoe lichtelicken nyet zoude moghen tesamen gebrocht worden jae gelijck die lantgenoten seyden zouden oeck mogen bij die veengenoten opgehouden ende verhindert worden zoe wanneer zij zouden mercken dat met die peyll die voirscreven clachten nyet geremediërt en waren, zulcx dat ten lesten verdragen ende overcomen is, dat zoeverre die segsluyden uut die lande van Utrecht te nemen nyet erschijnden als die Gelresche segluyden gereet waren om die voirseid uutspraecke te doen, dat alsdan die schuttingen nyet en zouden mogen opgestelt noch gebruyckt worden totter tijdt toe dat die voirseid uutspraecke ende erkentenisse gedaen zoude zijn, ende is dyen nae volgende 't articule alzoe gestelt, hebben oeck daer beneffens die voirseid veengenoten tot meerder satisfactie van
21-9-1566: VERVOLG.

de landtgenoten ses onpartijdinge personen voirgeslegen daer uut die voerseid landtgenoten die twee zouden mogen kyesen, begerende dat gelijcxfals gedaen zoude worden bij de voirscreven lantgenoten 'twelck zij tot hun mitverwanten zouden brengen.

folio 401v
Aengaende het negenste articule is die swaricheyt voergevallen dat die veengenoten wilden afstaen van de gravinghe te maecken met eenen zekere somme van penninghen zoeverre hun nyt mogelick en ware die voirseid grave te volbrengen overmits die oppostitie van den ingelanden die men hun landt zoude moeten doirgraven oft andersins presenterende tot den eynde die somme van achthondert guldens om daermede hun van de voirseid gravinge te libereren, ende alle vordere molestatie van die landtgenoten, 'twelck van diezelve geensins accepteert is geweest want daerdeur duysterheyt ende onverstant zoude mogen rijsen, ende in allen gevalle ad inpossibile nemo obligatur. Up welcke declaratie heb ick commissarys die veengenoten geïnduceert, dat zij van 't voirseid voirstell zouden willen affstaen, ende dat genouch gedaen zouden hebben, wen zij heur beloften nyet en conden effectueren 'twelck oeck hyer in gheen consideratie en mochte comen deur dien dat zeer weynich goet landts

folio 402
CXXX
doergegraven zoude worden doer die nyeuwe grave zoude gaen behoufde alleen die oude grave daer leggende opgeworpen bereyt ende verdiept te worden, ende datzelve bij raminge boven achthondert guldens nyet costen en zoude, daerinne nyt begrepen nyt alleenlicken die costen van 't graven maer oeck die coope van ’t landt ende datter ghene apparentie zoude wesen van oppositie overmits die redenen voirscreven, ende dat dieghene die 't landt toebehoren mit goeden middelen zouden mogen gecontenteert worden daer toe die landtgenoten in dien gevalle den veengenoten geern wouden behulpelick zijn.
21-9-1566: VERVOLG.

Beroerende het thiende articule, is questie geweest van de twee bruggen die over den waterganck zouden moeten gelecht worden, dewelck begeerden die veengenoten dat tot laste van de landtgenoten zouden comen, maer die landtgenoten wouden daerinne nyet verbonden

folio 402v
wesen, jae oeck nyt in 't onderhoudt van de zelve bruggen, begerende die Grifte nyeuwe grave hun schadeloes ende costeloes gelevert te worden, willende alleenlicken die grave alzoe gelevert onderhouden, zonder den veengenoten dies aengaende vorder te molesteren 'twelck daerbij is gelaten, ende tevergeefs dochten dese saecke vorder te disputeren, gemerct men nyet zekerlick en wiste, of men die twee bruggen zoude van doen hebben mits leggende het Colckschut een weynich opwerts, ende dan het onderhout van de voerseid bruggen weynich zoude costen wan die van aenbeghinne wel gemaect waren.

Op 't leste articule is lange gedisputeert van de cautie die van beyde partijen zoude op te Veluwe ofte in Gelrelant gestelt worden, versouckende die veengenoten dat dese saecke betreffende twee lantscappen zouden gelijckelick ende pari passu gedirigeert worden.

folio 403
CXXXI
Ende gemerct die landtgenoten borge stelden in Gelrelandt (die hun nochtans nyt sculdich en konden enige borge behoren te stellen) zoe behoren zij vorders nyt gedrongen te worden dan in den lande van Utrecht gelijcke borge te stellen. Waerop bij mij commissarys den veengenoten is voirgehouden ende geremonstreert dat die landtgenoten in desen eyschers zijn hun dolerende van de schuttingen, ende dat hunluyden wateren in den Rijn nyt conden afvallen gelijck die van oldes plegen te doen zoe die landtgenoten seyden. Ten anderen dat bij dese accorde remedie belooft wordt bij de
21-9-1566: VERVOLG.

veengenoten op te voirscreven doleantiën die zij dan sculich zijn t' achtervolgen. Ten derden dat die landtgenoten bij desen accorde nergent in verobligeert worden, dan hun tochtgraven te ruymen ende geruympt te houden, ende dat alle die andere articulen van den accorde tot laste comen van den veengenoten, zulcx dat zij met meerder vouge cautie behoiren te stellen in 't furstendomb Gelre dat die landtgenoten in 't landt van Utrecht die in allen gevalle

folio 403v
genoech deden in 't furstendomb Geldre ofte op die Veluwe met die veengenoten borge stellende, daerbij vougende dat bij pantsterckinge 't recht in Gelrelant zoewel den vreemden als den inheemschen open stondt. Bij welcke ende andere remonstranten is het articule gebleven zoe het staet.

Naedyen dese articulen alzoe besloten ende veraccordeert zijn geweest tusschen den gedeputeerden van beyde partijen, die eyntelicken daerinne nyt wilden concluderen voir ende alleer heur mitverwanten daerinne geconsenteert ende bewillicht hebben. Heeft daeromme die voirseid commissarys begheert dat zijluyden wilden hetzelve consent ten yersten ende zoe geringe mogelicken inne brengen teneynde hij zoude mogen verrucken ende tot andere zijne gescheften hem begeven, 'twelck die veengenoten wilden alzoe naecomen, maer die landtgenoten seyden dat zij heure mitverwanten voir den sondach doen naest comende den XXIXen van september nyet

folio 404
CXXXII
conden tesamen roupen ofte den maendach ofte dynsdach daer naevolgende met malcanderen te communiceren ende dat beswaerlicken zij die voirseid resolutie voir den donredach, te weten der derden van october zouden mogen inbrengen, wilden nyettemin hem beste doen, 'tweck bij de voirseid veengenoten aengenomen zijnde hebbe ick commissarys begheert dat zij met malcanderen vorders zouden handelen
3-10-1566: folio 404v
Den derden van october zijn die voirseid partijen wederomme gecomen ende hebben eerste die veengenoten aggreatie van heurluyder consorten op te voirscreven articulen aengebrocht ende aengesecht begherende dat diezelve articulen alzoe zouden gesloten blijven, daernae die volmechtige van de lantgenoten hebben oeck ingebrocht de resolutie van hun mitbewanten verthonende allerley swaricheyt daerop.

Het ander debat op die voirseid articulen gevallen tusschen partijen den derden, vyerden, vijften, totten sesten van october toe.
In den yersten hebben die landtgenoten versocht dat bij 't eerste articule van 't accordt gestelt zoude worden dat die veengenoten oeck die blinde graeff aen die zuydwint op die Utrechtche zijde opgraven op oeren last in d' costen ende die eerdt op de well voer die zuyt wint doen leggen dat die Wageningse

folio 405
CXXXIII
Nueden met die Stichtsche wateren nyet beswaert en worden.

Waerop die veengenoten gehoort zijnde hebben 'tzelve afgeslagen mitsdien dat 'tzelve versoeck dese materie nyet en roerde ende stonde 'tzelve tusschen die Renensche ende Wageningse te entscheyden waerdeur ende andere redenen is hetzelve articule achtergebleven.

In het tweede articule zijn dese woorden deurgeslagen geweest naevolgende die voergaende wateringe nyet willende die landtgenoten anders verbonden zijn dan tot chieringhe van dijckgrave ende heemraeden van Wageningen ende nyet tot die ruyminge ofte gravinge van de veengenoten, ter contrarie sustineerden diezelve veengenoten dat heur werck in 't yerste articule begrepen nyet vele zoude proufiteren wanneer het nyet conformelick zoude naegevolcht worden ende dat daeromme die geraseerde woerden zouden
3-10-1566: VERVOLG.

folio 405v
bliven, waerinne tenlesten nae vele ende diversche communicatien ende disputatiën hebben die voirseid lantgenoten geconsenteert dat die voirseid woorden zouden bliven mits dat hetzelve staen zoude tot erkentenis van die voirseid dijckgrave ende heemraeden te weten of die tochtgraven gemaect ende onderhouden worden naevolgende die voergaende wateringe daertoe zij in ’t communiceren eerstmael begheerden borge te stellen zulcx te weten doen, maer dattet uut het articule zoude bliven om deur die voirseid chieringe 't werck van de veengenoten nyet subject te maecken, im mers is ten laesten bewillicht ende geconsenteert dat het articule met die voirseid woerden alzoe zoude staen blijven.

In 't derde articule hebben die voirscreven lantgenoten die woorden mit hooge scoenen uut het articule willen royeren, ende begeert dat men het stellen zouden om drooch daerdeur te mogen gaen zonder adjectie van hooge schoenen, om het dubieeren van hooge schoenen nyet te voircomen

folio 406
CXXXIIII
maer is het articule gebleven zoo tevoren stondt met adjectie alleenlicken van het woerdeken droech.

Het vierde, vijfte ende seste articule is gepasseert alzoo tevoren geposeert was, uutgenoemen het eynde van het seste articule, is bij de lantgenoten deurgeslagen ende in plaetse van dyen gestelt, daer dan die peen als voirseid aengebrenct zal zijn ind zal terstondt die scuttingen neder leggen, of bij weygeringe van dyen zullen die erfgenoten die neder mogen leggen, daer toe die veengenoten geensins en wilden verstaen, nochte hun vaert die lantgenoten in zulcker schijn onderwerpen, seggende dattet meer dan genouch was, dat heurluyder vaertmeyster ses guldens verbeurde zoe dickmaels als hij den voirseid articule contrarieerde.
3-10-1566: VERVOLG.

Daerop bij de landtgenoten is gerepliceert geweest dat zij hun landen nyt willen verdroncken hebben om een pondt groot, dat daeromme het nederleggen van de schutten hun zoude toegelaten worden ofte hetzelve verpeent zijn op die hoochste brencke, te weten voir twee

folio 406v
duysent guldens, 'twelck die voirscreven veengenoten oeck nyet wilden toelaten noch in de wille van heurluyder vaertmeyster die gemeynlick een slecht persoon is, stellen twee duysent carolusguldens te verbeuren tot heuren laste ende pericule, maer waren tevreden dat dese woorden zouden bij het voirseid seste articule aen 't eynde gevuecht worden, zoe dickmael als zulcx gebeurde, waerbij ten laetsten die landtgenoten 'tzelve hebben gelaten, is oeck dit gansche seste articule in dese verdrach gecomen uut dien dat die landtgenoten wilden dat dese bekeuringe zoude staen bij gichte van denghenen die bij de landtgenoten daertoe geordonneert ende vereedt zoude worden, daerinne die veengenoten nyet wilden consenteren, nochte dese saecke tot gichte van heurluyder partije stellen maer wel tot eenen onpartijdige ende neutrale nabuer uut den lande van Utrecht te nemen, 'twelck heeft oersaeck gegeven dit seste articule van nyeuws te poseren.

Hebben oeck die landtgenoten in 't sevende articule

folio 407
CXXXV
willen geëxprimeert hebben die namen van de laegste landen als te weten die 't 's-Gravenhouf met Catrijnencamp aldaer Poelwijk ende Nulants lant leyt. 't Welck bij de veengenoten is geweygert maer wel geaccodeert, dat die expressie van de laegste landen ofte broucklanden zoude alzoe in terminis generalibus gestelt worden, zonder hem te astringeren aen een camp ofte twee, maer tot die laegste landen deurgaen, zulcx dat anders gheen verandering hyerinne gevallen
3-10-1566: VERVOLG.

en is dan die adjectie van het woerdeken laegste. Is oeck den tijdt van de drye jaren in 't articule gementioneert lange geaccordeert op requisitie van de erfgenoten die begheert hebben dat die tijdt van drye jaren tot heur keure lange zoude mogen geprolongeert worden, 'twelck bij de veengenoten oeck nyt geweygert en is.

Aen 't voirseid VIIen articule hebben oeck die erfgenoten begheert dat men daerbij zoude stellen, dat alsdan die geladen schepen zoelange zouden boven dat Pijselschut opgehalden werden, ind

folio 407v
oeck alle die leege scepen uut den voerganck nedergesenckt wes in den Rijn, wes ind tertijdt toe dat die geërfden van Wageningen cum suis van oere wateren ontlast zijn ind onder die peygel steet ind dat allet bij een peen van een pondt groot van yder schepe te versoucken op die borchtocht, 'twelck alzoe voer een nyeuwe articule zoude in dit accordt geïnsereert worden, seggende dat menicht van turfscepen leggende aen die groote sluys nyet weyniger het water verhinderden ende ophielden als die schutten in questie, maer is dit geensins bij de veengenoten toegelaten, overmits dat zij het leggen ofte het varen van heurluyder scepen nyet wilden verbynden oft in de wille van de erfgenoten stellen, immers nyt verder dan bij het voirscreven articule gedaen was, ende dat zij genouch gedaen hadden mits bewilgende dat zij haer schuttinge nyet zouden mogen gebruycken ter tijdt toe dat het peyl van 't water eerst bloot zoude zijn, zulcx dat nae diversche disputatien het voirseid articule is verworpen.

folio 408
CXXXVI
Het VIIIe articule is gepasseert zoe het stonde.

Aen 't IXe articule hebben die lantgenoten begheert dat die nyeuwe grave zoude zoe wijdt ende breedt gemaect worden beneden als boven, inplaetse van welck versouck is bij de veengenoten geconsenteert dat die wijdte geëxprimeert zoude worden tot een roede van XVI voeten toe, 'twelck alzoe bij den landtgenoten is geaccepteert.
3-10-1566: VERVOLG.

Is oeck nyeuwe articule bewillicht geweest aengaende het leggen ende onderhouden van de bruggen, ende daermede oeck het volgende articule gerestringeert is oeck 't getal der articulen daerbij gemeerdert ende verandert.

Aengaende die schuttingen van den bandijck die oeck bij een nyeuwe articule in desen accord zijn geposeert, hebben die lantgenoten daer en boven noch naderhant begheert dat achter het weerdt steygeren zoude gestelt worden met enige boey-

folio 408v
plancken oft anders, ende of zij ter contrarie deden, dat die erfgenoten die afwerpen zouden mogen, daertoe die veengenoten nyt en hebben willen verstaen, noch hun vorder aen die erfgenoten verbynden dan zij tot noch toe gedaen hadden, ende is alzoe dese aenhanck uut het articule gebleven.

Up het articule mentionerende van ’t sluyten der Maenre, Velthuysen ende Doesborger schutten zijn veel altercataen tusschen die voirseid partijen gevallen, uut dien dat die lantgenoten nyet en wilden 'tzelve articule in desen verdrach begrepen, te zijn als concernerende facteur alterens te weten den dijckgrave ende heemraeden van Wageningen, ende veel min mochte 'tzelve articule verpeent worden bij dese contrahenten contra tertium die hyerinne nyet bekent en waren, als te weten in der qualiteyt van de personen der voirseid dijckgrave ende heemraeden, daerop bij de veengenoten gesecht is geweest dattet zelve articule most blijven ende oeck verpeent wesen want anders zoude die voirseid peyll onderwater gehouden mogen worden deur 't onbehoirlick sluyten ende openen van de voirseid drye schutten
3-10-1566: VERVOLG.

(marge:)
Accord tusschen den landtgenoten van Wageningen ende den veengenoten.

Alzoe zekere questie ende different was geresen voir dijcgkrave ende heemraeden van Wageningen ende dijckgrave ende heemraeden van Overbetouwe daertoe geroupen tusschen die lantgenoten ende geërfden van Wageningen, Bennichem, Eede, Manen, Doesborch ende Velthuijsen als clageren aen een zijde ende die gesworen veenraeden ende veengenoten der Gelresche ende Renensche veenen uuten name ende vanwegen der gemeyne geërfden van dezelve veenen, mitsgaders die pachters van Conincklijcke Majesteyt veenen mede contribuanten in der Grifte aen

folio 410
CXXXVIII
d' andere voer welcken gerichte vanwegen der voirseid clagers geconcludeert was, teneynde die schutten in de voirseid Grifte gelecht opgenomen zouden worden zonder die zelve meer te gebruycken, ende den clagers voir hoirluyder schaden te betalen die somme van hondertduysent golden gulden tot erkentenisse van denselven gerichte, daerop vanwegen der beclachten gesecht ende geëxcipiert is geweest dat die voirseid dijckgrave ende heemraeden, noch noch over hun beclachten personen als buten hoir bedrive wonachtich noch over die plaetze daer die schutten in questie staen, als te weten in den lande van Utrecht, ende veel min in dese saecke competente rechters waren, maer zoe verre zij clagers vermeynden bij de voirseid schutten bescadicht te zijn, behoirden 'tzelve te vervolgen voir die commissariën in den jare LV [1555] uut den Raede van Gelrelant ende Utrecht genomen alwaer die saecke begonst was, waerop naedien voir denzelven gerichte versceyden procedueren waren gevallen, die voirseid dijckgrave ende heemraeden voirtvarende op 't
3-10-1566: VERVOLG.

folio 410v
anhalten der clageren, ende ter contrarie die beclachten nyet willende in alzulcken gerichtsdwanck ende jurisdictie bewilligen hebben diezelve ten laetsten alles voirseid is die Coninck Majesteyt te kennen gegeven, verthonende dat die voerscreven saecke betreft d' onderdanen van twee lantscappen d' eene tegens d' andere ende daeromme d' eene noch d' andere daerinne richter behoirde te wesen aensoeckende zijne Majesteyt om behoirlicke provisie, alle 'twelck aengemerct ende nae voergaende advuysen heeft zijne Majesteyt geordonneert ende gecommitteert uut zijnen Secreten Raede Philips Cobel de voirscreven partijen te bescheyden te verhoren ende diezelve opte hooftsaecke te vergelijcken ende te verdragen indien doenlick, zoe verre aver nyet, diezelve te vereningen op die forme ende maniere woe zij in den voirscreven saecken zouden hebben te procederen, breder blijckende bij de commissie daervan zijnde. Welcke commissarys nae oculaer inspectie genomen van de Grifte ende schutten in questie oeck van de Geldersche wateringen ende

folio 411
CXXXIX
Broucklanden aldaer gelegen, heeft den voirseid partijen eerst in de Grebbe besceyden zijnde daernae derzelvige tot Arnhem uut cracht van zijnder commissie gevordert. Allwaer nae veele diverse reden ende wederreden ende naedyen partijen zekere concept van accord heurluyder consorten ende mitverwanten gecommuniceert hadden ende die resolutie van dyen wederomme innegebracht, is ten laetsten die voirseid hooftsaecke fruntlick ende minnelick verdragen ende vergeleecken in de puncten ende articulen zoe hyernae bescreven staen, ende is die voirseid rechtforderinge gansselick mitten ander te nyete gedaen ende dit al zonder prejudicie van het alt heercomen der voirseid landtgenoten, daer van zij expresselick hebben geprotesteert ende begheert zulcx hyer gementioneert te worden.
3-10-1566: VERVOLG.

(marge:) Accordt
In den yersten zellen die veengenoten die wateringe van den beghinne des voirgancx daer die wateringe in de Grifte compt opwerpen ende nyeuw graven, reynigen ende verdiepen wes op ten olden boodem

folio 411v
ofte dieper indien 't hemluyden goetdunct mits holdende zijne behoirlicke wijdte tot het steenen brugxken leggende naest boven die steenen brugghe ende de Rijnsteeghe, zoe zij dat zullen bevynden te behoren niet laeger leggende ende versinckende de voirseid Broecksluys die zelve leverende zoe goedt ende zoe dicht als die nu leght ende al 'tzelve tot hoiren cost voir dese reyse ende nyet meer. Ende dat die veengenoten mitsdien gheen gerechticheyt nu noch in toecomenden tijden zullen pretenderen in de wateringhen ofte schouwe van de voirseid graven of wateringen.

Gelijcxfals zullen die landtgenoten heur tochtgraven in de voirseid broeckwateringe uutcomende verdiepen, reynigen, ruymen ende claerhouden naevolgende die voergaende wateringhe nae chieringe ende erkentenisse van de dijckgrave ende heemraeden van Wageningen die hoirluyder schouwe daer over zullen voeren als nae rechte behoirt

Ende 'tghene des voirseid is gedaen ende

folio 412
CXL
onderhouden zijnde, zullen die veengenoten sculdich zijn die drye strijdinge schuttingen neder te laten leggen ende nyet opsteygeren voir ende alleer die laegste broecklanden zullen boven water staen, emmers dat men met hooge schoenen droechsvoets daer durch mach gaen onder argelist.

Waernaer men alsdan een peyl setten zal aen die Broecksluys daernae het optrecken van de schuttingen zal gereguleert worden zulcx dat diezelve schuttingen nyet eer en zullen mogen opgetogen worden tenware dattet water tot diezelve peyle afgelopen ende gevallen zal zijn.
3-10-1566: VERVOLG.
Ende tot dyen eynde zullen die veengenoten heuren schutmeyster ofte vaertmeyster daertoe holden dit als voerscreven is te achtervolgen op peyne van zoe menichmael als hij bevonden zal worden contrarie gedaen te hebben te verbeuren sesse carolus gulden van twyntich stuvers ’t stuck te bekeren tot behoef der gemeyne landt

folio 412v
genoten van Wageningen cum socys daer voer die veengenoten zullen stellen alzulcke cautie ofte borge op Veluwe genoechsaem geërft die daervoer geloven zal gerichtelick op panstreckinge ende zonder appellatie

Ende zal die vaertmeyster telcken als 't peyl bloot of boven water is, ende hij die schuttingen zal willen in ’t werck stellen gehouden zijn den dijckgrave van Wageningen of zijnen stadtholder daer of te verwittigen, teneynde hij den gerichtsboode oft yemandts anders committere om mitten vaertmeyster te gaen besien of 't peyle boven water is. Ende bij gebreecke dat nyemandts van Wageningen op 't voirseid versouck wilde erschijnen zal in dyen gevalle de voirseid vaertmeyster 't peyll twee getuygen mogen verthonen ende daermede volstaen, edoch zoe verre 't water wederom quame te wassen zulcx dat 't peyll onder d' water quame, zal alsdan die dijckgrave ofte zijne stadtholder yemanden mogen scicken aen den vaertmeyster, hem

folio 413
CXLI
verthonende dat voerscreven is, ten eynde hij die scuttingen terstont neder leggen zal ende indien hij des weygerden ofte nyet en achtervolchde zal alsdan vervallen zijn in de boet voirseid zoe dickmaels als zulcx gebeurde.
3-10-1566: VERVOLG.

Ende teneynde dat oeck in ’t stellen van 't peyll gheen irthomb ofte questie zoude vallen, is geaccordeert, dat die zelve peyl zoude gestelt worden nae 't seggen van vyer frome ende onpartijdinge personen die van de laegsten landen oculaer inspectie nemen zellen, daertoe twee uut Gelrelant ende twee uut 't lant van Utrecht genomen zullen worden, ende zoeverre die met malcanderen nyet en conden accorderen ende gelijck in ’t stemmen vielen, zal alsdan die grave van Culenborch als een overman versocht worden om die settinge van den peyll te vergelijcken, oft in des graven absentie, cranckheyt oft anders verhindernisse, dat alsdan die vyer segluyden

folio 413v
in een onpartijdinge overman te kiesen sich zullen mogen vergelijcken, ende dit zel al dueren voir den tijdt van drye jaren naestcomende oft langer tot keur der erfgenoten op avontuere enige natte jaren opquamen

Wel verstaende dat oeck dit alles achtervolcht zal worden totter tijdt toe dat men bevynden zal, dat deur dese middel die landtgenoten nyet geholpen en zijn ofte ledich van hun water konnen worden, tot erkentenisse van den vyer segsluyden ende overman voirseid, ende zullen alsdan die segsluyden bijgebracht worden van d' eene zijde ende d' andere zijde, die segsluyden bijgebracht worden van d' eene zijde ende d' andere, op peyne dat zoeverre zulcx bij de veengenoten geretardeert oft anders verhindert worde, ende van d' andere zijde die segsluyden gereet waren, dat in dien gevalle

folio 414
CXLII
die schuttingen zoelange zullen neder leggen blijven tot dat die voirscreven erkentenis gedaen zal zijn.
3-10-1566: VERVOLG.

Folio 415
CXLIII
Ende zullen opgemelte partijen dit tegenwoirdich accord sculdich zijn nae te volgen ende onderhouden op peyne van twee duysent carolusgulden te verbeuren nae peynen rechte bij deghene van de voirseid partijen die dit nyet en zal willen observeren, daervoer elck van de voerseid partijen genouchsame borge ende cautie stellen zal opte Veluwe bij pantsterckinge ende zonder appellatie.

Ende is dit alle bij de voirseid partijen alzoe verdragen ende geaccordeert onvercort in andere dingen een yder van hunluyden heur recht ende gerechticheyt.

Naedyen dese voirseid puncten ende articulen alzoe tusschen die voirseid partijen veraccordeert ende gesloten zijn geweest hebben diezelve van mij Philippo Cobel begheert dat ick 't voirseid accord tot meerder bevestighe zoude onderscriven ende dat die volmechtige van de landtgenoten ende die sess veenraeden

folio 415v
vermogens heurluyder procuratie ende volmacht gelijckelicken doen zouden ’t welck alzoe geschiet is, hebben oeck die voirseid gedeputeerden van beyde partijen als borgen hunluyden verbonden ende verobligeert al tesamen ende elck bezonder ende één voir all die voergenoemde accord te achtervolgen op die peyne daerinne begrepen ende alzulcke bochtochte te passeren voir den drost op Veluwe zoe dat behoirt. Actum binnen Arnhem den vijften dach van october anno 66 [1566].

Ende naedenmael dit alzoe gesloten is geweest heb ick commissarys partijen heur volmacht afgeëyscht ende gevordert om in desen verbale geïnsereert te worden. Ende tot meerder zekerheyt van desen accord 'twelck mij vanwegen der lantgenoten is overgegeven worden ende is hyeronder van woorde tot woorde geïnsereert, zoe veel aver die gedeputeerden van den veengenoten belangden seyden dat zijluyden meestall veenraeden waren ende mitsdien genouchsame macht ende beveel hadden uut crachte van 't octroye bij
3-10-1566: VERVOLG.

folio 416
CXLIIII
zijne Majesteyt gegeven in desen t' accorderen ende dat zij seven in getall wesende zouden het voirseid accord onderteykenen, 'twelck in allen gevalle genouch behoirde te wesen gemerct besonder dat elck van hunluyden die dit accordt zouden onderteykenen hebben 'tzelve bij de penen die daerinne begrepen was geobligeert was t' onderhouden, waermede die volmechtige van de landtgenoten to vreden zijn geweest.

Volcht die copye van de volmacht der gedeputeerden van de lantgenoten.

Wij, burgemeyster, scepenen ind Raedt der stadt van Wageningen, doen condt ind certificeren voir die gerechte waerheyt dat op huyden datum van desen onderscreven in onser presentiën ind tegenwoirdicheyt gecompareert ind erschenen zijn die gemeyne geërfden ind gelanden (of altoos dat meerdeel) van den scependom ind jurisdictie van Wageningen, Bennichum Manen, Velthuysen ind der buerscap Doesborch mit oeren medeconsorten zoe persoondelick als oeck volmechtich, ind dat

folio 416v
op voergaende publicatie ind voergaende kerckspraeck ind hebben in der alderbester form wijese in de manier als zij sementlicken enichsins mit recht doen muchten volcomelicken machtich gemaect ind zeker gewaelt ind auctoriteyt gerechtelicken gegeven ind avermits desse onse tegenwoirdige opene procuratiebrief gewaelt ind auctoriteyt geven den erentfesten ind fromen Cornelis van Weeze, Johan te Boecop, Willem van Poelwyck, Dirck van Ommeren, Jacob van Erckelens, Heynrick Eck, Cornelis van Riemsdyck, Frederick de Ruyter, Cornelis van Ommeren, Dirck van Brienen ind Thomas van Estfeldt, om van heur alre wegen ind mede uuter heuren naem een frundtlick ind naebuerlick accordt ind verdrach aen te nemen ind te halden metten veenraeden van den Gelrescher ende Stichtscher veengeërfden ind der
10-1566: Ten laetsten is herde questie gemoveert bij den landtgenoten ter cause van de costen gedaen voir den gerichte van Wageningen ende dijckgrave ende heemraeden van Over-Betouwe, die bij de veengenoten behoirden gerefundeert ende betaelt te worden uut dyen dat zij totten voerseid processe hadden oersaecke gegeven ende dat zij daertoe gecondemneert waren borge te stellen

folio 418
CXLVI
daerop bij de voirseid veengenoten is geantwoirdt dat zij den gerichte van Wageningen nyet en kenden noch kennen wilden ende daeromme nul was ende van onweerden 'tghene dat voir den voirseid gerichte gehandelt was, als judica incompetente ratione loci et personarum, ten anderen dattet spottelick zoude zijn dat zij die voirseid costen zouden betalen al of zij oeck voir dese transactie een quade saecke gehadt hebben.

Welcke questie nae voergaende inductiën ende persuasiën tusschen partijen bij mij commissarys gedaen, hebben ten lesten die voirseid volmechtigen van de landtgenoten tot mijnder erkentenisse gestelt, waerinne zonder rechtelick te willen erkennen heb ick mijne opinie gesecht, dat hyer gheen costen en conden vallen als daer die hooftsaecke tusschen partijen verleecken was dat oeck die gerichtsdwanck van Wageningen nyet uutfundich gemaect en was daeromme gheen rechtelicke costen mochten gevordert worden ubi judicium non extitisset dat oeck dese saecke naebueren ende groote gemeynten aengaende was bij welcke

folio 418v
ende anderen redenen mij dochte datter costen huicinde voer dese accorde gedaen zouden behoren gecompenseert ende vergeleecken te worden. Waerbij het is alzoe gebleven ende zijn partijen daermede den sesten van october fruntlick van malcanderen gescheyden. Onderteykent Philips Cobel.
21-8-1566: Besteck van 't nyeuwe Rijnschut gestelt in de Grebbe.
Dit schut zal wijdt wesen drijvens waters opten bodem XVIII½ voet ende vijf voet boven den dorpel XIX voet wijdt drijvens waters ende XX voeten lanck.
Item het doergebint die twee stijlen lanck XX voeten ende den dorpel lanck XX voeten, X duym cants onderop zijn plate gescerpt om in 't sandt te waggelen, die pinnen te wercken twee duym dick, ende in den dorpel een groift anderhalven duym diep omme die solderplancken inne te schieten. Een dorpel te stellen ses voet boven het onderste punt van der stijlen.

folio 419
CXLVII
Item onder desen dorpel een middelbalcke lanck naeden eysch VII ende IIII duym cants met wadende sterten opte stijlen gewrocht.
Item onder den dorpel gepaelplanct dicht aen den anderen met goede eycke plancken die acht uut die voet plancken van vijf voeten lanck.
Item noch vyer gebynten die acht stijlen lanck XVII voeten X duym cants ende de vyer dorpelen lanck XX voeten X duym cants gewrocht als 't voirgaende zonder die groef.
Item noch vyer middelbalcxkens lanck nae den eysch VII ende vyer duym kants gewrocht als boven.
Item het leste gebynt gepaelplanct als het doergebynt.
Item op dese vijf gebynten een zolder van goede eycke plancken die acht uut de voet blijvens houts doergaende plancken van XX voeten lanck op den anderen gespont zoe breet als 't werck eyscht dat ze achter die stijlen doercomen datter die schoeyplancken op rusten ende

folio 419v
boven steeckende met het eynde in de groef vant het doergebynt ende opten balcken genagelt met werffelen.
Item opte solders vyer dwerslegers XXVIII voeten lanck van acht ende ses duym.
Item op elcke leger twee corten stijlen elck lanck X voeten VIII ende VI duym met pinnen opte voirseid legers gewrocht dat zij met die andere gebynten buten wercks accorderen om die schoeyplancken aen te slaen.
Item twee werfbalcken XX voet lanck X duym cants rustende op die pinnen van de stijlen ende corte stijlen.
21-8-1566: VERVOLG.

Item die wangen van onderen tot boven toe gescoyt met goede eycke plancken de acht uut die voet blijvens houdts dicht aen den anderen gestreken van XX voeten lanck doergaende plancken.
Item aen dit schut een deur die hoech wesen zal vyer voeten.
Item die bovenste harn lang nae den eysch acht ende seven duym cants.

folio 420
Item die onderste harn lanck nae den eysch acht ende seven duym cants.
Item twee slach of vel stijlen lanck XV voeten acht ende seven duym.
Item in de deur vyer scheyen lanck ende groot nae den eysch.
Dese deur gedect met goede eycke planck de VIII uut de voet blijvens houts gespont ende doirgaende plancken.
Item twee houten keusen lang VIII voeten, vijf duym dick ende X duym breet d' onderste eynden gestelt in ijseren crammen ende boven gesloten met houten sleutels zoe hoech dat men se lichtelick ontsluyten ende boven waters uutnemen mach.
Noch opte werfbalcken een drey lanck nae den eysch om over te gaen VIII ende VI duym met twee sperren bezijden aengenagelt ende zijn stert zoe swaer beladen dat men se lichtelick drayen mach.
Item vyer palen omme die vyer hoecken te

folio 420v
schoeyen, vijfthien voeten lanck X duym cants wel ingeheyt vluegels gewijs.
Item van 't schut tot voerbij die voirseid vyer vluegelpalen geschoeyt met plancken X voeten lanck die acht uut die voet.
Item vyer vueren boeyplancken van XX voeten lanck XII duym breet III duym dick.
Alle dit hout te leveren van goedt Wesels of Deventer hout zonder rooddolm ofte ratelschel ende zonder onredelick spynt ofte noesten.
Den aennemer zal gehouden wesen dit voirseid werck reede te hebben dat men 't setten mach tegens den XVen septembris anno XVCLXVI [1566] ende indyen het Rijnwater dan te hooch ware zal den aennemer wachten met het setten zoe lange went het den veenraeden te passe coempt ende zij zulcx vermanen.
Alle ijserwerck zal men den aennemer leveren buyten zijnen cost.
17-4-1567: folio 421v
Aen mijn heeren den dijckgreef ende heemraeden der Grebben tot Renen.
Geeft ernstelicken to kennen Hermen Scerpinck, directeur van den gemeen veenwercken doer bevel van den veenraeden der Geldersche ende Reenense veenen, alzoe tot anderen tijden zekere verdrach gemaect is tusschen die landtgenoten van Reenen ter eenre ende die veengenoten ter andere zijden dat die veengenoten eene heemraedt mede setten zullen, d'welcke mede opsichte opter sluyse hebben zal etc., versouckende daeromme dat men zolde Willem Claes Geritsz wonende in 't Veen als mede veenraedt ende commissie daervan hebbende verscrijven tegens den aenstaende schoudach omme die gebreecke van de sluyse te helpen visiteren, ende met dijckgreeff ende heemraeden daerinne te helpen ordonneren omme gemaect te worden nae behoren, ende ingevalle zulcx nyt en geschiede zoe protesteer ick vanwegen der veenraeden ende veengenoten zoe verde aldaer enige schade geschyede doir negligentie, versumenisse ofte anderen dat den dijckgreeff ende heemraeden die voirseid sluyse met het aencleven van dyen nyt en schouwen ende visiteren nae behoren dat die

folio 422
CL
veenraeden ende veengenoten daer onsculdich van zullen zijn. Onder stondt geteykent Hermen Scharppynck. Opte marge stondt: Die suppliant zal verthonen van d' overcompst in desen gereurt. Actum tot Renen opten XVIIen aprille LXVII [1567]. Onder stondt geteykent Surrekesteyn. Onder was gescreven: Naer collatie bevonden auctentyck bij mij. Onderteykent Surrekesteyn.
17-8-1566: Acte van een uutsettinge van XX stuvers bij den veenraeden gedaen.
Alzoe die veenraeden hyeronder gescreven van den Gelderschen ende Renense veenen contribuanten in der Griften bij slott van den veengenoten laetste rekeninge gedaen den VIen VIIen ende VIII augusti lestleden bevynden den camelaer ten afteren te zijn omtrent vijffhondertachtendetwyntich gulden, daertegens nyt meer bevonden worden dan omtrent honderttachtich gulden aen restanten daer hoop to is dat men binnen jaers zal konnen recouvreren, ergo blijft den camerlaer altoos te cort omtrent IIICXVIII gulden. Item het ordinarys van den vaertmeysters dat jaerlicx beloopt omtrent CLXXVII gulden. Noch isser geordonneert een nyeuwe Rijnschut te maecken

folio 423
CLI
'twelck mit dammen, oosen, ijserwerck ende enige reparatiën aen andere schutten ende bruggen bij raminge meer costen zal als IIIC gulden, voirts tot het modderen in der Griften dat zeer groot van noode is te continueren een halff jaer lanck zal ter weeck costen omtrent XXV gulden compt ter somme van VIC vijftich gulden.
Noch voir die coop van acht schouwen om mede te modderen omtrent hondert XXV gulden. Item die oncosten van 't process tegens die van Wageningen cum socys, zoe daer commissarys uuten Secreten Raede gecommitteert is, bij raminge ende provisie vyerhondert gulden t'samen bedragende ter summen van twee duysent gulden, daerin hebben the contribueren XIXCXVI½ margen, daer hondert ende omtrent twee margen ingerekent zijn die nyt en contribueren omdat zij in de possessie van hoiren veenen nyt en zijn. Waeromme die veenraeden voirseid bij provisie geraempt ende ommegeslagen hebben op elcke margen veens in de Geldersche ende elcke roede breete te midveens in de Renensche veenen twyntich stuvers terstondt te betalen. Actum den XVIIen augusti XVC

folio 423v
LXVI [1566]. Onderteykent aldus, Gramaye, Jan Bolli, Ja. die Eedel, J. Leuwen, Aert Foeyt, Lubbert van Compostel, bij mij Claes Gherritsz.
4-1567: Requeste aen den hove van Utrecht overgegeven omme te hebben approbatie van de voirseid uutsettinge.
Geven oetmoedelick to kennen die gesworen veenraeden van den Gelresche ende Renensche veenen hoedat zij supplianten bevynden uut die laetste rekeninge bij Lubbert van Compostel als cameraer van den veengenoten des voirseid veenen in augusto lestleden gedaen, dat diezelve Compostel een marckelicke groote somme aen den voirseid veengenoten ten afteren gebleven is, dat oeck die voirseid camelaer die ordinarys jaergelden van den vaertmeysters betalen moet ende noch zekere andere wercken doen maecken ende remediëren, mitsgaders veel meer andere oncosten betalen, die mitten yersten vallen ende betaelt zullen moeten werden, als breder blijct uut den state bij den supplianten voirscreven daer van gemaect ende hyeraen gehecht.

folio 424
CLII
Welcken state bij den supplianten overgeleyt zijnde hebben zij vermogens zekere octroye ende placate bij desen Hove daerop verleent eenen ommeslach ende uutsettinge gemaect op elcken margen van denghenen die gelegen zijn in de Gelresche veenen ende op elcke roede breete te midtveens in den Renensche veenen twyntich stuvers terstondt te betalen, omme die zelve te employeren tot betalinge ende onderhoudinge ofte vollentreckinge des gheens voirscreven is, waervan Lubbert van Compostel cameraer gehouden zal zijn ontfanck te maecken ende behoirlicke rekeninge ende reliqua te doen. Versuecken daeromme die supplianten dat u mijn edele heeren gelieven will die voirseid uutsettinge te approberen ende advoyeren omme bij den voirseid hoiren cameraer die geïnnet ende gexecuteert te mogen werden volgende d' ordonnantie daerop gemaect ende bij desen Hove geapprobeert. Dit doende etc. Opte marge van desen stondt geappoincteert 't Hoff etc.
6-5-1567: Requeste aen den Hove van Utrecht overgegeven omme te hebben approbatie van den voirseid uutsettinge.
Geven oetmoedelick te kennen die gesworen veenraeden van de Geldersche ende Renensche veenen, dat zij supplianten gevisiteert ende doersyen hebben den staet van hoiren

folio 425
CLIII
cameraer Lubbert van Compostel, die welcke de supplianten bevynden zulcx datter gheen furnissement en is omme te maecken die wercken daer die veengenoten (vermits zekere accord den voirleden herst gemaect) jegens die van Wageningen inne verbonden zijn, behalven noch andere reyningen ende modderen, dat men in der Veengrifte zal moeten doen, waeromme die voirseid supplianten vermogens zekere octroye ende placate bij desen edele Hove daerop gevolcht geauctorizeert zijn, nae voergaende advuys van denzelven Hove uutsettinge te mogen doen, hebben daeromme die supplianten uutgeset op elcke margen van dengenen die gelegen zijn in de Geldersche veenen, ende op elcke roede veens breete te midsveens voir een margen gerekent in de Renensche veenen sess stuvers omme dezelve te employeren tot die voirseid wercken, waer af hoire voirseid cameraer Lubbert van Compostel ontfanck zal maecken ende behoirlicke bewijs rekeningebewijs ende reliqua doen zal, 'twelcke aengemarct versoucken zij supplianten dat u mijn edele heeren gelieve die voerseid uutsettinge te approberen ende advoyeren omme bij hoirluyden voirseid camelaer ontfangen, geïnt ende

folio 425v
geëxecuteert te mogen werden, volgende d' ordonnantie daerop gemaect ende bij desen edele Hove geapprobeert, 'twelck doende etc. Opte marge van desen stondt geappoincteert aldus 't Hof voir zoeveel in hem is approbeert d' uutsettinge in dese geroert. Actum 't Utrecht den VIen may 1567. Onderteykent Scrijvers.
19-6-1567: Procuratie gepasseert op Jan van Leuwen ende Claes Gerritsz.
Wij schout, burgermeysteren ende scepenen der stadt van Utrecht maecken condt allen luyden dat op huyden datum 's briefs voir ons gecompareert ende verscreven zijn Johan Boll, Jacob die Edel, Arnt Foeyt ende Lubbert van Compostel, indertijdt veenraeden der Geldersche ende Renensche veengenoten contribuanten totter Veengriften ende hebben voir ons geconstitueert ende machtich gemaeckt, constitueren ende maecken machtich mits desen gesamentlicken oft elcx bijsonder van hem allen, Johan van Leuwen ende Claes Geritsz, hoirluyden mede veenraeden indertijdt, omme uut hoir constituanten voirseid naemen te compareren voir den drost van Veluwe, ende aldaer te verburgen zoe

folio 426
CLIIII
wel voir hoir constituanten als voir hem zelven alzulcke tweeduysent gulden ende andere penen als die voirseid veenraeden in zekere accord met die geërfden ende landtgenoten van Wageningen, Bennichem, Eede, Manen, Velthuysen ende Doesborch op ten vijften dach octobris anno sesende sestich [1566] voirleden gemaect ende geaccordeert hebben. Gevende voirts dezelve Johan van Leuwen ende Claes Gerritsz macht ende beveel te begheren ende versoucken den erentfesten ende fromen Cornelis van Weze ende Johan te Boecop to Harseloe t'samen oft yemandts van hem beyden oft enigen anderen vromen geerft in Veluwen ende voirts te verwilligen omme hoirluyden constituanten voirseid burge te werden voer den voirseid beloften die zijluyden doen zullen als voren ende denzelven borch ofte borgen weder op heurluyden ende heurluyden erfgenamen goeden te geloven te garanderen costeloes ende schadeloes te houden van alle hetghene dat men hemlieden ter cause van hoir borchtochte voirseid zoude mogen eyschen, gelovende voirts in onsen handen alle 'tghene bij hoire gemachtichden voirseid in 'tghene voirscreven is gedaen ende gehanteert zel mogen werden vast stede ende onverbrekelick te houden ende
1567-1583: folio 1
Het Xden veenregistre begonnen onder den veenraeden geteykent folio 1o
folio 1v Blanco
folio 2
Tabula oft index
Articulen geproponeert opten open rekendagen gehouden den 12, 13 ende 14 augusti folio I
Articulen bij des nyeuwen veenraeden gewideertfolio IIII verso
Een missive aen den scoltz van Renenfolio VII
Donatie van VIIIC gulden tot erectie van de kercke etc.folio VIII
Eedt van den vaertmeysters folio IX verso
Stucken daer die kerckmeesters mede belast zijn van den officiael van Sinte Peters folio X
Memorie van ’tghene dat Herman Scerpinck als directeur van den veenraden bevolen is folio XV verso
Memorie van den personen die bij den veenraeden beboet zijnfolio XVII
Intimatie van zekere wercken gemaect te worden voir Victoris ‘67 folio XVIII
Intimatie van de verpachtinge der visscherije in de Griftefolio XX
Versceiden mandamenten van den veenraden folio verso
Acte van uutsettinge van XII stuivers op elcke margen ofte roede veens /(marge:) met die requeste ter cause van dien overgegeven/folio XXII
Articulen den veenraeden binnen Utrecht geproponeert folio XXIII
Een missive aen den gerechte van Renenfolio XXV verso
Een missive aen Herman Scerpinck folio XXVI verso
Articulen geproponeert den veenraeden binnen Utrecht residerende ende gepostilleert folio XXVIII
Een missive aen den dijckgreef van Wageningenfolio voirseid
Articulen geproponeert bij den veenraeden den gemeenen veengenoten etc. opten open rekendagen gehouden den XII, XIII ende XIIII augusti ‘68folio XXX
Een besteck van een schut dat in de voerganck van de Geldersche weteringe geset is folio XXXIII
1567-1583: folio 2v
Requeste overgegeven omme te hebben approbatie opte uutsettinge van Xden stuvers folio XXXIIII verso
Een requeste aen dijckgreve ende heemraeden in de Grebbefolio XXXVI
Noch een requeste aen dijckgreef ende heemraeden voernoemdfolio XXXVII
Noch een requeste bij den veenraeden aen den Hove van Utrecht overgegeven folio XXXVIII
Antwoordt opten voirseid request gegeven bij den dijckgreef ende heemraeden van Renen folio XLI
Project van accord geconcipeert tusschen den veenraeden ende dijckgreve ende heemraeden van Renen. folio XLII
Een missive aen Claes Gerritsz op ‘t Veenfolio XLIII
Ordonnantiën voir den coster ende andere in de kercke van Veenendael folio XLIIII
Articulen geproponeert opten open rekendagen gehouden den XII ende XIII augusti ‘69 folio XLIX
Een missive aen Tyman van Cuijck ende Claes Gerritsz in de saecke van de peyll te steecken folio LII
Een request den Hove alhier bij den veenraeden overgegeven van de sluyse in de Greb folio LIII
Articulen van doleantiën overgelevert bij den dijckgreeff, heemraeden ende landtgenoten van Renen overgelevertfolio LV
Een missive aen Jan die Roij, schout tot Renen nopende de differenten aldaer verresen folio LX
Memorie van accordt opte voerseid differentenfolio LXI
Articulen geproponeert opten open rekendagen gehouden op den VIII ende IXen augusti anno ‘70 folio LXIII

folio 2a
Acte van uutsettinge van XII stuvers op elcke margen veens folio LXVI
Request aen ‘t Hof ter cause der voirseide uutsettinge ut supra
Informatie voer ‘t Hoff van de voirseid uutsettingefolio LXVII
1567-1583: folio 2b
Acte van dat die veengenoten sullen verschieten die penningen totter sluysen ende dijckgreeff ende heemraden vanwegen den gemeenen geërffden beloeft hebben te restituerenfolio XCI
Requeste den Hove gepresenteert omme te hebben approbatie van de uutsettinge van XV stuvers opten
mergen folio XCII
Acte van deselve uutsettinge folio XCII
Propositiën den veenraden geproponeert ende resolutie daerop gevolcht opten XXIXen juny LXXIII folio XCIII
Articulen bij den veenraden geproponeert den gemeynen veengenoten opten open rekendage gehouden den XIIen ende XIIIen augusti anno 1573folio XCV
Andere propositiën bij memorie gestelt opten selven open rekendagen ende der nieuwer veenraden die resolutie daerop gevochtfolio XCVIII
Missieve aen den schout van Reenen eodem
Missive aen Gerrit van Mechelen substityt XCVIII
Requeste van de veenraden aen Cantzeller ende Raden in den lande van Gelrefolio XCVIII
Gelijcke requeste aen Cantzeller en Raden folio CI
Missive van Canceller en Raden aen dijckgreve ende heemraden tot Wageningen folio CII
Acte van uuytsettinge gedaen anno LXXIIIfolio CIII
Articulen geproponeert opten gemeenen reeckendach anno LXXIIII
Propositiën bij memorie gestelt op denselven
reeckendach ende resolutie daerop gevolchtfolio CV
Copie van de supplicatie van de Cathuysers folio CVI
Antwoordt van de veenraden op deselvefolio CVII
Ordonnantie voor den middelsten vaertmeesterfolio CXIII
Replyck van de Cathuysersfolio CXIIII
Duplyck van de veenradenfolio XVIII
Articulen geproponeert opten gemeenen reeckendach anno LXXVfolio CXXIIII
Andere propositiën bij memorie gestelt opten selven reeckendach.folio CXXVI
Ordonnantie om geen schepen deur te laten mit haudt, steen oft andere materialen folio CXXVII
Articulen geproponeert opten gemeen reeckendach anno LXXVI folio CXXVIII
12-8-1567: folio 3
Articulen geproponeert den gemeynen veengenoten in den Gelresschen ende Renense veenen, contribuanten totter Grifte etc. opten open rekendagen gehouden den XII, XIII ende XIIII augusti anno ‘67.

die 12Te committeren tottet horen ende sluten der rekeningen van den cameraer Lubbert van Compostel, van den directeur Harman Scerpinck ende van den kerckmeesters Aelbert Gerritsz ende Dirck Loemetszem.
Zijn gecommitteert mr. Libert Meerhout Raedt etc., Thomas Gramaye yerste rekenmeester tot Arnhem mr. Baltazar van Blijenborch doctor etc., Cornelis Steenzel ende Arnt Foeyt.

12Te eligeren nyeuwe veenraeden.
Zijn geëligeert Thomas Gramaije voernoemd, Jan Boll, burgermeester etc., Jacob die Eedel Jan van Leuwen, Arnt Foeyt, Lubbert van Compostel ende Claes Gerritsz.

12Te verthonen ’t accord gemaect met die landtgenoten van Wageningen,

folio 3v
Bennichem, Eede etc., ende te relateren ‘tghene bij mijn heere den commissarys doctor Philips Cobel gehandelt is etc.
‘t Voirseide accord is verthoont ende gelesen ende geordonneert geleyt te worden in de veenkiste.

die 12Alzoe die veenraeden volgende ’t voirseide accord sich moeten gerechtelicken voir den drost van Velue verbynden ende hoire goederen specialicken tot onderpant stellen, te spreecken hoe dat die gemeyne veengenoten den voirseide veenraeden zullen garanderen ende quyten van alle hynder ende schade die zij ter cause van de voirscreven borchtocht zouden mogen lijden.

Bij den gemeynen veengenoten opten open rekendach is gesloten ende overcomen dat die gemeyne veengenoten voirseid ende hoire erfgenamen ende naecomelingen die voirseide veenraeden zullen garanderen, quyten ende schadeloos holden van alles wes hemluyden oft hoere ergenamen enichsins opcomen zoude mogen ter cause vande voirseide borchtochte ende dat elcx pro rata van zijne margentalen.
13-8-1567: folio 4
die 13Omme te versoecken dat deghene die hoir torfen opte veenen nu onlancx verbrant zijn verlicht mogen werden van den inpost van een oertgen op ‘t hondt torfs dat Coninklicke Majesteyt competeert van den torf die doir de Grebbe in den Rijn afgebrocht werdt.
Die veenraeden zullen ’t inhouden des voirseide artikels diligenteren zoevele mogelick is.

Te spreecken van denghenen doir wye ende op wyens grondt den grooten brandt yerst gecomen is, wat provisie men daerop doen zal.

Alzoe bij de veengenoten questie gevallen is of men Dirck Verlaers meysters, te weten Jan Bol cum socys aenspreecken zoude voir den schade die bij den brandt toegecomen is. Worde verstaen bij de voirseide veengenoten geen recht te competeren opten voirseide Jan Bol cum socys ende aengaende ThonisThonisz die ’t vuer opte veenen gemaect heeft ende van Dirck Verlaer, Thonis voirseide grontheer, dat men den schout van Renen hyervan zal adverteren, dat hij met alle diligentie ende

folio 4v
neersticheyt vervolge den voirseide Thonis ende Dirck, volgende die placaten ende der veengenoten ordonnantie, nopende den brandt ende hemluyden straffet een ander tot exempel.

die 13Oft nyt behoirlick en is der gemeyne veengenoten rekeningen jaerlicx te doen in Veenendael.
Werdt bij den gemeyne veengenoten verstaen dat men alsnoch die gemeyne rekeningen horen sluten ende die swaricheyden resolveren zall binnen Utrecht volgende d’ oude apostille anno vijftich gemaect ende dat overmits diverse middelen ende redenen verhaelt ende gedebatteert.

Oft nyt noedich en is te ordonneren dat men jaerlicx een ofte twee schoudagen vuert bij den gesworen veenraeden op alle wercken van der Grifte, bruggen, schutten ende alle aencleven van dyen.
Wordt geordonneert dat die veenraeden jaerlicx houden zellen een ofte twee schoudagen nae gelegentheyt des tijdts ende dat men ’tzelve acht dagen in voiren zal doen publiceren.
13-8-1567: VERVOLG.

folio 5
die 13Wat provisie dat men doen zal, vermits ’t gerechte van Renen opter veengenoten ordonnantie nyt wijsen en willen.
Den schoutz van Renen zal gescreven worden dat hij tegens ’t gerechte van Renen protesteren en van hoir sententie appelleren ende d’ appellatie vervolge zal op zijnen naeme totter veengenoten costen. Ende dat men te Hove aenholt dat men in ’t versetten van de wet tot Renen den scepenen dede sweren d’ ordonnantie te onderhouden .

Dat elcke veengenoot zijn scippers behoirt te onderrichten, dat zij nyt en doen tegens der veengenoten ordonnantie ofte tegens ’t verdrach mit den van Wageningen cum socys gemaect.

Fiat en opt dat nyemandts van de verdrach voirts ignorantie en pretendere zal men een igelick die ’t versuect copie van ’tzelve verdrach geven tot zijnen costen.

13Van den veengenoten die overtreden d’ ordonnantie op ’t loon van den scippers gemaect.
Den officier zal gescreven worden teneynde hij dit punct ende d’ ordonnantie

folio 5v
zeer scerpelick doe observeren ende hem informeren van denghenen die d’ overtredinge gedaen hebben ende diezelve straffet zonder simulatie.

die 13Van ’t verdammen der Veengrifte bij Ricout van Leuwen ende Herman Brantsz gedaen ende of zulcx meer geschiede wat men daertoe doen zal.
Die veengenoten consenteren den veenraeden ingeval deser gelijcke saecken meer gebuerden, dat men van der veengeërfden wegen zulcx met recht zal verdedingen ende daer over clagen als van gewalt ende die clachte vervolgen ende voirts teneynde toe procederen tot straf als ’t behoirt.
14-8-1567: die 14Van den vaertmeysters die d’ ordonnantie nyt en onderhouden.

Die vaertmeesters opnyeuws te doen eeden dat zij die ordonnantie onderhouden zullen ende bij gebreecke van dyen te licentieren van hoire officie.

14Oft nyt van noode en is geregelcht te stellen opten factoers die

folio 6
den torf vercopen omtrent Scoenhoven ende voirts tot het uuteynde der Lecke.
Hyerinne zal elcx veengenoot met zijn factoir voirsien.

folio 6v
Articulen voir den nyeuwen veenraeden die den XIIen augusti anno ‘67 gecoren zullen worden.

die 14Te eligeren een nyeuwen cameraer ende directeur.
Die veenraeden hebben den cameraer Lubbert van Compostel gecontinueert in zijn officie omme bewegelicken redenen ende van gelijcken oeck den directeur Herman Scerpinck.

14Van een nyeuw schut te maecken in den voirganck der Gelressche Weteringe
Men zal voir d’ eerste gereet maecken een besteck bij advys van meyster tymmerluyden ende dat gedaen, zullen die veenraeden ’tzelve aenbestaden ten minsten coste ende meesten proufijte vanden veengenoten.

14Den voirganck der voirseide Weteringe te verdiepen totte Cromme Eme toe.
Fiat, ter yerster gelegentheyt ende van ’t oirbaerlicxte te zijn als men ’t schut setten zal is articule precederen geruert

folio 7
die 14Van de gemeyne wercken der Grifte, schutten ende bruggen te repareren.
Dit zal geordonneert worden omme te schouwen opten XXIXen augusti bij de veenraeden ende zal men tot dyen eynde die twee naestcomende sondagen daer of kerckspraeck laten doen, dat een igelick zijne bruggen reparere, ende wes voirts noedich wordt bevonden, zal men ordonneren omme gedaen te worden, ende zal men in eene wege schouwen alle huysen, schueren ende andere saecken doen volgende d’ ordonnantie.
18-8-1567: folio 9
Een missive aen den scoltz van Renen.
Erentfeste ende frome gunstige heere, de veenraeden ende gemeyne geërfden in den Gelreschen ende Renenschen veenen contribuanten etc. opten open rekendach binnen Utrecht deser voirleden dagen /(marge:) vergadert zijnde/ is hemluyden onder anderen aengegeven dat mijne heeren van den gerechte tot Renen nyt wijsen en willen op ’t stuck van der veengenoten ordonnantie beruerende dat dat alle delinquanten, gearresteerden, yerst ende voir all die penningen daer zij voer gearresteert zijn zouden moeten namptizeren eer zij in recht ontfangen zouden mogen werden ende dat oeck sommige van den gerechte hem buten of laten duncken dat zij mitter veengenoten ordonnantie nyt te doen en hebben, ende sich alleen zouden willen voegen nae hoir stadtsordonnantie etc. Zoe is ’t dat bij den veengenoten daerop geconcludeert ende gesloten is, dat als zulcx meer gebeurt uwe edele tegens die van den gerechte voernoemd protesteren van hoire sententie aan den Hove van Utrecht appelleren ende d’ appellatie vervolgen zal opter gemeyne veengenoten costen.

folio 9v
Voirts hebben zij verstaen dat enige van hoire mede veengenoten ende oeck scippers d’ ordonnantie op ‘t loon van den turfvrachten gemaect infringeren ende overtreden, is daerop hoire dienstelick begheren uwe edele dat artikel zeer scerpelick wil doen observeren ende sich informere van denghenen die alzulcke overtredige gedaen hebben, ende d’zelve straft ende beboet sonder simulatie. Voirts (zoe God betert) dese voirleden tijdt vermits den heybrandt in de veenen groote onverwinlicke schade geschiet is ende ‘tzelve (als ‘t geruchte gaet) toegecomen is doir Thonis Thonisz van Luesden, Dirck Verlaers pachter ofte arbeyder als uwe edele beter bij avontuere weten dan zij veengenoten, dat uwe edele denzelven Thonis ende Dirck Verlaer neerstich will vervolgen ende straffen volgende die placaten ende ordonnantie op ‘t stuck van de brandt gemaect een ander tot een exempel.
24-7-1563: Donatie Coninklicke Majesteyt van achthondert gulden tot erectie der nyeuwe veenkercke.
Philippus bij der gratiën Gods, Coninck van Castilliën etc. onsen lieven ende getrouwen die hoofden tresorier-generael ende gecommitteerde van onse Domeynen ende financiën saluyt ende dilectie. Doen u te weten dat wij ter ernstiger bede ende begheerte van onsen wel beminden die kerckmeysters van de nyeuwe veenkercke die in de Renensche veenen geërigeert wordt zonderlinge tot vorderinge ende volmaeckinge derzelfder kercke

folio 10v
opdat die inwoenderen van de voirseide veenen ende andere aldaer frequenter ende te beter in de vreese Gods opgevoet zouden mogen worden wij om dese redenen ende anderen ons daertoe bewegende, gehadt hyerop uwe advys hebben denzelven supplianten gegunt ende geaccordeert gunnen ende accorderen uut onse zonderlinge gratiën bij desen die somme van achthondert ponden van XL grooten onser Vlaemsche munten ‘t pondt eens. Willende ende ordonnerende dat hen dezelve somme uutgereyct ende betaelt zal worden bij handen van onsen lieven ende getrouwen raedt ende rentmeester-generael onses landts van Utrecht Jacob van Boesichem oft anderen rentmeysters toecomende ende van de penningen comende van de oude ende nyeuwe pachtinge van onse veenen oft inposten van het oirtgen op elcke hond torfs ende dat binnen vyer jaren naestcomende ende achtereenvolgende bij gelijcke portie daer of ‘t yerste jare verscijnen zal Sint Jansmisse XVC LXIIII eerstcomende. Den welcken onsen rentmeyster-generael van Utrecht tegenwoerdich oft andere toecomende wij bevelen bij desen dat alzoe te doene ende mits overbrengende ter yerster termijne ende betalinge vidimus ofte copye
30-8-1567: Andere dingen daer nootelick is een ordonnantie op gemaect.
IIn den yersten staet te noteren, dat die custos nyt zekers en heeft dan XXIIII guldens die hem dit voirleden jaire bij de veengenoten toegelaten zijn.

Die veenraeden bij advise van den

folio 13
pastoer ende kerckmeysters consenteren zoevele in hen is dat dese XXIIII guldens voir dit lopende jare dat in augusto ‘68 expireren zal gecontinueert worden tot laste der veengenoten betaelt te worden om midtler tijdt te voirsien off men aen Joachim van Huemen oft ander bequaem middel kan vynden om den coster t’ onderhouden.

IITen tijden is den custos toegelaten bij de gemeyne bueren van elcke huys te ontfangen vijff stuvers daer van veell huysen zijn die onwillich zijn om hem te betalen die voirseide vijff stuvers
Is geconcipiert voir een voerraem om bij de geestelicke oft andere overicheyt dien ‘t behoirt te doen ordonneren, dat elcke huys daer enige facteurs off lieden die neringe doen oft veenmeijers die met vyer ploegen graven zullen alle jare den coster geven acht stuvers, d’ een helft daer af te betalen Laurentii ende d’ ander helft te Paeschen. Welverstaende indien daer enige veenmeijers zijn die met min

folio 13v
dan vyer ploegen graven zal men hem afstaen voir elcke ploech twee stuvers ende opdat der coster hyer of betaalt worde zal een van der kerckmeesters metten coster telke reyse ommegaen ende die gemeynte tot betalinge induceren ende indien yemandt hiervan gebreeckelick ware zal men denzelven daervoir mogen panden als verschenen penningen. Ende zoe vele aengaet andere arbeyders ghene veenmeyers, cremers ofte andere neringe doende maer alleenlick op heuren arbeyt leven zullen gestaen mits betalende als een veenmeyer met een ploech nae advenant van II stuvers.
30-8-1567: VERVOLG.

III. Item noch wordt den custos van die dooden nyt gegeven hoewel dese omleggende dorpen daervan enich zekerheyt den coster betalen daerboven noch van vigilien ende zyelmissen betalen van elcke die dat begheren zullen

IIIIInsgelijcx van ‘t overluyden der dooden.
Men zal den coster van vigilien

folio 14
ofte zyelmissen te doen die ’t begeert van elcke doode voir zijn gerechticheit drye stuvers van 't overluyden eene stuver.

VItem noch wordt den coster nyt gegeven van ’t inleyden daer oeck op andere plaetzen zekerheyt toestaet.
Zal hebben van inleyden van een bruyt twee stuvers.

VIItem en wordt den coster oeck nyt gegeven van opgeboeyen daerop andere plaetzen oeck zekerheyt van is.
Gemerct ‘tzelve den pastoer meer aentreft dan den coster ende dattet dependeert van ’t Veen nihil

VIIItem noch behoir ter geordonneert te worden een zekere dootgrever die zijn zeker loon van elcke doye zal mogen ontfangen, te weten van elcke graft in der kercken op te brecken, toe te leggen, te

folio 14v
maecken ses stuvers, ende van elcke graft op dat kerckhoff vyer stuvers, of zoeveel min of meer als men dat goet vynden zal, ende kynderen nae advenant, aenmerckende van den herden grondt die hyer is ende een andere wech nyet

VIIINota of men des wynters als het vriest nyt meer en behoirt te hebben van de graven te maecken als des somers, dit zal men oock mogen appliceren tot die costerye.
Fiat binnen die kercke ses stuvers op ’t kerchoff IIII stuvers, ende die kynderen die noch nyt ten heylige sacrament geweest en zijn zullen gestaen met half gelt, ende zal dit loon volgen den coster bij permisie des zel hij d’ werck zelfs doen ofte doen doen, ende zal des wynters nyt meer hebben dan somers

IXWat men voir eens een graft
30-8-1567: VERVOLG.

folio 15
om erffelick te houden betalen zal. Ende dat een igelick die eygen graef copen zullen die moeten houden gedect zoe dat behoiren zal op peyne wanneer zijluyden in gebreecke bevonden worden dat die kerckmeysters (naedat zijluyden dat hebben doen weten in der kercke) die graven wederomme zullen mogen aenveerden tot der kercke proufijt.
Hyervan zal men geven eens vijff gulden van XX stuvers. Dies zullen zij hyerenboven nyt te betalen hebben dan het onderhouden als in dit articule op pene daerinne begrepen ende den dootgraver zijn loon.

XWat men van eens een graft te openen in de kerck betalen zal tot behoef der kercken.
Zal men die kercke geven eens XX stuvers salve van de kynderen beneden hoir jaren als voren, zal staen met die helft.

folio 15v
XIItem den coster te belasten ofter enige kerckmeysters zouden mogen geset worden die nyet wel ter pennen en waren, dat hij geholden zal zijn te boeck te stellen heuren ontfanck ende uutgeven ende tot vermaninge dubbelde rekeninge daervan te maecken, ‘twelcke hem in zijn salarys behoirt betaelt te worden of wanneer dat zulcx geschiet dat hij alsdan van een blat ofte van den hoop behoirt een zekerheit te hebben.
Fiat, dies zal die taxatie opten rekendach geschieden.

XIINoch is ‘t noedich dat die pilaers boven gedect worden voir den regen, hetzij mit plancken, leyen ofte loot, ofte sement, zoe men dat best vynden zal.
Fiat, ten minsten coste ende meesten proufijte dat doenlick zijn zal.

XIIINoch twee deuren aen ‘t choer te maecken.

folio 16
XIIIIOeck een lanteerne te copen.

XVZyttplaetsen te maecken zoewel op dat choer als beneden in de kercke
Fiat.

XVINyet te vergeten die goeten daer lest of vermaent is.
Dese goeten zal men voir d’ eerste oeck laten maecken, zoe haest ‘t doenlick is.
29-8-1567: folio 17v
Memorie van ‘t gheen Herman Herman Scerpinck als directeur bij den veenraeden geordineert is te doen maecken ende repareren opten XXIXen ende XXXen augusti ‘67.
Die sway aen de Swaleuenstert te doen modderen ende verdiepen.
Voer Arnt Foeyts IIe wijck in de Grifte sandige ondiepten die men uut modderen mach in schouwen.
Voir Gerrit Arntsz doer in de Grifte hardt sant ende ondiepte.
Voir die groote zandtvlaech ten uuteynde van der Grifte te modderen ende wat of te scoeyen.
In de zandthuevel die diepte te helpen hard sant.
Voir ‘t gasthuys van Renen is onvrij veen, dat den directeur de stap voir den dijck maeckt.
Item die brug op ‘t Cleyne Scutgen te doen maecken.

folio 18
Die gruppel van Blauschuyt Scerpinck te seggen dat hij die reparere.
In ‘t Hoefmeesters veen Jacob van Renen cum socijs een gruppel, Scerpinck te seggen dat hij die maeckt.
De brug over die Grift bij Jacob van Renen te beteren ende ‘t hooft te hogen.
Dat Zandtvoirt schut die werfbalcken te hogen ende die brugge te verstellen.
Noch eenen boom te doen maecken omtrent XXX voeten van den anderen boom tot de peyl.
Die Grifte te modderen van den boom nederwerts omtrent hondert roeyen lengt ende die schouwen hyertoe t’ Utrecht oft elders te hueren ten minsten prijs.
Die Gelressche slooten aen d’ oostzijde der Grifte toe te dammen.
Den veendijck te remediëren bij den directeur.

folio 18v
Beneden Helmichsmaet die Grifte te verdiepen ende ‘t sant uut die Leygraef te verdiepen.
Opten veendijck voir Gerrit van Harns landt die poten of te houden, die Gerrit daer gesteecken heeft. Dit is metterdaet gedaen in presentie des schouts van Renen.
In de colck omtrent die sluyse een plaets te verdiepen ende een pael in te heyen daer men die scepen in arrest mach houden leggen.
Item hondert roeyen lengten boven ’t Rijnschut die Grifte te verdiepen.
Item op een leech water het oude Rijnschut uut te winnen.
29-8-1567: folio 19
Dese naebescreven personen zijn bij den veenraeden opten XXIXen ende XXXen augusti ‘67 beboet.
Die gruppel op Pallants hoochste stuck beboet zoe die nae d’ ordonnantie nyt gedect en is.
Noch opte ‘t IIe wijck toe dat den dijck afgegraven is ende die gruppel nyt gedect is beboet als voren.
Op doctor Baltis vyer margen, bunt den bruycker de gruppel ongedect beboet volgende d’ ordonnantie.
Gerrit den Hollander een schuer ende een brouhuys met stroeyen ofte rieten wanten zonder gebynten met heertsteden, gevonden die schuer ende ‘t brouhuys met een scoersteen ten daecke uut beboet op drye gulden.
Die gruppel doer den dijck tusschen den Hollander ende Goert Bartsz ofte jonge Keyser is beboet op XX stuvers, men seyt dat Goert die gemaeckt heeft.

folio 19v
Noch den jongen Jan die Keyser ofte Goert Bartsz een gruppel in den dijck beboet.
Item aen die westzijde der Griften Jan Arntsz op Rijck van Leuwens veen beboet als boven.
Gerrit van Harns gruppel beboet omdat ze qualicken gedect is.
Goert Bogert ende Kessels gruppel in dijck beboet dat die nyt wel gedect en is nae de ordonnantie.
Arnt Foeyt ofte Huych Thonisz op Montfoirts een beboet dat die gruppel nae d’ ordonnantie nyt gedect en is.
Noch dezelfde een gruppel op ‘tzelve veen.
Den Abdts veen een gruppel ongedect daer Gijsbert Scoenmaecker op woent beboet.
Jan Bogerts brug en is nyt nae behoiren ergo beboet nae d’ ordonnantie op

folio 20
thien stuvers, ende te bevelen binnen acht daghen goedt te maecken.
Item Jacob van Renen beboet dat zijn brugge nyt gemaect en is, op drye gulden ende te bevelen te maecken op peyne als in d’ ordonnantie.
29-8-1567: VERVOLG.

folio 21
Noch den huevel van den dijck te lichten.
Item zijn brugge over die wijck naerder aen die Grifte te leggen.
Jan van Zuylen Dircxz, Goert Bogert ende Kessel hoir veenen aen beyden zijden der Griften te lichten te naeste jaer in de greef tijdt.
Adriaen Jansz op Jan van Zuylens veen bij de Venloe zijn huys stroeyen ende soeyen wanten.
Jacob Gerritsz op heer Jan van Culenborchs veen zijn huys stroyen ende soeyen wanten.
Thijs van Voirdt ofte Gijs Hespel het afterhuys met stroyen wantten.
Cuyck ende Boll op ‘t Nyeuwe veen voir ’t huys de stap te helpen ende te schoeyen.
Op Huemens Renens veen den huevel of te doen ende die eerde die opten kant leyt te ruymen of te beboeten.
Item Keysers brug ‘t hooft aen te schoeyen.

folio 21v
Jan die Keyser op Megense veen die brugge naerder die Grifte te leggen.
Die brug van Jan van Renes ende Mauris Gijsbertsz naerder die Grifte te leggen.
Huemens XX margen die brugge ’t hooft aen te schoeyen.
Jacob van Renens veen heeft een schuer met horden ongeleempt.
Scerpincks afterhuys zijn stroyen wantten
Der gemeynten huys op Jan Verheys veen es met stroye wantten.
Valckenaers huys is van binnen leemzel ende eensdeell met stroy.
Mijn vrouwe Van Nyenroij ‘t dack gesact ende die wantten getuynt ongeleempt.
Dirck Lijster opte huel den dijck te verhogen.

folio 22
Jan van Tuyls huys after ongehord ende nyt gesloten, zij moeten leemen of metzelen.
Herman van Bruemens huys onbeleemt.
Bernt Petersz te betuinen ende te leemen.
Op die Dijckermeent twee huysen met stroye wantten.
30-8-1567: folio 22v
Versceiden mandamenten bij den veenraeden geordonneert.
Alzoe die veenraeden bevonden hebben dat vele veengenoten ende scippers de geladen scepen uut die wijcken doen wynden ofte met onbehoirlicke treckers laten trecken. Voirts dat groote onachsemheyt opte bruggen in de veenen die ongesloten bliven leggen, geschiet, daer deur die gebueren bij ongeluck van brant off andere overlast den anderen nyt en zouden konnen bijstaen. Ende dat op heylige daghen onder den dienst Gods in der kercken de herbergiers nyt en laten alrehande volck te setten ende te tappen, dat groote insolentie in der kercke maeckt tot ongestichticheyt van vele menschen etc. Die voirscreven veenraeden begherende in desen ende andere ongeregeltheyt te voirsien zoe vele hem mogelick is, hebben geordonneert ende statueert, ordonneren ende statueren bij desen dat alle veengenoten, hebbende wijcken in hoire veenen, diezelve wijcken daer gebreck van modder is zullen doen modderen XXV off XXX roeden lengten, beginnende van de Grifte of

folio 23
te veen wert in, teneynde dat die scippers hoir scepen gerifelick uut zullen mogen trecken zonder wynden off onmanierlicke treckers te gebruycken, opte verbeurte van de boeten ende penen in der veengenoten ordonnantiën begrepen.
Item dat alle dieghene die enige bruggen hebben in de veenen, dat zij diezelve bruggen wel mit crammen ende een slot ’s avonts nae sonneschijn gesloten houden, opdat den buerluyden bij nacht in noot van brant off overlast den anderen te hulpe mogen comen, op peyne wye hier inne gebreeckelick bevonden worde van elcke reyse te verbeuren thien stuvers.
Item dat elcke huys dat met menschen bewoont wordt, gheen uutgesondert, gehouden zal zijn te besorgen voir den uutganck der tegenwoirdiger maendt van september tenminsten twee emmers ende d’zelve wel dicht onderhouden, diewelcke tot allen tijden des van den officier off
22-9-1567: folio 25
Requeste aen de Hove van Utrecht overgegeven omme te hebben approbatie op die voirseide uutsettinge van XII stuvers op elcke margen veens.
Geven oetmoedelicken to kennen die gesworen veenraeden van den Gelressche ende Renense veenen, hoe dat zij supplianten bevynden bij de laatste rekeninghe van den gemeenen veengenoten gedaen in augusto lestleden dat Lubbert van Compostel, cameraer van denzelven veengenoten een marckelicke grooten somme ten achteren gebleven was, ende een staet gemaect hebbende van ‘tghene men desen aenstaenden tijdt behoeven zal tot het schut ende ‘t verdiepen in den voerganck der Geldersche wateringhe, reparatiën der Veengrifte, veendijcken, schutten ende bruggen met den aencleven van dien, mitsgaders die ordinarys salaryssen van den vaertmeysters ende andere behoeften, hebben die supplianten vermogens zekere octroye ende placaten bij desen edele Hove daerop verleent een ommeslach ende uutsettinge gemaeckt op elcke margen van denghenen die gelegen zijn in de Geldersche veenen ende op elcke roede breette te midsveen gelegen in de Renensche veenen

folio 25v
twalef stuvers te betalen binnen veerthien dagen omme d’zelve te employeren tot betalinge ende onderhoudinge van ‘tghene voirscreven is. Waervan de cameraer indertijdt Lubbert van Compostel gehouden zal zijn ontfanck te maecken ende behoirlicke rekeninghe, bewijs ende reliqua te doen. Versoucken daeromme die supplianten dat u mijn edele heeren gelieve die voirseide uutsettinghe te approberen ende advoyeren omme bij haerluyder voirseide cameraer ontfangen, geïnt ende gexecuteert te mogen werden, volgende d’ ordonnantie daerop gemaect, ende bij desen edele Hove geapprobeert. Dit doende etc. Opte marge van desen stont gescreven aldus: ‘t Hof, zoe vele in hem is approbeert d’ uytsettinge in desen gevoert. Actum t’ Utrecht XXIIen september 1567. Onderteykent Scryvers.
20-2-1568: folio 26
Articulen den veenraden binnen Utrecht geproponeert den XXen february XVCLXVIII.
Dat die commanduer tot Renen hem beclaecht dat hij van de bruyckers van zijnen uterweerdt met recht aengesproken wordt omme te hebben verstoringe van de schade die hemlieden bij den veengenoten gedaen is in ‘t setten van ’t nyeuwe Rijnschut ende anders.
Men zal een missive screven aen den gerechte van Reenen, dat zij den pachters van den commanduer aldaer onderrichten willen omme specificatie pertinent te leveren van de schade d’welck bij den veenraeden gesien ende gediminueert zijnde dat zij daervan vervuecht mogen werden.
Dat die eerde beneden ’t Pijzelschut opten veendijck ofgegraven ende den scippers vercoft wordt daer die landtgenoten van Renen zeer op quereleren.

folio 26v
Dat men den directeur screven zal dat hij mitten inhouden van desen voertvaren zal nytjegenstaende dat die landtgenoten van Renen daertegens seggen willen.

Of men van gelijcken nyt en behoirt te doen van den dijck voir den Bottercamp.
Hier en zel gheen eerde ofgevuert worden ter tijdt toe went anders geordonneert was.

Denghenen die nyt en contribueren totter Grifte, of men hem oeck toelaten zal messen, eerde oft anders yet op te brengen met scepen omme hoir landen aen te maecken.

Dat men den onvrijen díe nyt en contribueren totter Grifte geensins toelaten zal messen, eerde ofte diergelijcken op te vueren, dan zullen mogen invueren tot voer ’t Zandtvoortschut ende aldaer bliven leggen ter tijdt toe went zij weten

folio 27
te verclaren wie van den goedtwilligen contribuanten veengenoten diezelve eerde ofte messen hebben zal.

Of men denzelven onvrijen oeck toelaten zal nyts betalende zeker gelt voir elcke scip messen oft eerde.
Zullen nyt toegelaten worden.
20-2-1568: Een missive aen de gerechte van Reenen nopende die clachten van den bruyckers des commanduers uuterweerdt.
Erentfeste frome eerbare wijse ende voirsichtige heeren, mijn heere die commanduer tot Reenen heeft ons clachlick te kennen gegeven als dat die huerluyden ofte gebruyckers van zijnen uuterweerdt gelegen in de Grebbe hem zeer beclagen van de schade die de veengenoten in ’t setten van het nyeuwe Rynschut ende anders hemlieden gedaen hebben. Willende

folio 29
daeromme van hem inhouden groote somme van penningen voir diezelve schade etc. Versouckende van ons dat wij hem zulcx of zouden houden ende dezelve gebruyckers contenteren, opdat hij doir zulcx in ghenen scade en quame. Zoe wij dan van nyemandts en begheren te vercorten ende ons altijdt in billicheyt gheerne willen laten vynden ende ‘tzelve volgende ons octroye ende bescreven rechten gedaen hebben, zouckende ‘t gemeen welfaren, is ons dienstelick begheren dat uwe edele denzelven gebruyckers ofte huerluyden van de voirseide Commanduersweerdt (teneynde zij die voirseide commanduer dyes aengaende ongemolesteert laten) wilt onderrichten dat zij haer lesie ende schaden bij specificatie pertinentelick in gescrifte stellen ende diezelve leveren in handen van onsen directeur Herman Scerpinck, wonende tot Renen, die wij gescreven hebben dat hij se zal ontfangen ende ons overscicken omme bij ons gesien zijnde ons goet duncke ofte advys daerop te scriven ende mitten yersten weder te leveren in uwer edele handen omme daerinne gedisponeert te werden nae behoren. Edele heeren, onse heer God wil u edele lange zelich in voerspoedigen regemente bewaren. t’ Utrecht den XXen february 1568.
20-2-1568: folio 29v
Een missive aen Herman Scerpinck, directeur etc.
Gunstige goede frunde wij hebben gescreven aen mijn heeren van den gerechte tot Renen dat zij die gebruyckers ofte pachters van des Commanduersweerdt willen onderrichten dat zij die schaden die hemlieden bij den veengenoten gedaen zijn bij goede specificatie in gescrifte stellen ende diezelve leveren in uwen handen om ons over te scicken. Ende die gesien hebbende mit ons advyse weder te scicken in handen van den voirseide gerechte omme daernae gedisponeert te werden nae behoren. Hieromme indien ghij u zulcx gelevert wordt, wilt ons d’zelve op ’t spoedelicste weder overseynden. Scrivende ons daerbij op als uwe advise, zoe ghij die meeste kennisse hebt wat schade men den voirseide pachters gedaen heeft. Voirts hebben wij gecommuniceert op het afgraven van de eerde van den veendijck omtrent ‘t Pyselschut ende wij en konne nyt verstaen dat die landtgenoten van Renen daer enich seggen toe hebben, waeromme ghij ‘tzelve voirts ten oerbaer moecht laten afgraven datter gheen putten of dellen in gemaeckt

folio 30
en werden ende houden goede rekeninge van ‘t ghene daer ofcomen zal als men die Grifte zal verdiepen, zal den dijck wel wederom gehoocht worden, maer van den veendijck voir den Bottercamp en laet gheen eerde ofgraven, zoe daer op zijn tijdt anders moet inne voirsien worden. Aengaende die twee hoochste scutten in de Geldersche Grifte in de Witte veenen die ondicht zijn ende gheen water en steyten is bij ons geordonneert dat ghij die op gelegener tijdt zult doen helpen ende dicht maecken.
Wilt Hans Beyer bevelen van onser wegen dat hij neerstelick let op zijn scutten ende dat hij die ‘s nachts neder leyt als die Gelderse
20-2-1568: VERVOLG.

broeclanden vol waters zijn omme ‘t water te bet uut die landen te doen schieten. Beveelt hem mede dat hij gheen geladen scepen met steen, hout ofte diergelijcken in de Grifte en laat, tenware ‘tzelve goedt toequame yemandts van den goetwilligen veengenoten contribuanten totter Grifte. Ende die scepen die mits eerde ende messen geladen zijn mach Hans Beyer doer zijn bedrijff laten varen maer beveelt Gosen Gerritsz, die bovenste vaertmeyster dat hij diezelve schepen nyt doir ‘t Zandvoirts schut en laet

folio 30v
tenzij dat die eerde ofte messen vercoft ende verlooft is tot behoef van yemandts van den goetwilligen veengenoten, contribuanten totter Grifte ende anders nyt ende dat hij ghenen onvrijen toe en laet enige messen off eerde doir ‘t voirseide schut in ‘t Veen te brengen. Zoe geringe als die sluys in de Grebbe opgaet zoe wilt ons daer of adverteren, teneynde dat wij yemanden bij u mogen scicken omme te helpen regard nemen op ‘t oflopen van den water uut die Gelressche broeclanden, opdat men haest de peyll mocht ordonneren aen de Broecksluys volgende den accord metten Gelresschen gemaect. Wij seynden u een uutscrift van denghenen die opte leste schouwe beboet ende bekeurt zijn, begherende dat ghij d’zelve met alle neersticheyt wilt inmanen ende dieghene die nyt en willen betalen, levert die over den schout van Renen omme gexecuteert te werden. Men zal u opten rekendachen van uwe moeten nae gelegentheyt contenteren. Gunstige goede frunde, onser heere God wil u lange salich ende gesont sparen. Actum t’ Utrecht den XXen february 1568.
12-8-1568: folio 33
Articulen geproponeert bij den veenraeden den gemeynen veengenoten in den Gelreschen ende Renense veenen contribuanten totter Grifte etc. opten open rekendagen gehouden den XII, XIII ende XIIII augusti anno ‘68.

Te committeren tot ‘t sluyten des cameraers directeurs ende kerckmeesteren rekeningen.
Hiertoe zijn gecommitteert Jan van Cuyck Henricsz, rentmeester, ‘s lants van Culenborch, Claes die Groot, factoer van Thomas Gramay, Tijman van Cuyck, Jacob die Edel ende Cornelis van Steenzel.

Te eligeren nyeuwe veenraeden.
Zijn geëligeert Jan Bol, Jacob die Edel, Jan van Leuwen, Tyman van Cuyck, Arnt Foeyt, Lubbert van Compostel ende Claes Gerritsz.

Te eligeren een nyeuwe kerckmeester.
Is hiertoe gecoren Claes Gerritsz.

Te kennen te geven dat Severyn van Jan die Roey scoltz tot Renen gesub-

folio 33v
stitueert is om dagelicx te schouwen ende te letten dat d’ ordonnantie der veengenoten onderhouden mocht worden.
Die veenraeden zullen van den inhouden van desen met Severyn spreecken.

Van den dijckgreef ende heemraeden van Renen beroerende die groote sluyse in de Grebbe ende van hoirluyder antwoirdt te communiceren.
Die veenraeden zullen mitte yersten de swaricheyden ende gebreecken desen articule aengaende bij requeste den Hove te kennen geven ende provisie daer op versuecken.

Van den coster van Veenendael.
Wordt noch toegelaten dat men voir dit toecomende jare den coster voirnoemd zal laten volgen die XXIIII gulden die hij dit voirleden jare gehadt heeft ende dat men midtler tijdt zal communiceren mitten officiael van Sint Peters ende mit een advocaat hoe men die bueren

folio 34
van Veenendael constringeren zal mogen tot subventie van des costers onderhout.

Te spreecken van ‘t loon van ‘t torffgraven, zoe die marct slap is ende die arbeyders wel te crigen zijn.
Is overcomen, dat men voirtaen acht stuvers van ‘t hondt geven zal ende van ‘t cloten XI deuts.
20-8-1567: folio 36
Een besteck van een sluys schut dat men in den voirganck van de Gelressche wateringe setten zal.
Men wil bestaden een schut dat drivens waters wijt zal zijn XIIII voeten ende lang XIIII voeten boven open. Item vyer gebynten daeraen. Acht stylen elcx lanck XII voet VIII duym viercant. IIII Balcken of dorpels elcx lanck XV½ voet VIII duym cants. IIII Onderbalcxkens langen nae den eysch vier ende vijff duym cants. Elcx II schoyen tusschen dorpel ende onderdorpel na den eysch. Het deurgebynt gepaelplant dicht aen den anderen mit goede eycke plancken die acht uut den voet IIII voeten lanck. Item in het deurgebynt een groef, die solder plancken in te schieten. Item een solder op dees gebynten van goede eycke plancken die VIII uut den voet gespondt aen den anderen van XIIII voeten lanck ende zoe voirt als ‘t werck eyscht dat ze achter die stylen deur comen, datter die schoeyplancken op rusten boven streckende in de voirseide groef ende met wervelen opte gebynten genagelt.

folio 36v
Item opte solre drie dwerslegers lanck XXII voeten lanck, V ende duym cants. Item op elcke leger twee corte stylen lang VII voeten IIII ende VI duym met [niet ingevuld] opte legers gewrocht dat se met die ander gebynten butenwercks gelijck comen om die schoeyplancken aen te negelen. Item II werfbalcken XIIII voeten lanck VIII duym cants rustende opte stylen ende corte stylen. Item die wangen van onderen tot boven geschoeyt met goede eycke plancken dicht aen den anderen gestreecken die acht uut die voet blivens houdts van XIIII voeten lanck.
Aen dit schut een deur die hooch wesen zal VI voeten. Die bovenste harn lang nae den eysch acht ende VII duym gespannen II duym. Die onderste harn lang nae den eysch vijf ende VI duym. Item II slach ofte V el stylen X voeten lang vijff ende ses duym In de deur III scheyen lang ende groot nae den eysch. Die deur gedect mett goede eycke plancken
27-6-1568: Requeste aen mijne heeren dijckgreef ende heemraeden in der Gribbe tot Renen.
Geeft eerstelicken te kennen Herman Scherpinck directeur, van de gemene veenwercken doir beveel van den veenraden der Geldersche ende Renense veenen dat aen de eene zijde van de groote sluyse in der Gribben den rantdijck heel qualicken ende nyt genoech voir een hooch water besorcht is ende gescapen is in toecomende tijden groot perikel van doirbreeck daertoe geschieden dat in tijd is beter verhoet ware. Waeromme den supplianter in den name als voren mijn heeren wel heeft willen (gelijck hij t’ anderen tijden meer gedaen heeft) adverteren dat zij opte voirseide sluyse ende dijck alzoe regard nemen ende hoire schouwe vueren, mitz daerinne voirsiende

folio 40v
dattet gemeen landts meesten oerbaer gedaen worde presenterende van wegen der gemeen veengenoten al te doen zoe dat een heemraedt omme de sluyse te schouwen ende te stellen alldaer toe te contribueren dat zij behoren te doen. Ende zoeverde hierin enige faulte compt, zoe protesteert de suppliant in den name als voren dat die voirseide veenraeden ende veengenoten dies onsculdich zijn.

Dijckgreef ende geërfden, gesien ende gelesen hebbende d’ inhouden van dese requeste hebben gepersisteert bij ‘t appoinctement van date den IXen may LXVII te weten dat die veengenoten te voren gehouden zullen wesen den voirseide veendijck op te maecken ende te hogen volgende ’t octroye bij Keyserlijke Majesteyts legitimorum gegeven op ten XXIXen marty XVCXLV ende dat die voirseide veengenoten oeck gehouden zullen wesen die goede eerde die zij van denzelven dijck gehaelt ofte doen halen hebben weder te leveren ter plaetze daer diezelve gehaelt is. Ende voirts alle ‘tgene te doen ende te volmaecken ‘t genich d’ voirseide
13-11-1568: Aen mijne heere die president ende andere raeden in den Hove van Utrecht.
Geven oetmoedelick te kennen die veenraeden van de Renensche ende Geldersche veenen dat in den jare XVCeenendevijftich opten XXIIen january tusschen den dijckgreve, heemraeden ende gecommitteerden van de gemene geërfden van den landen in den gerechte van Renen uutwaterende doir die sluyse gelegen in de

folio 41v
ter eenre, ende die gecommitteerden van den gemeen geërfden in den voirseide veenen, contribuerende totter Grifte ter andere zijde doir tusschenspreecken van mr. Gerrit van Rennoy rekenmeester ende mr. Peter de Clerq, rentmeester gemaect is een zekere accordt, daerbij onder andere overcomen is dat die geërfden in de voirseide veenen tot hoiren costen alleen maecken zouden een groote nyeuwe sluyse in den bandijck gelegen in der Grebben omtrent der plaetse daer die oude sluyse doen lach, mits dat d’ voirseide geërfden in den landen van Renen daertoe contribueren zouden ‘tgene ende alzoe ‘t voirseide accord breder mede brengt des zoe zouden die voirseyde veengenoten één committeren die met die voirseide dijckgreef ende heemraden opte voirseyde sluyse opsicht hebben zoude teneynde dat d’zelve behoirlick onderhouden mochte worden. ‘t Is nu zoe dat die voirseide dijckgrave ende heemraeden zeer negligent zijn in ‘t scouwen van de voirseide sluyse, alzoe dat doir quade besichte ende reparatie d’zelve heel vergaet, zulcx dat apparentelick bij last van watere d’zelve zoude mogen inbreecken, tot groote schade nyt alleen van den supplianten maer oeck
13-11-1568: VERVOLG.

folio 42
mae oeck van andere landtgenoten ende geërfden in den gerechte van Renen. Ende omme daerinne te mogen doen voirsien hadden d’ supplianten doir Herman Scherping, directeur van de gemeene veenwercken bij supplicatie aen den voirseide dijckgrave ende heemraeden opten XVIIen aprilis anno LXVII lestleden doen versoucken dat men volgende ‘t voirscreven accordt tegens den aenstaende scoudach zoude willen verscriven Claes Gerritsz één van den veenraeden omme die gebreecken van de voirscreven sluyse te helpen visiteren ende met dijckgrave ende heemraeden daerinne te helpen ordonneren naer behoren ende bij weygeringe van dien hebben geprotesteert van haerluyder diligentie. waerop die voirseide dijckgrave ende heemraeden geseyt hebben dat zij wel te vreden zijn dat die veengenoten eenen heemraet setten volgende ‘t voirseide accordt, mits dat zij gehouden zouden wesen den veendijck op te maecken ende te hogen volgende zekere octroye bij hemluyden aengetogen. Ende voirts al zouden doen ende maecken ‘tgene zij volgende d’zelve octroye sculdich waren maer alzoe zij supplianten daer toe ongehouden zijn om redenen alhier te lanck te dediceren, zoe is voer die tijdt

folio 42v
die reparatie van de voirseide sluyse achterwegen gebleven, hebben daeromme die supplianten andermael in junio lestleden doir den voirnoemde Herman Scerpinck den voirseide dijckgreve ende heemraeden doen remonstreren dat de voirseide sluyse nyt genouch voir een hooch water besorcht en was ende gescapen was in toecomenden tijden te zullen doirbreecken. Dat zij daeromme opte voerseyde sluyse ende dijcke alzulck regard nemen ende haer schouwe alzoe voeren zouden datter gheen schade doir en geschiede.
13-11-1568: VERVOLG.

Presenterende daerbij vanwegen den voirseide veengenoten, zoe in ’t stellen van een heemraedt als in ‘t contribueren totter voirseide sluyse al te doen dat zij zouden behoren ende bij faulte van ‘tghene voirseyt is hebben geprotesteert dat zij der saecken onsculdich zouden zijn. Waerop die voirseide dijckgrave ende heemraeden op ten XXVII juny lestleden geseyt hebben, dat zij persisteerden bij hare voirgaende appoinctemente ende dat bij den veengenoten den veendijck opgemaect zijnde ende zekere eerde die zij seggen daer van gehaelt te zijn daer weder op gelevert ende voirts generalick al gedaen zijnde dat zij vermogens t’voirseide octroye sculdich

folio 43
waren te doen, zijluyden oeck doen zouden ‘tghene zij van rechtswegen sculdich zouden wesen te doen. Ende hebben ter contrarie geprotesteert van costen, schade ende interesten. Ende alzoe die supplianten sustineren ‘tghene voirseyt is ongehouden t’ zijn, is weder ‘t repareren van de voirseide sluyse achterwegen gebleven ende alzoe gescapen is doer die voirseide questie tusschen den supplianten ende den dijckgrave ende heemraeden ‘t gemeen landt deur inbreecke groote schade zal lijden ende dat ontrentz illiguide actie die de voirscreven dijckgrave ende heemraeden opten supplianten pretenderen die schouwe ende maecken van de voirseide sluyse nyt achterwegen en behoirt te bliven zoe versoucken zij supplianten zoe genoech promptelicken blijct bij de aengehechte stucken van den promissen, dat u mijne heeren believe te ordonneren den voirseide dijckgreve ende heemraden die voirseide sluyse te schouwen, besichtigen ende alzoe te repareren dat ’t gemeen landt daerdoer ghenen schade en lijde, dat zij oeck geheugen ende gedogen dat één van de supplianten in ‘t schouwen ende besichtigen van de voirseide sluyse present zal zijn ende mede helpen ordonneren wes daertoe van noode bevonden zal worden ende
23-11-1568: Antwoirdt opte voirseide requeste van den dijckgreve ende heemraeden metten gemeen geërfden van der Grebbe.
Edele hoechgeleerde vrome wijse zeer beminde heeren, wij hebben mit die gemeen geërfden van der Grebbe alhier wonachtich gecommuniceert opte requeste uwer edelen gepresenteert vanwegen die

folio 44v
veenraeden van de Renensche ende Geldersche veenen, supplianten, waerop uwe edelen ons verordent hebben opten XIXen septembris novembris lestleden binnen drie dagen daerop te seggen naer insinuatie van dien op peyne van provisie. Zoe is ‘t dat wij volgende dien voir antwoirdt seggen dat wij tevreden zijn dat één van der supplianten veengenoten in ’t schouwen ende besichtigen van der sluyse present zal zijn om te helpen ordonnneren wes men bevynt daertoe van noode te wesen. Ende aengaende die onderhoudinge ofte reparatie derzelver sluyse met meer andere punten zijn wij vermogens t’ accordt ofte verblijff van date den XXII january anno LI noch questiens ende ongedecideert bereyt mitten supplianten zelfs of deur tusschenspreecken van enige verstendigen te communiceren. Ende is ‘t doenlick enichsins in der vruntscappen te accorderen van de reparatie der sluyse ende andere gebreecken ende in zoeverre dattet die supplianten goet dunct mogen mitten yersten enige van den heuren ter besichtige der voirnoemde sluyse committeren omme die periculen ende gebreecken van dien in tijdts te obvieren zoe ‘tzelve nut

folio 45
ende bequaem wesen zal. Edele hoechgeleerde vrome wijse zeer beminde heeren hiermede zijt den Almogenden bevolen. Gescreven tot Renen, opten XXen novembris anno XVCLXVIII. Ondergescreven aldus: Uwer edel onderdanige dienaren, dijckgreef, heemraeden ende geërfden van der Grebb. Onderteykent Surrekesteyn. Opte marge stondt aldus: Zij gethoont partije om te repliceren. Actum t’ Utrecht den XXIII novembris 1568.
11-1568: Project van accordt geconcipeert tusschen den veenraeden der Gelressche ende Renense veenen ende den dijckgreve, heemraeden ende landtgenoten van de Grebbe.
Alzoe die veenraeden in den Gelresschen ende Renense veenen zekere requeste den Hove van Utrecht gepresenteert hebben te kennen gevende dat dijckgreef ende heemraden in de Grebbe onwillich zoude zijn omme te scouwen ende doen repareren die gebreecken van de sluyse daer, daer die geërfden in den landen ende veenen gescapen zijn tot groote ende destimable schade te comen, versouckende dat mijne heeren van den Hove den voirseide dijckgreef ende heemraeden

folio 45v
zouden willen ordonneren dezelfde reparatie te doen nyet jegenstaende enige differenten alsnoch illiquit zijnde nyt geclaert ende geaccordeert tusschen partijen, mits dat alzulcke illiquite saecken gecompromitteert zouden worden aen goede luyden hem dies verstaende etc. Waerop dijckgreeff, heemraeden ende geërfden in de Renensche landen voir antwoirt geseyt hebben dat zij tevreden zijn dat men die voirseide sluyse ende aencleven van dien besichtigen ende die gebreecken zal doen repareren ende daer bij roupen één van den om d’zelve besichtigen te doen. Ende dat men voirts alle illiquite differenten tusschen partijen zijnde verhoren zal ende is ‘t mogelick t’ samen accorderen. Indien nyt, dat partijen alle differenten [doorhaling] compromitteren ende keren zullen aen luyden zulcx verstaende, volgende den compromisse in de voirseide requeste ende antwoirdt verhaelt. Zoe is ‘t dat op huyden den XXII novembris LXVIII Johan Boll, Jacob die Edell, Jan van Leuwen, Arnt Foeyt ende Lubbert van Compostel, veenraeden indertijdt,
11-1568: VERVOLG.

folio 46
ter eenre ende Willem van Haen, heemraedt, met mr. Jan van Haen ende Henrick Lijster, geërfden in den landen ter andere zijden veraccordeert op ‘t behaegen van den voirseide dijckgreef, heemraeden ende landtgenoten tot Renen, dat men terstondt ende eerster gelegenheyt den gebreecken van de sluyse ende aencleven van dien zal besichtigen ende ondersoucken ende die gebreecken van dien ordonneren te remediëren ende beteren nae den eysch des wercks ende tijdts. Ende zoe die landtgenoten desen tijdt gheen furnissement van gelde daer toe uutgeset en hebben, zoe hebben die voirseide veenraeden ter vruntscappen gepresenteert dat hoirlieder cameraer XX, XXX ofte XL gulden verscieten zal om zulcken werck te vorderen met conditën dat die betalinge van den voirseide wercke gedaen zal worden bij den gecommitteerden die tot die voirseide wercken gecommitteert zal worden ende die rolle bij den secretarys der landtgenoten onderteykent worden. Ende voirts dat men den cameraer der veengenoten acte geven zal totter veengenoten behoef van alzulcke penningen als hij tot dese wercken verschieten zal, ende dat men d’zelve penningen in toecomende tijden den veengenoten corten zal aen het contingent ende aendeel

folio 46v
dat zij tot die voirseide sluyse zullen behoren te betalen. Voirts zoe tusschen partijen enigen saecken beroerende het onderhout der voirseide sluyse van den veendijck, veengrifte ende andere saecken noch illiquit zijn, zullen die voirseide dijckgreeff, heemraeden ende geërfden d’zelve articulatim op gescrifte stellen ende leveren in handen van den voirseide veenraeden, die d’zelve scriftelick zullen beantwoirden ende doen een bijcoompst t’samen maecken omme finalicken te accorderen in fruntscap zoe verde mogelick ende indien nyt de geschelen t’samen compromitteren aen goede luyden die elcx van partijen daertoe kyesen zullen volgende het voir gementioneerde accordt.
27-11-1568: Een missive aen Claes Gerritsz op ‘t Veen, mede veenraedt.
Eersame bezondere gunstige vrunde ende medebroeder, hyer t’ Utrecht zijn bij ons geweest Willem van Harn, Henrick Lijster ende mr. Jan van Harn ende hebben gebrocht zulcke antwoerdt opte requeste die de veenraeden den Hove van Utrecht overgelevert hebben tegens dijckgreef ende heemraeden in der Grebbe, dat wij ganselick verhopen, dat onse differenten tot goede accord

folio 47
zullen mogen comen als ulieden t’ Utrecht comende bij Jacob die Edel breden verthoont zal werden, zoe is ‘t dat onder anderen yerstdages die besichtginge van der sluyse geschieden zal ende hebben aengenomen ulieden van onser wegen daerbij te ontbieden omme den anderen ten meesten oirbaer te helpen raden. Zoe wij dan eertijdts ulieden tot zulcx genomineert ende gecommitteert hebben is ons fruntlick begheren dat uwe lieden (versocht zijnde) sich in der Gribben wil laten vynden bij den voirseide dijckgreeff ende landtgenoten. Omme te helpen raeden ende voernemen op ‘t stuck van der sluyse met zijnen aenhanck des ’t gemeen landts ende veenen oerbaer wesen zal. Ende indien noodelick is breeder commissie ofte procuratie tot desen te hebben zullen wij altijdts bestellen dat ghij die met ratificatie hebben zult. Gunstige goede frundt, onse heere God wil ulieden lang zalich ende gesont sparen. t’ Utrecht den XXVII november LXVIII. Ondergescreven aldus: Doir beveel der veenraeden residerende t’ Utrecht bij mij. Onderteykent Jac. van Nypoirt.
31-8-1567: folio 47v
Ordonnantiën voir den coster ende anderen in de kercke van Veenendael.
Alzoe die gemeen veengenoten contribuanten tot die gemeene Veengrifte uutwaterende doir der sluyse in de Grebbe in den Rijn tot groote costen, arbeyt ende moeyten die voirseide wateringe voltrocken ende zoeverre gebrocht hebben dat die veenen gelegen in den bedrive van Renen aen die Utrechtse ende die veenen gelegen in Velue onder die bancke van Eede aen die Geldersche zijde zeer ende met groote menichte van torven gegraven vercoft te scepe afgevuert ende alle dese landen doir gedistribueert worden, waerdoer opten zelven veenen groote vergaderinge van menschen gecomen is, omme d’zelve te bearbeyden. Diewelcke hoire woningen aldaer gemaect ende genomen hebben in ‘t velt, dat wel een woest ende onbewoont gelegen was omtrent twee uren gaens van alle parochie kercken. Ende alzoe die voirseide wech den arbeyders ende anderen in den veenen wonende te zeer swaer ende lanck viel omme des sondaechs ende ‘s heyligen daechs te kercken te gaen ende ‘t sermoen ende

folio 48
ende den dienst Gods te hoiren, ende daerdoer vele oersaecken namen om thuys te bliven tot scandale van anderen. Dat oeck te dier oersaecke gebeurden dat vele zonder biecht ende sacrament storven, met meer diergelijcke inconveniënten die de veengenoten dagelicx meer ende meer waren marckende ende d’welcke zonderlinge in dese periculose tijden verhoet dienen, zoe hebben die veengenoten met consent ende bij behulpe van de Coninklicke Majesteyt tot hoiren grooten excessiven costen geërigeert ende doen tymmeren een nieuwe kercke opte Renensche veenen omme aldaer een parochie opgerecht te worden tot behoeff van alle den inwoenders van de voirscreven veenen. Welcke kercke die Coninklicke Majesteyt met een pastoer voirsien
31-8-1567: VERVOLG.

ende gedoteert heeft vinerende tot diezelfde één van den vier prebenden die eertijdts gelegen hebben op ’t huys ende ‘t slot ter Horst. Nu is ’t zoe dat die voirseide kercke alsnoch onversien is met enige zekere jaerlicxe incomen om onderhouden te worden in zaecke, daecke ende andere behoeften insgelijcx en heeft die coster van dezelve kercke oeck nyt zekers omme gesustenteert ende onderhouden te mogen worden als een dienaer der kerck toebehoirt, maer hebben

folio 48v
die veengenoten tot noch toe tot hoiren costen zulcx gedaen. Dan alzoe te beduchten is dat doir veranderinge des tijdts ende uutgravinge van den veenen ‘tzelve bij den veengenoten nyt langer verscoten en zoude mogen worden, zoe is ‘t dat heer Cornelis Gerritsz Walmaer, pastoer, Aelbert Gerritsz ende Ot Gelisz, kerckmeysters indertijdt der voirseide kercke genuemt Veenendaell met raede ende advys van den erentfesten fromen eerbaren ende voirsichtigen Thomas Gramaye, raedt ende yerste rekenmeyster Coninklicke Majesteyts in Gelderlandt, Jan Boll, borgermeyster t’ Utrecht, Jacob die Eedel, Jan van Leuwen, Arnt Foeyt, Lubbert van Compostel ende Claes Gerritsz, veenraeden indertijdt der voirseide Geldersche ende Renensche veenen bij provisie geordonneert hebben tot onderhout van der voirseide kercken coster ende zijne naecomelingen dat van nu voertaen alle dieghene die een grafstede in de kercke zullen willen hebben voir hoer ende hoeren erfgenamen erffelick gehouden zullen wesen te betalen eens vijff gulden van twyntich stuvers ‘t stuck, behouden ‘t loon van den dootgraver als zij die graven geopent
31-8-1567: VERVOLG.

folio 49
willen hebben, mits dat zij d’zelve grafstede tot hoiren costen met steenen wel gedect zullen onderhouden, op peyne als zij behoirlicken daertoe vermaent zullen wesen dat die kerckmeysters indertijdt van der kercken wegen d’zelve grafsteden wederom aentasten zullen totter kercken behoef. Item dat zoe wye yemandts in de kercke begraven wil hebben, zal tot behoef der kercke betalen twyntich stuvers van elcke doode ende van den kynderen die nyt te sacramente geweest en hebben half zoeveel behalven ‘t loon van den dootgrever. Item dat zoe wye enige grafstede geopent ofte gegreven wil hebben in de kercke zal den dootgrever voir het openen ende weder te decken betalen van elcke reyse ses stuvers, ende op het kerckhof vyer stuvers ende van kynderen die nyt te sacramente geweest en zijn half zoe veel. Welcke loon van dootgraven die coster bij provisie zal hebben. Dies hij gehouden zal zijn het werck zelfs te doen ofte doen doen tot zijnen costen. Item dat van die dooden te overluyden een ure lanck als die gestorven zijn ende een ure lanck als men die begraven zal. Die coster zal

folio 49v
hebben van denghenen die ‘t begheren drye stuvers. Item van vigiliën ofte zyelmissen te singen die ‘t begheert zal den coster betaelt worden drye stuvers. Item dat van een bruydt die innegeleyt wordt die coster zal hebben twee stuvers. Item dat voirts die coster zal hebben uut elcke huys staende onder die voirscreven parochie van Veenendael daer enige factoers ofte luyden die neringe doen ofte veenmeyers die vyer ploegen houden inwonen jaerlicx acht stuvers te betalen d’ een helfte Paeschen ende d’ anderhelfte Laurentii. Welverstaende indien daer enige veenmeyers zijn die met min ploegen dan vyer graven, dat men d’zelve zal afslaen voir elcke ploege twee stuvers. Ende zoeveel aengaet andere arbeyders, gheen veenmeyers, cramers oft enige andere neringhe
9-5-1569: Transfixe
Johannes Bogaert, juris utriusque licentiatus canonicus ecclesie Sancti Petri Traiectensis ac vicarius in spiritualibus generalis a venerabilibus et eximiis dominis decano et capitulo predicte ecclesie sede archidiaconali eiusdem vacante specialiter deputatus universis et singulis Christi fidelibus tam presentibus quam futuris ad quos presentes nostre litteris pervenerint. Salutem in Domino sempiternam, cultum divinum semper augere cupientes ad humilen supplicationem dilectorem nobis in Christo fidelium Domini Cornelii Walmer pastoris, Alberti Joannis et Ottonis Egidii magistrorum fabrice ecclesie parochialis de Veenendael diocesis Traiectensis et archidiaconatus

Folio 50v
nostri predicti ordinationes et statuta per prefatum pastorem et magistros fabrice cum consilio et assensu validi et strenui at honestorum et providorum virorum Thome Gramaye consiliarii et primi magistri rationum regiae majestatis in ducatu Geldrie Johannis Boll, Arnoldi Foeyt, Lubberti de Compostel at Nicolay Gerardi consiliartorum venorum Geldrensium et Renensium facta et descripta in quodem instrumento manibus predictorum pastoris magistrorum fabrice et consiliariorum signato presentes nostre littere sunt transfixe tenore presentium ratificamus approbamus atque auctoritate nostra ordinaria in Dei nomine confirmamus jure nostre seu prepositi pro tempore predicte ecclesie Sancti Petri quoad institutionem rectoris in et ad eandem ecclesiam parochiales toties quoties eam in posterum vacare contigerit nobis seu dicto preposito semper salvo in cuius rei testimonium presentes litteras exinde fieri ac per notarium curie nostre archidiaconatus subscribi sigillique nostri inssinius et fecinius appensione communiri. Datum anno Domini millesimo quingentesimo sexagesimo nono die nona mensis maii. sic subscriptum Ant. Buijser, notaris supscripsit

folio 51-51v Blanco
12-8-1569: folio 52
Articulen geproponeert den gemeynen veengenoten in den Gelderschen ende Renensche veenen contribuanten totter Grifte etc. opten open rekendagen gehouden den XII ende XIII augusti 1569.

Te committeren tot het horen ende sluyten der rekeningen van den cameraer Lubbert van Compostel, van den directeur Herman Scerpinck, ende van den kerckmeesters Ot Gelisz ende Claes Gerritsz.
Zijn gecommitteert joncker Jan van Renesse van Moermont, Jacob die Eedel, Cornelis van Kessel ende Aelbert Hugen van Oncoep.

Te eligeren nyeuwe veenraeden.
Zijn geëligeert joncker Jan van Renesse van Moermont, Jacob die Eedel, Aelbert Hugen van Oncoep, Lubbert van Compostel, Arnt Foeyt, Tyman van Cuyck ende Claes Gerritsz.

Van het voergeven van den dijckgreef ende heemraden van Renen beroerende die sluyse in den bandijck.
Wordt dese saecke gecommitteert den nyeuwen veenraeden omme daerinne te doen ten meesten oerbaer.

folio 52v
Van den landtgenoten van Wageningen dat die drye jaeren in ‘t verdrach geraempt Victoris toecomende om zijn ende die peyl alsnoch nyt gestelt en is. Hoe men met hemluyden doen zal.
Zijn gecommitteert hiertoe die nyeuwe veenraden ut supra.

Van den ‘t proces van den Carthusers of men enige gratuïteyt doen zal ofte belonen om vorderinge oft expeditie vermits ‘tzelve in state van wijsen is.
Zijn gecommitteert oeck hiertoe die nyeuwe veenraeden als voirseyt is.

Te accorderen van ‘t loon, beroerende ’t loon van het torfgreven ende clooten.
Is gepersisteert bij ’t appoinctement van ‘t voirgaende jare, uutgesondert ‘t clooten dat wesen zel een braspenning.

Off die kerckmeesters enich gelt te doen hadden tot behoefte der kercke in Veenendael, waer men ‘tzelve halen zal.
Wordt den veenraeden gecommitteert dese sacke omme daerinne te doen nae hoiren goedt duncken.
12-8-1569: VERVOLG.

folio 53
Dat die veendijck voir den Bottercamp heel of loopt ende gescapen is te nyt te gaen ende of men denzelven met houdt ende plancken schoeyen zal of nyt.
Wordt den veenraeden dit oeck gecommitteert omme bij den directeur hierinne gedaen te worden ten meesten proufijte.

Dat Sinte Catherinen Gasthuys t’ Aernhem versoect consent van noch een scip torfs uut te mogen vueren tot hoirs huys nootdurft.
Die veengenoten consenteren hierinne zoe veel in hem is tot behoef van den armen.

Te kennen te geven dat die wedue van Henrick Ruijsch begeert mit hoire veenen te comen in de Veengrifte.
Zoe die veengenoten jegenwoirdich in cleyne getalle zijn en konnen zij daerop nyt resolveren.

folio 53v
Saecken bij memorie gestelt omme bij den nyeuwen veenraeden daervan geordonneert te worden opten open rekendagen gehouden den [doorhaling] XII ende XIII augusti ‘69.

Te eligeren eenen cameraer ende directeur.
Tot cameraer is gecontinueert in zijn officie Lubbert van Compostel ende tot directeur Scerpinck.

Van den zanden te verdiepen die doer die groote stortingen in de Grifte gecomen zijn ende bezonder in de colck in de Grebbe.
Te gelegener tijdt zal men dese zanden doen verdiepen.

Of men die gemeen Grifte modderen ende verdiepen zal met modderen.
Zal men ter gelegener tijdt hierinne wercken.

Een staet te maecken ende een nyeuwe uutsettinge te ramen.
Alsnoch te zurcheren tot gelegender tijdt toe.

folio 54
Dat noedich is te goeten te maecken aen ‘t dack van de kerck als in ‘t Xe veenregistre folio 14 lateris I.
Die kerckmeesters zullen dees doen maecken ten meesten oerbaer.

Van den sculden van der kerckenreetscap.
Hiervan is apostille in des kerckmeesters rekeninge de anno ‘69.
10-2-1569: folio 56
Aen mijn heeren die president ende andere Raeden in den Hove van Utrecht.
Geven oetmoedelick te kennen die veenraeden van de Renense ende Gelderse veenen, hoe dat zij supplianten op ten XIIIen novembris lestleden overmitz die quade toesicht ende onderhout dat daer is opte sluyse in de Grebbe bij Renen desen Hove gepresenteert hebben gehadt die aengehechte requeste ten fine dat den dijckgreve ende heemraden van Renen geordonneert zoude worden die voirseide sluyse te schauwen, te besichtigen ende alzoe te repareren dat ‘t gemeen landt daerdoer egheen schade lijden zoude. Dat zij oeck gehangen ende gedogen zouden dat een van den supplianten in ‘t schouwen van de voirseide sluyse present zoude zijn ende mede helpen ordonneren ‘tghene daertoe van noode bevonden zoude worden achtervolgende zekere accordt aen dezelve requeste gehecht, ende dit all nyttegenstaende enige differenten die zij metten supplianten zouden mogen hebben ende d’welcke dat zij supplianten volgende ‘t voirseide accordt presenteerden te verblijven aen goede luyden ten beyder zijden te nomineren ofte die sommerlick

folio 56v
instrueren voer commissarys van desen Hove omme daerinne geordonneert te worden nae behoren nae breder inhouden der voirscreven requeste die gestelt is geweest in handen van den voirseide dijckgrave ende heemraeden omme daerop te seggen als zij gedaen hebben opten XXIIIen van derzelver maendt presenterende bij dezelve haerluyder antwoirdt dat een van der supplianten veengenoten in ’t schouwen ende besichtigen van de sluyse present zoude zijn omme te helpen ordonneren wes daertoe van noode bevonden zoude worden. Ende aengaende ‘t onderhoudt van de sluyse met meer andere punten tusschen partijen d’ questie hebben gepresenteert volgende ‘t voirseide accordt metten
10-2-1569: VERVOLG.

supplianten zelfs of doer tusschenspreecken van enige verstandige te communiceren ende waer ‘t enichsins doenlick in der vruntscappen te accorderen van de reparatie van de sluyse ende andere gebreecken. Ende dat zij supplianten metten yersten enige van de hoiren zouden mogen committeren omme die voirseide sluyse te mogen besichtigen ende die periculen van dien obviëren, all breder vermogens d’ voirseide antwoirde hierbij gevuecht, diewelcke

folio 57
d’voirseide dijckgreve ende heemraeden ende geërfden in de Grebbe bij drye van hoiren gecommitterden den supplianten hebben doen communiceren, ende hebben vijff van den supplianten vorder metten voirseide gecommitteerden in communicatie getreden, ende eyntelick opten XXII novembris geraempt zekere provisioneel accordt oeck hieraen gehecht, beginnende alzoe die veenraeden etc. Inhouden onder anderen dat men terstondt die gebreecken van de voirseide sluyse zoude besichtigen ende die doen remediëren, daertoe der supplianten cameraer die penningen tot XXX ofte XL gulden toe verschieten zoude mitz dat men hem daervan acte geven zoude dat men in toecomende tijden die supplianten d’ voirscreven penningen corten zoude aen haerluyder contingent dat zij tot die voirseide sluyse zouden moeten betalen. Volgende d’welcke die voirseide sluyse besichticht, geschout ende gerepareert is ende heeft der supplianten cameraer die penningen daertoe van noode verschoten ende is hem d’ voirseide acte verleent. ‘t Is nu zoe dat in den voirleden ijsganck vermits die hoochte van ‘t water een van de deuren van de voir sluyse gebroocken is, waerdoer dat apparentelick
8-1569: folio 57v-2
Puncten ofte articulen van doleantiën bij den dijckgreef, heemraeden ende gemeen geërfden van den landen gelegen in den gerechte van Renen, uutwaterende met hoir wateren doir der sluyse in den Grebbe leggende, requiranten den gemeen veengenoten in de Renensche veenen contribuanten tot die Grifte gerequireerden geëxhibeert.

IIn den yersten staet te considereren ende is warachtich dat die gerequireerden ofte huerluyden predecesseuren in den jare 1546 den XIIen marty van hoechloffelicker memoriën Keyserlijke Majesteyt geïmpetreert hebben zekere octroye omme een Grifte te mogen graven.

IIMet nochtans expresse beswaerenisse onder anderen dat die gerequireerden gehouden zouden zijn den veendijck (die ten tijden van de impetratie van ‘t voirseide octroye eensdeels vervallen ende verlaten waren) te repareren ende onderhouden in behoerlicke hoochte ende breete buten costen van den requiranten.

folio 58
IIIIn zulcken schijn dat die requiranten deur het maecken van de voirseide Grifte met gheen swaerdeer wateren belasten zouden worden dan zijluyden voir datum van dyen en waren.

IVMyts oeck conditiën dat zijluyden den eygenaren wyens veenen ofte grondt totter Grifte, wegen ende dijcken deurgegraven ende geëmployeert zouden worden, [niet ingevuld] betalen zullen.

VAll vermogens het octroye daervan zijnde van date als boven.

VIDesen gepermitteert zoe is warachtich ende zal in cas van denegatie daervan sufficiëntelick blijcken, dat die voirscreven veendijck over lange jaren bij gerequireerden oft hoirluyder factoren op verscheyden plaetsen afgegraven is geweest.

VII Item dat zijluyden die eerde daervan comende in den veenen tot hoirluyder groote proufijt

folio 58v
doen vervueren hebben, als directelick contrarie het voirseide octroye.

VIIIDat doer die afgravinge voirseid die zelfde veendijck zoe leech ende zoe smal geworden is dat men veeltijds van den jare over denzelfden dijck droochvoets nyt gegaen en kan.
8-1569: VERVOLG.

IXDat die requiranten opten VIIen january lestleden den voirseide veendijck metten aencleven van dyen visiterende op diverse plaetzen bevonden hebben het water over den voirseide veendijck overmitz die afgravinge voirseid ende dat die nyt nae behoren onderhouden en wordt met grooten hopen over te lopen.

XHebben die requiranten van gelijcken terzelfder tijdt bevonden den straet gelegen tusschen den veenen ende de Velickse broecken op verscheyden plaetsen mede over te lopen.

XIIs oeck zoe dat in den jare eenendevijftich

folio 59
lestleden den XXII january doer tusschenspreecken van mr. Gerrit van Rennoije doentertijdt rekenmeester in Den Haghe ende saliger Peter de Clerck terzelfdertijdt landtrentmeester-generael der landen van Utrecht tusschen partijen alhier ter cause van zekere differenten onder hemluyden terzelfdertijdt verresen gemaect geweest zeker accordt.

XIIWelcke voirseid accordt claerlicken voir hem brengt dat die gerequireerden egheen broeckwateren leyden en mogen doer die Zandtfoort.

XIIIEnde die requiranten die voirseid straten opten tijden voirseid visiterende hebben bevonden veell slooten deur ende langes den zelfden slooten gegraven te zijn.

XIIIIDoer welcke sloeten die gerequireerden contrarie hoir voirseid accordt loesen ende uutwateren hoirluyder broeckwateren, ‘t welck ymmers alzoe nyt en behoirt.

folio 59v
XVDie gerequireerden en konnen mede nyt ontkennen ofte ‘t zal in cas van denegatie well blijcken dat die schutten moeten gesloten bliven ende opgeboeyt worden tot proufijt van de gemeene landen zoe wanneer die sluyse overmitz ‘t groote water gesloten es.

XVIEnde contrarie van dien hebben die requiranten ten dage voirseid bevonden doir Marie Meusenschut groote menichte van scepen geladen met torf te vueren nae de Grebbe toe.
8-1569: VERVOLG.

XVIIAls zijluyden terzelfdertijdt mede omtrent Helmichmaet gevonden hebben een groote vaert van geladen scepen te varen nae die sluyse toe mede brengende groote overvloeydicheyt van water tot schade ende achterdele van de gemeene landen.

XVIIIBoven ‘t gundt voirseid is kennelicken ende notoir dat die requiranten in goede duechtelicke ende vreedsamige possessie zijn omme alle overvloedicheyt van wateren te precaveren voir zoveel het

folio 60
mogelick zij van gheen scepen doir die sluyse te laten passeren tenzij zaecke die groote sluyse drye dagen te voren opgeweest en ware.

XIXDat tot verzekerheyt van dyen die requiranten doen maecken hadden zekere wel stercke ijseren ketten ende ‘tzelfde dwers voir dezelve sluyse doen schieten ende slaen.

XXMaer die gerequireerden op die voirseide duechtelicke possessie nyt lettende.

XXIHebben ‘tzelfde ketten onlancx geleden op haerzelven presumptuose auctoriteyt bij Herman Scerpinck hoirluyder directeur van den gemeen veenwercken oft yemandts anderen ontstucken doen slaen.

XXIIPasserende alzoe buyten alle manieren van doen ende genoechsaem met gewelt met groote menichte van schepen doer die voirseide sluyse.

folio 60v
XXIIIMitz alle welcken fortselicken ende abusiven feyten voirseid die gerequireerden zekere jaren herwerts der requiranten landen (overmits die overvloedicheyt van den wateren die de scepen mede brengen) grootelicken beschadicht hebben.

XXIIIIImmers zoe zeer dat hoirluyder landen op ten dach van huyden doir oersaecken als boven den derden penninck arger zijn als die voir datum van de gravinge van de Grifte waren.

XXVWelcken schaden die gerequireerden vermogens het voirseide octroye verobligeert zijn den requiranten te refunderen tenminsten tot taxatie van mannen hem des verstaende.
8-1569: VERVOLG.

XXVIEnde omme te precaveren allen vorderen schaden ende overvall van wateren in toecomende tijden zijn die gerequireerden gehouden een sluyse met drift deuren te doen stellen in den veendijck daer het water uut die Leigraef tot in de Grifte doirloopen mach.

XXVIIGemarct die voirgaende sluyse bij de

folio 61
gerequireerden eertijdts opgebroocken zulcx geweest was.

XVIIIBehoren oeck die gerequireerden het innewerck van de sluyse als deuren ende andersins zelfs te becostigen zonder beswaernisse van de requiranten ende voirts goede opsicht opte sluyse te hebben zoe dat die requiranten daer doer nyt beschadicht en worden.

XXIXGemarct die gerequireerden diezelve sluyse dagelicx genyeten ende gebruycken met hoirluyder scepen doer te varen ende dat diezelve scepen met gewalt ende met crachte doer die voirseide sluyse gewonden worden, ende die schippers die sluyse met hoir boomen aen stucken stooten, zulcx dat het binnenwerck der voernoemde sluyse gans bedorven ende vernielt is. Ende dat zij requiranten alzulcke hoochte, wijtte, langte ende breette omme hoir wateren te losen nyt van doen en hebben, zoe haer genouch is een sluyse te hebben van ’t derdendeel van dier grootte.

XXXDat oeck die gerequireerden verobligeert zullen

folio 61v
wesen als die sluyse gesloten is met heur scepen te blijven leggen ter plaetzen daer zij leggen ende aldaer blijven leggen totdat die sluyse drye dagen geopent zal wesen als voirseid is.

XXXIItem ende den bandijck aen beyden zijden van de sluyse met zijn volle breette te doen maecken voir een reys.

XXXIIWant bij faulte van dyen die dijckgreef ende heemraeden nyt mogelicken is bequamelick te schouwen.
21-7-1570: folio 62
Een missive aen Jan de Roeij, schout van Renen.
Erentfeste ende frome goede frunde, wij hebben ontfangen van Herman Scherpinck onsen directeur zekere concept bij dijckgreef, heemraeden ende andere landtgenoten in den gerechte van Renen gemaect, omme daernae indien ‘t doenlick ware t’ accorderen van ’t different tusschen den landtgenoten van Renen ter eenre ende onsen veengenoten ter andere zijden, welcke articulen wij doirsien ende mitten anderen gecommuniceert hebben bevyndende enige van dien zeer onredelick ende swaer om alzoe in te ruymen. Nyettemin zoe begheert wordt opte zelve een fruntlicke bijcompst te houden omme den anderen beter te mogen onderrichten ende wij altoes geneycht zijn tot vrede, begheren alle ongemack ende twisten te voercomen ende goede fruntlicke naebuerscap mitten anderen te onderhouden, is ons fruntlick begheren dat uwe edele mitten heemraeden ende landtgenoten mitten yersten willen spreecken, dat zijluyden drye ofte vyer daer toe committeren die metten onsen die wij van gelijcken drye ofte vier committeren zulllen mogen communiceren

folio 62v
ende den anderen met redenen zoe onderrichten dat alle twisten ende onverstant tusschen partijen voircomen worden ende dach, plaetz ende ure beramen wanneer ‘tzelve zoude zoude mogen geschieden hoe eer hoe liever ende ons daer van adverteren wilt, opdat wij denzelfden (en God will) waernemen mogen. Hiermede den Almogende u bevelende t’ Utrecht den 21 july 1570. Onderscreven teykent doir beveell den veenraden binnen Utrecht onderteykent Jac. van Nypoirt.
8-8-1570: folio 65
Articulen geproponeert bij den veenraeden den gemeynen veengenoten in den Gelderschen ende Renenschen veenen contribuanten totter Grifte op ten open rekendagen gehouden den VIIIen ende IXen augusti anno LXX.
Te committeren tottet hoeren ende sluijten van de rekeninge Lubberts van Compostel cameraer, Herman Scarpinck, directeur, Claes Gerritsz ende Alert Scerpinck kerckmeysters in Veenendael.
Zijn gecommitteert Gerrit van Arler als beveelhebbende van Thomas Gramaye etc., Jan van Leuwen, Jacob die Edell ende Arnt Foeyt.

Te eligeren nyeuwe veenraeden.
Zijn geëligeert joncker Jan van Renes van Moermondt, Jan Boll, Jacob die Edell, Jan van Leuwen, Arnt Foeyt, Lubbert van Compostel ende Claes Gerritsz op ‘t Veen.

Te eligeren een nyeuwe kerckmeyster in Veenendael.
Is gecoren ende deputeert hiertoe Dirck Lumunsz.

folio 65v
Te verthonen den veengenoten ‘tgene met die landtgenoten van Renen (op ‘t behagen der voirseide veengenoten) gedaen is ende voirts daerop te concluderen.
Die veengenoten accorderen in ’t concept hemluyden verthoont, uutgesondert dat in ‘t IIen articule geseyt wordt dat zij hoire scuttinge gesloten houden zellen met hoire boeyplancken drye dagen als die groote sluys weder opgegaen is, sustinerende ongehouden te zijn die boeyplancken daerop te houden dan accepteren alle die scutten drye dagen gesloten te houden.

Dat den peyll metten landtgenoten van Wageningen gestelt is ende te verthonen hoe verde met hem in de borchtochte van hoir contract gehandelt is.
Is bij den veengenoten alsnoch overdragen dat Jan van Leuwen ende Claes Gerritsz vanwegen der veengenoten passeren alzulcke brieven van den drost van Velue als den Gelderschen landtgenoten belooft is volgende hoirluyder procuratie. Ende die veengenoten hebben belooft hemluyden van als costeloes ende schadeloes te houden.
8-8-1570: folio 67v
Saecken bij memorie gestelt omme bij de nyeuwe veenraden daervan geordonneert te worden opten open rekendagen gehouden den VIII ende IXe dach augusti anno LXX.
Te eligeren eenen cameraer ende directeur.
Lubbert van Compostel ende Herman Scarpinck zijn gecontinueert elcx in zijn officie.

Die zanden te doen verdiepen omtrent ende in de colck in der Grebben, insgelijcx ‘t zandt in der Griften te verdiepen boven Mondtfoerts veen.
Te gelegender tijdt zal men dese voirseide zanden verdiepen nae behoren.

De Grifte te gelegener tijdt van den Pijzel tot Helmichsmaet toe te doen verdiepen met greven.
Dit zal men laten doen op een leeghen Rijnwater ten meesten oerbaer.

Die gemeen Gifte van Helmichsmaet of tot die Swaleuenstert toe met moddernetten te doen verdiepen ende schouwen daertoe te hueren.
Tot dit voirseide werck zal men hueren X schouwen omme mytten yersten met die modderinge voert te varen ende te verdiepen nae behoren.

folio 68
Insgelijcx ‘t wijt van de Pijsel of nederwerts ende voirts tot in den Rijn toe.
Ut supra.

Een staet ende ommeslach te maecken van een nyeuwe uutsettinghe.
Die veenraden hebben ommegeslagen ende uutgeset op elcke margen Gelders veen ende elcke roede breette der Renensche veenen twalef stuvers.

Van de scoeynge voer den Bottercamp.
Dit te besien te gelegener tijdt ende t’overleggen wat het costen zall ende daernae te ordonneren als den tijdt uuteyschen zal.

Of men Severijn Rentfoirt continueren zal in zijn officie of nyt.
Aen Severijn voirnoemd is gescreven bij provisie ende zijn dienst gesuspendeert ter tijdt toe hij zijne rekeninge overlevert.

Om een schut boven den Swaleuenstert te stellen tot een colck ende die bovenste schutten dicht te maecken.
De veenen daer de keelen
15-9-1570: Aan mijn heeren den president ende andere raeden in den Hove van Utrecht.

Geven oetmoedelick te kennen die veenraeden der Geldersche ende Renensche veenen hoe
dat zij supplianten bevynden bij ‘t slot van de

folio 69v
leste rekeninge voir den veengenoten gedaen in augusto lestleden dat Lubbert van Compostel hoere cameraer een marckelicke somme aen den veengenoten ten afteren is gebleven uut oersacke dat het voirleden jaer ghenen ommeslach bij den veenraeden uutgeset is geweest ende een staet gemaect van de aenstaende wercken van ‘t modderen ende verdiepen der Griften ende andere wercken die dese toecomende jare nootelick gedaen zullen moeten wesen, mytsgaders die ordinarys salaryssen van den vaertmeesters ende anderen, hebben zij supplianten vermogens zekere octroye ende placate bij desen edele Hove daerop verleent een ommeslach ende uutsettinge gemaect op elcke margen van denghenen die gelegen zijn in de Geldersche veenen ende op elcke roede breette te midveens gelegen in de Renensche veenen, twalef stuvers te betalen binnen XIIII dagen naestcomende omme die t’ employeren tot betalinge ende onderhoudinge van ‘tgene voerseid is. Waervan die cameraer indertijdt ontfanck te maecken ende behoirlicke bewijs ende reliqua te doen gehouden zal zijn. Versoucken daeromme die supplianten dat u mijn heeren gelieve die voirseide uutsettinge te approberen ende advoyeren omme bij hoirluyden cameraer ontfangen, geïnt ende geëxecuteert te mogen werden, volgende d’ ordonnantie daerop gemaect, ende bij desen Hove geapprobeert. Dit doende etc. Opte marge van desen stondt gescreven aldus: Zij hierbij gevoucht die uutsettinge

folio 70
mitten redenen waeromme d’zelve zoe hooge gedaen is. Actum t’ Utrecht den XVen septembris 1570, onderteykent Scrijvers.
9-1570: Redene ende onderrichtinge waeromme bij den veenraeden die uutsettinge voerseyt zoe hooch genomen is.

In den yersten, dat Lubbert van Compostel, cameraer bij ‘t slot van zijn laatste rekeninge toecompt CXLIIII gulden XIX stuvers.
Dat twee ofte drye jaren al geleden geordonneert is die Veengrifte met modderen te verdiepen, daertoe noch luttel gedaen is. Dan zoe de noodt nu uuteyscht dat men ‘t nyt langer vertrecken en mach, zijn al drye weken geleden in ‘t werck gestelt thien mans om te modderen in schouwen. Die schouwen zijn gehuert ende totter veengenoten costen met plancken daertoe bereyt. Welcke modderen tymmeringhe vracht van de schouwen in ‘t Veen, ende wederomme t’ Utrecht te brengen mytsgaders twee arbeyders die de modder opten veendijcken slechten, mitten bedrijver ofte toesichter van ‘t werck den veengenoten

folio 70v
‘s daechs compt te costen meer dan sess gulden fant ter weeck XXX gulden gerekent die weeke nyt meer dan op vijff werckendagen, zoe in elcke weeke omtrent eenen heyligen dach compt welcke werck ongeveerlick wel zal moeten dueren XVIII of XX weeken, en zal costen omtrent VIC gulden
Noch zal men d’ voirseide Grifte van Helmichsmaet of tot die Pijzel te gelegener tijdt met die spade moeten graven ende verdiepen. Insgelijcx boven in de Swarte Huever veenen boven in de Renensche veenen ende in der Grebben, ‘twelck wel costen zal omtrent IIC gulden
Item noch zal men tot tymmeringe van de schutten, bruggen, ‘t vlott, palen ende rijss tot dammen behoeven omtrent IC gulden
Item die schoeynge van hout, palen ende plancken voer den veendijck bij den Bottercamp zal meer costen dan IIC gulden dan is verdragen dat men alle jaer wat aen doen maecken zal omme die oncosten beter te vervallen. Hieromme voer dit jaer bij raminge C gulden
14-3-1571: Accordt gemaeckt tusschen dijckgreve ende heemraeden mytsgaders den landtgenoten van Wageningen Reenen ter eenre ende den geërfden in den Renenschen veenen contribuanten totter Grifte aldaer ter andere zijden.
Nota bene
Alzoe in den jare duysent vijffhonderteenendevijfftich opten eenendetwyntichsten january doer tusschenspreecken van meester Gerrit van Rennoij, rekenmeyster Keyserlijke Majesteyts in de camer van de rekeninge in Hollandt, ende meyster Peter de Clerck, landtrentmeester der landen van Utrecht zekere accordt ende verdrach gemaeckt tusschen dijckgreef,

folio 72
heemraeden ende gecommitteerden ende gemeene geërfden van den landen in den gerechte van Rhenen, uutwaterende myt hoiren wateren doir die sluyse in de Grebbe ter eenre ende die gecommitteerden van den gemeenen geërfden in den veenen daerbij gelegen, contribuanten totter Grifte uutwaterende doer die voirseide sluyse ter andere zijden. Welcke accordt onder andere mede brengt van enige zwaricheyden die dier tijdt nyt geliquideert en worden, alzoe dat partijen verdragen zijn geweest ther gelegender tijdt voirder accordt ende conditiën te zullen maecken. Zoe is ’t dat dijckgreef ende heemraeden indertijdt mytte geërfden opte voirseide swaricheyden tot meermalen ende op verscheyden tijden vergadert zijn geweest ende daerop huyden wederomme geladen zijnde hebben d’zelve dijckgreef ende heemraeden voirseid met die ondergescreven geërfden ofte landtgenoten voir hoir ende hoirluyder naecomelingen ter eenre ende die onderschreven veenraeden voir hoir ende hoirluyder naecomelingen ter andere zijden veraccordeert ende verdragen opte articulen, voerwaerden ende puncten als hyernae volcht. In den yersten aengaende die onderhoudinge van de sluyse gemaeckt die groote hoochte, wijtte ende diepte der sluyse tot groote commoditeyt ende geryef van de veengenoten gemaect is, zoe zullen
14-3-1571: VERVOLG.

folio 72v
die veengenoten tot onderhoudinge van ‘t butenwerck derzelver tegenwoirdiger sluyse gelden die helfte ende die landtgenoten van Renen een vyerendeel ende van die deure in der sluyse met den schoeynghe binnen in der sluyse daeraf zullen die veengenoten dragen die twee deelen van drye deelen ende die landtgenoten voirseid die helfte vant het ander derdendeel te weten ‘t zestedeell, uut redene dat het binnenwerck zeer geswackt ende bedorven wordt van de doervarende scepen, myts dat den dijckgreeff ende heemraden met assistentie van eenen veenraedt die voirscreven sluyse schouwen zullen als hoiren bandijck. Ende als die sluys in den bandijck van opwater gesloten staet, zoe zullen die veengenoten van den yersten aprilis off totten yersten octobris toe alle hoir schuttingen beginnende van ‘t Pijselschut of opwerts incluys gesloten houden ende hoir scepen nyt of laten varen voerdat die sluys in den bandijck gelegen drye dagen open geweest is. Welverstaende of daer enige scepen lagen tusschen die sluys ende den Pijsel, zullen die scepen terstondt als die sluys opgaet of mogen varen omme den loope van ’t water nyt te beletten. Item als die sluyse in den bandijck van ‘t hooge rijnwater gesloten gestaen

folio 73
gestaen heeft ende wederomme opgaet, dat alsdan die leege schepen den voerseide tijdt nyt vorder in en zullen mogen varen ende blijven leggen tot Ringelenschut toe ende aldaer lages opte rye, rechtuut, nyt dwers ende maer één breet op pene van sessendedertich stuvers te appliceren als in der veengenoten ordonnantie dat oeck die veengenoten hoiren veendijck ter eerster gelegentheyt alzoe zullen verhogen dat zij mit horen schutdeuren ende boeyplancken gheen water daerover steygheren en zullen. Item dat oeck die veengenoten die wijcken gelegen in Maenre veenen alzoe after zullen
14-3-1571: VERVOLG.

toedoen dammen datter gheen water doirloopen en mach. Ende zullen die landtgenoten ende die veengenoten met die van Wageningen spreecken ende aldaer een insien op hebben, dat zij nyt vorder doir gegraven en worden. Ende beroerende die sluys t’ eynden die Leygraeff zullen die veengenoten die landgenoten van Rhenen om goede naebuerscap wille te baten comen tot het maecken van de sluyskens voir d’eerste dese reyse eens achtien carolusgulden twyntich stuvers Brabants voir den gulden gerekent. Ende dit altesamen onvermindert het octroye bij Keyserlijke Majesteyt op ten twalesten marty anno XVCsessendeveertich stilo Brabantie die veengenoten verleent. Allet zonder argelist. Omme alle ‘t welck te volcomen, ende van nu ten ewigen dagen

folio 73v
te onderhouden, zoe hebben dijckgreef, heemraeden ende geërfden tot Rhenen onder sich mytsgaders die veenraeden voir hoir ende hoirluyden nacomelingen desen fruntlicken accordt doen maecken twee alleens luydende t’zamen onderteykent. Actum tot Rhenen in den jare duysent vijffhondert ende eenendeseventich opten XIIIIen dach marty gemeen, Scrijvens onderteykent aldus.

Dit is die onderteykeninge van dijckgreef ende heemraden: J. de Roy, Johan de Keyser, Henrick Lijster, Jorden van Eck, De Bruyn [met handmerk] ‘t marck van [niet ingevuld]
Dit is die onderteykeninge der landtgenoten: Jacob van Rhenen.
Dit is die onderteykeninge van de veenraeden: Johan van Renesse van Moermondt, Jan Bolle, Ja. die Eedel, J. Leuwen, Arnt Foeyt, Lubbert van Compostel. Bij mij Claes Gerritsz.
7-8-1571: folio 75
Saecken bij memorie gestelt opten open rekendagen bij den veengenoten gehouden den VIIen ende VIIIen augusti anno LXXI, waervan bij den nyeuwen veenraeden gedisponeert ende ordonneert is opten XVI ende andere dagen daernaest volgende.

Te eligeren eenen cameraer ende eenen directeur.
Wordt Lubbert van Compostel gecontinueert tot cameraer ende Harman Scarppinck tot directeur.

Een staet te maecken ende eene nyeuw uutsettinge te doen.
Is geraempt een uutsettinge van XV stuvers op elcke margen of roede veens.

Te ordonneren een boet van XXXVI stuvers die verbeurt zal werden bij den scippers die met hoire scepen boven ’t Ringelschut comen leggen als die sluys in den bandijck yerst opgegaan is, volgende het accordt tusschen den landtgenoten van Renen ende veengenoten gemaect.
Dit mitten yersten te ordonneren ende doen publiceren.

folio 75v
Item dat ghene scippers op hoire schepen tappen ofte byer vercopen zullen om gelt in de veengrifte.

Dit te verbieden op een pene van twee gulden telcke reys the verbeuren ende te appliceeren als in der veengenoten ordonnantie ende mitten yersten te doen publiceren.

Item dat noodich is dat die vaertten van leege opvarende scepen nyt grooter gemaect en worden dan 36 schepen.

Den benedenste vaertmeester scerpelick te belasten dit artikel te observeren.

Item te accorderen van der scippersloonen ende van denghenen die ‘t loon van den scippers verdueren.

Zal men bij publicatie desen artikel van scippersloon doen renoveren ende benedenste vaertmeester belasten dat hij gheen leegen scepen in laet varen tenzij hij yerst den officier van Renen bij hem heeft die den scippers yerst ofeyschen zal haire verclaringe of zij hem regulieren willen nae der veengenoten ordonnantie ende bezonder in ‘t artikel van den scippersloon, ende dieghene die verclaren te willen obediëren,
7-8-1571: VERVOLG.

folio 76
die zal hij in laten varen, ende dieghene die nyt en willen verclaren te obediëren buten die Grifte te sluyten. Insgelijcx zal die bovenste vaertmeyster gheen schepen doer die Zandtvoert laten varen tenzij hij yerst Severijn van Rentfoirt bij hem gehadt heeft ende den scippers ofgevraacht ende gedaen als voer.

Te gedenken dat die wijck voer ‘t marctvelt verdiept mach werden.
Den kerckmeesters te belasten dat zij dit mitten yersten laten maecken ende den cameraer zal se met geldt daertoe furneren.

‘t Veen van Christoffel van Montfoirdt dat hij van den Coninck neempt uut die Grift te keeren. Insgelijcx Gerrit van Harns veen in ‘t Megense loth.
Dit den vaertmeesters scerpelick te belasten ende verbieden, ende doer den officier uut die Grifte te houden.

folio 76v
Van den dijck te verleggen daer zij zoe zeer smal is.
In state tot mey toe naestcomende.

Van de verckens te ringen.
Op die peene van te verbeuren van elcke verken dat ongeringt is vyer stuvers.

Van die bruggen in ordere te stellen.
d’ Ordonnantie te renoveren ende bij den officier te doen visiteren ende d’ overtreders te boeten.

Dat men t’ somers gheen eerde ofte messen opbrengen zal moeten.
Den benedenste vaertmeyster te bevelen dat hij ghene scepen geladen met messen oft aerde van den yersten may totten yersten octobris toe in de Grifte laat comen maer d’zelve buyten die Grifte sluyt.

Als die geladen scepen varende zijn dat nyemandts uut die wijken comende tusschen die afdrivende schepen in en zal varen.
Dit te ordonneren op een boet van twee gulden te verbeuren.
16-8-1571: folio 78
Ordinantiën
Op huyden den XVIen augusti anno LXXI die veenraeden der Geldersche ende Renensche veenen vergadert zijnde omme vanwegen der veengenoten in den veenen voerseyt contribuanten totter Grifte aldaer te tracteren ende communiceren op ‘t inhouden der punten ende articulen die de voirseide veengenoten op hoeren open rekendagen lestleden bij gescrifte hebben doen stellen, omme derzelven geremediërt ende gebetert te mogen werden. Ende oeck andere noodtlicke punten die a novo om der noodtlicheits wille geordonneert ende statueert mosten wesen, hebben onder anderen bevonden dat noodich is enige articulen van der veengenoten ordonnantiën te doen renoveren omme den overtreders van dyen scerpelicker te doen corrigeren als namentlicken het XLIX articule spreeckende van der scippersloon luydende van woirde te woirde aldus: Item dat nyemandts van nu voertaen enige scippers die om vracht varen ende laden zullen in de wijcke gelegen tusschen den Zandtvoirt ende d’ eerste schutten ten beyden zijden van der Grifte boven den Swaleuenstert meer zal mogen van vracht betalen dan van de hondert tonnen torffs XVIII stuvers of minder. Ende die boven die voirseide twee scutten gelegen zijn zullen mogen geven van hondert tonnen torfs XIX stuvers of daeronder. Ende die

folio 78v
veenen gelegen boven ‘t hoochste schut in ‘t Witte veen ende van den scepen die aen ‘t berchschoer varen zullen mogen geven zoeveell ende zoe weynich als zij best mogen. Ende van heerbrandt zel elcx betalen nae advenant van pantorf. Op peyne zoe wye bevonden wordt meer van de vracht betaelt te hebben dan voirscreven te verbeuren van elcke reyse vijff gulden.
Voerts adverterende eenen igelicken dat zij hem scicken te reguleren in ‘t onderhouden van hoire bruggen, werven, bachuysen ofte hutten ende in allen anderen articulen ende
23-8-1571: folio 80
Aen Johan die Roeij, scholtz tot Renen.
Erentfeste ende frome goede heere, wij gebieden ons dienstelick tot u edele, gevende d’zelve te kennen hoe dat op onse lestleden open rekendagen vele ende verscheyde clachten ons voirgecomen zijn beruerende den overtreders onser veengenoten ordonnantie ende bezonder in ’t verdueren van der scippersloon. Waeromme wijluyden volgende onse commissie geordonneert hebben enige articulen van de oude ordonnantiën te renoveren ende enige nyeuwe daerbij te vuegen, d’welcke wij begheren dat zoewel tot Renen als in ‘t Veen gepubliceert mochten werden, waervan Herman Scherpinck onse directeur copye overgesonden is omme die te doen publiceren ende uwe edele te leveren. Ende omme den overtreders voirseid te beter mogen te bedwingen, hebben wij belast onse vaertmeester in de Grebbe dat hij gheen leege schepen in vyer weken tijdts doer die schutten en laat opvaren tenzij uwe edele off uwer edeler beveelhebber in de Grebbe bij hem en zij, d’welcke die scippers elcx voer hooff of vragel zal of zij willen obediëren ende hem reguleren nae der veengenoten ordonnantie. Ende zoe wye zulcke obediëntie nyt verclaren en wil, dat denzelven de facto ‘t gebruyck

folio 80v
der Grift verboden werde, ende dat men denghenen die obediëntie verclaren aenteykenen, registre daerof houden ende innelaten varen zal. Ende omme alle ‘twelck te doen, wij wel weten datter arbeyt en moeyenisse inne gelegen is, nyettemin omme d’ ordonnantie te beter mogen onderhouden is van noode, dat wij den ghenen recompenseren die hierinne ons dienst doende zijn. Bidden ende begheren daeromme dat uwe edele ‘tzelve met alle diligentie wil vervorderen, wij zullen dancbaer zijn. Erentfeste ende frome, onse Heere God wil uwe edele lange zalich ende gesont bewaren. t’ Utrecht den XXIIIen augusti anno ’71. Onderteykent doer beveel van den veenraden bij mij Jac. van Nypoirt.
23-8-1571: Een missive aen Severijn Rentfoirt.
Goede gunstige frunde, die veenraeden ende veengenoten opten open rekendagen lestleden hebben vele ende verscheyden doleantiën op hoire ordonnantie gevonden d’welcke veell doer uwer lieden versumenis toegecomen is. Nyettemin, aengemarct God u tot uwen huyse gevisiteert hadde, zoe hebben wij ‘tzelfde in plaetse van excusatie genomen ende hebben uwe volle salarys opten rekendage gepasseert, vertrouwende dat ghij nu voertaen ‘tgene dat versuymt is verbeteren zult.

folio 82v
Wij seynden u hyer die articulen die bij ons gesloten ende ordineert zijn omme diezelfde en sonnendage toecomende in de kercke van Veenendael te doen publiceren, waervan ghij ons relatie t’ Utrecht overscicken zult, omme bewaert te worden ende behouden die copye van de ordonnantie bij u voer een memorie. Ende die copye in ‘t plat gescreven bestelt die tot Gosen Gerritsz, vaertmeyster op een plancke, dat se een igelick lesen mach. Ende besiet of die groote ordonnantie ten huyse Gosens voirseid noch hangende is ende indien nyt, wilt ons daervan adverteren, teneynde wij een ander wederomme aldaer mogen bestellen. Voert zoe segt Gosen Gerritsz dat hij zijn officie beter ende neerstiger bedient dan hij tot heer gedaen heeft, opdat wij gheen oersaeck en hebben hem mede of te dancken. Ende belast hem dat hij in vyer weken tijdts naestcomende gheen leege schepen doer ‘t Zandtvoirtsschut in ’t Veen laet comen, tenzij dat hij u yerst haelt ende ghij bij hem sijt ende den scippers elcx voir hooft of vraecht of zij der veengenoten ordonnantiën obediëren ende onderhouden willen. Ende die verclaren jae, dat ghij die aenteykent ende Gosen beveelt dat hij d’zelve doir laet varen. Ende zoe wye alzulcke verclaringe nyt doen en will, dat hij die in ‘t wij laet leggen. Hyermede den Heere bevolen tot Utrecht den XXIIIen augusti anno ‘71
19-9-1571: Aen mijn heeren den president ende andere raeden in den Hove van Utrecht.
Geven oetmoedelick toe kennen die veenraeden der Geldersche ende Renensche veenen hoe dat zij supplianten bevynden bij ‘t slot van de rekeninge voir den veengenoten die voirseide veenen contribuanten

folio 83v
totter Grifte aldaer bij Lubbert van Compostel, cameraer der veengenoten voergenoemd in augusto nu lestleden gedaen, dat diezelve cameraer eene marckelicke summe ten afteren gebleven is ende een staet bij ons gemaect, zoe van den wercken noch meer aenstaende in ’t modderen ende verdiepen van de Grifte als andere die dese toecomende jare noottelick oeck gedaen zullen moeten wesen, mytsgaders die ordinarys salaryssen, zoe van den vaertmeysters als anderen, hebben zij supplianten vermogens zekere octroye ende placate bij desen edelen Hove daerop verleent eenen ommeslach ende uutsettinge gemaect op elcke margen van den ghenen die gelegen zijn in de Geldersche veenen ende op elcke roede breette te midveens gelegen in de Renensche veenen, vijfthien stuvers te betalen binnen XIIII dagen naestcomende omme die t’ employeren tot betalinge ende onderhoudinge van ‘tgene voirseid is. Waervan die cameraer indertijdt ontfanck te maecken ende behoirlicke bewijs ende reliqua te doen gehouden zal zijn, versoucken daeromme die supplianten dat u mijn heeren gelieve die voirseide uutsettinge te approberen ende advoyeren, omme bij hoerluyder cameraer ontfangen, geïnt ende geëxecuteert te mogen werden, volgende d’ ordonnantie daerop gemaect ende bij desen Hove geapprobeert. Dit doende. Opte marge van desen stondt gescreven aldus: ’t Hoff
18-4-1572: Acte gepasseeert voir den gerechte van Renen bij Adriaen Henricsz, wonende in Veenendael.
Op huyden compareerde voer den gerechte van Renen Adriaen Henricsz, wonende in Veenendael in den gerechte van Renen als gecoft hebbende van den erfgenamen van zalige heere Henrick Lijster ende Willem Lijster, gebrueders, zekere stuck veens groot omtrent tweeëndevijftich margen gelijcker bij de maet bevonden zal worden, gelegen in den bedrijve van Renen, genaempt die Helle ofte het yerste lott, streckende over die Grifte daer oestwerts Janna Claes Lijsters weduwe ende Henrick Lijster, zuydwerts Sinte Cunerenwech, westwerts die van Verhuet mit hoiren consorten ende noordtwert die Velue naestgelegen zijn. Welcke veenen volgende d’ octroye de gemeen veengenoten van de

folio 85v
Geldersche ende Renensche veenen, verleent anno LXVI bij Carolus die Vijfte, Roemsche keyser van dien name, onsen alre genadigsten heere, wyens ziel God almachtich genadigen wil, nyt in de gemeen Grifte en kan gebrengen ofte gecrigen, dan alleenlick betalende alle voergaende contributiën, dubbelt volgende ‘t voirseide octroye, zoe is ‘t dat hij comparant voir hem ende zijnen erfgenamen ofte naecomelingen ende gebruyckers derzelver veenen verobligeert heeft ende verobligeert mytsdesen te zullen helpen gelden ende betalen alle contributiën die tot onderhout der Grifte, dijcken, bruggen ende schutten met alle dat daeraen dependeert uutgeset zal worden ende be ruyne die hooftsumme van dubbelde contributie die hij comparant in derzelver qualitee als boven belooft heeft ende belooft mytsdesen te betalen op sess jaren ende termijnen yerstcomende elcke jare een sestendeel. Behalven die jaerlicxe contributiën die uutgeset zullen worden binnen die voirseide sess jaren ende daernae hij comparant oeck mede belooft heeft te betalen als boven als andere veengenoten in elcker tijdt die ommegeslagen zullen
12-8-1572: folio 87
Articulen bij den veenraeden geproponeert den gemeynen veengenoten in den Gelderschen ende Renenschen veenen contribuanten totter Grifte opten open rekendagen gehouden den XII ende XIII augusti anno ‘72
Te committeren tot auditie ende slutinghe der rekeninge Lubberts van Compostel, cameraer, Herman Scerpinck, directeur ende Dirck van Lommeltsz ende Jan Arnt Hugensz, kerckmeysters in Veenendael.
Zijn gecommitteert Arnt Foeijt, Cornelis van Kessel, Floris Holij, ende Gerrit van Aler.

Te eligeren nyeuwe veenraeden.
Zijn geëligeert Jan Boll, Jacob Deell, Arnt Foeyt, Lubbert van Compostel, Cornelis van Kessel, Claes Gerritsz ende Jan Arntsz.

Te eligeren een nyeuwen kerckmeyster.
Is gecoren tot eenen nyeuwen kerckmeyster Cornelis Clerck.

Off die kerckmeysters in Veenendael enige penningen te doen hadden tot

folio 87v
nootlicke saecken van de veenkercke hoe die veenraeden ofte cameraer daerinne doen zullen. Off oeck van den XXIIII gulden die men jaerlicx den coster van Veenendael ministreert, of die dit aenstaende jare bij den cameraer ofte kerckmeesters indertijdt oeck den coster gegeven zullen worden.
Die cameraer zal den kerckmeesters bij advys van den veenraeden mit gelt furneren.

Of men die penningen comende van den ghenen die met nyeuwe octroye in de Grifte comen ende betalen moeten alle voergaende contributiën dubbelt employeren zal tot die dagelicxe gemeyne hooftsumme van dyen op renten zal stellen ende jaerlicx die rente alleen employeren tot behoef der Grifte ende zijnen aencleven.
In state wes te naeste jaer.
19-5-1572: folio 88v
Aen den Coninck.
Thoont ende geeft oetmoedelick te kennen Christoffel van Mondtfoirt hoe dat hij suppliant leggende heeft een geer veens in Elsser maelscap omtrent Prattenborch in Veenendaell onder het bedrijff van de stadt van Renen in de gestichte van Utrecht, daer oestwert naest geveent leyt die wedue van Cornelis van Zijll ende westwert Thomas van Gramaij, zuidtwerts den bergh, noordtwerts die Groote Venloe. Welcke voirseide geer ter plaetze aldaer gelegen is als een triangel. ‘t Is nu zoe dat d’ suppliant d’zelfde geer veens geerne brengen zoude vrij in der Grifte ende dat op zulcke recht als hoochloflicker memorie Carolus Quintus in den jare XLV opten XXIXen martii zijn Majesteyt d’ gemeene geërfden in dezelve poldere geoctroyeert heeft, duerende den tijdt van XXV jaren lanck welcke tijdt al overstreken is. Ende zoe den supppliant d’ voirseide geer veens in der Grifte nyt brengen en kan, tenware dat die Coninklijcke Majesteyt onse alre genadigste heere den suppliant daertoe wilde verleenen behoirlicke octroy in amplissima forma desen aengemarct zoe versoeckt d’ suppliant oetmoedelick dat zijne Majesteyt als erfheere van den lande van Utrechtt hem suppliant dat zoude wille gelieven te octroyeren, teneynde hij suppliant voirseide geer veens vrij in de Grifte zoude mogen genyeten ende gebruycken ende dat op zulcke rechten als ‘t voirseide octroy hier aengehelt vermelt, ‘twelck doende etc. Opte marge stondt gescreven aldus: Lettre advys de ceuz du conseil d’ Utrecht fl a Bruxelles le XVe d’ avril 1572 apres pasques. Noch stondt opte zelve marge aldus: Zij gethoent
19-5-1572: VERVOLG.

folio 89
die veenraeden van de Renensche veenen. Actum t’ Utrecht den XVIen may 1572 ende was onderteykent A. van der Burch. Item noch stondt opte marge gescreven aldus: Die veenraeden vanwegen der gemeyne veengenoten in den Gelderschen ende Renensche veenen, contribuanten totter Grifte aldaer consenteren voer zoeveel in hun is dat den suppliant geoctroyeert worde de voirseide Grifte mede te gebruycken myts dat hij aleer hij mytte turven comende uut die geer veens in dese requeste geruert d’zelve Grifte genyete, passere acte voer desen edele Hove t’ Utrecht of den gerechte tot Renen daer zulcx behoirt dat hij ofte zijne nacomelingen possessoirs van den voirseide veenen betalen zullen alle voirleden contributiën der veenen voerseid dubbelt tot desen daghe toe volgende d’ octroye ende voirtsaen geobligeert zijn te betalen alle alle uutsettingen totter Grifte als andere veengenoten. Actum t’ Utrecht den XIXen may 1572 oerconde mij. Ende was onderteykent Jac. van Nijpoirt. Noch stondt gescreven onder ‘tghene voirseid is: Zij gethoont den suppliant omme te seggen opte voerseide presentatie. Actum t’ Utrecht den XVI juny 1572 ende was onderteykent Scryvers. Noch stondt hyeronder gescreven: Die suppliant verclaert met die voirseide presentatie tevreden te zijn ende d’zelve te accepteren. Ende was onderteykent Christoffel van Montfoort. Noch stondt hieronder gescreven: Volgende de presentatie ende acceptatie fiat advys. Ende was onderteykent : A. van der Burch. Onder stondt gescreven: Gecollationeert

folio 89v
jegens die principale requeste, apostillen, presentatiën ende acceptatiën all onderteykent als boven ende is bevonden daermede t’ accorderen bij mij, onderteykent Van Buijten.
28-7-1572: Acte van verclaringe bij Christoffel van Montfoirt gedaen voir den Hove van Utrecht.
Op huyden compareerde voir den Hove van Utrecht Christoffel van Montfoirt ende verclaerde dat alzoe die gemeene veengenoten van den Renensche ende Geldersche veenen, contribuanten totter Grifte aldaer hem comparant geconsenteert hadden met zekere attestatie onvrije gheer veens die voirseide Grifte te mogen genyeten, myts bij hem passerende acte van conditie van dat hij betalen zoude alle voirleden contributiën van den voirseide veenen dubbel. Ende voirts van alle uutsettingen als ander veengenoten nae breder inhout van acte van ’t voirseide consent. Dat hij daerom voir hem, zijnen erven ende naecomelingen, besitters van de voirseide gheer veens ende nae advenant van dezelve beloofde te betalen alle die contributiën die voerhenen tot desen dage toe over die voirseide veenen uutgeset zijn geweest als volgende den octroye van zijne Majesteyt, nopende ‘t greven ende contributiën van den Grifte bij de Keyserlijke Majesteyt verleent. Beloefde oeck van nu voirtsaen te betalen alle andere contributiën die voirts over die voirseide veenen uutgeset zullen worden als andere veengenoten, contribuanten tot die voirseide Grifte. Verbyndende daeronder zijn persoen ende alle zijne goederen ende

folio 90
alle zijne goederen ende specialicken die voirseide gheer veens, d’zelve submitterende den voirseide Hove ’t gerecht van Renen ende alle andere wetten ende gerechten ende versochte hyerinne gecondemneert te worden. ‘t Welck gehoort heeft hem ‘t Hoff daerinne gecondemneert ende condemneert hem daerinne mytsdesen. Actum den XXVIII july 1572, onderteykent. Van Buijten.

folio 90v Blanco
12-12-1572: folio 91
Verbandtbrieff van d’ weduwe van Henrick Ruijsch omme te contribueren mitten veengenoten etc. ende andere conditiën van den octroye te voldoen.
Ick, Maria van Moudtwyck, wedue wijlen Henrick Ruijsch, doe condt allen luyden, alzoe in den jare XVCXLV stil van Brabant zeeckere geërfde in den veenen gelegen soe in ‘t furstendom van Ghelre als Utrecht vercregen hadde seeckere oude Grifte (eertijts bij wijlen bisschop David in den Renesche veenen begost te graven) tot heure coste soude moegen doen repareren, reynighen ende trecken tot in den uuyterste percelen van zijne Majesteyts veenen gelegen in den bedrijve van Reenen aen d’ een ende Uuytrechtsche zijde ende aen de Zwarte Eeder veenen aen de ander Geldersche zijde exclusive mit conditie onder ander dat dieghene die van de voorseide octroye ende Grifte soude willen genieten, gehouden soude wesen voer Sint Jansmisse vierendetwyntichsten dach van junio als doen eerstcomende te verclaren dat zij ‘t voorseide octroye ende Grifte begeeren te genieten ende gewillich waeren tot coste van dyen te contribueren mit hoeveel mergens ende waer die gelegen waren etc. op pene dat den tijt overstreken zijnde dieghene dye in gebreecke zoude wesen die voerseide verclaringhe te doene ende hun aendeel van den costen te betalen van de voorseide nieuwer Grifte ofte vaert nyet en zouden moghen genieten noch gebruycken dan mits betalende ‘t dubbelt van zoevele als dye goetwilligen daer voeren uuytgeleyt ende verschoten zouden hebben elck nae advenant van zijnen veenen. Ende dat voer Sint Jansmisse vierentwyntichste juny anno zevenenveertich, daeraen volgende, dat oock den voorseide tijt overstreecken zijnde nyemant van degheenen dye alsdan zulcke verclaringe als voeren nyet gedaen en souden hebben, binnen den tijt van vijffentwyntich jaren daernae volgende toegelaten en soude worden om die voorseide Grifte te gebruycken noch oock nae dye voorseide jaren dan
12-12-1572: VERVOLG.

folio 91v
bij expresse consente van zijne Majesteyt mits betalende als voeren dye goetwillige veengenoten ‘t dubbel van den costen dye zij gedragen souden hebben ende dat nae de quantiteyt ende qualiteyt van elcx veenen blijckende bij de eerste brieven van octroy daerop geëxpedieert mits welcken ende dat ick suppliante in den bedrijve van Rheenen ende Elster veenen aen twee percelen seeckeren veenen liggende hebbe, daervan d’een ‘t stuck breet is zessendertich roeden ende mitten overeynde gaende zuytwerts aen Elster bossche ende mitten nedereynde noortwerts aen Emnickhuyser slach, daerboven naestgelegen is Willem de Bruyn ende beneden die d’ eyger van Hildegom plach te wesen ende dat ander ‘t stuck breet sijnde vierendevijftich roeden, aengaende van ‘t bosch tot Amerongen ende affgaende aen Emnickhuyser slach, zijne Majesteyt zuytwert boven ende noortwerts Jacob Petersz erffgenamen naestgelandt zijn, wesende beyde de voorseide parthyen leengoet gehouden van zijne Majesteyt, die welcke bij mijns suppliants vader ende man respectivelijke vergeeten ende versuympt zijn geweest op zijne behoorlijke tijt aen te brengen ende verclaringe te doen. Dat zij mitte zelve de voorseide Grift mede als anderen begeerden te genieten volgende ‘t voorseide octroy waerdeur ick suppliante tot noch toe geëxcludeert sij geweest van ‘t gebruyck van deselve Grifte ofte vaert tot mijne grote schade ende achterdeel. Soe heeft Coninklijcke Majesteyt als hertoghe van Ghelre ende here ‘s landts van Utrecht bij zijne Majesteyts opene brieven van octroy in date den zevensten july lestleden mij geconsenteert, geoctroyeert ende geaccordeert heeft dat ick nae de expiratie van de voorseide vijffendetwyntich jaren van ‘t inhouden des octroys mitsgaders van de Grifte ofte vaert hiervoeren gementioneert sal moegen genieten ende gebruycken als andere goedewillige veengenoten, contribuerende totten selven Grifte, mits denselven goetwilligen veengenoten
12-12-1572: VERVOLG.

folio 92
betalende nae advenant van de qualiteyt ende quantiteyt van mijne voorseide veenen ’t dubbel van de costen die zij om ‘t voorseide octroy ende Grifte gedaen moghen hebben alles naevolgende ‘t inhouden van ‘t voorseide octroy behoudelijk dat ick suppliante in erkennisse ende recognitie van de voorseide octroy gehouden sal wesen te betalen twee oort stuvers van elcke schauwe ofte schepe turffs ‘tzij cort ofte lanck, houdende een hondt die uuyt mijnen veenen deur die Grebbe in den Rijn gebracht sal wordden ende dat in plaetse van een oort stuvers bij den IIIen articule van deselven octroye vermelt ende dat in handen van de rentmeester-generael ‘s landts van Utrecht Loijs van Bueghem oft anderen indertijt zijnde van welcke recognitie wel te betalen als voeren ende de conditiën voorseid te volcommen volgende ende naer inhouden van deselven octroye ick suppliante voornoemd gehouden ben in de camere van der reeckeninge in Den Haeghe te leveren mijne brieven van verbande. Soe eest dat ick suppliante voer mij ende mijne nacomelingen beloeft hebbe ende beloeve mitsdesen de voirseide recognitie van twee oort stuvers van elcke schouwe oft schepe turffs als voeren te betalen in handen van de voornoemde rentmeester indertijt zijnde tot Coninklijcke Majesteyts prouffijte naer uuytwijsen zeeckere verclaringhe die ick geattesteert als ‘t behoort gehouden ben den voornoemde rentmeester telcken t’ exhiberen des noot zijnde ende voorts de conditiën hiervoeren verhaelt in als te volcommen effectueren ende achtervolgen naer behoren. Hieronder verbyndende ende te onderpande stellende die voorseide mijne veenen tot heerlijcke ende reale executie van de Hove van Utrecht. t’ Oirconde van desen hebbe ick dit onderteeckent ende mijnen zoen Jan Ruijsch tot meerder verseeckertheyt van desen mede doen onderteeckenen
19-1-1573: folio 93v
Commissie van den Hove op enne pander omme die huysluiden van Woudenberch ende Rynswoude opte bieden tot die schuyringen van de Rijnwater te stoppen.
‘t Hoff provinciael van Utrecht committeert den eersten pander hiertoe versocht omme van stonden aen te trecken tot Woudenberch ende Rynswoude, ende bij openbaer clockgeslach van Coninklijcke Majesteyts wegen te bevelen den huysluiden van de voorseide dorpen, dat zij hemluyden mit haer schouten terstont laten vynden tot Emnichuysen op de Groupe bij zeeckere gedeputeerden van den veenraden aldaer wesende, mede nemende goede schuppen, spaden ende andere notelijcke gereetschap, omme mit die voornoemde gedeputeerde ende andere veenluyden mit alle neersticheyt te helpen stoppen zulcke schuyringen als aldaer deur het gewelt van het Rijnwater gevallen sijn ende noch soude moegen vallen ende dit al op peyne van arbitrale correctie, authoriserende de voornoemde schouten omme den huysluyden voer ende mit hun te nemen, ten fyne als boven. Actum t’ Utrecht den XVen january 1573. Onderteyckent A. van der Burch. Hieronder stondt gescreven aldus: Edele vermogende heren ten versoucke van Jacob Deel ende gemeen veenraden hiervoerens verhaelt, heb ick pander onderschreven mij getransporteert op den XVIIen january XVCLXXIII aen de gerechte van Woudenberch ende aen de schoute ende enige van de gerechte van Rijnswoude, hebbe hemluyden bevolen als in de voirseide commissie die mijn antwoerden ‘t beveel t’obediëren ende haer beste te doen. Oircondt mij. Ondertekent Ja. Nichtevecht. ‘t Hoff van Utrecht ordonneert Jacob Deedel als medeveenraden te betalen Jan van Nichtevecht, pander in den Hove van Utrecht voirseid uuyt saecke dat d’ voornoemde Nichtevecht deur scriftelijcke commissie van de voorseide Hove ende beveel van
19-1-1573: VERVOLG.

folio 94
Jacob d’ Eedell voorseid gereyst is opten XVIIen january XVCLXXIII aen den gerechte van Woudenberch mitsgaders aen den schout ende enige van den gerechte van Rijnswoude, hebbe hemluyden vanwegen Coninklijcke Majesteyt bevolen dat zij hemluyden terstondt laten vynden tot Emnichuysen op de Groupe bij zeeckere gedeputeerde van den veenraden aldaer wesende, mede nemende goede schuppen, spaden ende ander gereeschap omme mit dye voornoemde gedeputeerde ende andere veenluyden mit alle neersticheyt te helpen stoppen zulcke schuyringen aldaer deur het gewelt van het Rijnwater gevallen sijn ende noch soude mogen vallen. Ende dit al op peyne van arbitrale correctie heb mede die voorseide gerechte ende schout copie van de commissie gelevert op mijnen costen, voer ‘tselve te doene, (zoe ‘tselffde haestich gedaen most wesen) zeven dachgelden elcx tot thyen stuvers ‘s daechs, ‘t sal d’ voorseide deel in rekeninge gepasseert worden daer ende als ’t behooren zal. Actum t’ Utrecht den XIXen january XVCLXXIII. Op de marge van desen stondt aldus: Sij gethoent den veenraden omme hierop te seggen. Actum XIX january 1573, onderteyckent, G. Scrijvers. Daernae stondt gescreven aldus: Omme mijn edele heren van den Hove te onderrechten wat van dese saecken es, zoe is te weeten al is ‘t dat Jacob die Eedel uuyten naem van den veenraden ter presentie van den borgemeesters van Rheenen, mijn edele heren van den Hove van Utrecht geadverteert heeft den overloep ende inbreeck des Rijndijcx tusschen Wagheningen ende dye Grebbe, daer durch de landen ende veenen tusschen Heymen ende Ameronger berghen ende de Veluwe gelegen ganselick verdrenct ende ondergeloepen sijn, sulcx dat het water over Coninklijcke Majesteyts vullinge ende uuytgegraven veenen
19-1-1573: VERVOLG.

folio 94v
doer drye ofte vier wijcken sijnen cours genomen heeft nae de Emnichuyser Groupe ende voorts deur dye beecken nae Woudenberch ende Amersfoirt, daervan geschapen is dat het water een schuyringe soude maken tot verderffenisse ende schade van den landen daerontrent gelegen ende waerop mijn edele heren geordonneert hebben dat bij enen pander van desen Hove tot Woudenberch ende Rijnswoude dye huysluyden bij clockgeslach belast zoude worden d’selve schuyringe te stoppen volgende d’ acte daervan zijnde hier aengehecht. Nu is ‘t dat den pander aen die veenraden sijn salaris is versouckende, ‘twelck bij geheel Eemlandt ofte bij die van Woudenberch ende Rijnswoude behoort betaelt te worden, als dieghene die deur sulcken overval beschadicht mochten worden, want die inwoenders van Veenendael bij het stoppen van de voorseide overval grotelijk beschadicht werden ende bij het deurlopen van de water ontlast ende verlicht werden. Ende is ‘t bij alsoe dat mijn edele heren den veengenoten ordonneren d’ oncosten van desen te betalen. Soe gheeft men hemluyden een oirsaecke dat zij u mijn edele heren als dye hoochste oevericheyt van ‘t gemeen landt gheen waerschouwinge van enich ongeval en sullen dorven doen. Mer sullen mijn heren wel doen ende ordonneren den maerschalck van der Eem van Eemlandts wegen ofte den schouten van Woudenberch ende Rijnswoude (zoe zijluyden bij den overval beschadicht worden) dit te betalen. Daernae stondt aldus: d’ Suppliant persisteert bij sijn versouck ende commissie ende versouckt alsnoch taxatie. Daernae stondt weder aldus: ‘t Hoff ordonneert de cameraer van de veenraden desen pander te betalen drye gulden. Actum t’ Utrecht den XXVIen january 1573. Onderteyckent G. Scrijvers. Hieronder stondt noch: Desen drye gulden hebbe

folio 95
ick ontfangen uuyt handen van Lubbert van Compostel, cameraer voirseid. Bij mij ondertekent Ja. Nichtevecht.
25-9-1572: Requeste den Hove gepresenteert omme t’ hebben approbatie opte uuytsettinge van XV stuvers op elcken mergen bij den veenraden uuytgeset den XVIen augusti anno XVCLXXII.
Aen mijn heren den president ende andere Raden in den Hove van Utrecht. Gheven oetmoedelick te kennen die veenraden der Geldersche

folio 96
ende Reenensche veenen dat sij supplianten nae den openen reeckendach der Geldersche ende Reenensche veengenoten gehouden in augusto lestleden, vergadert sijn geweest om staet ende uuytsettinghe te maken van ‘tghene de voorseide veengenoten notelick aenstaende was ende gedaen moste wesen, hebben sij supplianten vermogents seeckere octroye van Coninklijcke Majesteyt mit placcaet ende ordonnantie bij desen edele Hove daerop verleent, een ommeslach ende uuytsettinghe gemaect op elcke mergen der Geldersche veenen ende op elcke roede breette te midtveens der Reenensche veenen, vijfthien stuvers te betalen bynnen veerthyen daghen om te employeren tot onderhoudinge ende betalinge van de saecke in dese aengehecht acte gementioneeert waervan de camelair indertijt behoorlijke ontfanck maecken ende bewijs ende reliqua te doen gehouden sal zijn. Versouckende d’ commissie die supplianten dat u mijn edele heren gelieve d’ voorseide uuytsettinghe te approberen ende anoyeren omme bij heurluyder camerair ontfangen, geïndt ende geëxecuteert te mogen worden, volgende d’ ordonnantie daerop gemaect ende bij desen edele Hove geapprobeert. Dit doende etc. Onderteyckent T. de Herdixvelt. Opte marge stondt aldus: ’t Hoff committeert mr. Jan van Lent, raedt omme hem te informeren op d’ inhouden van desen ende den Hove rapoert te doen. Actum XXV septembris 1572. Onderteyckent G. Scrijvers. Daernae stondt aldus: Gesien d’ informatie van de commissaris ende gehoort zijn
12-8-1573: folio 99
Articulen bij den veenraden geproponeert den gemeynen veengenoten in den Gelderschen ende Reenenschen veenen contribuanten totter Griften opten open reeckendagen gehouden den XIIen ende XIIIen augusti anno 1573.
Te committeren tot auditie ende sluytinge der reeckeningen Lubberts van Compostel, camerair, Herman Scerpinck, directeur, Jan Aertsz ende Cornelis Clerck, kerckmeysters in Veenendael.
Sijn gecommitteert Jan Boll, Aernt Foeijt, Floris Holy, ende Wouter van Leuwen.

Te eligeren nieuwe veenraden.
Sijn geëligeert Jan Bol, Jacob die Eedel, Aernt Foeyt, Lubbert van Compostel, Claes Gerritsz, Jan Bogart den jongen ende Jan Aerntsz.

Te eligeren enen nieuwen kerckmeesters.
Bij Cornelis Clerck sijn officie gecontinueert, is tot enen nieuwen kerckmeyster geëligeert Oth Jelisz.

folio 99v
Alzoe die veenraden menichmael deur heuren gecommitteerden, den dijckgraeff ende heemraden van Waegeningen hebben doen aengeven ende versoucken dat zij mede tot die reparatie van den sluyse in den Gribben soude willen verstaen daerop sij alsnoch geen antwoerdt gegeven en hebben, nyet jegenstaende dat zij bij die Cancelrije van Aernhem daertoe vermaent sijn overmits het suppliceren van de veenraden wat provisie dat men tegens heurlieder versoucken zal, zoe die reparatie notelick gedaen moet sijn om meerder schade te schutten.

Is gesloten dat men aen mijn heren den Canceller ende Raden sal iteratieve brieven versoucken ende in de requeste protesteren van costen, schaden ende interesten, begerende parthije bevolen worde te obediëren ofte die redenen over te scrijven ofte bij gebreecke van dyen dat men daerinne ordonneren sal naer behoren.

Item dat men die uuytgegraven veenen voortaen nyet en sal weeten te executeren voor haer omslaegen ende uuytsettingen zoe sij geen turff aff en brengen ende de veengenoten ordonnantie nyet claer
12-8-1573: VERVOLG.

folio 100
genouch mede en brengt waeraen men zal excuteren. Off nyet van node wesen en zal van Coninklijcke Majesteyt te vercrijgen octroye daerbij die Majesteyt verclaert d’selve veenen geypothequeert te zijn voor de uuytsettinge ende dattet zijn overa realia dye voor alle schulden geprefereert behoren te wordden.

Is geresolveert dat men dese octroye ofte provisie van de Majesteyt als in den text voerderen zal.

Off die kerckmeesters in Venendael enige penningen te doen hadden tot notelijcke zaecken van der veenkercke, hoe dye veenraden ofte camerair daerinne doen zullen ende oock van de XXIIII gulden dye men jaerlicx den coster van Veenendael ministreert, off dye dit aenstaende jare bij den cameraer oft kerckmeesters inder tijt den coster oock gegeven zullen worden.

Dye camerair sal bij advys van de veenraden den kerckmeesters furneren mit

folio 100v
penningen tot notelijcke reparatie ende voer zoe veele aengaet den coster, zoeverre anno LXXIIII die ploeghen graven naer ouder gewoenten zal hem moeten behelpen mit sijn ordonnantie als hij plach te hebben ende bij soeverre die ploegen nyet sunderlings en graven, sullen die kerckmeysters hem voor de XXIIII gulden geven achtenveertich gulden.

Off men die penningen, comende van deghenen die mit nieuwe octroye in de Grifte comen ende betalen moeten allen voorgaende contributiën dubbelt, employeren sal tot dye dagelicxe gemeyne wercken van der Grifte, off dat men die hooftsomme van dyen op renten sal stellen, ende dye jaerlicxe renten alleen employeren tot behoeff der Grifte ende sijnen aencleven.

Is gehouden in state tot den naeste jare alzoe daervan noch zunderling geen penningen inne gecomen en sijn noch apparentelijk inne comen en sullen.
8-1573: Aen mijn heren die stadtholder, Cantzeler ende Raden van Coninklijcke Majesteyts furstendom van Gelre ende Graeffschap van Zutphen.
Geven in alder reverentie te kennen die veenraden van den Rheensche ende Geldersche veenen, hoe dat van ouden tijden ende langer dan mensche memorie gedencken mach, in de Grebbe op den grondt van de landen van Utrecht in den bandijck

folio 103
gelegen heeft een sluyse, waerduer dye landen gelegen onder den bedrijve van Wageningen, Bennichem, Ede, Manen, Velthuysen ende Doesborch an de Geldersche, ende dye landen onder den bedrijve van Reenen sorterende an de Utrechtsche zijde, hoerluyder water loesen ende altijts geloest hebben in den Rhijn ende hebben om deswille die voorseide sluyse oock tot gemeen costen onderhouden. Ende alsoe in den jare vijftich ende eenendevijftich lestleden die voorseide sluyse van ouderdom bijnaer geheel vergaen was alsoe dat van node was die te vernieuwen, ende een ander in de plaetsche te leggen, ende dat die geërffden in den voorseide veenen die mede haerluyder water doer d’ voorseide sluyse loesen wel begeerden nyet alleen dat die voorseide sluyse vernieut maer oock verhoecht ende vergroot soude worden, teneynde dat die turffschepen te bequamer daerdoer uuyt ende in den Rhijn souden moghen comen. Ende dat het binnenlandts water te schielicker daerdoer aff soude mogen schieten, soe sijn dien aengaende verscheyden communicatiën gehouden tusschen die veengenoten ter eenre, ende die geërffden in den landen van Ghelre ende onder Rhenen ter andere zijden. Alsoe dat eyntelick verdragen is, dat die oude sluyse wech genomen ende een nieuwe in de plaetsche geleyt soude worden die die veengenoten t’ hoerluyder pericule souden doen maecken ende volgende seecker besteck opleveren. Daertoe dye supplianten genieten souden die oude sluyse ende souden die van de landen van
8-1573: VERVOLG.

Ghelre bovendyen noch geven die somme van hondertvijfendedertich gulden ende dye van Rheenen souden daertoe geven op elcke mergen tot negenhondert toe drye stuvers. Ende soeveel het onderhandt anginck, soe van de voorseide als allen anderen sluysen dye naemaels gemaect souden mogen worden souden die supplianten

folio 103v
bij manieren van provisie draghen het gerechte derdendeel naer breder inhoudt van de contracten tusschen die supplianten ende die geërffden in den lande van Gelre gemaect in date den IXen february anno 1551 ende mit die geërffden van Rheenen gemaect den XXIIen january anno XVCLI daer van copie hierbij gevoecht is. Ende so bij ’t accordt mit dye van Rheenen gemaect, nyet uuyterlijck op ‘t onderhoudt van de voorseide ende andere sluysen geresolveert was, soe is eyntelick dyen aengaende opten XXIIIIen marty anno LXXI lestleden een ander uuyterlick verdrach mitte selve van Rheenen gemaect. Nu is ‘t soe dat die voorseide sluyse als meer dan twyntich jaren gelegen hebbende seer oudt ende gebreckelick es, waerdeur dye gemeen landen lichtelick in grote schade comen souden, merckelick so men bij experiëntie (Godt betert) bevyndt ende die naeste twee off drye jaren gesien heeft dat dye wateren van de Rhijn alle jaer hoogher ende hoogher worden, alsoe dat nyet alleen van noode soude wesen die sluyse te verstercken, mer oeck den dijck te verhogen. Ende hoewel dat om deswille wel van node soude wesen die voorseide sluyse te vernieuwen soe hebben nochtans die supplianten om in desen benauden tijde dye costen voor soeveel mogelick es te vermijden d’ voorseide sluyse bij meesters tymmerluyden doen besichtigen dye hem laten duncken dat indyen men die voorseide sluyse dede verplancken ende mit nieuwe schoeynghe verstelden, die vloegels vernieuden ende enige andere gebreecken repareerden, dat die noch wel X, XII off meer
8-1573: VERVOLG.

jaren goet ende bruyckbaer blijven soude, van ‘twelck die supplianten soe in den voorgaende als desen jegenwordighen jare den rechter off dijckgreeff mit enige heemraden tot Wageninghen geädverteert hebben ende omme alle

folio 104
periculen ende inconveniënten te verhoeden versocht dat zijluyden yemanden souden willen deputeren die mit den gecommitteerden van de landtgenoten tot Rheenen ende dye supplianten soude adviseren ende concluderen hoe ende in wat manieren men dye voorseide gebreecken remedieren soude. Ende hebben sij supplianten daertoe gepresenteert die costen die tot die voorseide reparatie van node wesen sullen bij provisie te verschieten mits dat die landtgenoten terstont naedat die voorseide reaparatie volmaect soude wesen haerluyden quote betalen souden naer behoren, welcke presentatie oock bij den dijckgraeff, heemraden ende landtgenoten van Rheenen geaccepteert is geweest, die alsulcx oock één uuyt hemluyden gedeputeert hebben, die ‘t voorseide werck sal helpen dirigeren, ende hebben oock acte verleent van de penningen t’eynde die volmaeckinghe van ‘t werck te zullen restitueren, mer wes vervolch die supplianten gedaen hebben aen den dijckgraeff, heemraden ende geërffden van Waegeningen en hebben nochtans an eyntelijk antwordt nyet konnen geraecken, sulcx dat doer haerluyder tergiversatie die somer soeverre verlopen es, dat zeer te beduchten es dat tensij cortelijk hierinne versien worde den bequamen tijt omme sulcke werck te maecken verlopen sal indervoughen dat doer dyen desen toecomenden wynter wel enich imbreeck soude moghen comen. Waeromme die supplianten oock geoorsaect sijn geweest te protesteren dat indyen deur faulte van den voorseide reparatie enich imbreeck ofte schade geschieden, dat die voorseide van Wageningen daervan oorsaecke wesen sullen ende dat sij supplianten alsulcx haerluyder schaden op hemluyden dencken te verhalen, gelijck sij daervan noch protesteren bij desen.
8-1573: VERVOLG.

folio 104v
Alle ‘twelck aengemerct versoucken die supplianten dat u edele gelieve den voorseide dijckgraeff ende heemraden van Wageninghen te ordonneren ofte andersins te onderrichten, dat sij yemanden committeren die mit den gedeputeerden van de supplianten ende landtgenoten van Rheenen verstaen tot die voorseide reparatie, het coopen van houdt, plancken, hueren van tymmerluyden, grevers ende alles anders wes daertoe van node wesen sal. Dat sij oock opbrenghen haerluyder quote van de penningen daertoe van node, off indyen sijluyden begheren t’ accepteren die voorseide presentatie ende dat die supplianten die penningen bij provisie verschieten dat sij in sulcken gevalle den supplianten acte verleenen daer bij sij verseeckert mogen sijn van de restitutie van haren penningen, soe haest die voorseide reparatie gedaen sal sijn. Ende evenverre sijluyden tot des onwillich souden moghen wesen, dat u edele in sulcken gevalle gelieve yemanden ex officio ten fyne voorseide te committeren, die sulcx tot costen ende lasten van de voorseide dijckgrave ende heemraden doen sal. Doende die penningen daertoe van node bij den drost van Waegeningen ofte yemandts anders verschieten op sijn gewin van de derden penninck hem authoriserende d’selve weder op den landen onder den bedrijve van Waegeningen mit sijn toebehoren leggende, realick ende mitterdaet te moghen verhalen, ofte anders hierinne te willen tot gemeen landts prouffijt ordonneren ende versien soe mijn heren sullen bevynden te behoren opdat ‘t gemeen profijt doir onwillicheyt van enige nyet verachtert en worde, ‘tselve doende, etc.

folio 105Leeg
8-1573: folio 105v
Aen mijn heren die stadtholder Cantzelair ende Raden van den landen van Ghelre ende graeffschappe van Zutphen.
Gheven mit behoorlijcken reverentie te kennen dye veenraden van de Gheldersche ende Rheensche veenen hoe dat sij supplianten in den jare XVCLXXIII in junio u edele gepresenteert hebben zeecker requeste daerinne /(marge:) zij henluyden beclagen van den onwillicheyt daerinne/ dijckgrave ende heemraden van Waegeninghen sijn van met hemluyden te repareren ende maecken dieselve sluyse in de Grebbe bij Rheenen leggende, daertoe sij nochtans gehouden sijn volgende heurlieder contracte mitten geërffden in de veenen eertijts gemaeckt, tot grote schade ende achterdeel van de supplianten ende gemeenen geërffden in den landen. Welcke supplicatie mit seecker stucken daerbij gevoecht, bij seecker u edele missive van de achten van de voorseide maent juny geschict is an den dijckgraeff ende heemraden van Wageninghen teneynde sij der supplianten versouck in den voorseide supplicatie gedaen, souden furneren. Ende es hemluyden die voorseide missive gelevert geweest bij den gesworen bode van Rheenen op den [niet ingevuld] van deselve maent. Ende hoewel die voorseide dijckgraeff ende heemraden van Wageningen hemluyden wel hadden behoort naer u edel beveel gerequleert t’ hebben, soe sijn sij nochtans van desen te doen in weygheringhe ende gebreecke gebleven alsoe dat deur dyen die voorseide sluyse voor den voorleden jare ongerepareert gebleven es, waeromme geheel notelijk es dat dieselve sluyse naer uuytwijsen ‘t besteck daervan gemaect voor dese jegenwordige
13-8-1573: folio 106v
Missive van Canceller ende Raeden t’ Aernhem aen dijckgreve ende heemraden tot Waegeningen.
Erentfeste eerbare und frome besundere guede vrunden wes wij hier bevoerens des achsten juny des voorledenes jaers LXXIII aen de burgermeesteren, schepenen und Raedt der stadt Waegheninghen off aen uluyden dient behoirden zolde ten versoucke der veenraden van de Geldersche ende Rheenensche veenen hebben gescreven sullen gijluyden uuyt copiën desselven onses scrijvens und oirer supplicatie doen gepresenteert hierinne versloten, vernemende und dyewijle nu evenwael sulcken bevelen nyet naegeleeft noch op oire claeghen versien sye worden, soedat zij derhalven yetz andermael aen ons suppliceren als uuyt oirer supplicatie mede hierinne versloeten toe spueren is. Den nae vanweghen Coninklijcke Majesteyt tho Hispaniën etc. onses alre genadige heren, onse gesynnen dat gijluyden alnoch verschaffen ‘tzij aen de geërffden off anderen dye gijluyden vermeynen dat daerop geroepen und gehoirt behoren te worden dat dye versochte reparatie ter sluysen geschie ende bij id gebreck und onwillicheyt van enige der gemeyner landen mit und waelfaert nyet en worde behyndert uluyden nyet verhalen ende dat sunst wij in stadt hooger overicheyt op wijdere aenhalden der supplianten selff daerinne genodicht sullen worden te versien als wij dan bevynden sullen te behoeren und wij bevelen u den almechtigen. Gescreven tho Aernhem den XXVIIIen juny XVCLXXIIII. Cantzeler etc. d’ Opscrifte dem erentfesten, eerbaren und fromen dijckgraeff, voorts sementlijcke heemraden toe Waegeningen, onsen besunderen gueden vrunden, sampt und besunder
2-9-1574: folio 107v
’74
Articulen bij den veenraden geproponeert opten gemeenen reeckendach der veengenoten van de Gelderschen ende Rheenensche veenen, contribuanten totter Griften gehouden opten eersten ende IIen septembris anno XVC vierendetzeventich.
Eerst te committeren tot auditie ende sluytinge der reeckeningen Lubberts van Compostel, camerair, Herman Scerpinck, directeur ende Cornelis Clerck mit Oth Gillisz, kerckmeysters.
Sijn gecommitteert Jan Boll, Jacob die Eedel, Claes de Groot ende Wouter van Leeuwen.

Item te eligeren nieuwe veenraden.
Sijn geëligeert Jan Boll, Jacob die Eedel, Aert Foeyt, Lubbert van Compostel, Jonge Jan Bogart, Claes Gerritsz ende Jan Aertsz.

Item te eligeren enen nieuwen kerckmeester.
Bij Oth Gilisz gecontinueert is gecoren Evert Gerritsz.

Item alsoe die veengenoten interative supplicatie aen Canceller ende Raden in Gelderlandt overgegeven hebben om dijckgraeff ende heemraden van Wageningen

folio 108
te doen verstaen tot dye reparatie van den sluyse in der Gribbe waerop de veenraden geen antwoordt gecregen hebben, ende vermits te beduchten was dat den saisoene om sulcken werck te maken verbij soude gaen als ’t jaer voorleden gedaen is, daer grote perykele aff te verwachten waer ende mede gemerct, dat dijckgraeff ende heemraden van Rheenen (In wyens ban d’ voorseide sluyse gelegen is) willich waren d’ voorseide reparatie voer hoer contingent te laten maecken, hebben die veenraden d’ voorseide reparatie bij provisie laten doen volgende d’ apostille ende overcomen van ‘t jaer van LXXIII als blijct in ‘t Xe veenregister folio 93. Nu hebben mijn heren te overleggen hoe sij geraken sullen tot remboursement van de verschoten penningen.
Hierinne sal men doen achtervolgende d’ apostillen opten reeckeninghen van de camerair Compostell ende Scherpinck, directeur.
Item off men den penningen comende van den gheenen dye mit nieuwe octroye
6-5-1574: Copie van de supplicatie bij den Cathuysers buyten Utrecht geëxhibeert.
Suppliceren mit alder ootmoedicheyt te kennen gevende die prior ende gemeen conventualen van de Cathuysers woenende buyten Utrecht, dat sij supplianten bij Emmichuysen in uwe Majesteyts lande van Utrecht leggende hebben seecker quantiteyt van mergentalen velts ende veens, daervan enige (als t’ weeten twyntich margen) bij sententie van den Hove provinciael van Utrecht verclaert sijn mede te mogen genieten ende gebruycken bisschop Davidts Grifte bij eenige veengeërffden aldaer doen graven vermogents het octroye daer op verworven van date den XIIen marty anno XVCvijffendeveertich. ‘t Es oeck soe dat sij supplianten contigue ende annex den XX mergen veens voorseid noch leggende hebben ontrent vijftich mergen, den affgrift van dewelcke sij supplianten wel souden vercoft weten soeverre die turff uuyte zelve veenen gegraven deur de voorseide Grifte mede

folio 111
gevuert ende georbaert soude mogen ‘twelcke worden, ’twelck hemluyden niet geörloft en is zonder alvoorens van uwe Majesteyt to dyen eynde geïmpetreert te hebben behoorlijk consent ende octroye. Aengesyen dan kennelijk (Godt betert) ende notoir is dat sij supplianten mit meer andere religieusen op desen lamentabile oproerige tijt seer benaut zijn ende heurluyder jaerlicxe incompsten van uwe Majesteyts rebellen ende vijanden in allen landen opgebeurt worden, soe en weten sij supplianten niet waermede sijluyden hem scamelijk sullen mogen onderhouden tensij saecke hemlieden ’t gundt voorseid is
6-5-1574: VERVOLG.

gracieuselicken geaccordeert werdt. Desen aengemerct versoucken die supplianten seer ootmoedelijk dat uwe Majesteyt als erffheere der landen van Utrecht gelieve henlieden te octroyeren ende uuyt sunderlinge gracie ende faveur te consenteren dat sij d’ voorseide vijftich mergen veens ofte daerontrent in die voorseide Grifte mede sullen mogen genyeten ende gebrucken ende dat op alsulcken rechten als het voorseide octroye (daervan copie autentycque aen desen gehecht is) vermeldende is, doende hemlieden daertoe expedieren behoorlijke brieven van octroye in amplissima forma. ’t Welcke doende sullen sij supplianten zeer ernstelijk Godt almachtich bidden dat uwe Majesteyt mach obtineren triumphe ende victorie tegens uwe Majesteyts vijanden etc. In margine stondt geappoincteert: l’adnium de l’archevesque et ceuls du conseil á Utrecht respectiven fiat en Anvers

folio 111v
le XVIIIen de mars 1573. Ondertekent De la Torre. Noch volchden hiernae: Sij gethoont den gedeputeerden hooffden van de veengenoten omme hierop te seggen sulcx sulx als sij te rade vynden sullen ende dat metten eersten. Actum t’ Utrecht den XXVIIen aprilis 1574. Ondertekent Scrijvers. Hieronder stondt aldus: gecollationeert ende bevonden mit d’ originale accorderende waervan de vertoninge ende inschrijvinge gedaen is aen Jacob Deedel voor hemselven ende d’ weete oeck accepterende voor d’ andere gedeputeerden hooffden van de veengenoten voorseid ten fyne als voorren opten VIen may 1574. Bij mij ondertekent: G. Viana.
8-11-1574: Antwoordt oft ’t seggen van de veenraden op de voorseide requeste.
Omme cortelijk vanweghen die geswoeren veenraden van de Reenensche ende Geldersche veenen gerequireerden te seggen op seecker requeste den Coninklijcke Majesteyt gepresenteert op den naem van de prior ende gemeen convente van de Cathuijsers buyten Utrecht supplianten, versouckende dat zijluyden dye Grifte in de voorseide veenen gegraven zouden mogen gebruycken mit vijftich mergen boven XX mergen veens, mit diewelcke sijluyden bij sententie van de ove van Utrecht toegelaten sijn die voorseide Grifte te gebruycken ende dat achtervolgende ’t octroye in deselve requeste breder aengetogen.

Seggen die gerequireerden eerst voor soeveel dye twyntich mergen aengaet dat wel

folio 112
waer es dat bij sententie van de Hove provinciael van Utrecht verclaert es dat die requiranten mit dieselve XX mergen mede soude mogen genyeten bisschop Davidts Grifte, achtervolgende ‘t voorseide octroye.
Mer alsoe die gerequireerden sustineren dat mijn heren van den Hove van Utrecht hemluyden (te spreecken onder behoorlijke reverentie ende behouden die eerweerdiche van denselven Hove) groffelicken geäbuseert ende geërreert hebben ende dat seer enormelijk bij de voorseide sententie gegraveert sijn.
Soe hebben sij requiranten van deselve sententie van uwe Majesteyt verworven provisie van revisie ende propositie van erreur in forma die te werck doen stellen ende daerinne geprocedeert tot evangelizatie van den zaecken toe excluys.
Fonderende d’ voorseide revisie principalijk uuyt verscheyden pregnanten middelen alse eerst dat het octroye alleenlijk geïmpetreert es voor de Rheenensche ende Geldersche veenen ende nyet voor enige veenen dye buyten
8-11-1574: VERVOLG.

folio 112v
den bedrijve van Rheenen ofte landen van Geldre gelegen sijn.
Ende sulcx vermelt ‘t voorseide octroye dat dye geërffden van de voorseide veenen mitten eersten als ‘t hemluyden gelegen soude wesen bij hemselven tot costen van haerluyder veenen alleen sonder uwe Majesteyts veenen daermede enichsins te belasten dye oude Grifte van bisschop David soude mogen repareren ende voorts mit nieuwe delvinge volmaecken ende taecken tot in de uuyterster perceelen van zijne Majesteyts veenen gelegen in den bedrijve van Rheenen aen die één ende Utrechtse zijde ende tot aen die Zwarte Eeder veenen aen de andere ende Geldersche zijde exclusive.
Nu en sal men nyet bevynden dat dye veenen van den requiranten onder den gerechte ende jurisdictie van Rheenen gelegen sijn.
Mer sijn gelegen onder dye jurisdictie ende heerlicheyt van Rijnswoude.
Ende sulcx en sijn oeck nyet gelegen bynnen dye limiten bij ‘t voorseide octroye gedesigneert

folio 113
ende consequentelijk en kan ‘t voorseide octroye tot hemluyden niet geëxtendeert worden.
Te min dat die gerequireerden verbonden sijn aen de landtgenoten van Rheenen ende Waegeninghen dat zij ter oersaecke van ‘t graven ende gebruyck van de voorseide Grift mit geen meerder water op haerluyder landen en souden beswaert worden dan sij van oudts geweest sijn, ofte souden bij fault van dyen gehouden wesen den voorseide landtgenoten bij den water beschadicht wesende alle schaden ende hynder bij haer selfs versuym niet toecomende op te rechten ende te betalen. Ende dat die voorseide landtgenoten ter cause van dyen die torffschepen mitten torff, mitgaders dye veenen daervoor souden mogen arresteren, aenspreecken ende vervolgen voer enige van uwe Majesteyts Raden in Gelderlandt oft Utrecht, off oeck mit den landtrechten daer het den clachtigen believen ende behoren soude.
8-11-1574: VERVOLG.

Nu is ‘t soe, dat die landen ende veenen van Emmichuysen den requiranten toecomende van allen ouden tijden waterloesinge gehadt hebben ende noch jegenwordelijk hebben deur die Groepe

folio 113v
in der beecken naer Amersfoort toe ende nyet doer die voorseide Grifte van Bisschop David in den Rhijn.
Waeromme indyen den requiranten toegelaten soude worden haren torff deur die voorseide Grifte in de Rhijn te brengen, hemlieden mede toegelaten soude worden haerluyder water dat als voorseid es deur die beecke naer Amersfoort plach te lopen deur die voorseide Grifte in den Rhijn te loesen.
Ende soe ‘tselve soude wesen contrarie die voorseide voorwarden ende den ouden cours van ‘t water.
Soe souden die gerequireerden apparentlijk daerdoer grote schade lijden ende in sware processe comen mit die voorseide landtgenoten van Rheeenen ende Wageningen gelijck sijluyden in voorgaende tijden uuyt veel minder oersecke jegens die voorseide landtgenoten sware processen hebben moeten sustineren, oeck voor uwe Majesteyts Secreten Rade ter cause dat zij wilden pretenderen dat dye gerequireerden hemluyden met vreemde wateren waren belastende, welcke processen hemluyden gerequireerden over drye duysent carolusgulden gecost hebben.
Sulcx dat alwaer ‘t sijluyden gerequireerden den

folio 114
requiranten souden willen toelaten ‘tselve in heurluyder macht nyet wesen soude sonder daertoe te hebben consent van de voorseide landtgenoten van Rheenen ende Waegeninghen.
Desen behalven soe en hebben die requiranten tot gheenen tijden meer veens aengebrocht gehadt om doer die voorseide Grifte te gebruycken dan allen twyntich mergen nyet jegenstaende dat sijluyden in den bedrijve van Emmickuysen leggende hebben omtrent tweehondert merghen velts ende veens.
Welcke tweehondert mergen sijluyden in ’t geheel behoorden aengebrocht t’ hebben gehadt indyen sijluyden die Grifte hadden willen gebruycken.
8-11-1574: VERVOLG.

Soe dye goetwillige veengenoten dye tot de Grifte hebben willen contribueren, ende d’selve mit haerluyder veenen gebruycken nyet allen gecontribueert hebben voor een deel van haerluyder beste ende diepste veenen.
Mer hebben gecontribueert voor den geheelen masse van haerluyder veenen, soewel velden, onlanden, sanden berchlanden daer geen ofte seer weynich turven in waren

folio 114v
als andere goede veenen.
Want indyen het anders hadde moegen wesen, soude een yegelijcke nyet dan voor een deel van sijn beste ende diepste veenen hebben willlen contribueren, ende souden consequentelijk die Grifte onvolmaect gebleven hebben.
Want in sulcken gevalle niet mogelick geweest soude hebben die grote ende excessive costen die tot ‘t maecken, repareren ende onderhouden van de Grifte met aencleven van dyen van node sijn geweest te vervallen.
Waeromme dat dye gerequireerden gesustineert hebben ende alsnoch sustineren dat die requiranten in alle gevalle tot ‘t gebruyck van de voorseide Grifte niet toegelaten sullen worden dan mit contribuerende niet alleen voor twyntich off vijftich mergen mer voor die geheele tweehondert mergen off soeveel min off meer als men bevynden sal mogen die masse van haerluyder velden ende veenen groot te wesen ende in den hoeffslach te leggen.
Ende dit al in sulcker forme ende maniere als andere veengenoten gedaen hebben.

folio 115
Ende gelijck oeck veel anderen die bynnen vijff off zes jaren van uwe Majesteyt octroye verworven hebben om totter gebruycke van den Grifte toegelaten te worden, ‘t dubbel van alle voorgaende contributiën hebben moeten betalen soewel voor haerluyder velden, onlanden, berchlanden totten veenen behorende, als voor ‘t beste van haerluyder veenen.
8-11-1574: VERVOLG.

Waerduer nochtans die pachters van uwe Majesteyts veenen ende anderen grotelicx geïnteresseert souden wesen soe sijluyden in ’t verpachten van den veenen van uwe Majesteyt regardt genoimen hebben, datter geen anderen veenen doer die voorseide Grifte gebruyckt en soude mogen worden dan diegeene die onder die limiten van ’t voorseide octroye begrepen waren.
Want indyen sijluyden geweeten ofte gepresumeert hadden dat men ander ende merckelijk mede der requiranten veenen doer die Grifte gelaten soude hebben, en souden apparentelijk nyet soeveel jaerlicx in pacht hebben willen geven als sij nu beloeft hebben.

folio 115v
Soe deur die menichte van de veenen den torff te beter coop wordt.
Overmits welcke ende meer andere redenen breder in den voorseide processe gealleert dye gerequireerden nyet en twijfelen off dye sententie van de Hove van Utrecht boven verhaelt en sal bij uwe Majesteyts groten Rade gecasseert ende tenyet gedaen worden.
Ende daeromme en compt daerop in desen geen regardt mit allen genomen te worden.
Emmers en behoren die gerequireerden ter contemplatie van dyen nyet meer beswaert te worden contrarie die forme ende teneur van ‘t voorseide octroye dan zij bij de voorseide sententie beswaert sijn.
Merckelicken nyet overmits die requiranten hebbende verworven octroye voor vijftich mergen die geheele masse van tweehondert mergen onder dexel van dyen gebruycken souden in frauden van de gerequireerden ende ‘t voorseide octroye.

folio 116
Gelijck zijluyden onder dexel van de twyntich mergen die hemluyden gepermitteert es te gebruycken nu enige voorleden jaren meer dan vijftich mergen gebruyct ende dye Grifte uuytgevuert hebben.
8-11-1574: VERVOLG.

‘t Welcke een quade consequentie maken soude voor allen anderen die noch versuecken sullen moghen tot het gebruyck van de Grifte toegelaten te worden, die oeck voortsaen nyet voorder en soude willen contribueren dan voor een parthije van goet veen ende nyet voor dye onlanden, velden ende berchlanden.
Dyewelcke in sulcken gevalle mit den requiranten van beter conditie soude wesen dan die goetwillige, die tot die veenen gecontribueert hebben, d’welcke als voorseid es voor alle haerluyder veenen hebben moeten contribueren zoe dye gehoeffslacht waren, ‘tsij off dye goet off quaet waren, ende veel offte luttel onlandts off berchlandts hadden.
Ende dye requiranten wel wetende dat sij

folio 116v
zulcx gehouden waren te contribueren, hebben in den jare 1550 voor seecker commissaris van den Hove van Utrecht ter saecke van de veenen gecommitteert, gepresenteert gehadt, dat sij voor hondertendetachtich mergen souden betalen dubbelde contributie volgende ‘t voorseide octroye, ende voor twyntich mergen enckel, daerbij noch voegende veel andere presentatiën tot merckelijk voerdel van de gerequireerden dienende.
Welcke presentatiën als doen oeck bij de gerequireerden op ‘t behagen van uwe Majesteyt geaccepteert zijn geweest.
Waeromme die requiranten nu in alle gevalle nyet min en hadden behoort noch en behoren te presenteren dan zij voormaels gedaen hebben.
Ende soeveel als aengaet d’ armoede bij den requiranten geallegeert dyeselve en heeft geen reden omme ter contemplatie
1-12-1574: Ordonnantie voor den middelsten vaertmeester die in sijnen dienst ende bewaren hebben zal die schutten t’ weeten ‘t Pijselschut, Helmichsmaetschut ende ‘t Werffschut mitsgaders den peylbalck mit hulp van de bovensten vaertmeester te schorten

folio 117v
ende sluyten nae gelegentheyt des tijts.
IIn den eersten sal den vaertmeester voorseid sijnen eedt doen aen handen van de schout van Rheenen, soe hem dye bij den veenraden voorgescreven is.
IIIItem den vaertmeester voorseid sal den schippers die in ’t Veen willen varen mit haer leeghe schepen om te laeden, eer zij deur ‘t Werffschut varen seggen ende adverteren op wat peyl dat zij laden sullen moghen, ende die geladen sijnde dieper bevonden wordt geladen te hebben, beboeten volgende d’ ordonnantie.
III Item den vaertmeester en sal die sluetelen van sijn schutten ende boom voorseid nyemant mogen doen ofte bevelen om enige schutten te sluyten.
IIItem den vaertmeester sal alle weecken twee off drye mael spreken mitten bovensten vaertmeester ende accorderen t’samen op wat peyl men sal moghen laden ende onder hem beyden den peylboom daer nae schorten.
IIIIAls de vaertmeester enige schutten opgedaen sal hebben zal hij daerbij blijven staen ter tijt toe dat de schepen gepasseert sijn ende alsdan terstont ’t schut wederom toesluyten in ‘t slot.

folio 118
VItem den vaertmeester sal gehouden sijn tot sijnen coste die modder ende onruympte achter die voorseide schutdueren tijtlijck uuyt te ruymen ende uuyt te modderen dat die schutdueren sonder enich letsel te gronde mogen gaen.
1-12-1574: Replyck van de Cathuysers.
Omme vanweghen den prior ende gemeen conventualen van den Cathuyers buyten bij Utrecht, requiranten te repliceren op zeecker antwoordt geëxhibeert bij den geswoeren veenraden van de Renensche ende Geldersche veenen, gerequireerden, seggen die requiranten ‘tgunt hiernae volcht.
IIn den eersten dat zijiluyden persisteren bij den inhouden

folio 119
van heurlieder requeste uwer Majesteyt geëxhibeert sonder repetitie etc.
IIEnde diens onvermindert seggen die requiranten den inhouden van de eersten neghen articulen van den voorseide antwoordt alhier ter materie te wesen impertinent.
III Dat ooeck die tijt van XXV jaren gementioneeert in den octroye bij den gerequireerden geallegeert Joris anno tweeënde‘tzeventich lestleden geëxpireert is geweest.
IIIIDat die weduwe van zaliger Henrick Ruysch (bynnen die stadt van Utrecht woenende) enige mergentalen van veenen leggende heeft in de Ameronger veenen.
VDat dieselfde veenen (vermogents dye interpretatie van de gerequireeerden in den voorseide articulen gedaen) oeck niet en sijn gecomprehendeert onder den teneur van ‘t voorseide octroye.
VIDat diens nochtans nyet tegenstaende dye weduwe van Henrick Ruijsch voorseid zeeckere tijt gepasseert van uwe Majesteyt geïmpetreert

folio 119v
heeft octroye ende consent van deselven haer veenen deur die Grifte in questie mede te mogen gebruycken mits betalende nae die quantiteyt van heur veenen vermogents het voorseide octroye.
VIIDeur welcke concessie van ‘t voorseide octroye oeck niemant enige prejudicie bij pretenderen en kan.
VIIISonderlinge considererende dat uwe Majesteyt sijn volle macht ende vrije wille gereserveert heeft omme nae die expiratie van die XXV jaren voorseid (den gerequireerden beloeft) eenen yegelicken die zijne Majesteyt believen sal te admitteren tot het gebruyck van den Grifte voorseid.
1-12-1574: VERVOLG.

IXAengaende het X, XI, XII, XIIIen, XIIII ende XVen articulen, seggen die requiranten dat zijluyden (tot meerder asseurantie van de gerequireerden) tevreden sijn achter in heurlieder wijcke responderende op dye Grifte van Amersfordt te leggen een heule op ‘t waterpas van ‘t schut daer sijluyden deur varende sijn.
XIn welcken gevalle ende die heule in maniere voorseid gelegen sijnde soe en kunnen die gerequireerden noch die landtgenoten van Rheenen ende Wageningen egheensins beschadicht worden deur het water comende van den requirante veenen.

folio 120
XINemaear souden die requiranten wel verifiëren ende ad oculum demonstreren (waer ‘t nodich ende dat commissaris hem ter plaetsche contentieux wilde begeven) dat die gerequireerden daerdoer grotelijck geprouffiteert ende heurlieden veenen ende landen drogher worden souden.
XIIEnde dat zijluiden ongelijck meerder geschadicht worden (zonder nochtans yemants te belasten) deur het water comende van den veenen van den voorseide weduwe van Henrick Ruysch dan van de requiranten veenen.
XIIIComende tot het XVIen ende andere navolgende articulen tot het XXV toe excluys seggen die requiranten wel waer te zijn dat zijluyden t’ anderen tijden niet meer als mit XX mergen veens versocht hebben die Grifte voorseid te mogen gebruycken.
XIIIIDan ’tselve es geschiet ten tijden als die XXV jaren uit voorseid octroye gedesigneert noch lopende waren.

folio 120v
XVEnde soe d’selve jaren over lang geëxpireert zijn.
XVIEnde die uuyterste noot den requiranten op desen calamiteuse tijt is vigerende.
XVIIVersoucken daeromme jegenwordich dye voorseide Grifte noch te mogen gebruycken mit omtrent vijftich mergen boven die XX mergen.
XVIIIMits daervoor betalende vermogents uwer Majesteyts octroye.
1-12-1574: VERVOLG.

XIXNopende het XXV, XXVI, XXVII, XXVIII, XXIX ende XXXen articulen seggen die requiranten dat zijluiden bij expresse ontkennen dat die pachters van uwer Majesteyts veenen beschadicht zouden worden deurdyen dat de requiranten gegonst worden heurlieder veenen voorseid deur die Grifte voorseid mede te gebruycken.
XXGemerct denselffden pachters bij uwe Majesteyt nyet meer als XXV jaren bij het voorseide octroye beloeft en sijn.

folio 121
XXIEnde soude wel schijnen dat dye gerequireerden gepractiseert ende gesolliciteert souden hebben ten tijden van de impetratie van ‘t voorseide octroye jegens het gemeen welvaert.
XXIIDeurdyen zijlieden seggen in ‘t XXVIen articule voorseid dat deur die menichte van de veenen die torven te beter coop sullen worden.
XXIIIEnde indyen den requiranten het versochte octroye geaccordeert wordt (als sijluiden verhoepen jae) soe sullen daerdeur uwer Majesteyts imposten merckelijk verbetert worden.
Ende sal daertoe noch den schamelen ambochtsman sijn cost voor wijff ende kynderen moghen winnen.
Ontkomende bij expres den inhouden van ‘t XXXIe, XXXII, XXXIII ende XXXIIIIe articulen.
Ende ingevalle die requiranten enige verleden jaren onder het dexel van XX mergen (die heurlieden gepermitteert sijn deurdye Grifte voorseid te mogen gebruycken) meer dan vijftich merghen

folio 121v
in dieselffden Grifte gebruyct hebben, soe dye gerequireerden ‘tselve poseren wel contrarie dye waerheyt.
Soe kunnen mijn edele heren oeck wel verstaen dat die gerequireerden deur het water van de requiranten veenen comende nyet beschadicht en sijn.
Want die gerequireerden niet en poseren ende mit dye waerheyt nyet en souden kunnen verifieren dat oeyt yemant clachtich geweest is over der requiranten water voorseid.
Als het sonder twijffel wel geschiet zoude zijn indyen daerdeur yemant geprejudiceert ware geweest als neen.
1-12-1574: VERVOLG.

Ende ‘tselffde is het principale ende prengnanste middel (soe het schijnt) waerdeur dye gerequireerden het voorseide octroye geerne den requiranten souden behynderen.
Belangende het XXXVen ende andere naevolgende articulen ten uuyteynde toe, seggen die requiranten

folio 122
dat sijluyden wel expresselijk ontkennen dye presentatie invoegen ende manieren dieselffde geposeert wordt bij den requiranten t’ anderen tijden gedaen te sijn.
Immers en sal niet blijcken van enige acceptatie quare etc.
Ende soe die gelegentheyt van ‘t octroye den gerequireerden van uwer Majesteyt verleent jegenwordich geheel anders is overmits die expiratie van de jaren daerinne begrepen.
Ende dat die geobycieerde presentatie nyet en is geaccepteert.
Soe is den requiranten nae rechten wel georloft van soedanige presentatie te resilieren.
Insunderheyt aenschou mede nemende op desen dangereusen tijt ende armoede van den requiranten.
Mits welcken voorens gededuceerden naedelen

folio 122v
persisteren die requiranten bij heurlieder versouck hemlieden voorts gedragende tot die ingeboren clementie ende goedertierenheyt van uwe Majesteyt. In de marge stont geapprobeert: Sij gethoent parthije omme te dupliceren bynnen acht dagen naer insinuatie van desen. Actum t’ Utrecht den eersten decembris ende was onderteyckent A. van der Burch. Hieronder stondt aldus: Gecollationeert ende bevonden mit d’ originale accorderende waervan de verthooninge ende insinuatie gedaen is den eersten decembris anno XVCLXXIIII in den avont aen Jacob Dedel, borger t’ Utrecht als wesende een van de hooffden van de geswoeren veenraden van den Reenensche ende Geldersche veenen voor hemselven ende t’ explicatie oeck accepterende voor d’andere hooffden ten fyne ut supra in appoinctement bij mij. Ende was onderteyckent G. de Viana.
1-12-1574: Duplyck van de veenraden.
Omme sommierlijk uuyt die naem ende vanwegen die geswoeren veenraden van de Reenensche ende Geldersche veenen gerequireerden te seggen op zeecker replycke overgegeven vanweghen prior ende gemeen convente van de Cathuysers alhier buyten bij Utrecht requiranten.

folio 123
Ende eerst belangende het eerste ende tweede articulen van de voorseide replycke daerinne dye requiranten poseren impertinent te sijn die neghen eerste articulen van den gerequireerden antwoordt.
Duplicerende seggen die gerequireerden ‘tselve geensins te kunnen geloven.
Ende dit overmits in de voorseide articulen anders zonderling nyet geposeert en wordt staet dan dat van de sententie van den Hove van Utrecht (die tot voordele van de requiranten gegeven soude zijn geweest om mede mit XX mergen te mogen genyeten d’ voorseide Grifte) bij den gerequireerden aen de groote Raedt tot Mechelen gerevideert es geweest.
Ende dat om veel ende verscheyden pregnanten redenen ende middelen in de voorgaende antwoort verhaalt.
Als onder anderen principalicken deur dyen des requirants octroye alleen vermeldende was van de Reenensche ende Geldersche veenen, daer onder die veenen van de requiranten als leggende notoorlick buyten die jurisdictie ende gerechte van Rheenen nyet gecomprehendeert en kunnen zijn.

folio 123v
‘t Welcken off alhier ter materie impertinent es laten zij gerequireerden u mijn edele hem jugeren ende oerdelen.
Angaende het derde articule vermeldende dat dye XXV jaren in ‘t voorseide octroye gementioneert geëxpireert souden sijn.
Willende daeruuyt sij requiranten (als wel schijnt) infereren dat dye Majesteyt een iegelicken (sonder oeck regard te nemen waer die veenen gelegen soude mogen sijn) soude mogen consenteren om d’ voorseide Grifte mede te mogen gebruycken.
1-12-1574: VERVOLG.

Voor duplycke seggen sij gerequireerden boven ‘tgeen in haer antwoordt geposeert staet, niet te willlen ontkennen d’ voorseide vijffentwyntich jaren zijn al overlang geëxpireert geweest.
Mer daeruuyt en volcht niet noetelick dat men indifferentelick ende simpelick allen persoonen daer ontrent veenen possiderende gehouden zouden wesen t’ admitteren tot d’ voorseide Grifte.
‘t Welck oeck die meninghe van de Majesteyt noeyt nyet geweest en is.
Dan d’ intentie van zijne Majesteyt es anders geen

folio 124
personen sulcx te consenteren dan degeenen die veenen hebben ende posserende zijn bynnen die limyten ofte bepalinge daervan in ‘t voorseide octroye gementioneert wordt.
Want soeverre men ‘tselve anders soude willen verstaen als dat die Majesteyt allen anderen vreemde personen die geen water loesinge in den Rhijn en hebben, octroye soude verlenen omme mede te mogen comen in de voorseide Grifte, ‘tselve soude wesen tot enorme lesie, jae genoch tot bederffenisse van de gerequireerden.
Als d’welcken in voortijden hebben moeten beloven die landtgenoten soe van Waegeningen als Rheenen allen schaden ende hynder aff te houden die zij soude mogen crijgen ofte lijden deur andere vreemden wateren.
Gelijck sij notoorlycken soude moeten lijden indyen ende soeverre hem requiranten geconsenteert soude worden dat zij haer waterloesinge die vanoudts geweest is deur die Groepe in de beecke naer Amersfoort toe nu soude mogen brenghen deur die voorseide Grifte in den Rhijn.

folio 124v
Om welcken schade van den gerequireerden dan te verhueden zouden zij requiranten weldoen ende verwerven alvoerens daertoe consent van de voorseide landtgenoten van Rhenen ende Waegeningen.
Comende voorts op ‘t IIIIen, Ven, VIe ende VIIen articulen van de voorseide replycke daer geseyt wordt dat die weduwe van zaliger Henrick Ruysch enigen mergentalen veenen leggen soude hebben in den Ameronger veenen
1-12-1574: VERVOLG.

Ende dat hoewel d’selve nyet gelegen en souden zijn bynnen d’ voorseide limiten sij ende wel nochtans octroye van de Majesteyt geïmpetreert zoude hebben om d’selve hare veenen deur die Grifte in questie mede te moghen gebruycken.
Duplicerende seggen zij gerequireerden voor soeveel ’t eerste point aengaet wel expresselick t’ ontkennen dat die veenen van de voorseide weduwe gelegen zoude sijn in de Ameronger veenen, ofte oeck in den gerechte van Amerongen.
Mer is warachtich ende presenteren zij gerequireerden promptelick te doen doceren dat d’ voorseide veenen zijn van gelijcke natuer ende conditiën als es ‘t Grote

folio 125
Veen van zijne Majesteyt genaempt Elster Maelschap.
Dat oeck ‘t voorseide veen van de weduwe es annex ende voor zulcx aldernaest gelegen aen ‘t voorseide Grote Veen van zijne Majesteyt.
‘t Welcken zij oeck van sijne Majesteyt te leen houdende is.
Ende d’ voorseide weduwe al ‘tgeen voorseid es oeck wel wetende en heeft noeyt ‘t voorseide octroye te werck doen stellen.
Noch oeck d’ voorseide hare veenen doen graven.
Sulcx zij gerequireerden alsnoch niet en kunnen zeggen dat hem daerbij enich prejudicie aengedaen en is geweest.
Verbijgaende het VIIIe articule als hiervoerens gesolveert zijnde.
Seggen die gerequireerden opten vier naevolgende articulen eerst ende alvoerens t’ accepteren die consessie bij den requiranten aldaer gedaen.

folio 125v
Als te weten dat heurluyder wijcken responderende zijn op de Grifte van Amersfoort.
Ende beroerende die presentatie van te willen doen leggen den huele op ’t waterpas van schut, zeggen die gerequireerden dat zij die voorseide presentatie zijn refuserende.
Ende dit om verscheyden goede redenen dye t’ anderen tijden bij den veengenoten in ‘t lange gedisputeert sijn ende alhier te lanck soude vallen om te verhalen.
1-12-1574: VERVOLG.

Welcke middelen alsoe tenselven tijde zeer pregnant bevonden worden, zoe es gebuert dat seigneur Gillebart van Schonebeecke, willende mede comen in den voorseide Grifte mit hondert merghen die hij van de Majesteyt in pacht hadde, heeft moeten beloeven ende oeck burch stellen dat hij ‘t eynde van sijnen veenen op de Groepe nyet deur en soude laten graven.
Mer dat hij altijt een damme soude houden van teminsten twyntich roeden breette.
Als dit naerder bij den accorde daervan gemaect zijnde soude mogen blijcken,

folio 126
‘t welck immers soe rijpelicken nyet bevoorwaert en soude zijn geweest, indyen die landtgenoten nyet bevreest en hadden geweest van den vreemde wateren.
Op ‘t XIIIe, XIIII, XV, XVI, XVII, ende XVIIIen articulen daer zij requiranten versouckende zijn d’ voorseide Grifte alsnoch te mogen gebruycken mit vijftich mergen boven die voorseide twyntich mergen ende dit overmits die calamiteuse tijt ende d’ uuyterste noot die heurlieden daertoe soude zijn vigerende.
Duplicerende seggen die gerequireerden dat zij van soedanige necessiteyt ende noet nyet en weten te spreecken.
Dan weten wel dat die requiranten noch veel schoonen percelen van goederen possiderende zijn die nyet en sijn in de macht van de rebellen ende daer aff zij die pachten sijn genietende.
Ende dat zij noch onlancxleden in den lande van Utrecht vercoft hebben affgrifte van veenen voor die somme van achtduysent gulden

folio 126v
sulcx dat zij geen redenen en hebben om meer over desen trouble tijt te claghen dan anderen, soe geestelicke als weerlicke luyden.
Ende mijn edele heren van de Secreten Raedt oeck wel kunnen verstaen dat zij in soedanige necessiteyt nyet en konden sijn, en hebben nyet sonder oersaecken geappoincteert op haerluider requeste dat dye gethoent soude worden d’ eertsbisschop van Utrecht ende die van sijne Majesteyts Raden aldaer.
12-8-1575: Articulen bij den veenraden geproponeert opten gemeenen reeckendach der veengenoten van den Geldersche ende Reenensche veenen contribuanten totter Griften, gehouden opten XIIen ende XIIIen augusti anno XVCvijfendetzeventich.
Eerst te committeren totter auditie ende sluytinge van de rekeningen Lubberts van Compostel, camerair, Hermans Scerpinck, directeur, Oth Gilisz ende Evert Gerritsz, kerckmeesters.

folio 128v
Sijn gecommitteert Floris Holy ende Pompeius Buijck van den buytengeërffden, Claes de Groot ende Peter Foeyt van de bynnengeërffden.

Te eligeren nieuwe veenraden.
Sijn geëligeert Gramaye, Jacob die Edel, Compostel, Aert Foeyt, Cornelis van Kessel, Jonge Jan Bogart, Claes Gerritsz.

Te eligeren een nieuw kerckmeyster bij Evert Gerritsz.
Bij Evert Gerritsz gecontinueert is gestelt Willem Tonisz.

Item alsoe de reeckeningen van de oncosten van de sluyse in de Gribbe over lang gescreven ende reede sijn geweest volgende d’ apostillen ’t voorleden jaer gestelt opten camelaers ende directeurs reeckeningen, ende overmits dat men om den tegenwordigen troublen tijts will nyet en heeft dorven reysen om den landtgenoten ende veengenoten bij den anderen te comen soe is de saecke nyet voorder gevoordert, hebben daeromme die veengenoten te ordonneren wat men meer in de voorseid saecke doen sal.
Is geordoneert mit dese zaecke te supersederen ter tijt ende zoe lange dan desen troublen gecesseert zullen sijn.

Item of men de penningen comende van dengeenen die mit nieuwe octroye in den Grifte comen ende betalen moeten allen voorgaende contributiën dubbelt, employeren sal tot de dagelicxe gemeyne wercken van den Grifte oft dat men dye hooftsomme van dyen sal op renten stellen ende die jaerlicxe renten alleen employeren tot behoeff der Griften ende sijnen aencleven.
In state tot den naesten jare omme midlertijt een yegelick hem te beraden ende die pachters of facteurs heurluyden meysters daervan te adverteren ende daernae eyntlick hierop te concluderen.
12-8-1575: VERVOLG.

Item off die kerckmeesters in Veenendael enige penningen te doen hadden tot nootlijcke saecken van den veenkercke, hoe den camelaer ende veenraden hem daerinne hebben

folio 129v
sullen ende van den XXIIII oft XLVIII gulden jaerlicx dien men den coster geeft off men denselven dit aenstaende jaer oeck noch betalen sal.
Dit aenstaende jaer sal men het reguleren volgende d’ apostille van den voorgaende jare.

Item den veengenoten te verthonen ‘tghene tegens den Cathuijsers buyten Utrecht op hun requeste ende advys gedaen is ende te concluderen off men yet voor den in die saecke doen sal.

Een gesworen landtmeeter te verwilligen die de veenen van den Cathuysers meeten sal omme te weeten hoeveel mergentalen zijluyden in den Grifte brengen ende interdictie versoucken op ’t gebruyck der veenen die daer meer bevonden worden als twyntich merghen.

Item alsoe deur desen troublen tijt veel schippers hun meysters verlaten hebben ende oeck enige de scheep heel begeven hebben wat remedie dat men stellen sal om den schippers weder tot geregeltheyt te brengen als Godt

folio 130
versyet datter pays compt.
In tijde van pays sullen die veenraden ende veengenoten bijtijts hierinne voirsyen.

Alsoe ’t voorleden jaer opte reeckening bij provisie geordoneert is dat men den uuytheemschen presenten ’s daechs betalen sal X stuvers ende den inwoenderen t’ Utrecht ’s daechs IIII stuvers om oirsaeck te geven van te beeter te compareren wat men voortaen in dese doen sal.
Te continueren ende den uuytheemschen mede te geven eenen dach voor gaen ende keeren.
8-7-1575: folio 131
Ordonnantie om geenen schepen deur te laten passeren mit houdt, steen oft materialen die in Venendael nyet en blijven, tensij dat sij betalen tot behoeff van den kercken in Venendael elck schip twee gulden van XX stuvers.
Alsoe tot kennisse van de veenraden der Geldersche ende Reenensche veenen gecomen is dat vele coopluyden, huysluyden ofte schippers de Veengrifte gebruycken, ende daer deurvueren, coorn, greynen, hoey, steen, calck, messen, eerde, houdt ende andere materialen dat nyet en blijft tot behoeff van de eygenaers ende inwoenders tot Veenendael mer vueren ‘tselve in enige wijcken oft op de eynden van den Grifte daer ’t mit wagens gebrocht oft gehaelt wordt, sonder dat sulcke tot maken oft onderhoudt van der Grifte yetwes betaelt ofte gecontribueert hebben, mar dat de goetwillige veengenoten contribuerende totter Grifte dieselve Grifte alleen tot hoeren groten costen onderhouden moeten, soe is ’t dat d’ voorseid veenraden (bevyndende dat die parochiekercke van Veenendael geen incomen en heeft om onderhouden te worden) geordonneert ende gestatueert hebben dat voortaen nyemants wye hij sij hem vervorderen de voorseid Grifte te gebruycken ende daerdeur laten vueren, coorn, greynen, hoey, steen, calck, messen, aerde, houdt oft enige andere materialen dan ‘tgene bynnen de limyten van Veenendael georbaert ende gebesicht sal worden oft aldaer geladen wordt om uuyt te vueren tensij dat zij eerst ende vooral betaelt sullen hebben aen handen van de kerckmeesters indertijt van Veenendael tot behoeff van den kercke voorseid van elcke schip ofte schuyte, geheel geladen ofte halff, twee gulden van XX stuvers ende dit bij provisie totdat anders geordonneert sal worden.
13-8-1576: folio 132
Articulen bij den veenraden geproponeert opten gemeenen reeckendach der veengenoten van de Geldersche ende Reenensche veenen contribuerende totter Griften, gehouden opten XIIIen ende XIIIIen augusti anno XVCzessendetzeventich.
In den eersten te committeren tot ’t sluyten van de reeckeningen van Herman Scherpinck, directeur van der Grifte, ende van Evert Gerritsz ende Willem Tonisz kerckmeesters.
Sijn gecommitteert Floris Holy, Claes de Groot, Dyrck de Gouda, ende Otto van Steensel.

Te eligeren nieuwe veenraden.
Sijn geëligeert mijn heer Gramaije, Ja. de Eedel, Aert Foeyt, Aelbert Foeck, Cornelis van Kessel, Claes Gerritsz ende Cornelis Clerck.

Te eligeren enen nieuwen kerckmeester bij Willem Tonisz.
Gijsbert Gerrit Joesten is geeligeert bij Willem Tonisz.

Alsoe Lubbert van Compostel camelair in martio voorleden schielick in Godt verstorven is, achterlatende soberen staet om allen crediteuren te voldoen, waeromme die gemeen schuldenaers bij commissaris van de Hove van Utrecht ende enige gecommitteerde uuyten crediteuren den boedel doen reyden, soe en heeft den camelair in der tijt, Aert Foeyt mit den anderen veenraden, wat diligentie zijluyden gedaen hebben, nyet connen becommen copio van ’t manuael dat d’ voorseide Compostel in de veensaecken gehouden heeft, dan nu onlancx hebben sij copie gegeven van de restanten ende van Compostels uutgeven, sonder daerbij te stellen sijnen ontfanck, daeruuyt geen claer staet gemaect en mach worden, hebben mijn heren te overleggen hoe sij in desen doen sullen.
26-2-1577: folio 136
Missive aen Scherpinck opseggende hem zijnen dienst van directoerschap.
Eersame besundere goede vrundt, wij hebben verstaen uuyt verscheyden personen dat uluyden vervolcht in den Gribben te collecteren ende op te scrijven den impost bij den Staten ‘s landts van Utrecht gestelt opte turven contrarie het octroye ende privilegie den veengenoten gegeven bij de Majesteyt van de Keyser hoolofflicker memorie, in den jare van XLVI ‘twelck u nyet onbekent en is, ende verhoept hadden dat nyemants van de veengenoten ‘tselve soude hebben willen infringeren ende veel weyniger der gemeynten dienaer ofte officant, hebben oeck verstaen van onsen mederbroeder Jacob die Eedell dat hij uluyden scriftelick ende oeck mondeling verclaert heeft dat wijlieden om desen zaecke wille requeste aen de Staten overgelevert hebben, denckende ons te opposeren ende onsen privilegies mit recht te defenderen ende ’t soude ons van den gemeen vengenoten te verwijt staen dat wij den directeur der veengenoten geheugt hadden sulcx te doen, waerom wij geoersaect sijn uluyden den dienst van het directoerschap der veenen op te seggen ende opseggen mitsdesen. Begerende dat gij mitten eersten u reeckeninge maect van ‘tghene gij zedert de laetste reeckeninge in der veengenoten wercken gedaen hebt, ende ons die op ’t spoedelickste overschickt omme daerinne gedaen te worden naer behoren. Besundere goede vrundt, die Here zij met u, T’ Utrecht den XXVIen february anno 1577. Onder stondt aldus: Durch beveel van de veenraden der Gheldersche ende Rheenensche veenen. Fran. Rodius secretaris. D’ opschrifte was: Den eersamen ende voersichtigen Herman Scherpinck, borgemeester tot Rheenen.
11-4-1577: Copia
Philippus bij der graven Goidts, coninck van Castillien, van Leon, van Arragon, van Navarre, van Naples, van Sicillien, van Maillorque, van Sardenie, van de eylanden Indien ende vaster eerde der zee, Oceane, eertshertoghe van Oestenrycke, hertoge van Bourgoengen, van Lothrijck, van Brabant, van Lemborch, van Luxemborch, van Gelre ende van Milanen, grave van Habsborch, van Vlaenderen, van Arthois, van Bourgoinguen, palsgrave ende van Henegouwe, van Hollandt, van Zeelandt, van Namen ende van Zutphen, prince van Zwave, marckgrave des heylichs rijcx, here van Vrieslandt, van Salins, van Mechelen, van der staet, steden ende landen van Utrecht, Overijssel ende Groeningen ende dominateur in Assie ende in Affricka. Allen dengenen die desen onsen tegenwordigen brieff sullen syen ofte hem lesen saluyt. Doen te wetene dat wij ontfangen hebben die ootmoedige supplicatie van die prior ende gemeen conventualen van de Cathuysers

folio 138v
woenende bij onsen stadt van Utrecht, inhoudende hoe dat zij bij Emmichuijsen in onsen landen van Utrecht leggende hebben zeeckere quantiteyt van mergentalen velts ende veens daervan enygen (als te weeten twyntich mergen) bij sententie van die van onsen Rade tot Utrecht, verclaert sijn mede te mogen genyeten ende gebruycken bischops Davidts Grifte (bij enige veengeërffden aldaer doen graven) vermogents het octroy daerop verworven in date den XIIen marty XVCvijffendeveertich ende soe sij supplianten contique ende annex die voorseid twyntich mergen veens noch leggende hebben ontrent vijftich merghen den angrift van dewelcke zij supplianten wel souden vercoft weeten soeverre die turff uuyten selffden veenen gegraven deur den voorseid Grifte mede gevoert ende georbaert soude mogen worden ‘twelck hemluyden nyet geoorloft en is zonder alvorens van ons daertoe verworven te hebben behoorlijke consent ende octroy, omme
11-4-1577: VERVOLG.

d’welcke gij ons zeer oetmoedelijk gebeden hebben, besunder gemerct dat heurluyden jaerlicxen incompsten van onsen rebellen in alle landen opgebuert worden soe dat sij nyet en weten waermede dat zijluyden hem sullen onderhouden soe eest dat wij de saecken voorseid overgemerct ende hierop gehadt ’t advys van onsen lieven ende getrouwen die president ende luyden van onse Rade t’ Utrecht bij hemluyden eerst daerop parthijen in ‘t breede gehoort hebbende den voorseid supplianten genegen wesende tot heurlieden voorseid beede ende supplicatie, hebben geoctroyeert, geaccordeert ende belieft octroyeren, accorderen ende believen bij desen dat zij die voorseid vijftich mergen veens ofte daerontrent in die voorseid Grifte sullen mogen gebruycken ende genieten ende dat op alsulcken rechten als het octroy van de jare vijffendeveertich vermeldende is naer den

folio 139
welcken zij hemluyden sullen reguleren, hemluyden daeren boven accorderen d’selve vijftich mergen te mogen uuytgeven voer een tijt ende termijn van twyntich jaren om gegraven te worden ende te vercopen den turff die daeruuyt getrocken sal worden, behoudelijck nochtans dat naer d’ expiratie van de voorseid XX jaren de gront van de selffde vijftich mergen, sulck als die alsdan bevonden sal worden wederom keeren ende comen sal aen den supplianten ende oeck dat desen onsen brieven van octroye geregistreert sullen worden in onsen reeckencamer van Hollandt daer zij supplianten gehouden sullen worden t’ allen tijden ende tot vermaninge behoorlijcken schijn ende bewijs te doen waer die penningen comende van de voorseid veenen geëmployeert sullen hebben geweest. Ontbieden daeromme ende bevelen den voorscreven van onsen Rade t’ Utrecht ende reeckeninge van Hollandt ende allen andere onse rechteren, justicieren, officieren ende ondersaten die dit aengaen sal
11-4-1577: VERVOLG.

dat sij d’ voorseide supplianten van desen onsen gracie accord ende octroye in der vueghen ende op conditiën boven verhaelt doen laten ende gedoghen rustelick vredelick ende volcomelick genieten ende gebruycken sonder hemluyden te doene oft laten geschieden enich hynder, letsel oft moyenisse ter contrarie, want ons alsoe gelieft. Des t’ oirconde hebben wij onsen zeghel hieraen doen hangen. Gegeven in onse stadt van Bruessele den XXIIIIten dach van september in ’t jaer ons heren duysentvijjhondert endezessentzeventich van onsen rijcken te wetene

folio 139v
van Spaengien, Sicelllien etc ‘t XXIe ende van Napels ’t XXIIIen. Op de plijcke stont gescreven: Bij den Coninck in sijnen Rade ende was onderteyckent, J. de la Torre. Noch stont op desen plijcke: Op huyden den XVIIIen octobris anno XVC LXXVI naer dyen desen opene brieven van octroy ten burele van de camere van den reeckening in Hollandt nu ter tijt residerende ’t Utrecht gesien ende gevisiteert sijn geweest, sijn d’selve aldaer als geïnternieert, geregistreert in ’t derde registre van Utrecht folio XCIIII verso. Actum ut supra, onder stondt gescreven mij jegenwordich ende was onderteyckent Rattaller, ende was besegelt mit een root zegel uuthangende in dubbelde sterten. Hieronder stondt gescreven in franchijn besegelt ende geteyckent als boven waervan d’ instructie gedaen es aen Jacob Deedel als hooft van de veengenoten voorseid voor hemselven ende mede voor d’ andere veengenoten opten XIen aprilis 1577 ende is bevonden daermede accorderende bij mij. Ondertekent G. de Viana.
22-5-1577: Accord tusschen die Cathuysers mit haeren pachters ende den veenraden.
Alsoe die edele heren prior, procurater ende gemeen conventualen van de Cathuijsers buyten bij Utrecht den veenraden der Geldersche ende Reenensche veengenoten contribuerende totter Veengrifte aldaer

folio 140
deur Willem de Viana deurwaarder van de Hove van Utrecht doen insinueren hebben als dat zijluyden zeeckere brieven van octroy van Coninklicke Majesteyt verworven hadden omme mit ontrent vijftich mergen veens (beneffens ander XX mergen die uuyt crachte van seeckere sententie bij den Hove van Utrecht gewesen zijn dye Grifte te moghen gebruycken) d’ voorseid Grifte mede soude moghen genieten ende dat op alsulcken rechten als het octroy den gemeen veengenoten verleent in den jare XLC vermeldende is nae dewelcke zij gehouden sijn hem te reguleren, soe is ’t dat hieruuyt convoicatie gevolcht wesende tusschen den voorseid heren prior ende procurater vanweghen den voorseid convente mitsgaders haerluyder pachters ter eenre ende Jacob die Eedel ende Cornelis van Kessel veenraden ter andere zijden, zijluyden daervan verdragen ende veraccordeert zijn als hiernae volcht ende dit al op behaghen van de voorseid convente ende gemeen veengenoten.
In den eersten dat ’t voorseid convente den gemeen veengenoten voorseid indempneren costeloes ende schadeloes houden sal van alle hetgene die landtgenoten van Wagheningen ende andere aen de Geldresche zijde ende die landtgenoten van Reenen aen die Utrechtse zijde den veengenoten souden enichsins mogen imputeren ofte eysschen uuyt oersaecke dat zij den voorseid landtgenoten enich hynder ofte schaden deden mit vreempt water toe te laten ofte aff te brengen. Tot verseeckerheid ende waerschap van de voorseid indemnite de voorseid heren
22-5-1577: VERVOLG.

folio 140v
prior ende gemeen convente realicken verbynden ende verobligeren sullen voor den gerechte van Renswoude allen des convents erven, landen, gronden ende veenen die zijluyden in den voorseide gerechte leggende hebben, ende d’selve acte van indemnite mede doen voor den provinciael tot Utrecht omme aen deselve goederen te verhalen ‘tghene zijluyden deur de voorseide vreemde wateren te schade sullen moghen hebben ende lijden.
Item dat voorts d’ voorseid prior, convente ende pachters in ’t leste van horen veenen nae de Amersfoortse Groep toe off die Grifte responderende op de Groep voorseid nyet en sullen haer wijcken doortrecken mer sullen gehouden sijn aldaer te laten leggen dammen van XX roeden breetten opdat men het water van de Veengrifte mit doorsteecken van de dammen nyet afteraff en trecke naer Amersfoort oft in de beecken daerontrent op peyne van te blijven geëxcludeert mit hoer turffschepen uuyt de voorgenoemde Veengrifte.
Item dat d’ voorseide prior ende convente oft horen pachters den veengenoten betalen sullen voor den XX merghen veens die zij uuyt cracht van seeckere sententie bij den Hove van Utrecht gewesen in de voorseid Grifte mogen brengen voor elcken mergen XXIII gulden XIII stuvers maeckende ter somme van IIIIC LXXIII gulden ende voor de vijftich mergen die sij mitten voorseid nieuwen octroy van sijne Majesteyt in den Griften brengen dubbele contributie ‘twelck op elcken mergen beloopt XLVII gulden VI stuver, monterende ter somme van IIMIIICLXV gulden, compt t’samen ter somme toe van tweeduysentacht hondert XXXVIII gulden tot XL groten Vlaems den gulden gerekent, welcke somme van IIMVIIICXXXVIII gulden d’ voorseid
22-5-1577: VERVOLG.

folio 141
pachters heren prior ende convente oft horen pachters onder sullen mogen houden van de voorseid veengenoten op renten den penningen XVI, bedragende jaerlicx hondertzevenendetzeventich gulden vijff stuvers, te betalen op twee termijnen daervan den eersten termijn verschijnen sal den XXIIen novembris nu naestcomende ende den anderen den XXIIen may daeraen volgende ende soe voort jaerlicx totter afflossinge toe, waervoor de voorseid convente oft horen pachters gehouden sullen wesen ’t eynden de zes jaeren nae date van desen alle jaers aff te lossen het rechte derdendeel ofte vierendeel van den voerseid hooftsomme ende renten van dyen omme d’selve totter gemeen veengenoten behoef te beleggen ofte te bekeren soe horen goeden raedt gedragen sal.
Item alsoe het voerseid convente oft heuren pachters zeeckere jaren d’ voorseid Grifte gebruyct hebben ende van de vaertmeesters ende anderen gedient sijn geweest als andere veengenoten sonder enichsins enige contributie betaelt ’t hebben waervoor d’ voorseid veenraden geëyscht hebben interest den penningen XVI van de verlopen tijt die zij die Grifte gebruyct hebben, sonder yet te betalen tot desen daghe toe, daerop de pachters van de voorseid convente seggen dat haerluyder interest terstont nu vol ingegaen is ende verstaen moet worden dat zij heel volle betalinge teffens doen, daer andere die op dubbele contributie octroyen verworven hebben zeeckere termijnen van betalinge genyeten daer seer vertreckende gelt aff comt. Eyntelijck is desen zaecke in state gestelt totten opten eersten comende
5-7-1577: Requeste bij denselven Foeck gepresenteert.
Aen mijn edele heren die Staten van Hollandt ende Zeelandt.
Gheven mit aler reverentie te kennen die gemeen veengenoten ende geërffden in de Rheenensche ende Geldersche veenen, hoe dat sij supplianten verstaen dat zeeckere groten impost gestelt zoude sijn geweest opte turven comende uuyt d’ voorseid Reenensche ende Geldersche veenen die de stadt van Schoonhoven (daer eertijts den opslach geweest is passerende voorts in andere provinciën vervoert, gesleten ende verbrandt worden, ‘twelck schijnt bij avontuere alsoe gedaen te sijn genoch in conformite van de impost die in voortijden gestelt es geweest opte slach turffven in Hollandt gewonnen ende in andere provinciën vervoert ende gesleten ‘twelck nochtans een geheel andere consideratie ende insyen gehadt heeft als der supplianten veenen hebben gemerct dat eerst opte voorseid slachturff een deut ende daernae een oort stuvers gestelt is geweest, overmits men heeft willen beletten (voor

folio 142v
soeveel doenlick was) dat in Hollandt deur ’t baggeren soe veel slachturffven voortsaen nyet gewonnen ende uuyt getoegen soude worden ende dat consequentelick soeveel landen daermede ontgront tot water ende onlanden nyet gebracht en souden worden, waerdeur die heere van de lande sijn gerechticheyt zoe van thyenden als anderssins was verliesende ende deur inbreck geschapen soude wesen dat men die ingebroecken dijcken mit behoorlijcke inlagen seer qualicken soude kunnen vervatten als ‘t naerder soude mogen bewesen worden bij zeeckere placcaten tot dyen eynde in voortijden bij Coninklicke Majesteyt doen maecken ende publiceren u mijn edele heren kennelijcken zijnde, welcke redenen geheel ende al sijn cesserende in de veenen ende turffven die gegraven ende heercomende sijn uuyte
5-7-1577: VERVOLG.

Rhenensche ende Geldersche veenen die welck van een geheel ander natuer sijn als d’welcke uuytgegraven meestendeel tot boulandt gemaect worden daerdeur dat die heere van den lande veel thienden aldaer vallende genyetende wordt, behalven is allen menschen veen ende veensaecken verstaende kennen dat gemeenlick de voorseid Hollandtschen turff heel swaer goet ende heertbrandt is, daervan die tonne vercoft wordt voor drie vierdalve ende oeck vier stuvers off meer waervan een oort stuvers tot impost gevende men den XIIen XIIIIen ende XVIen penninck maer en betaelt, daer ter contrarie de Renense offt Geldersche panturff (wesende van een geheel ander nature oeck van lichter slijck ende substantie dan die Hollandsche turffven zijn) immers soe weynich nyet tot heertbrandt maer onder die

folio 143
soudtkeetels, steen ende calckovers, verwers, brouwers ende diergelycken neeringen doende gesleten ende verbrandt worden ende dat die tonne van dyen veeltijts ende meestendeel vercoft wordt (als die oeck in voorleden jaren vercoft es geweest) tot voor thien, twaelff tot zesthien penninck Hollandts toe, ende oeck veel tijts sonder meeten bij den hoop vercoft wordt, sulcx dat men mits d’ voorseid impost betalende in zulcken gevalle van de voorseid Renensche ende Geldersche panturven den derden ende vierden penningen ende die grauwe turff naer advenant soude moeten betalen, waerbij gevoucht dat het derdedeel ofte vierendeel van de voorseid turff maer coopmanschappe en is overmits het slijck ofte moer gemeenlick voor een oert stuvers ende oeck minder gecoft ende gepacht wordt, zulcx dat regard nemende dat die twee deelen ofte drye vierendeelen anders nyet en sijn dan gedebourseerde ende verschoten penningen zoe van arbeytsloon als anders dat in alle gevalle den voorseid impost soe hoech soude lopen als in effect de substantie van de turffven bedraecht. Behalven dat noch desen
5-7-1577: VERVOLG.

supplianten gegraveert ende belast sijn den hondersten penning van allen turffven in voldoeninge van de Majesteyts tollen tot Schoonhoven te betalen, dat oeck mede de mate off tonne daer den voorseid Renenschen ende Geldersche turffven bij gemeeten wordt veel minder ende cleynder es dan d’ Hollantsche tonne

folio 143v
ende dat oeck bij den Staten ’s landts van Utrecht zeeckere impost op yeder schip turffven gestelt es. Versouken daeromme sij supplianten zeer oetmoedelijk mits de voorseid impost tenderende es tot hoere gehele bederffenisse dat u edele gelieven wille den voorseid zwaren ende ondraachelicken impost off te stellen ende te verlaten, ende den collecteur tot Schoonhoven te ordonneren van nu voortsaen nyet meer te collecteren ofte tenminsten regard nemende op alle ‘tgene voorseid staet op yeder schip turffven ende nyet op te tonne tot Schoonhoven uuyten Renenschen ende Geldersche veenen commende t’ ordonneren zulcx als mijn edele heren in reden ende billicheyt in desen bevynden sullen te behoren. Dit doende etc. Op de marge stondt geappostilleert aldus: Die Staten van Hollandt ende Zeelandt ende verclaren ende ordonneren bij desen dat ter expiratie van de jegenwordige lopende pacht van de impost van de turff als van de eersten augusti toecomende /(marge:) van allen den turff comende/ uuyt den Reenensche ende Geldersche veenen voor impost van elcke tonne turffs omme redenen in desen geroert nyet meer d’ eene deur d’ andere dan een deut en sal worden betaelt waernae die verpachtinge gedaen sal worden, zonder dat die Staten althans op der supplianten versouck cunnen voorsyen overmits die jegenwordige verpachtinge gedaen tot Haerlem den Ven july XVCzevenentseventich. Onder stondt aldus: Ter ordonnantie van de Staten bij mij ende was onderteykent, De Rechtere.
11-7-1577: folio 144
Den XIen july anno XVCLXXVII.
Visitatiën gedaen op te gebreecken van der Grifte, schutten ende bruggen ende inbreecken van de veengenoten ordonnantie presenten, d’ Eedel, Kessel, Claes Gerritsz, Clerck veenraden, Leeuwen, camelaer ende jonge Keyser, directeur.
In den eersten den Zwaeleffstert den enen werffbalck te doen lassen dat de slachstijlen tegenslach hebben ende drye ofte vier grote palen boven ’t schut met een schothey in heyen dat de schepen recht in ende deur ’t schut varen moeten. Item Bogarts ende Clercken brug wat te decken. Item Clercken cleyn brugsken te decken.
Item voor Aert Foeijts veen den dijck te verhoghen ende een sloot after den dijck te graven.
Item Gerrit Aerts schut een nieuwe werffbalck, twee anckeren, een wijnpael, de brug wat geplanct, d’ oostzijde wat geschoyt beneden ’t schut.
Gijsbert Jansz brug te decken. Joffrouw Cools de brug te lassen ende te decken.
Item ’t schut in de toedelen een nieuwe werffbalck.

folio 144v
III ankeren, een brug, een slachstijl, de wijnpalen wech te nemen ende bij de Zwaelffstert te stellen om de schepen aff te stuyren.
Item de oude clooff op ’t Hoever veen vooraen den dijck die waterlossinge te verbeeteren.
Item Cornelis Aelbertsz brug recht te leggen ende decken.
Item die Van Gorcum ende Claes Ersten brugh een luttel te decken.
Item Cuijck ende Huemen de brug te decken.
Item den doemdekens schut dubitatur oft gelicht sal worden ofte blijven sal, daer is een werffbalck aff, de wijnpalen sijn hier nyet nodich.
Jan Roecx brug ende Wouter Adriaensz brug te decken.
Gouda ende Clerck, haar brug te maecken.
Claes Geritsz een nieuw brug te maken.
Item ’t hoechste schut in deliberatie gehouden wat men daermede doen sal.
Item die van Antwerpen off Claes Gerritsz dye brug wat te decken.
Keijser de brug wat te decken.
11-7-1577: VERVOLG.

folio 145
Aen de Renensche zijde van boven nederwerts Op Jan Calvo veen de brug recht leggen ende wat plancken.
Schetz veenen die plancken op de brugge, noch een brug wat plancken op te nagelen.
Van de Zwaelffstert nederwerts.
Den abtsbrug van afteren aen te vullen.
Clerck ende Spijcker de brug aen schoeyen ende een planck.
Dijrck Verlaer aen beyden zijden de brug aenvullen.
Huemen oft Cornelis Aelbertsz aen beyde zijden de brug aenvullen.
Huemen Gelders brug aen schoeyen, ende de brug recht leggen.
Bogart ende Bunt de brug decken ende aen hooffden.
Item voor den Commandeurs veen een zijpinge te dammen.
Bunt aen de Maenderzijde de grippel te decken daertegenover van gelijcken.
Henrick Lijster die grippel te decken.
Jacob van Reenens brug heel te vermaecken.
Claes Gerritsz ende Clerck de brug lassen ende een planck.
Keijser ende Oth Jelisz de brug decken ende aen hooffden ende Oth die grippel decken.

folio 145v
Item Clerck ende Niclaes Eerst de brug decken ende aenhooffden.
Item Huemen in ’t Maenre de brug dekcen ende hoger leggen ende aenhooffden.
Mourmont de brug plancken, Jan Tonisz sal ’t doen.
Frans van Reenen een planck opte brug.
Gramaye die brug decken.
Otten brug wat plancken.
Keysers brug wat plancken.
Claes Eerst opte brug plancken.
Mijn vrouwe Van Nijenrode de brug plancken.
Bart Cornelisz een planck opte brug.
Henrick Lijster sijn cleyn brug plancken.
Cornelis Dyrcxz dijck te hoghen
Dyrck Verlaers brug aenvullen.
’t Santfoortschut een werffbalck, anckers, de brug verhogen aen beyden zijden, beneden waters te schoeyen ende ’t schut aen te vullen.
Adriaen Henricxz vonder decken.
Gijsbert Aertsz de grippel decken.
Henrick Jansz.
12-8-1577: VERVOLG.

folio 147
Te verthonen het accordt tusschen den prior van de Cathuysers ende sijn pachters ter eenre ende enige van de veenraden ter andere zijden op ‘t behagen van de gemeen veengenoten gemaect ende te resolveren off die veengenoten soeveel hemluyden aengaet ‘tselffde willen aennemen ende accorderen ofte refuseren ofte altereren.
Die veengenoten sijn te vreden die Cathuysers te ontfangen volgende die voorraminge bij provisie ende op behagen geaccordeert mits dat zijluyden hem verbynden sullen die gehele masse van haer andere veenen mitten grote Veenlo ende onlanden daer sij geen octroy ofte consent toe en hebben, mede bynnen den tijden van twee jare in de Grifte te brengen ende daervoor te betalen als voor die vijftich mergen daer sij octroy aff hebben op pene van uuyt die Grifte geëxcludeert te blijven.
Die veengenoten gehoort hebbende d’ antwoordt van mr. Pieter Ruijsch vanweghen die Cathuijsers sijn voor desen tijt tevreden dat men de ’t seventich mergen veens aennemen sal mits dat de voedt van de Grote Veenlo, Mellum ende daer die woeninge van de pachters staet mede gemeten sal worden ende sullen voor als contribueren uuytgesundert voor ‘tghene mitte ploech begaen wordt ende anders nyet ende hebben die veengenoten voorts gecommitteert Niclaes de Groot ende Johan die Keyser den jongen omme die meetinge van de veen te doen.
Soeverre het accord van de Cathuysers voorseid aengenomen oft geaccordeert wordt, off den camelair dan die vijftich gulden die van de veengenoten weghen onder den greffier van de Hove (uuyt saecke van revisie) geconfigueert sijn wederom lichten sal ofte nyet.
In state ter tijt toe dan van d’ accordt gedecideert sal wesen ende alsdan sal men se lichten.
12-8-1577: VERVOLG.

folio 147v
CXLIII
Alsoe vele schippers deur den troublen tijt verwildert sijn ende sommige hoerluyden meysters nyet en willen dienen om’t loon in de veengenoten ordonnantie begrepen oft mit hoer meysters bedongen, hoe men voortaen mitte selffde doen sal.
Die veengenoten sijn geresolveert bij provisie ende dan ’t anders geordonneert sal wesen, den schippers te betalen van haer vrachte als der veengenoten ordonnantie in ‘t XLIXe articule vermelt mits gevende Brabantsche stuvers voer date van d’ ordonnantie gerurdt nu geldende XX Hollantsche penningen ofte die weerde van dyen in ander gelt in Gelderland oft in ’t Sticht van Utrecht gancbaer is ende wye meer loons betaelt oft ontfange sal beboet worden volgende der veengenoten ordonnantie.
Alsoe enige veengenoten, pachters ende factoren ’t loon van turffgraven ende buytenluyden seer hoech opjaeghen ende verdueren ende die cruyers bederven die drye sloten pleghen te cruyen dat sij nu mer twee sloten verdt en gaen wat remedie hiertegens gedaen sal worden.
Die veenraden sullen peenen ordonneren tegens dengenen dye d’ een den anderen volck onderhuyren.
Item wat gedaen is op ’t stuck van den impost tot Schoonhoven ende te concluderen off men daer meer om vervolgen sa om aff te hebben ofte dat men ‘t opten l deut de ton sal laten blijven.
Hiervan is bij Aelbert Foeck regueste ende appointement gelevert dat die ton maer een deut betalen sal ende is geresolveert voor desen tijt te supersederen van voorder vervolch.
12-8-1577: VERVOLG.

folio 148
Item van de impost die de Staten ’s landts van Utrecht in ’t Veen geordonneerd hebben, hoe men daerin doen sal.
Die Rheenensche geerffden ende naebueren zullen hier aff in Veenendael communiceren.
Item dat Aert Ram als sequesteur van de Gheere veens gelegen naest Coninklicke Majesteyt grote veen tevreden is alle jaer den veengenoten te laten volgen de helfte van de pacht daer d’selve Gheer voor verpacht is ter tijt toe went de veengenoten van de dubbele contributie ten volsten betaelt sijn mits dat men d’ ander deel sonder molestatie soude laten passeren.
Die veengenoten sijn tevreden dat den camelair bij provisie ontfangen sal den halven pacht volgende die presentatie, onvermindert heurluyden voorder gerechticheyt.
Item als den directeur gelt vandoen heeft tot enige wercken off den camelair hem naer ouder gewoenten sal furneren.
Fiat naer ouder gewoenten.
Alsse den kerckmeesters gelt vandoen hebben tot notelijcke reparatiën ende behoeften van de veenkercke off den camelair haerluyden bijstandt van gelt sal doen ofte nyet.
Die camelair sal den kerck meesters in haerluyden notelijcke behoefte tot der kercken assisteren naer ouder gewoenten.

folio 148v
Item alsoe den coster tot Veenendael den voorleden troublen tijt alle jaers bij den veengenoten gepasseert ende belieft is XLVIII gulden, wat men doen sal voor het toecomende jaer.
Den coster voor dit aenstaende jaer noch te betalen XLVIII libra als in etlijcke voorgaende jaren.
Alsoe doer de voorleden troublen tijt die reeckeningen van de reparatie van de grote sluyse in de Gribbe voor de landtgenoten van Waegeningen ende Rhenen noch nyet gedaen en sijn werdt gevraecht wat men hiertoe gedaen wil hebben.
12-8-1577: VERVOLG.

Die veenraden sullen desen aengaende minlijcke brieven scrijven aen dijckgreeff ende heemraden van Waegeningen beroerende die voorseid reeckening ende die reparatiën die gedaen sijn ende noch sullen worden.
Dat van node is te stellen in ’t Veen een substituyt van de schout van Reenen om d’ ordonnantie der veengenoten te doen onderhouden.
Den veenraden wordt belast om naer yemandt te syen die zij tot een substituyt van enen schout souden mogen gebruycken.
Alsoe twee voorleden jaren opten reekendagen bij provisie geordonneert is dat men de presenten comende van buyten ’s daechs voor haer presentie betalen sal X stuvers ende een dach voor comen ende enen dach voor gaen, ende den

folio 149
inwoenders t’ Utrecht vier stuvers ’s daechs om oorsaecke te geven van te beeter te compareren, queritur wat men voortaen van desen doen sal.
Wordt goet bevonden te continueren.
Henrick Aelbertsz ende Jan Tonisz hebben seeckere penningen opgenomen om brandtschattinge van Veenendael te betalen bedragende bijnae hondert gulden versoucken dat de veengenoten daerinne willen versien ende ordonneren dat sij gevrijt mochten worden.
Die veengenoten sijn tevreden aen ende op heurlieden te nemen hondert gulden.
Dat de pastoor in Veenendael begeert een woeninge ontrent die kercke te hebben om die gemeente te beter te mogen dienen.
Die veenraden sullen naer een woeninge voor den pastoor vernemen, is ’t nyet in coop, soe is ’t huyr ter tijt dan daer anders inne voorsyen sal wesen.
Item dat Jan Tonisz tot Bueren ende Bommel gesonden is geweest om sauvegarde te verwerven voor de tymmerluyden van den sluys in den Gribbe.
Die veengenoten ordonneren hem sess gulden.
12-8-1577: folio 149v
Propositiën bij memoriën gestelt opten reeckendach der veengenoten gehouden den XIIen, XIIIen ende XIIIIen augusti anno LXXVII.
Item te eligeren enen nieuwen camelair ende directeur.
Hebben gecommitteert tot camelaer Jacob Deedel ende tot directoer Johan die Keijser den Jongen.
Item de staet van de reeckeninge gesien hebbende te adviseren op een nieuwe uuytsettinge.
In state totdat die wercken gevisiteert sullen wesen.
Den IIen septembris 1577 hebben de veenraden sijnde in der Gribben, uuytgeset op elcke mergen Geldersche veenen ende roede breette Renensche veen te midtseweghen, twaelff stuvers.
Item van reparatiën aen de grote sluys.
Op desen dye naevolgende poincten sullen die veenraden mitten eersten te Veen comende opletten ende soeveel ast mogelick remediëren.
Item reparatiën aen de schutten ende bruggen van Helmechsmaet aff tot in den Rijn.
Item van de veendijck te verhogen ende te vernieuwen.
Van desen ende andere zaecken is bij den veenraden opten IIen septembris bij opteyckeninge gedaen daernae den directeur hem sal reguleren.

folio 150
Item wye den anderen volck onderhuyrt te ordonneren wat die verbueren sal.
Is geordonneert een peene van vijff libra.
De veenraden sijn mit Jan de Keyser de Jongen verdragen dat sij hem jaerlicx betalen sullen drye gulden ’t stuck tot twyntich stuvers voor interesse dat sijn camp van den schippers verarcht ende gebruyct wordt ende dat sij denselven dijck geen schoyinge voor en sellen stellen, ende dit al bij provisie ende tot weder opseggen van beyde die parthijen.
Item van de schoyinge voor den Botterkamp.
2-9-1577: Opteykeninge van de gebreecken van de Veengrifte, veendijck, schutten ende bruggen, mitsgaders van die grote sluys in der Gribbe als de veenraden bevonden hebben den IIen septembris LXXVII beginnende beneden ’t Werffschut tot in den Rijn toe daernae den directeur zal moghen wercken.
Item voor de Cuetersmeent de sloot after den veendijck genaempt de Leygraeff die Herman Scharpinck eensdeel heeft laten graven, deselve noch hondert roeyen lengte

folio 150v
doen verlengen te veenwardt op ende nae der Gribben toe ontrent X ofte XII royen lengten tot aen de scheysloot van de voorseide cueters, maer yerst hiervan mit die buyrmeesters te spreecken om geen ongemack te hebben.
Item dat Willem de Bruijn de gaten langes die canten van de Grifte aen de veendijck mit soeyen sal opsetten ende die caelle plaetschen opten veendijck bedecken mit soeyen opdattet bewasschen mach.
Item Helmichsmaetschut te repareren datter gebreck is, datwelck nyet sonderlings is.
Item van gelijcken het Pijselschut ende hier een boom over te leggen om over te gaen.
Item den veendijck ontrent XXV roeden beneden Helmichsmaet daer de Afterbergers mit haer beesten doer de Grift drijven, den veendijk het slop met een planck ende voorts soeyen opdoen setten, dat men daer nyet meer deur en rijdt maer haren wech nemen over Helmichsmaet.
Item die drye campen weylandts tusschen de sluyse van de Leygraeff ende den Bottercamp off te slooten tenwaer de bruyckers van deselve campen den veendijck elcx voer haer landt wilden huyren jaerlicx om een cleyn pennincxken.
Item van ’t beslaen van de dijck voor den Bottercamp is verdragen dat men nyet en sal laten doen dies de veengenoten den jongen Keyser jaerlicx sullen betalen drye gulden pro interesse, tot wederseggen van beyde parthijen
31-8-1577: Acte van uuytsettinge van XII stuvers op elcken mergen oft roede veens.
Die veenraden der Geldersche ende Reenensche veenen op huyden vergadert sijnde in der Gribbe om te duersyen die gebreecken van der Veengrifte, sluysen, schutten, bruggen ende veendijcken, bevyndende d’selve seer ontstelt ende ontraffineert vermits den troublen tijt dat men nyet vrijelick ende sonder peryckel in ’t velt heeft dorven comen in vier ofte vijff jaren tijts waeromme die reparatiën die notelick moeten geschieden te groter ende swaerder vallen sullen ende tot meerder costen hierbij gesien ende overweghen dat de veengenoten bij slote van reeckeningen gedaen den XIIIen augusti voorleden ten afteren comen, over de somme van

folio 152
negenhondert gulden, behalven andere hondert gulden dye zij geordonneert hebben te betalen ende in horen affairen verschoten sijn geweest, al ‘twelcke bijgecomen is vermits zedert den jare LXXIII geen omslach noch uuytsettinge op ten veenen omgeslaegen is geweest ende hierbij gevoecht dat die ordinaris salarissen van vaertmeesters ende andere veengenoten dienaers jaerlicx meer als dryehondert gulden sijn bedragende soe hebben dye veenraden hier ondergescreven, uutgesett op elcke mergen veens gelegen in de Gelderschen veenen ende op elcke roede breete te midtveens in de Reenensche veenen twaelff stuvers. Actum den lesten augusti XVCzevenendetseventich, ende was onderteyckent aldus: Ja. de Eedel, Cornelis van Kessel, bij mijn Claes Gerritsz, Cornelis Gerritsz Clerck, C. de Groot, Cornelis Aelbertsz. /(marge: Dum dicere den IIen septembris XVCLXXVII./
21-8-1577: Copie
Instructie voor Dyrck Couck, collecteur van den imposten op ten turff bynnen Schoonhoven.
In den eersten zal d’ voornoemde collecteur ontfangen van elcke tonne turffs die voerbij Schoonhoven vaert, een oert stuvers, ende ‘tselve restitueren denghenen dye bij wettige attestatie sullen doen blijcken dat denselven turff bynnen de steden van Delft, Leyden, Goude, Rotterdam, Schiedam ofte vlecke van Delftshaven opgedaen

folio 152v
es om aldaer gesleten ende verbrant te worden soe den impost daervan aldaer verpacht es ende betaelt moet worden.
Item d’ voorseid collecteur en sal geen restoor doen van de turff die tot Rotterdam, Delftshaven ofte elders op de Maese oft Eijselle gelost wordt in schepen ofte schuyten omme vervoert te worden.
Item van gelijcke en sal geen restoir gedaen worden van de turff die in enige steden van Hollandt leggende aen de zuytzijde van den Maese in Zeelandt ofte lande van Voorne opgedaen sal worden.
Ende sal d’ voornoemde collecteur van elcke tonne turffs die in Brabant ofte Vlaenderen gelost sal worden restitueren een deutken, behoudende alleenlijck een deutgen van den tonne als hij oeck doen sal van den turff die tot Schoonhoven gesleeten ende verbrant sal worden.
Gedaen tot Haerlem den XXIen augusti XVCLXXVII ter ordonnantie van de Staten bij mij, ende was onderteyckent aldus, D.Vagewyns. Hier onder stondt gescreven aldus: Gecollationeert jegens sijne principale onderteyckent als vorens is daermede bevonden te concorderen in kennisse van mij als secretaris der stede van Montfoort. Ondertekent Jonatas Duijsel, secretaris.
7-10-1577: Requeste bij Floris Holy (volgende sijne voorseid commissie) aen den Staten van Hollandt ende Zeelandt gepresenteert.
Aen mijn edele heren die Staten van Hollandt ende Zeelandt.
Verthonen ende geven seer dienstelijck te kennen die gemeen veengenoten ende geërffden in de Reenensche ende Geldersche veenen, hoe dat ontrent twee maenden geleden, zij supplianten seeckere requeste hebben doen presenteren aen u mijn edele heren, ende dairbij te kennen gegeven die grote beswaernisse bij hemluyden bevonden deur den groten ende swaren impost bij mijn heren onlancx gestelt opte turfven comende uuyte voorseid veenen verbij die stede van Schoonhoven passerende ende in andere provinciën vervoert ende gesleten worden te weeten een oort stuvers op yeder torve ende daerbij heure gecommitteerden aen u mijn heren gesonden die daer beneffens die saecke

folio 154
mondelinge ende verbalick mit mijn edele heren hebben gecommuniceert ende bij wettelijcke redenen ende middelen te verstaen gegeven dat alsucken groten ende swaren impost voor hemluyden nyet verdrachelijck en was, tenderende tot ruyne ende bederffenisse van de geheel neeringe dat daeromme mijn edele heren gelieven wilde regard nemende opte redenen ende middelen mondelinge verhaelt, ende mede in deselve requeste (daervan copie hier aengehecht geroert) den voorseid swaren ende onoverdrachelijcken impost aff te stellen ende te verlaten ende den collecteur tot Schoonhoven te ordonneren van dyer tijt voortaen nyet meer t’ ontfangen ofte tenminsten die te modereren als mijn edele heeren in den redenen ende billicheyt bevynden souden te behoren, waerop mijn edele heren opten Ven july lestleden hebben gedisponeert bij apostille sulcx als naevolcht die Staten van Hollandt ende Zeelandt verclaren ende ordonneren bij desen dat ter expiratie van de tegenwordige lopende pacht van de impost van de turffven als van de eersten augusti
7-10-1577: VERVOLG.

toecomende van alle den turff comende uuyte Renensche ende Geldersche veenen voor impost van elcke ton turffs om redenen in desen geroert nyet meer d’ een doer d’ andere, dan een deut sal worden betaelt waernae die verpachtinge sal worden gedaen sonder dat die Staten althans op der supplianten versouck connen versyen overmits die jegenwordige verpachtinge. Gedaen tot Haerlem den Ven july XVC LXXVII. Blijckende bij copie autentycke hieraen

folio 154v
gehecht. Al ‘twelck zij supplianten naer voorgaende rapport van de gedeputeerden onder malcanderen gecommuniceert hebbende heeft elck den sijnen daervan geadverteert omme hem bij provisie volgende die voorseid apostille te reguleren. Desen al nyettegenstaende schijnt dat den collecteur tot Schoonhoven, Dyrck Couck, hem noch dagelicx es vervorderende die schippers voor impost te eysschen ende aff te nemen voor yeder ton turffs verbij Schoonhoven nae Zeelandt ende andere steden in Hollandt passerende, een oort stuvers tot bederffenisse ende ruyne der geheelder neeringe ende directelijk contrarie uwer mijn edele heren voorseid apostille ende ordonnantie. Versoucken daeromme sij supplianten seer oetmoedelijk dat u mijn edele heren believe bij behoorlijke middelen daerinne te versyen ende den voornoemde collecteur te ordonneren teneynde hij van elcke tonne turffs passerende verbij Schoonhoven nyet meer en neme dan een deut in conformiteyt van u mijn edele heren apostille ende ordonnantie ende sullen uwer edele wel doen etc. D’ apostille opte marge hielt aldus. Die Staten van Hollandt ende Zeelandt hebben alsnoch verclaert ende geordonneert achtervolgende haerlieden voorgaende resolutie dat van elcke tonne turfs comende uuyte Reenensche ende Geldersche veenen voor impost een deut betaelt sal worden, ’tzij d’selffde bynnen Hollandt ofte Zeelandt zal worden gesleten ofte gevoert in de omleggende landen
12-8-1578: Propositiën den gemeen veengenoten der Geldersche ende Reenensche veenen, contribuerende totter Grifte voorgehouden opten open reeckendach gehouden den XIIen ende XIIIen augusti 1578.
Te committeren tot ’t sluyten van de reeckeningen van Jacob die Eedel camelair, Johan de Keijser de Jonge, directeur ende Gijsbert Gerrit Joestenz mit Christiaen Marcelisz kerckemeesters in Veenendael.
Sijn gecommitteert, Gouda Niclaes Buyck, Niclaes de Groot ende Cornelis Kessel.
Te eligeren ende te kiesen nieuwe veenraden volgende het octroye geregistreert in ’t VIIe veenregistre folys 27, 28, 29, ende 30.
Sijn geëligeert Jacob die Eedel, Cornelis van Kessel, Claes van Upen, Wouter van Leeuwen, Willem van Sommere, De Gouda ende Cornelis Aelbertsz.

folio 155v
Te eligeren een nieuwe kerckmeester bij Christiaen Marcelisz.
Bij Christiaen Cornelisz gecontinueert es de novo bij gestelt Cornelis Aelbertsz.
Elck moet syen dat hij zijn voorwarden te werck stelle zoe hij best kan, ende dat men d’ ordonnantie eertijts gemaect op alsulcke schippers wederomme vernieuwe ende dat een yegelick zijn verbonden schippers den vaertmeester mit goede specificatie in gescrifte leveren bynnen den tijt van XIIII daghen.
Te resolveren wat remedie men sal stellen tegens de schippers die verbonden sijn hoer meesters te dienen ende verlatende d’selve varende aen ander.
Dat de schippers die van de veenluyden gecoft hebben haer coop verlaten ende gaen coopen van anderen.
Die veenraden wordt belast te stellen ordonnantie wye enige schippers laeyt, die van een ander gecoft hebben, naedat d’selve geadverteert zijn op een pene van vijff libra, ende die geladen turff uuyt te dragen, ende die schippers die sulcx doen te verbieden ’t gebruyct der Veengrifte voor den tijt van drie maenden.
Te resolveren op ’t arbeytsloon van turff graven, buytenluyden, maecksters, clooters ende andere, d’welcke alle jaers verduyrt worden tot groot achterdeel van de veengenoten, hoe men ’tselve best sal mogen remediëren.
12-8-1578: VERVOLG.

Hiervan te maecken bij den veenraden ordonnantie dat nyemant meer van ’t hondt turffs sal moeten betalen voor bier ende op d’ anderde maeck gelevert dan XII stuvers sonder oeck enige schenckage oft voer loon te betalen uuytgenomen die waterige leege veenen ofte zeer harde droeghe veenen, sullen op ’t hondt en blanc meer mogen betalen op pene van te verbueren vijff gulden van elcke ploech ende daer en boven geëxcludeert te blijven van alle veengenoten convoicatie voor den tijt van drie jaren.

folio 156
Item te stellen remedie dat d’ een d’ anders arbeyders nyet en onderhuyre.
Bij d’ oude pene van V libra anno ’77 geordonneert.
Item van de grote sluys in den Grebben daer enige vluegels ontraffineert zijn ende peryckel soude mogen lijden op een hoochwater ofte ijsganck, daer een grote interest lichtelijk uuyt soude mogen comen.
Den directeur wordt geordonneert dat hij bij kennisse van dijckgraeff ende heemraden tot Rheenen die vlueghels van den grote sluyse in der Grebbe doet repareren.
Item alsoe doer de voorleden troublen tijt die reeckeningen van de reparatie van de grote sluyse in de Gribbe voor de landtgenoten van Waegeningen ende Renen noch nyet gedaen en sijn valt te resolveren wat men hiertoe gedaen wil hebben.
In state ter tijt toe dat anders gelegen is.
Om die consequentie en kunnen die veengenoten hier nyet innedoen over mits andere oeck gelijcke recht hebben.
Item Claes de Groot die hem beswaert vyndt mit grote contributie ende soe sijn

folio 156v
veenen seer vyl zijn, begerende enige verlichtinge.
Als den directeur gelt vandoen heeft tot enige wercken, off den camelair hem nae ouder gewoente sal furneren.
Fiat naer ouder gewoenten.
Als die kerckmeesters gelt vandoen hebben tot notelijcke reparatiën ende behoeften van den veenkercke off den camerair denselven mit gelt sal assisteren ofte nyet.
Ut supra.
1-7-1578: Copie van de brieven van accordt gemaect tusschen den gemeen veengenoten ende Cathuysers buyten Utrecht ende heuren pachters.
Wij broeder Bartholomeus van Schoonhoven, prior, Johan Cammaecker, procurator ende voorts gemene conventualen van den Cathuijsers buyten Utrecht genaempt ten Nieuwen Lichte als grontheren, Willem van Zuylen van Nijvelt, voor een derdendeel, Antonis van Cuyck Brunincxz mede voor een derdendeel, mitsgaders Cornelis Gerritsz Clerck ende Gijsbert Gerritsz beyde woonende in Veenendael

folio 158v
oeck voor een derdendeel pachters ende bruyckers van seeckere gedeelten veens gelegen in Rijnswoude, bekennen bij dese voor ons ende onse nacomelingen, dat aengesien wijluyden volgende seecker octroy van Coninklicke Majesteyt onsen alre genadige here, bij de hooffden ende veenraden der Reenensche ende Geldersche veenen aengenomen sijn om mit enige veenen te genyeten ende gebruycken die gemeene Grifte volgende die notulen daervan gemaect, wij daeromme ende ter oorsaecke van dyen bij desen beloven ende verwillekeuren ’t samentlijk ende elcx van ons bijsonder voor ons, onsen erven ende nacomelingen respective dat wij den gemeen goetwillige veengenoten contribuanten totter Veengrifte ende hoeren erffgenamen ende nacomelingen sullen indempneren, costeloes ende schadeloes houden van alle hetgene die landtgenoten van Wagheninge ende andere aen de Geldersche zijde ende die landtgenoten van Reenen aen de Utrechtsche zijde den voorseid veengenoten enichsins souden mogen imputeren ofte eyschen uuyt oorsaeke dat zij den voorseide landtgenoten enich hynder ofte schade dede mit vreempt water toe te laten ofte aff te brengen, voorts hebben wij in den qualite als vooren beloeft, voor ons, onsen erffgenamen ende nacomelingen te betalen allen omslaegen ofte uuytsettingen die bij den veenraden ofte gemeen veengenoten uuytgeset sullen worden
1-7-1578: VERVOLG.

folio 159v
stuvers enen halven, te betalen d’ een helfte van den voorseid rente den XXIIen novembris ende d’ ander helfte den XXIIen may, daer ‘t eerste halff jaer off verschenen is den XXIIen novembris XVCzeven endetseventich ende dit voort van halff jaer tot halff jaer erffelick ende ewelick totter afflossinge toe, mit conditiën dat wijluyden gehouden sullen wesen ‘t eynden d’ eerste zes jaren elcke jaer aff te lossen een rechte derdendeel ofte vierendeel van de voorseid hooftsom ende renten van dyen omme d’selve te beleggen ofte te bekeren tot behouff van de gemeen veengenoten soe horen goeden raet gedraghen sal, ende dit uuyt oersaeke dat die veenen ende onderpanden vergreven ende vermyndert werden, noch hebben wij den gemeen veengenoten mitsdesen geloeft, gereet te betalen eens d’ somme van dryehondert gulden tot twyntich stuvers ’t stuck uuyt oorsaecke dat wij pachters ofte coops van de offgrifte der veenen, die Veengrifte mit haren aencleven gebruyct hebben ende van de vaertmeesters gedient sijn geweest ontrent den tijt van vier jaren als andere veengenoten contribuerende totter Griften, sonder yetwes daervoor gecontribueert te hebben, tot verseeckertheyt van alle hetgene voorscreven is, soe hebben wij prior ende procurator voorseid uuyten naem van onsen convente tot speciael ypotheque ende

folio 160
onderpandt verbonden alle onse bouwinghen, erven, landen, huysingen, veenen, gronden ende turven die wij nu tertijt leggende hebben in den rechte van Renswoude oft naemaels crijgen sullen, ende want ons prior, procurator ende gemeen convente nyet gelegen en is persoonlijcken te reysen tot Renswoude, om dieselve bouwingen, erven, landen, huysingen, veenen, gronden ende turfven aldaer gerechtelick te verbynden, soe constitueren wij
1-7-1578: VERVOLG.

mitsdesen specialicken ende onwederroepelick d’ eersamen Dyrck de Gouda ende Reynier Vereem ende denghenen van hen beyden die best sal moghen vaceren, omme uuyt onsen name te compareren voor den voorseid gerechte van Rijnswoude ende oeck voor den Hove van Utrecht ende onse goederen aldaer te verobligeren ende verbynden ten fyne voorseid ende dit in der alder sterckster formen ende manieren als men sal konnen doen. Belovende voor goet vast ende van weerden te houden alle ‘tghene bij den voorseide Gouda

folio 160v
ende Vereem hierinne gedaen sal worden tot welcken eynde wij oeck desen jegenwordige mit ons conventszegel bevesticht hebben. Ende want wij Willem van Zuylen van Nijvelt, Antonis van Cuyck, Cornelis Gerritsz Clerck ende Gijsbert Gerritsz alle pachters voorseid, oeck van meeninge zijn alle ‘tghene voorseid is naer te gaen ende volcomen soe verbynden wij daertoe onse personen ende goederen jegenwordich ende toecomende d’ executie van den Hove van Utrecht ende allen anderen heren, Hoven, rechteren ende gerechten, daer wij oeck dese jegenwordige tot vermaninge sullen belijden ende ons daerinne laten condemneren, ende hebben wij tot dyen eynde dese jegenwordige mit onsen namen onderteyckent ende over ons allen bij den voorseid Van Zuylen van Nijvelt ende Cuyck mit heur zegelen doen besegelen opten vijffden decembris 1577. Ondertekent Willem van Zuylen van Nyvelt, Antonis van Cuyck Brunincksz, Cornelis Gerritsz Clerck, dit es ’t merck (handmerk) van Gijsbert Gerritsz. Den gerechtsbrieff hierdeur getransfixeert luidt aldus:
28-8-1578: Ordonnantie op ’t arbeytsloon etc.
Alsoe tot kennisse van den veenraden gecomen is dat somige veengenoten oft heuren beveelhebberen hem alle jaer vervorderen om het arbeytsloon van

folio 162
turffgraven, boncken, cruyen, spreen maken, clooten ende dependentiën van dyen, te verhoghen ende te verdienen dat oeck den enen des anders arbeyders ende schippers onderhuyren ende andere meer inconveniënten die al tenderen tot duerte ende opslach in ’t arbeytsloon ende wel aensiende meest tendeert tot last, schade ende duerte van brandt generael voor alle menschen d’ voorseid veenraden begerende hierinne te versien nae haer vermogen, hebben geordonneert de puncten ende articulen hiernae volgende.
IIn den eersten dat van nu voortaen nyemant van de veengenoten, facteurs oft heuren beveelhebberen, hem en onderwynden enige ploeghen te huyren off te bestaden om turff te graven ende die te leveren op d’ anderde maeck, hoger dan ’t hondt om twaelff stuvers ofte daeronder sonder enich toeloon ofte voorloon te moeten geven op pene van te verbueren voor elcke ploeg vijff gulden van twyntich stuver ’t stuck ende daerenboven geëxcludeert te blijven van allen veengenoten communicatiën voor den tijt van drye jaren, welverstaende dat die leeghe waterige veenen ende dye zeer styve droeghe veenen sullen van ’t hondt

folio 162v
een blanck meer moghen betalen ‘twelck staen zal tot kennisse van de veenraden.
IIItem dat voortaen nyemants van de veengenoten factoeren, beveelhebbers oft andere wye hij zij comende oft woenende in Veenendael, hem en onderwynde te onderhuyren d’ een des andere arbeyders ofte dyeselve te wercke te stellen, in enigerwijs op pene van te verbueren zoe dickwils ‘tselve geschiet ende hem te kennen gegeven is van denghenen die den selven arbeyders oft arbeytster onderhuert is, vijff gulden.
28-8-1578: VERVOLG.

IIIItem voortaen nyemandts hem en onderwynden enige turff te vercopen, ofte te leveren den schippers die eerst van een ander gecoft hebben op pene van te verbueren vijff gulden soe verreden vercoop wetenschap heeft dat den schipper van een ander gecoft heeft ofte dattet hem van de eersten vercoper te kennen gegeven is ende sal den tweeden vercoper ophouden te leveren ofte te laden op pene van te verbueren gelijcke boete zoe dickwils als ’t hem bij den officiers ofte substituyt verboden wordt. Ende denselven schipper sal ’t gebruyck van de Grifte verboden worden den tijt van drye maenden, boven alle schaden ende interesten die den eersten coper hem sal mogen eysschen.

folio 163
IIIIItem dat nyemants hem en onderwynden enige schippers te huyren die aen yemandts verbonden zijn op pene van te verbueren vijff gulden soe dickwils ‘tselve geschiet, ende op iegelick kennis mach hebben wat schippers dat verbonden sijn, soe zullen die veengenoten oft horen factoers in geschrifte stellen bij naem ende toenaem alle den schippers die aen hen verbonden sijn ende ‘tselve onderteyckenen mit zijnen naem, ende leveren in handen van Goessen Gerritsz, vaertmeester om op een planck te cleuven ende voor sijn duer te hangen dattet een iegelick weeten mach ende dit bynnen den tijt van XIIII dagen naedat dit in den kercken gepubliceert zal sijn, ofte daer en sullen geen boeten van desen vallen.
VItem alle boeten in desen geroert sullen gedeylt worden in dryen als d’ een derdendeel voor de veenkercke d’ ander derdedeel voor de Majesteyt ende den officier ende’t derde derdedeel tot proufijt van de aenbrenger.
Aldus geordonneert bij den voorseid veenraden den XXVIIIen augusti anno XVCachtendetseventich. Onderteickent, Ja. die Eedel, Niclaes van Upen, Cornelis van Kessel, W. van Leuwen, Cornelis Aelbertsz.
11-11-1578: Missive aen Goessen Gerritsz, Willem de Bruijn ende Hans Beijer vaertmeysters van den Grifte tot Venendael.
Bijsonders goede vrunden, alsoe wij verstaen dat het sluyten van den peyl van den Grifte nyet gebruyct en wordt in sulcke maniere als ‘t geordonneert was mair wordt dickwis gesloten ende ontsloten tot versouck van particulier schippers ende staet meestendeel sonder slot, is daeromme ons meninghe ende uluyden eernstelick bevelende op ’t verbueren van uluyden diensten ende officiën dat gij van nu voortaen tenminsten eens ter weecke alle drye bij den anderen sult vergaderen ontrent de plaetse daer de peyl gestelt is ende t’samen raets pleecht ende accordeert hoe diep de schippers sullen mogen laeden, dat gijluyden de schepen

folio 165v
aff zoudt connen brengen ende waerop dat gijluyden sluyt ende accordeert, dat den boom van de peyl alsoe gehangen ende op beyden eynden gesloten werdt mit bouten ende sloten, ende deselve om niemants will ontsluyten tenware dat gij onder u dryën gelijckelicken accordeerden dat men denselven boem hogher ofte leegher schorten ende sluyten zoude ende adverteert den invarende schepen van deselve maet van de peyl, ende wat schippers daernae soe diep laden dat zij op ten boom blijven liggen wilt die uuyt laten dragen ende beboet se volgende d’ ordonnantie van dit te doene en wilt in gheen gebreck wesen op ’t verbeuren u offitiën als voorseid den Here bevolen. ’t Utrecht den XIen novembris 1578. Uuyten name als boven ondertekent ut supra.
12-11-1578: Ordonnantie op de ijcke van de tonnen oft manden.
Alsoe den veenraden veel ende verscheyden clachten gedaen werdt dat in Venendael zeer ongeregelt ende ongelijck getont werdt den vercoften turff, den enen mit manden die te groot sijn den anderen mit manden die te cleyn sijn, bij ‘twelcke veel vercopers ende copers te cort geschiet, die voorseid

folio 166
veenraden begerende hierinne te versien ende opdat men voortaen den turff mit een eenpaerlijcke maet sal leveren ende meeten, hebben geordonneert ende ordonneren bij desen dat nyemants van de eygenaers inwoenders veenmeyers oft heuren factoers in Venendael hem en onderwynde te leveren off te doen leveren, in de schepen enige vercoften turff, die bij de ton vercoft is, ‘tzij door hemselven ofte doer een ander, tenware dat die manden eerst ende vooral geprobeert sijn tegens die geijcte ton ende mit een brandteycken dat daertoe geordonneert is geteickent sullen wesen, op pene van te verbueren soe dickwils als contrarie bevonden wordt twee gulden ende daerenboven die ongeijcte manden die op ’t werck bevonden sullen werden te appliceren d’ een helft voor Coninklicke Majesteyt ende den officier ende d’ ander helfte voor den aenbrenger.
Dat een iegelick zijn manden daer hij mede wil leveren ende tonnen brenge ten huise van mr. Johan Both substituyt in Veenendael, die d’selve sal ijcken ende brandteicken geven, mits daervoor ontfangende een oort stuvers.

folio 166v
Welcke ordonnantie beginnen sal den eersten dach decembris anno achtentseventich, teneynde een iegelick midler tijt sijn manden mach laten ijcken. Aldus geordonneert bij den veenraden onderscreven bynnen Utrecht den XIIen novembris anno achtendetzeventich. Ende was onderteickent, Ja. die Eedel, Wo. van Leuwen, T. de Gouda, W. Someren, Nicolaes van Upen.
8-9-1578: Collatie ende provisie mijns heren des princen stadthouder etc. van de pastorie in Veenendael gegeven heer Jan Petersz van Baecx.
Wilhelm bij der gratiën Goidts, prince van Orangen grave van Nassau, Catzennellenboghen, van Vianden, van Dietz, van Bueren, van Leerdam etc. here ende baron van Breda, van Diest, van Grimbergen, van Arlay, van Nozerey etc. erff-borchgrave van Antwerpen ende van Besancon, gouverneur ende capiteyn over Brabant, Hollandt, Zeelandt, Westfrieslandt ende Utrecht, lieutenantgenerael van den doorlichtingen, prince Matthias bij der graven Goidts, eertshertoge van Oestenrijck hertoghe van Bougoinguen etc. stadhouder

folio 167
gouverneur ende capiteyn-generael voor zijne Coninklicke Majesteyt van den Nederlanden van herwerts overe. Allen denghenen die dese jegenwordige sien oft horen lesen sullen, saluyt. Alsoe bij den overlijden van heren Cornelissen waermede jegenwordelijck is vacerende die pastorie van Veenendael buyten der stadt van Reenen in den gestichte van Utrecht, ende dat daeromme van node zij den inwoenderen aldaer van enen anderen goeden ende vroemen herder te versien doen te weten dat om ’t goet aenbrengen ons gedaen van den persoon van heer Johan Petersz van Baecx predicant der Godtlijcken woerdts ende van zijne ervarentheyt nutheyt, ende bequaemheyt in ’t vercundighen van den woorde Godts ons te vollen zonder vromicheyt betrouwende wij denselven gegunt gegeven ende geconfereert hebben, gunnen, geven ende confereren bij desen de boven genoemde pastorye van Veenendael alsoe de collatie daervan ons als gouverneur van Utrecht is competerende om d’selve bij den voorseide heer Jan Peters bedient te worden ende den ingesetenen aldaer het wordt Goidts te vercundigen ende al te doene dat een goet vroem ende getrouwe herder behoort ende schuldich es te doen, tot alsculcken vruchten nutten ende prouffijten als daertoe staen ende
28-11-1578: Requeste bij Mathijs van Voordt als gemachtich van Peter van Gronsvelt overgegeven.
Aen mijn heren die veenraden van den Reenensche ende Geldersche veenen van Veenendael.
Verthoent oetmoedelick te kennen Mathijs van Voordt als volmachtich van Peter van Grontfelt hoe dat zaliger Willem Rycxz van Grootvelt in sijn leven leggende hadde in de Reenensche veenen in ’t Middelwijcx loet een seeckere stuck veens van over die X roeden breette daer Coninklicke Majesteyt oostwerts ende een veen genaempt Beernt Freijs van Dolder d’ inwerder van bisschop ’t Utrecht dat nu besit Jan van Renesse van Mourmondt. ‘t Es nu soe dat d’ voorseid Willem Rycxz in ’t beginsel van de aenvanck ende het maecken van de gemeen Grifte sijne voorseid veenen mede aengebrocht ende gecontribueert heeft als andere veengenoten tot zijnen sterffdach toe zoe doer hemselve als doer toedoen van mr. Wouter van Cordenoort ende die voorseid Willem Rycxz achterlatende zijnen voorseid zoen, noch onmundich.

folio 169v
Is ‘t voorseid veen ten tijde van de onmundicheyt stil ende ongegraven blijven leggen ende sijn mombers anders nyet wetende dan dat den onmundigen sijne veenen soude mogen aentasten als hij mundich zoude wesen zulcx dat inmiddel van tijt die possesseurs leggende aen de westzijde van der supplianten veen haer limiten alsoe geëxtendeert hebben dat zij den suppliant veen op te Grifte gehelicken geïncorporeert sulcx dat hij suppliant ’t midsveen nyet met allen behouden en heeft anders dan nae d’ zijde van de berch voor den suppliant laten leggen ontrent vier royen ende soe voorts, noortwerts naest Coninklicke Majesteyts raygruppel nae die Grifte naeltsgewijs oplopende tot ontrent ‘n yders veen toe daer ’t punt uuytgaet sulcx dat d’ suppliant nyet behouden en heeft omme in de Grifte te mogen gebruycken als blijckende bij de chaerten hyerbij verthoent ende soe dan
28-11-1578: VERVOLG.

die voorseid Renesse van Mourmondt ende sijn voorsaeten van gelijcke gecontribueert heeft voor die breette van XVIII royen midtsveens gelegen naest die suppliant veen soe blijct bij de voorseid chaerte dat ’t veen van de suppliant ende ’t veen van de voorseid Renesse ‘t eynders nyet breeder en is dan die voorseid XVIII roeyen sulcx dat op een stuck veens van den voorseid XVIII roeyen tot behoefff van de gemeen geërffden der voorseid veenen dobbelt gecontribueert is geweest ende mitsdyen thien roeden veens breette naer betaelt sijn dan dat velt aldaer leyt blijckende bijde voorseid carte dat immers alsoe nyet en behoort ende die meeninge van de gemeen veengenoten nyet en is

folio 170
omme mit een anders schade te prouffyteren, soe als dat mijn edele heren kenlijck es dat in gelijcke saecken als den domproest den Jonge Keysers tot Reenen van gelijcke erreuren op heurluyden veenen gehadt hebben desen aengemerct soe versouct hij suppliant dat u mijn edele heren gelieven hem suppliant te accorderen die vrijheyt van de voorseid thien royen veens te mogen leggen op enich ander onvrij veenen der Geldersche oft Reenenshe veenen gelijck als dat andere veengenoten alsvoeren gegost is geweest, dito doende etc. Op den marge stondt geapostilleert aldus: De veenraden deursyen hebbende de reeckeningen van de veengenoten bevynden dat lange jaren voor desen X mergen veens gecontribueert es geweest ende noch seeckere penningen resteren dan soe den suppliant off daer hij actie off heeft geen veen en bevynden werdt hem geconsenteert ‘tselffde recht van ’t gebruyck der Griften op ander onvrij veen te mogen appliceren mits betalende de restanden ter oorsaecke van desen resterende ende voortsaen te contribueren als anderen. Actum den XXVIIIen novembris anno 1578, ondertekent Fran. Rodius.
3-2-1579: Acte van commissie om ’t silverwerck van den kercke voorseid opten meesten oirbaer te vercopen.
Alsoe de veenraden der Geldersche ende Reenensche veenen opten 28en novembris anno 1578 Wouter van Leeuwen, camelair der veengenoten, gecommitteert hebben te reysen in Veenendael ende te halen ende te brengen bynnen Utrecht, de kelck, 't heylich sacramentsvat, paes pullen, heylich olievat, om te stellen in bewaerderhandt opdat die nyet genomen ofte ontweldicht en werden, welcke sylverwerck den voorseid camelair bynnen Utrecht gebrocht heeft ende den veenraden gepresenteert dat zij d'selve in bewarenisse stellen souden, soe haren goeden raet oirbaerlicxt docht, want hem nyet gelegen was d'selve te bewaren in desen periculosen tijt ende beducht is dat hem meer schade ende peryckels om der kerckensylver mochte geschieden, als ’t in ’t licht quaem dat in sijn huys sulcx bewaert worde. De veenraden onderscreven gehoort des camelaers presentatie mitsgaders sijn beswaernisse,

folio 172v
die hij voorslaet, hebben elcx de bewaernisse des sylvers gerefuseert om de redenen bij den camelair geallegeert, eyntelick overwegen verscheyden swaricheyden ende mede dat de veengenoten bij slote van de leste reeckeninge merkelick ten afteren waren ende genen nyeuwen omslach dit jaer uutgeseth hebben, hebben d' voorseyd veenraden geresolveert dat men 'tselve sylverwerck ten meesten oirbaer vercopen sal ende de veengenoten schulden daermede betaelen, welverstaende dat elck stuck bij inventaris bij op sijn gewicht geteyckent sal worden mit de prijs van 't vercopen ende 't faetsoen ende wapenenen aengeteyckent, teneynde dat de veengenoten in tijden van vreede ende als men sonder vreese weder sylverwerck in de kerck van Veenendael derff bewaren, van gelijcke wederom mogen doen maecken mit de wapenen ende teykenen der gheenre die dese gegeven hebben. Actum den 3en february XVCnegenentzeventich. Ja. die Eedel, W. Someren, Gouda, Wo. van Leuwen, Nicolaes Ernst van Upen, Cornelis van Kessel.
12-8-1579: folio 173v
Propositiën den gemeen veengenoten der Geldersche ende Reenensche veenen contribuerende totter Grifte voergehouden op ten reeckendach gehouden den XIIen ende XIIIen augusti anno LXXIX
Te committeren tot ’t sluyten van den reeckeningen van Wouter van Leeuwen camelair, Johan de Keyser den Jonge, directeur ende Christiaen Marcelisz mit Cornelis Aelbertsz, kerkmeesters.
Sijn gecommiteert Ja. die Eedel, Floris Holy, Gouda ende Claes Gerritsz.
Te eligeren ende kiesen nieuwe veenraden volgende het octroy geregistreert in ‘t VIIe veenregistre folys XXVII, XXVIII, XXIX, ende XXX
Sijn gecommiteert Ja. die Eedel, Wouter van Leeuwen, Gouda, Cornelis Aelbertsz, Claes Gerritsz, Willem van Soemeren ende Nicolaes van Upen.
Te eligeren enen nieuwen kerckmeester bij Cornelis Aelbertsz.
Bij Cornelis Aelbertsz gecontinueert is de novo geconstitueert Cornelis Jansz.
Te resolveren op ’t arbeytsloon van turffgraver, buytenluyden, maeckster, cloters ende andere d’welcke all jaer

folio 174
verduyrt worden tot achterdeel van de veengenoten waervan oock d’ ordonnantie op dit punt in ’t voorleden jare geensins en is achtervolcht.
In state overmits desen troublen.
Item alsoe deur die voorleden troublen de reeckeningen van de grote sluys in de Grebbe voer de landtgenoten van Waegeningen ende Rheenen noch nyet gedaen en sijn te resolveren wat men hiertoe gedaen wil hebben.
In state tot beter gelegener tijt.
Item als den directeur gelt vandoen heeft tot enige wercken oft den camelair hem nae ouder gewoenten sal furneren.
Fiat nae ouder gewoenten.
Item als d’ kerckmeesters ghelt vandoen hebben tot notelicke reparatiën ende behoefden van den veenkercke off den camelair d’selve mit gelt sal assisteren ofte nyet.
Ut supra
19-12-1579: folio 176
Missive aen den schout van Reenen om uuyt den vaertmeesters te vereyssen nae den overtreders van de ordonnantie etc.
Erentfeste frome wij gebieden ons dienstelick tot ulieden.
Deses is om ulieden te kennen te geven, dat hoe langer hoe meerder clachten ons gedaen worden van de insolentiën ende gewelden die de schippers dagelicx in onse veengrifte aen de schutten ende boven oft peyl doende zijn, daer geen correctie over gedaen en wordt zulcx dat die veengenoten die weghen ende Grifte naulick en mogen gebruycken ende d’ ordonnantie van de veenen geacht wordt voer een gecks meer, is daeromme ons vruntlick begeren dat u edele alle de drye vaertmeesters ende besunder Willem de Bruijn voer u ontbiedt ende scherpelick examineert wye diegeen zijn diegeen sijn die de schutten ende den boom al opgeslagen hebben bynnen den tijt van drye maenden herwerts ende den overtreders volgende d’ ordonnantie

folio 176v
scherpelick straft oft wij souden geoorsaect wesen den procureur-generael aen te roepen ende in u edele jurisdictie te werck te stellen indyen de vaertmeesters oft iemant hemluyden simuleren ofte de waerheyt nyet en willen seggen, soe wilt ons mitten eersten adverteren wij zullen se van heure officie stellen ende andere in haer plaetsche. Dit doende sal u edele ons groten dienst ende vruntschap doen, die wij altijd wederom willen verschulden, kennen Godt die u edele lang gesont spare tot salicheyt. Geschreven t’ Utrecht dese XIXen decembris 1579.
U edele goetwillige vrunden die veenraden bynnen utrecht residerende.
12-8-1580: Propositiën den gemeen veengenoten der Geldersche ende Reenensche veenen contribuerende totter Grifte voorgehouden opten open reeckendach gehouden den XIIen ende XIIIen augusti anno XVCLXXX.
Te committeren tot ‘t sluyten van de reeckeningen van Wouter van Leuwen, camerlair, Christiaen Marcelisz, directoer ende Cornelis Albertsz mit Cornelis Jansz, kerkmeesters.
Sijn gecommitteert Floris Holy, Gouda, Jacob Foeyt, joncheer Johan Ruysch.
Te eligeren ende kiesen nieuwe veenraden volgende het octroy geregistreert in ‘t VIIen registre, folys 27, 28, 29 ende 30.
Sijn geëligeert Jacob die Edel, Gouda, Wouter van Leuwen, Claes Gerritsz, Nicolaes van Upen, Cornelis Aelbertsz ende Cornelis Clerck.

folio 178v
Te eligeren een nieuwe kerckmeester bij Cornelis Jansz.
Is de novo gecosen Jan Bogart den Jongen.
Te resolveren op ’t arbeytsloon van turffgraven, buytenluyden, maecksters, clooters ende andere d’welcke alle jaer verduyrt worden tot achterdeel van de veengenoten.
In state, overmits d’ oorloghe.
Te verhalen bij monde de oorsaecke waerom de veenraden geordonneert hebben te betalen VI stuvers op elck schip vercofte turff dat deur de Grift uuytvaren will ende daerbij te verthonen d’ ordonnantie bij den veenraden gemaect.
Die veenraden zullen communiceren mitten schout van Reenen dat hij den schippers affvraecht in de Grebbe eer zij deur ’t eerste schut varen off zij den schellinck willen betalen off nyet, ende diegene die heur obediëntie verclaren den schelling doen betalen in ’t uuytvaren, anderen zulcx refuserende mitterdaet die Grifte te verbieden.
Item off de veengenoten oeck hebben willen dat de vaertmeesters tappen oft herberch houden zullen
Die veenraden sullen mit Goessen Gerritsz communiceren om zijn gagie wat te vermeerderen mits dat hij sijn tappen laet.
Mit Goessen Gerritsz is verdragen dat hij dit aenstaende jaer noch zal dienen om die LXXV libra dies sal hij sijn tappen laten te weten geen gelagen setten.
12-8-1580: VERVOLG.

folio 179
Item dat de vaertmeesters gheen ordonnantie en onderhouden van ’t sluyten van de schutten, boyplancken ofte boom.
Die veenraden comende te Veen zullen hiervan doen ende ordonneren‘tgene zijluiden bevynden zullen te behoren.
Item van de Staten impost van drie stuvers op elcke hondt turffs gestelt op te Reenensche veenen.
Sijn gecommitteert om te compareren in de vergaderinge van de Staten van Utrecht ende van dese saecke te communiceren Gouda, joncheer Jan Ruysch, Nicolaes van Upen ende Jan de Keyser d’ Jonge.
Alsoe doer dese tegenwordigen troublen die reeckeningen van de grote sluys in de Grebbe voor de landtgenoten van Wageningen ende Reenen noch nyet gedaen en sijn te resolveren wat men hiertoe gedaen wil hebben.
In state tot ander gelegender tijt.
Item als den directeur gelt vandoen heeft tot enige wercken off den Cancelair hem nair ouder gewoenten sal furneren.
Fiat naer ouder gewoenten.

folio 179v
Item als die kerckmeesters gelt vandoen hebben tot notelijcke behoefte ende reparatie van de veenkercke off den Cancelair denzelven mit gelt zal assisteren ofte nyet.
Ut supra
Item alsoe de coster tot Venendael die voorleden jaeren gedurende dese troublen alle jare bij den veengenoten gepasseert ende beloeft zijn XLVIII gulden, wat men doen zal voer het toecomende jaer.
Overmits zijnen dienst cleyn wesen zal regard nemende nochtans op de ruyminge van de huysinge van de pastoor, hebben die veengenoten hem toegeleyt voer den toecomende jaere XXV gulden.
Item van de substituyt schout tot Veenendael.
Item van de pastoir in Veenendael.
Hierop gehoort heer Adriaen Hermansz pastoir, verclaert tevreden te zijn dat zijnen vice-cureyt uuyt die gereetste goederen ontfange, sijne toegeseyde pensie belovende daervan te leveren acte van consent onder sijn handt.
28-10-1580: Andere missive aen deselve schout beroerende d’ voorseide saecke.
Erntfeste ende vrome besundere goede heer wij hebben u edele onlancxleden gescreven ende versocht dat d’selve soude tot onse costen nemen informatie van degeenen die laestmael in ’t Veen

folio 181v
Aelbrecht Foeck ende andere van Utrecht geaggresseert in ’t water gejaecht ende voorts uuyt seeckere huysen mit gewelt gehaelt ende geleyt hadden tot Reenen bij u edele om aldaer zeeckere verclaringe te doen oeck mede dat wij mochten hebben de namen van de principaelste schippers die ’t feyt voorseid bedreven hebben, omme ons in toekomende tijden daermede te behelpen naer behoren ende dit zunderlinge te meer zoe dieselve schippers bij namen enige geërffden hadden gedreycht van levende lijve ter doot te brengen dat diezelffde geërffden souden mogen weten wije die personen sijn daer se hemluyden zouden moghen wachten ofte anders op heur voerdeel wesen, ende want wij tot noch toe nyet en hebben ontfangen enige rescriptie ofte informatie van uwer edele soe scrijven wij andermael dese jegenwordige daerbij versouckende dat diezelve ons willen mitten eersten overseynden die informatie voorseid zoeverre die genomen is indyen nyet ons scrijft oft sulcx zal mitten eersten geschieden dan nyet, want anders souden wij van meeninge wesen d’ informatie te doen nemen hetsij bij den procureur-generael van den Hove alhier ofte marschalck Van Wijck sulcx wij dan te rade sullen vynden, teneynde off in toecomende tijden enich ongeluck gebuerde wijluyden mogen seggen dat wij zonder redenen eerst gedreycht sijn geweest ende verwachtende hiervan mitten eersten ulieden rescriptie. Bidden den Almogende Here d’selve te verlenen zijne gracie uuyt Utrecht desen XXVIIIen octobris 1580. Onder stondt uwer edele goede vrunden de veenraden der Reenensche ende Geldersche veenen, ondertekent Fran. Rodius.
21-4-1580: folio 182
Ordonnantie van de zess stuvers op elck schip turffs.
Die veenraden der Geldersche ende Renensche veenen bevindende dat die veendijcken ende Griften hoe langer hoe meerder reparatiën zijn behoevende ende dees tijt meest gebruyct worden bij dengenen die tot het maecken ende onderhouden van dyen nyet gecontribueert en hebben d’welck oeck nyet willich en zijn om onder behoorlijcke loon der contribuanten totter Griften turven aen de marct te vueren waeromme de eygenaers ende pachters van den veenen te meer mit contributiën beswaert worden ende veele venen uuytgegraven zijn, daer jaerlicx soeveel profijten nyet affgetogen worden als haer contingent van de contributiën bedragende is, om dan den veengeërffden een weynich in haer contributiën te verlichten. Soe is ’t dat de veenraden voorseid geordonneert hebben ende ordonneren mitsdesen dat alle die schippers die turff coopen in ’t veen ’tsij van den eygenaers ofte pachters der veenen ofte van yemants anders ende d’selve deur die Grifte uuytvueren willen in den Rijn van elcke schip ’tsij off hij veel off luttel geladen heeft betalen zal tot reperatie der verseid dijcken, Griften, schutten, sluysen ende anders, zess stuvers ende dat aen

folio 182v
handen Christiaen Marcelisz die daer van den veenraden toe gecommitteert es, ende gehouden wordt reeckeninge ende reliqua daervan te doen, omme ‘tgeen voorseid es wel te observeren zoe wordt den bovensten vaertmeester Goessen Gerritsz bevolen op ’t verbeuren van zijn dienst, dat hij ’t Santfoerschut nyet en opent ofte ontsluyt dan voer den schippers die bethoon brengen van de voorseid Christiaen Marcelisz dat zij betaelt hebben ende die beneden de Sandtfoort geladen zijn zullen van den middelsten vaertmeyster Willem de Bruyn nyet doergelaten worden tenzij dat zij van de voorseide Christiaen Marcelisz collussie haer bescheyt
21-4-1580: VERVOLG.

brengen ende soeverre enige schippers in weygeringe bevonde worden d’ voorseide zess stuyvers te betalen, zullen terstondt ende ter eerster vermaninge van de collecteur ofte vaertmeester terugge moeten trecken ende andere schippers desen ordonnantie obediërende te wijcken ende geen hynder te doen, op peyne indyen iemant contratie dede te verbeuren tot prouffyt als boven de boete van vijff carolus gulden om te employeren volgende den octroye den veengenoten eertijts gegeven, allen anderen schippers die geladen hebben turff die de veengenoten ofte pachters van de veenen zelffs toebehoren sullen van dezelve veengenoten

folio 183
pachter ofte heuren veenmeyers schijn ende betoon brengen dat de schippers den turff om vracht vueren d’welcke vrij zullen zijn van de verseid zess stuvers ende sullen de vaertmeysters d’selve (gesien hebbende hoer schijn) laten passeren welverstaende oft gebeurden dat enige eygenaers ofte pachters contribuerende totter Grfite, bevonden mochten worden enige collussie gedaen ’t hebben mitte onvrije schippers dieselve sal telcke reyse zulcx bevonden wordt verbeuren tot profijt als boven vijff carolusgulden volgende d’ voorseid octroye, ende wij ter contrarie dese ordonnantie zouden willen doer de schutten varen, sullen gestraft en beboet worden volgende de veengenoten ordonnantie voorseid, blijvende allen voorgaende ordonnantiën van de veenraden tot der tijt toe gemaect in hare gehele vigeur ende cracht in ende overal die alle schippers zullen moeten onderhouden. Des t’ oorconde hebben de veenraden dit onderteyckent. Actum anno XVCtachtich den XXIen aprilis. Onderteyckent Ja. die Edel, Nicolaes Ernst van Upen, Wo. van Leeuwen, T. de Gouda, bij mij Claes

folio 183v
Gerritsz Lam, bij mij Cornelis Aelbertsz.
7-11-1580: Remonstrantiën die de veengenoten van de Reenensche veenen wesende Sticht van Utrecht doen, mijn edele heren den gedeputeerden van dryën staten ’s landts van Utrecht omme daerbij te doen blijcken dat het geheel inique ende oeck ondrachelijck es te betalen op ieder hondt zwarten turffs, drie stuvers Brabants etc. al volgende den placcaete onlancx daerop gedepescheert.
Omme ’twelcke naerder te deduceren zullen haer edele gelieven te consideren dat dye remonstranten sijn gravende turven van diverse prijse ende nature als te weten wit, grauw panturff ende diergelijcken.
Item dat een hondt turffs het één deur het ander gerekent zoe in voorgaende jaren als tegenwordich verpacht es geweest ende noch verpacht wordt om zess, zeven, acht ofte negen stuvers meer ofte minder nae die veenen goet ofte quaet sijn.
Dat den meesten turff die de remonstanten graven wesende panturff gemeenlick in

folio 184
vele vele voorgaende jaren nyet hogher vercoft en is geweest ende oeck noch vercoft en wordt dan thien, twaelff ofte veerthien penningen Hollands de tonne.
Soe dat men betalende den voorseid impost van die panturfven, zoude moeten geven den derden penning ende meer.
Sonderlinge als men consideratie neempt (ende alle personen redenen gebruyckende wel kunnen verstaen) dat het derdedeel van de turff maer es coopmanschap.
Overmits kenlijck ende notoir es dat het slijck ofte meer gemeenlijck voer een oert stuyvers ende oeck minder de tonne gepacht ofte gecoft wordt.
Ende dat die twee jare drie vierendeelen anders nyet en sijn dan gedebourseerde ende verschoten penningen van arbeytsloon in ’t graven opmaecken ende diergelijcken gedaen.
Te weten dat men zesthien ofte zeventhien stuvers aen elcke hondt turffs aen arbeytsloen te cost moet leggen ende uuyt die beurse verschieten.
’tWelcke indyen nyet en geschiede zoe en soude het slijck tot geen prouffijt comen.
7-11-1580: VERVOLG.

folio 184v
Ende gemerct men nyet en bevyndt dat op gelt ‘twelcke yemande in ’t comptoire heeft impost geset wordt.
Maer ter contrarie dat d’ imposten alleen worden gestelt op consumptie van waren.
Item dat den turff al gegraven wesende noch aen ene coele viers hangt.
Soe hebben die remonstranten immers goede redene hemluyden van deselven impost te beclagen.
Oeck te meer dat die remomstranten bovendien noch beswaert omme tot Schoonhoven van elcke tonne panturffs tot impost te betalen eenen deut oft twee penningen Hollands.
Insgelijcx bynnen der stadt Utrecht op elcke sack panturffs enen penning tot excijs ende dan noch enen deuyt tot impost.
Behalven dat sommige nieuwe angecomen collecteurs hem nu onderstaen drye penningen tot impost te nemen.
Oeck mede betalen zijluyden dan noch voer de Majesteyt jaerlicx op elcke hondt slijcx een oert stuvers.
Sulcx als men al ‘tselve insiet ende pondereert zoe souden die imposten hoger lopen als in effecte die substantie van de turfven bedraecht.

folio 185
’t Welcke emmers in gene redene en is gefundeert zunderlinge deur dyengene coopmanschappe ofte waere die hier te lande gesloten ofte gedreven werdt meer betaelt dan dien veerthienden ofte vijftienden penning.
Ende dat noch eerst soe wanneer dieselve coopmanschappe ofte waere uuytgesloten es eerder nyet.
Daer men hierin desen ende volgende den teneur van de placcate den impost voer den derden penninck ende meerder es eyschende aleer men weet off die turffven tot enigertijt gevent ofte gesloten zullen worden.
Ofte dat die als scuveling voetturff ende diergelijcke tegens die eerde sal moeten blijven leggen ende nemmermeer die helfte van de verschoten penningen kunnen oft mogen affwerpen.
U is alle ‘twelcke die remonstranten versoucken dat mijn edele heren believen zunderlinghe regard te nemen ende hemluiden nyet meer dan andere mit overdrachelijcke imposten te bezwaren.
7-11-1580: VERVOLG.

Ende soevele raect dat mijn edele heren bij den placcate narreren dat deur het uuytdelffven

folio 185v
ende uuytvueren van de turfven die landen geheel ontgrondt zouden werden etc.
Daerop sullen hare edele believen te verstaen dat het graven van turffven van de remonstranten geheel veel es verschelende mit het graven dat men in Hollandt gebruyck.
Want deur het graven in Hollandt die landen geheel ontgront ende tot diepen watere gemaect worden.
Daer ter contrarie die Reenensche ende oeck Gelresche veenen eerst tot merckelijcke diepte affgegraven moeten wesen eer men die tot bau ofte weylanden kan aenmaecken.
Ende soeverre sulcke affgravinge nyet en geschiede zoe en compt daer nyet anders aff dan hey, water ende wey.
Daer anders het veen ofte moer uuytgegraven ende die landen weder aengemaect wesende (gelijck men die jaerlicx tot grote menichte van mergentale es aenmaeckende) den here zijnen thiendt ontfangt van den boulanden.
Ende die gemeente wordt gespijst mit die boter melck, keesen ende diergelijcke comende van de beesten weydende die leege landen.
’tWelcke vele verscheelt van de uuytgegraven landen van Hollandt daer den heer zijnen thiendt verliest.
Ende die gemeente benomen werdt het middel omme heure zware dijcken daermede te onderhouden.

folio 186
Omme welcke redenen ende middelen die remonstranten nyet en kunnen laten mijn edele heren te remonstreren gelijck zij oeck onlancxleden bij requeste gedaen hebben dat zij nyet en kunnen verstaen off men es hemlieden meer dan andere mit dese impost graverende.
12-8-1581: Propositiën den gemeen veengenoten der Gelresche ende Renensche veenen contribuerende tot de Grifte voorgehouden op ten open reeckendach gehouden den XIIen ende XIIIen augusti anno XVCeenentachtich.
Den XIIen augusti 1581 presenten m. Sebastiaen van Loeyen Raedt etc. Die Edel, die heer van Urk, Johan Ruysch, Willem Ruijsch, Floris Alewijn, Claes van Upen, Wout van Leeuwen, Gouda, Fijck, Holy, Ja. Foeyt, Frans Lommetsz, Claes Gerritsz, Jan Tonisz, Cornelis Clerck, Jonge Jan Bogart, Adriaen Spijcker, Dyrck Gerrit Henricxs, Dijrck Gerritsz.
Te committeren tot ‘t sluyten van de reeckeningen van Wouter van Leuwen camerair, Christiaen Marcelisz, directeur ende Cornelis Jansz mit Jan Bogart den Jonge, kerckmeesters.
Sijn gecommitteerd m. Sebastiaen van Loeze, raedt etc. Jacob die Edel, Floris Holy ende Jacob Foeijt.

folio 187
Te eligeren nieuwe veenraden volgende het octroy geregistreert in ’t VIIe veenregistre folys 27, 28, 29 ende 30.
Sijn geëligeert Jacob die Eedel, Wouter van Leuwen, Cornelis Aelbertsz, Claes Gerritsz, Jonge Jan Bogart, Aelbert Foeck ende Dyrck Gouda.
Te eligeren enen nieuwen kerckmeester bij Jan Bogart de Jonghe.
Cornelis Willemsz de novo geëligeert bij Jan Bogart.
Te resolveren op ’t arbeytsloon van ’t turffgraven, buytenluyden, maecksters, cloters ende andere d’ welcke alle jaer verduyrt werden tot achterdeel van den veengenoten.
In state om d’ oorloghe.
Te communiceren op te inobediëntie van de schippers ende wat daeruuyt gevolcht es als men die zess stuvers op elcke schip turffs tot onderhoudenisse der Grifte in heeft willen brengen volgende den overcompst van ’t voorleden jaer.
Is geresolveert dat men overmits d’ onwillichheyt van de schout van Reenen requeste zal presenteren aen de Hove provinciael versouckende den substituyt van de procureur-generael geautoriseert te worden om te procederen tegens den overtreders van de veengenoten ordonnantie.
12-8-1581: VERVOLG.

folio 187v
Item dan de schippers voortaen geen arresten obediëren, jae die schutten opslaen als men se beset heeft ende gaen varen. Item dat oeck enige mede geërffden ’tselfde toestaen.
Item dat den bovenste vaertmeester geen arresten voer den camelair wil doen anders dan om zijn selffs salaris te innen.
Item dat geen van de drie vaertmeesters die ordonnantie onderhouden van ’t sluyten van de schutten, boyplancken ofte boom.
Wordt goet gevonden dat die veenraden d’ oude vaertmeesters alle drye zullen mogen deporteren ende nieuwe aennemen.
Item van de impost tot Schoonhoven zoe prima augusti gepasseert es ende van de impost in de Grebbe ende andere hontgelden.
Is geresolveert dat die veenraden zullen syen te crijgen d’ acte bij den Staten van Hollandt gegeven ende dien volgende doen request maecken ende solliciteren als doeninge van de IIen impost bij die van Hollandt innegestelt.
Alsoe doer dese tegenwordige troublen

folio 188
de reeckeningen van de grote sluys in der gribben voer de landtgenote van Wagheningen ende Reenen noch nyet gedaen en sijn te resolveren wat men hiertoe gedaen wil hebben.
Noch in state tot gelegendertijt.
Item als den directeur gelt vandoen heeft tot enige wercken off den camerair hem nae ouder gewoente zal furneren.
Fiat naer oude gewoente.
Item als de kerckmeesters gelt vandoen hebben tot notelijcke behoeften ende reparatie van de veenkercke off den cameraer d’selve mit gelt sal assisteren ofte nyet.
Die kerckmeesters zullen communiceren mit enige leydeckers ofte metselaers ende scrijven aen den veenraden die gelegentheyt vuer, teneynde dat men notelijcke reparatie doen mach.
Item hoe men doen sal mitten coster tot Veenendael.
Die veengenoten verstaen dat den coster henluyden nyet van node en is ende zoeverre den predicant hem daermede beswaert vyndt mach zijn clachte daervan doen aen den veenraden die daerinne zullen ordonneren zoe sij bevynden zullen te behoren.
12-8-1581: folio 189
Propositiën bij memorie op ten open reeckendach der veengenoten gehouden den XIIen ende XIIIen augusti anno LXXXI daerop die nieuwe veenraden hebben te resolveren ende te ordonneren.
Te eligeren enen nieuwen camerair ende een directeur.
De veenraden vynden voer goet alsnoch den cameraer Wouter van Leuwen ende Christiaen Marcelisz directeur te continueren.
Item de staet van de reeckeninge te doersyen ende te adviseren om gelt t’ hebben om de schulden te betalen ende furnissement tegens de aenstaende wercken.
Is verdragen dat men naer ouder gewoenten op elcke mergen veens ende elcke roede breette te midsveens X stuvers uuytsetten zal.
Item van het affdancken van de vaertmeesters.
Die veenraden te Veen comende zullen mit de vaertmeesters spreecken ende hen hoer ordonnantie scherpelick belasten te onderhouden op pene van privatie van hoeren dienst.
Item datter grote clachten comen van veel schippers dat somige schippers lichters hebben daer zij die gemeen vaert mede behynderen.
Ordonnantie te maecken dat nyemants van de schipper geen lichters aen en sal mogen hangen om die gemene Grifte te gebruycken ofte zullen d’selve manninge opsetten, houdende haer buerte ende voort doer doen trecken als andere in den Rijn zonder in de gemeen Grifte blijven te leggen lossen op pene van V gulden.

folio 189v
Item dat den boom notelick weer gerepareert mach worden.
Dat nyemant scheep over den boom en zal helpen trecken dan mit gewoentelijcke treckers op pene als in voorgaende ordonnantie.
Dat van node is in Axelins wijck te stellen schutgen om ’t water in de Grift te steyten.
Item van de dam van XX roeden te laten blijven in de veenen van Jan Ruysch.
14-8-1581: Acte van interdictie van den lichters.
Alsoe die veenraden hoe langer hoe meerder clachten gedaen werdt van den schippers, vaertmeesters ende veengenoten, dat somige schippers hebben zeeckere aenhangers ofte lichters daer zij veel turffs after aen hoeren schepen mede naevoeren, zonder op te selve lichters te stellen mannen ofte treckers die d’selve offtrecken maer meeren d’selve after aen hoeren principaelen schepen, sulcx dat zij onmanierlijk veel waters offtappen ende anderen schepen interesseren boven desen blijven noch tot hoer welgevalle op somige plaetse in de Grifte liggen om d’selve lichters ofte aenhangers te lichten ende overwerpen in hoeren groten schepen ende stoppen daermede de vaert zulcx dat andere schippers haer vaert behyndert werdt ende zij daernae moeten wachten /(marge:) omme hierinne te versien/ soe is ’t

folio 190v
dat die veenraden geordonneert hebben ende ordonneren mitsdesen dat van nu voortaen nyemant van de schippers enige lichters ofte aenhangers after aen hoeren schepen nae zullen mogen voeren, dan die enige lichtschepen willen vueren zullen op te selve moeten stellen manning ofte treckers die die machtich sijn te vueren ende zullen gehouden wesen diezelve voorts doer de Grifte uuyt te trecken in den Rijn, zonder in de Grifte te mogen blijven leggen lossen, op pene van elcke reyse te verbeuren vijff carolusgulden te appliceren als in der veengenoten ordonnantie. Desen t’ oorconde hebben de veenraden dit onderteyckent op ten XIIIIen augusti anno XVC eenentachtich.
13-8-1582: Propositiën den gemeen veengenoten der Geldersche ende Reenensche veenen contribuerende totter Grifte voorgehouden op ten open reeckendach gehouden den XIIIen ende XIIIIen augusti anno XVCtweeëndetachtich.
Te committeren tot ’t sluyten van de reeckeninge van Wouter van Leeuwen

folio 191
camerair, Christiaen Marcelisz, directeur, Cornelis Jansz mit den jonge Jan Bogart kerckmeysters.
Sijn gecommitteert Jacob die Edel, Niclaes van Upen, Gouda ende Frans Lommetzum.
Te eligeren nieuwe veenraden volgende het octroy geregistreert in ’t VIIe veenregistre folio 27, 28, 29 ende 30.
Sijn geëligeert Jacob die Edel, Gouda, Jan Ruysch, Claes Gerritsz, Cornelis Aelbertsz, Jacob Foeyt ende Niclaes van Upen.
Te eligeren enen nieuwen kerkmeester, bij Cornelis Willemsz.
Is geëligeert Henrick Petersz.
Te resolveren op ’t arbeytsloon van ‘t turffgraven, buytenluyden, maecksters, clooters ende andere, d’welcke alle jare verduyrt worden tot achterdeel van de veengenoten.
In state.
Te communiceren opte inobediëntie van de schippers dat zij geen ordonnantie willen houden noch geen arresten obiëren.
Die veengenoten persisteren bij de resolutie van de voorleden jare op dese aengetogen articulen genomen.
Item dat de schippers gearresteert zijnde de schutten opslaen ende wech varen.

folio 191v
Item dat oeck enige veengenoten ‘tselve toestaen.
Item dat die bovenste vaertmeester geen arresten voor den camerair en wil doen anders dan om sijn selffs salaris te innen.
Item dat geen van de drie vaertmeesters die ordonnantie onderhouden van ’t sluyten van de schutten, boeyplancken ofte boeyen.
Item alsoe doer dese tegenwordige troublen die reeckeningen van de grote sluys in den Gribben voor de landtgenoten van Wageningen ende Reenen noch nyet gedaen en sijn te resolveren wat men hiertoe gedaen wil hebben.
Noch in state.
13-8-1582: VERVOLG.

Als den directeur gelt vandoen heeft tot enige werck off den camelair hem naer ouder gewoenten sal furneren.
Fiat.
Als die kerckmeesters gelt vandoen hebben tot notelijcke behoeften ende reparatiën van den veenkercke off den camerair

folio 192
d’selve mit gelt sal assisteren ofte nyet.
Ut supra.
Off die veengenoten hare contributiën sullen mogen inhouden ende daer voor laten wercken ofte arbeyden in den Griften naer haren appetijt.
Die veengenoten persisteren bij heurluyden ordonnantie ende oude gebruyck dat nyemant op sijn eyghen authoriteyt enige wercken sal mogen doen maecken ofte die penningen van zijne contributie off die hij schuldich es daeraen mogen corten.
Alszoe Dyrck de Gouda verschoten heeft XIIII kannen Rijnsche wijns van XIIII stuvers die bij enige veengenoten gedroncken sijn mit vele schippers ten tijden als zij van de Staten versochten verlicht te worden van de impost die de Staten geordonneert hadden te collecteren opte sluys in de Gribb, daer van hij versouckt verstoringen.
Geordonneert den camerair dit te betalen.
Om te resolveren opte requeste van de cappelaen in Veenendael.
Soeveel d’ eerste perceel aengaet daer hij versouckt heer Adriaen belast te worden hem te voldoen, wordt hem geseyt soe die veengenoten daerover geen rechters en zijn dat den suppliant sijn achterwesen mach vervolgen daer ende soe dat behoren sal, dan aengaende die beswaringe den suppliant overcomen deur het affdancken van de coster, hebben die veengenoten voor dese reyse hem toe gevoucht eens thyen gulden sonder te trecken in consequentie.

folio 192v
Omme te resolveren opte requeste van de gemeene ingesetenen in Veenendaal.
Die gemeen veengenoten sullen den supplianten ter cause van de costen bij henluyden gedaen aen den Engelschen soldaten omme ’t Veen van brandt te conserveren te baten comen ter somme van tachtentich carolusgulden.
23-8-1582: Huyden den XXIIIen augusti XVCtweëndetachtich sijn die veenraden cameraer, directeur ende contrerolluer der Renensche ende Gelresche venen gecoren op den open reeckendach, gehouden den XIIIen augusti 1582, gegaen op de Grifte van Veendael beginnende ontrent het Zwaeluestart, omme te visiteren die gebreecken alomme wesende in de Grifte, dijcken, schutten ende diergelijcke waer aff die veenraden hebben den cameraer ende directuer geordonneert ende ordonneren bij desen tot coste van de compaingnie te doen remediëren die gebreecken die de compaingnie behoren te remediëren

folio 193
ende diegene die andere angaen sullen zij bij elcx in ’t zijne doen remediëren zulcx yegelicken dat toecomen zall.
Eerst gaende van het Zwaeluestert nae Mary Meesen schut, es geordonneert dat men zall doen repareren de brugge leggende ten noorden van het Gasthuysveen ende te westen van de Griften.
Item aen dezelve zijde den dijck ontrent hoffstede te doen verhogen ende maecken nae behoren.
Die brugge leggende op te veenen van de oude Keyser te doen repareren.
Van gelijcke Cors Aelbertszoens brugge.
Het hooft van de debers brugge leggende over de Grifte omtrent Cors Aelbertszoens veen zall die cameraer doen repareren.
Insgelijcx te doen repareren die brugge leggende tusschen die veenen van den ouden Keyser ende Cornelis Clerck.
Aen de oostzijde van de Grifte beginnende van het Zwaeluestert.
In den eersten den dijck voor Joachim van Huemens huys te doen repareren naer behoren.
Item tusschen die veenen Van Huemen ende Frans van Renen te doen becleden den dijck nae behooren tot vijff voeten toe.
Het cleyne bruggetgen gelegen bij Frau van Renen te doen repareren.
Van gelijcke Rutger Valckenaers brugge.
Comende tot die schutten.
Eerst aen Mary Meesen schut es den cameraer geordonneert
8-1582: folio 194
Instructie voor Adriaen Spijcker, cameraer van den veengenoten ende geërffden in der Geldersche ende Renensche veenen geëligeert in augusto 1582.
In den eersten sal die cameraer voornoemd zijnen behoorlicken eedt doen in handen des scholts van Rhenen, ende zijn register voor dit jaer maecken uuyt die capittulen van de restanten die Wouter van Leuwen in sijn leste reeckeninge op ten XIIIIen augusti 1582 gesloten overgelevert heeft.
Item die cameraer sal mit alle neersticheyt ende diligentie die restanten van den veengenoten inmanen ende den quaetwilligen mit recht tot betalingen brengen nae zijn vermogen ende ordonnantie.
Ende wes nieuwe uuytsettingen wederom uuytgeset ofte gedaen zullen worden zal hij mit alle neersticheyt innen ende manen nae behoren ofte ter executie doen stellen volgende d’ voorseide ordonnantie.
Item alle commissiegelden zullen bij den voorseide camerair betaelt worden als gebleecken is dattet onder die handen van drie van de veenraden gepasseert is, mits nemende quitantie.
Die cameraer sal die ordinaris vaertmeysters jaerlicx mogen betalen hoir jaerlicxe gagie mits hebbende quitantie.
Item ’t loon van den commissarissen, greffiers, advocaten, procureurs, bodeloon, wagenhuyr ende alle anderen extra ordinaris loon hyer nyet

folio 194v
gespecificeert bedragende ter somme van drie gulden ende daeronder sal die camerair mogen betalen ende daervan reeckening doen bij affirmatie alleenlick ende bedragende boven die voorseide somme sall gehouden zijn te leveren attestatie van drie veenraden ende quitantie van de geenen die betaelt werden.
Item die camerair sal die aengeheven processen van de veengenoten nae zijn vermogen helpen vervolgen ende teneynde brengen. Onder stont gescreven aldus ter ordonnantie van de veenraden. Ende was onderteyckent aldus Fran. Rodius secretaris.
8-1582: Instructie voor den directuer van der Veengrifte ende dependentiën van dyen Christiaen Marcelisz gestelt ende gecontinueert in augusto 1582.
In den eersten zall die voorseide directuer zijnen eedt doen in handen van den schout van Rhenen dat hij die gemeen veengenoten getrouwelick ende neerstich dienen zall als directuer van den gemenen wercken sonder parthije, gunst oft faveur te dragen.
Item sall scherpelick regard nemen op alle die gebreecken in der Grifte aen de dijcken, bruggen mit alle ‘tgene daeraen dependeert ende ‘tselve den veenraden te kennen geven omme daerinne te ordonneren ende voorsien naer behoren.

folio 195
Insgelijcx sal hij scerp regard nemen op alle die vaertmeesters dat sij haer officie ende dienst getrouwelick ende oprecht doen volgende die instructie die hem van den veenraden gegeven zal zijn, ende besonder dat zij die ordonnantie der gemeynen veengenoten wel ende scherpelick observeren ende doen observeren zellen zoe die op te veengenooten ende schippers gegeven zijn.
Ende ingevalle hij enige faulte bevyndt sal daervan mitten eerste den veenraden adverteren omme daerinne te voorsien naer behoren.
Tenware het gebuerde in nootsaecke dattet werck haestelick eyschte geremedieërt te zijn om meerder schade te schutten, zall in zulcken gevalle voorts mogen varen ende die meeste schade der veengenoten schutten ende ’tselve mitten eersten enich van den veenraden die hij naest weet te becomen schriftelick oft anders adverteren omme hem bij denzelven veenraedt ofte veenraeden ordonnantie ende voorder beveel gegeven te worden naer gelegentheyt des wercks.
Ende en zal niemants van den veengenooten, factoors ofte veenmeyers enigerhande werck laten maecken dat zij selffs betalen off die penningen verschieten sullen maer zullen alle gemene wercken uuyt zijnen naem gemaeckt worden ende die betalingen daervan geschyen in manieren naebeschreven.
8-1582: VERVOLG.

Item alle materialen stoffen ende instrumenten totten wercken van der Griften mitten dependentiën van dyen nodich zal die voorscreven directuer copen bedragende boven die drie carolusgulden bij ordonnantie ende attestatie van tenminsten een van den veenraden daeraff hij van dezelve veenraet ofte veenraden nemen zall scriftelick ordonnantie oft attestatie met quitantie van de vercopers ofte leveraers respective

folio 195v
omme op zijne reeckening te exhiberen.
Item alle pathijen bedragende drie gulden off daeronder zal d’ voorseid directuer mogen copen mits van de vercopers brengende quitatie off zall reeckeninge doen bij affirmatie nae gelegentheyt.
Item alle wercken daer meer aen te coste geleyt zall worden dan XX gulden sall die directuer niet doen maecken sonder ordonnantie tenminsten van twee veenraden.
Item alle wercken dy bij besteecken bestayt sullen werden excederende den prijs van XX gulden sal nyet bestayt mogen werden dan in presentie van een van de veenraden ende het opnemen insgelijcx bij een van den veenraden die ‘tselve wercke nae ’t besteck zall helpen opnemen welcke veenraet den directuer daeraff leveren zall attestatie ende brengende daerbij quitantie van de leveraers sal sulcx in reeckening gepasseert worden.
Alle arbeytsloon bij dachuyren gedaen sal bij den directuer betaelt worden bij den contrerolluer in presentie van de bedrijff die volgende sijnen lap hem daervan gelevert regard op ten arbeyders genomen ende daeraff geattesteert sall hebben.
Item cleyne simpele saecken daer hij geen bedrijven en gebruyckt zall hij mogen reeckenen bij affirmatie. Onder stont gescreven aldus, ter ordonnantie van de veenraden. Ende was onderteyckent aldus Fran. Rodius secretaris.
8-1582: folio 196
Instructie voor den vaertmeysters van den veengenoten gestelt anno 1582.
1In den eersten zullen den vaertmeysters voorseid haren eedt doen in handen van den schout van Rhenen zoe hem die bij den veenraden voorscreven is.
2Item den middelste vaertmeyster sall alle weecken twee ofte driemael spreecken mitten bovensten vaertmeester ende accorderen t’samen op wat peyl men sal mogen laden ende onder hen beyden den peylboom daernae schorten.
3Item den vaertmeester voorscreven zal den schippers die in ’t Veen willen varen mit hoor lege schepen om te laden eer sij duer ’t Werffschut varen seggen ende adverteren op wat peyl dat zij laden zullen mogen, ende die geladen zijnde dieper bevonden worden geladen t’ hebben, beboeten volgende d’ ordonnantie.
4Als de vaertmeesters enige schutten opgedaen zullen hebben sall elck mit zijne bij sijn schut blijven staen tertijt toe dat de schepen gepasseert zijn, ende alsdan terstont ’t schut wederom toesluyten in ’t slot.
5Item elcke van den vaertmeester zal gehouden zijn tot sijnen coste die moddere ende onruympte achter die voorseid schutdoeren tijtlijck

folio 196v
uyt te ruymen ende uuyt te modderen, dat die schutdoeren sonder enich letsel te gronde mogen gaen.
6Item oft gebeurden dat men aen eenige schutten oft in der Grifte enige wercken most maecken, sulcx dat die schepen nyet varen en mochten zal den vaertmeester gehouden wesen den directuer te dienen voor een bedrijff ofte ander arbeyder sonder ander loon te ontfangen dan zijn jaerlicxe sallaris.
7Item den vaertmeester en sal nyemants mogen dienen om turff te vercopen.
8Item den vaertmeesters en zullen die sluetelen van huere schutten ende boom voorseid nyemant mogen doen ofte bevelen om enige schutten te sluyten oft ontsluyten op pene van vervallen te zijn van hueren dienst ende thien gulden daer booven, soe dickwils sulcx geschieden.
22-5-1583: Antwoordt op de naest voorgaende missive bij den veenraden geëxpedieert
Erentfeste ende frome bezundere goede heere, ontfangen ende gelesen hebbende ulieden missive van de XVIen

folio 199
dese tegenwoordiger maent aen Adriaen Adriaensz Spijcker onsen cameraer gescreven vermeldende in effecte van het vermaecken ende repareren van de gemeene Veengrifte, schutten, sluyse ende dijcke en hebben wij ons nyet genouch kunnen verwonderen van de clachten die over onsluyden diesaengaende gedaen worden (hoewel tot groten onrechte) want ten tijde uluyden zeydt de informatie genomen ende bevonden te hebben datter gheene schepen en konden passeren zoe zijn daer tot eene reyse gevloot geweest XXIIII schepen ende daechs daeraen XXI scepen daerin voorgaende jaren omtrent desen tijt van de jare boven zestien ofte achtien schepen nyet tot ene reyse en conden affcomen, weleswaer ende en willen wij nyet ontkennen off die Grifte, schutten, dijcke ende sluyse in de Grebbe en behouven merckelicke reparatie die oock al veele honderden zouden costen, maer want ’tselve moet geschieden uuyt de buerse van zestien ofte twintich perticuliere personen wiens voorsaten oock die Grifte met allen aencleven uuyt heur eygen gemaeckt ende becosticht hebben, diewelcke overmits die grote ende zware exactiën ende imposten die op den turfven gestelt zijn ende oock duer de slappicheyt van de turfneeringe zulcx nyet alle teffens en kunnen opbrengen zoe en kunnen wij voor dese tijt zoo groten gelt nyet opbrengen om die Grifte, dijck, schutten ende sluyse zoe te maecken als die wel eysschen zouden gemaect te wesen, dan hebben onsen cameraer bevolen die reparatie te doen na den incomen van zeeckere restanten gelijck oock alreede arbeyders in ‘t
14-7-1583: Ordonnantie bij den veenraden gestatueert nopende het op ende affvaren van de turffschepen, mitsgaders interdictie tegens den middelsten vaertmeester van ghene gelade schepen over den boom te mogen laten passeren dan met behoorlicke treckers.
Die veenraden der Renenssche ende Gelresche

folio 200
veenen aenmerckende die grote ongeregeltheyt die tegenwoordich es in ’t op en affvaren van de turffscepen ende begerende daerinne zoeveel moegelicken es bij provisie ordre te stellen totdat op den toecomende generalen reeckendach daerinne anders wordt versien, hebben bij desen geordonneert den benedenste vaertmeester dat hij gheene ledige scheepen en laet passeren deur het Rijnschut, omme voorts boven te varen voor ende aleer datter twee vaerten geladen scepen duer ‘tzelve Rijnschut gepasseert ende op stroom zullen wesen, ende daernae en zal hij tot elcke reyse gheene meer ledige scepen op elcke vaert laten opcomen dan ten hoochsten tot twintich in getale, ende dit tertijt toe daer beter water ofte anders geordonneert zal wesen.
Verbieden voorts van gelijcke den middelsten vaertmeester dat hij volgende verscheyden voorgaende ordinantiën ghene geladen scepen en laet passeren over den boom dan met heure gehoorlicke treckers ende soeverre enige bevonden werden te diepe geladen te zijne zal hij zulcke schipper boven die beboetinge terstont doen teruggetrecken, ende hem metterdaet doen lichten, ende den turff op den dijck ofte in ’t hoylant zetten, eer hij zulcke ofte enige andere schipper
21-7-1583: Propositiën den veenraden ende geërffden binnen Utrecht residerende voorgehouden op den XXIen july 1583.
Den XXIen july 1583 presentibus Willem Ruijsch, Upen, Gouda, Vereem, Mathijs van Voordt, Adriaen Spijcker, Gerrit Henricxz, Jacob Foeijt, is hierop geresolveert als volcht.
In den eersten dat men tot desen tijt toe gestadelicken heeft doen arbeyden an de sluyse leggende

folio 201
in de Grebbe die oock eensdeels gemaect es ende wandt die reste nyet en kan volmaect werden zonder meer houts te coopen ende daer gheen gelt bij de beurse en es queritur wat men doen zal.
Is geresolveert dat men bij provisie mit het werck voortvaren zal ende op den aenstaenden reeckendach sluyten waer off hoe men die penningen vynden zal ende furneren zal.
Item te verthonen ene ordonnantie onlancx bij provisie op den schippers gemaeckt ende wandt zij daer op nyet veel en passen oft nyet geraden en dunct dat men vanwegen die veenraden ende geërffden scrijft an den schoudt ende gerechte van Rhenen, hemluyden requirerende den veengenoten in ’t heure te mainteneren om den turffvaert te vorderen.
Fiat bij missive aen schout ende gerechte van Rhenen.
Item te deputeren enige die uuyt die kiste halen het IXe veenregistre om eenige copiën te doen scrijven roerende die sluyse.
Noch die leste gesloten reekening van Wouter van Leuwen opdat die tegenwoordige cameraer zijne rekening daernae mach maken.
Gouda, Jacob Foeijt ende den camerair zijn gedeputeert ten fyne als in desen.

folio 201v
Oft nyet geraden en es dat men die verscrijvinge van de reeckendach doet doen tegens den XIIen augusti toecomende ’s avonds in de herberge nae ouder gewoonte ende dat ten huyse van de weduwe van Jacob die Edel, daer doch die veenkiste noch jegenwoordich berust.
Die boven gedeputeerden zullen mit de weduwe communiceren oft haer aengenaem es.

Kenmerken