Uw zoekacties: Een film rondom het 875-jarig bestaan van Diepenheim, met be... Veenraadschap der Geldersche en Stichtsche Veenen

005 Veenraadschap der Geldersche en Stichtsche Veenen ( Gemeente Veenendaal )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inventaris
1. Organisatie
1.2. Notulen
16-41 Veenregisters, 1546-1854
16 1546 apr. 27-1560 aug. 11
005 Veenraadschap der Geldersche en Stichtsche Veenen
Inventaris
1. Organisatie
1.2. Notulen

16-41 Veenregisters, 1546-1854
16
1546 apr. 27-1560 aug. 11
NB:
Deze band bevat de oorspronkelijke delen I t/m VI.
Folio 280-315v is gelijk aan 317-353v.
Transcriptie van de delen 1 (1546-1549), 2 (1550-1553) en 3 (1553-1554) door C. van Silfhout-van Ravenswaaij, z.j.
Oude Orde:
14 I t/m VI
Organisatie: Gemeente Veenendaal
12-3-1545: folio 361
Copie
Kaerle bij der gratie Goodts, Roomsche keyser, altijt vemeerder 's rijcx, etc. Alle den ghenen die dese jegenwoirdige sullen sien saluyt. Alsoe wij onnen te weeten die wairde ende gestalte van sekere
veenen ons als erffheere 's lands van Utrecht toebehorende ende competerende in den kerspele van Reenen in twee percelen gelegen neffens den veenen in Ameronge ende andere ons furstendoms Gelre, dairvan in lange
jaeren luttell off geen profijten gecommen is, ende off men deselve nyet tot meerder weerden soude moegen
brengen, gecommitteert hebben gehadt enige commissarysen om deselve venen te besichtigen ende neerstege inspectie ende inquisitie te doen off men sekere vaert ende Grifte voortijts in den jaere XIIIIC LXXIIII / LXXV / LXXVI / LXXVII / LXXVIII / LXXIX / LXXX / ende LXXXI / bij wijlen Biscop Davidt mit hulpe der veengenoten in den Renensche veenen begost, nyet en zoude moegen repareren ende voorts volmaken ende trecken tot an onsen veenen voirseid omme den turff van denselven mit scouwen ofte andere scepen te moegen brengen in den Rijn ende alsoe 't meeste profijt dairmede te doen sonder yemant anders te bescadigen hoe vele 'tselve costen zoude, ende oft andere veengenoten dair beneffens, totten selven costen nyet en souden willen contribueren, ende dat bij denselven commissaryssen ons scriftelick weder overgebracht is dat men de voirseide oude bisscop Davidts Grifte ende vaert well sall moegen repareeren ende voerts volmaken ende trecken nyet alleen tot in onsen Renensche
12-3-1545: folio 361v
venen voirseid mer oeck doer den Gelressche Maenre Witte ende beyde Hoever Veenen tot an den Zwerten Eeder Veenen excluz, ende bovendien doer andere geadverteert worden dat 't meestedeell van den geerffden ende veengenoten soe well in den voirseide Renenschen als Gelreschen veenen getroost ende gewogen zijn den cost dairtoe nootlick bij hemselven elcks nae advenant op te bringen ende schieten, sonder ons ofte onsen voirseide veene in den gerechte van Reenen enichsins dairmede te belasten oft beswaeren ende dair beneffens ons sekere recognitie te doen van elcker scouwe ofte schuyte turffs die men doer deselve Grifte (als die volmaict sall zijn) uten veenen voirseid in den Rijn voeren sall. Soe ist dat wij aanmerckende 't groote proffijt dat van den selven veenen comen sall, ende dat veel van onsen ondersaten in den omleggende landen mit denselven veenen lange jaere van brande onderhouden sullen moegen worden, ende all voere hierop gehadt 't advuys van onsen cancellier ende raden in den lande van Gelre, van den eersten ende anderen van onsen rade provincie tot Utrecht, ende daernae oeck van onsen zeer lieve ende beminde zuster die coninginne douaigiere van Hongarien van Bohemen etc., voer ons regente ende gouvernante in onsen lande van herwaerts over ende vandien van onsen rade ende financien in desen onsen Nederlanden neffens haer wesende, denselffden geerffden in den Renenschen ende Gelresschen veenen geoctroyeert, geaccordeert ende belieft hebben octroeyeren, accorderen ende believen bij desen
27-4-1546: folio 368
Copie
Up huden den XXVIIen aprilis anno XVCzessendeveertich, zijn vergadert in der abdijen van Sinte Pouwels t' Utrecht sekere veengenoten, soe geërffden in den Gelresschen als in den Renenschen veenen, ende sijn veraccordeert als hiernae volcht. In den eersten zijn zij eendrachtelick overcomen om die Grifte te doen maken ende voltrecken nae vermoegen des octroeys der Keyserlijke Majesteyt, in datum den XIIen marty anno XLV allwair 't oeck bij alsoe datter geen meer veengenoten hem goitwillich en verclairden totter Grifte ende aencleven van dien dan zij alleen die hieronder gescreven staen. Ende om 'tselve terstont te begynnen, hebben zij veengenoten voirseide gecommitteert ende committeren bij desen den edelen, gestrengen, erentfesten ende vromen, den eerbaere voirsienige ende wijse heeren Johan van Culenborch, ritter, heer tot Rijnswoude etc., Ffrans van Nijenrode ende Johan van Kuyck Anthonisz ende 't meerderdeell van hem cum potestate substituendi, omme uut hoirre alre naem ende van hoirre wegen, dieselffde Grifte mit alle zijn toebehoeren te doen bestaden ofte doen maken achtervolgende seeckere bestecken die dairoff gemaict moegen weesen, ofte tot hoerre gecommitteerden voirseid goitduncken ende believen dair noch vorder off gemaict sullen werden. Belovende all 't gundt bij den voirnoemde gecommitteerden ende hoeren substituten in der qualite in der saicke voirseid gehandelt ofte gedaen sall werden, 't selffde voer hoer, hoeren erffgenamen ende nacomelingen vast, stade ende onverbreckelick te houden,
27-4-1546: folio 368v
voirseid aengaende voerts gedeputeert ofte gecommitteert worden sullen, dat hem dair nyemants onwillich in sall laeten
vynden, mer dat selve eernstelick ende getruwelick te vorderen als 't behoeren sall. Ende hoewen enige van onsen ondergescrijven personen dair nijet present geweest en zijn, dair dit tegenwoirdige accort bij den presenten
gesloten is, houden nochtans 'tselve accort in alsulken weerden, off wij dair tegenwoirdich geweest waeren, ratificerende ende approberende mitsdesen 'tselve nae zijn forme ende inhouden. Ende tot approbatie ende ratificatie van all 'tgheen voirseid is, soe hebben wij, veengenoten onderscreven, verbonden ende verbynden mitsdesen onse personen ende goederen soe waer die gelegen zijn ende bevonden sellen moegen werden tot heerlicke ende reale executie van allen hoven ende gerechten, renunchiërende van allen gratiën, privilegiën, exceptiën, defensiën,
rechten ende costumen ter contrarie. Ende was onderteyckent bij desen nae bescreven personen. Alsse Johan van Culenborch, Ffrans van Nijenroede, Johan van Cuijck Antonisz, Ffloris Foeyt,
Beernt Proeijs, Jan Roeck, Peter Paeu Hubertsz, Cornelis van Leeuwen, Cornelis Thijn, Bruninck van Cuijck, Jacob Lam, Jan Boll, Hermen de Jong, Robbert Reijersz, Lodewijck van Kouwenhoven, Jan Bogert, Jan van Leeuwen Aertsz, vervangende hierin mede Jacob die Eedel, Dirck van Breevelt, Jan IJsbrantsz. Focx, Jacob van Boesichem, Frans Bogert, Mechtelt meester Gijsberts weduwe, Cornelis Sas, Adriaen Cornelisz vervangende zijn broeder ende zusters, Jacob Gramaye, Gerrijt Pott, Gijsbert van der Voort.
18-5-1546: Op huden den XVIIIen in meye anno XVCXLVI soe zijn ten huse van Ffrans van Nijenrode vergadert geweest, die Gelressche ende Renensche veengenoten bynnen Utrecht woenende ende veraccordeert zijn omme bisscop Davidts Grifte te volmaken naedat zijn doer ontheet van hoerluyden commissariën 'sdaichs dair te voeren, dair toe gevoceert ende geladen waeren, bij den welcken dat veraccordeert ende overcomen is 't ghene hier nae bescreven staet

folio 370v
in den yersten, alse dat omme te bevrijen den gecommitteerden ende camerair van alsulcke borchtochte als zijluyden in't bestaden van die Grifte ende aencleven van dien den aennemers van't verdiepen ende houtwerck etc., doen zellen dat zij tot ontlastinge van den gecommitteerden
borchtochte als voirseide te vreden zijn op te brengen, drie gulden op elcke mergen paert, paerts gelijck in handen van den camerair bij den gecommitteerden dairtoe genomineert voer en saterdach den XXIIen may naestkommende mits mede leverende in gescrifte die quote van zijn veen bij specificatie wair die gelegen zijn. Ende dit all achtervolgende vergaende macht ende submissie, den gecommitteerden gedaen onder hoere hantscriften in datum den XXVIIen aprilis lestleden.

Well verstaende dat die geerffden in den Renensche veenen opbrengen ende betalen sellen nae advenant van die breete der roeden te midveen gerekent
voer een mergen ofte twee mouwer slaechs voer een roede, gerekent vermoegens hoere brieven bij provisie ter tijt toe breders dairoff gedaen sall worden,
24-5-1546: Up huyden compareerden Hove van Utrecht Meerten Petersz, borger t'Uytrecht als principael ende Johan Louffsz oick aldair als borge ende mede principaell ende hebben aldair gesamentlicken ende elcx een voerall tot behoeff van den gemeenen geerffden van den Reenensche ende Geldersche veenen bekent ende verclaert aengenomen t' hebben sekere besteck van houtwerk dienende in huerluyder

folio 374v
veengrifte ende dat op voirwairden ende manieren als hiernae bescreven ende verclaert staet. Van die bruggge over die Renensche weteringe, in den eersten sal men een brug maken die men leggen zall omtrent boven /(marge:) nota bene/ die Grebbe inwarts dair die weteringe uuytloept ende sall zijn lanck twaelff voeten ende breet twaelff voeten, item aen elcke zijde van dese brug sullen weesen vier palen, elcke pael salll weesen thien duym viercants, ende die lengte nae den eysch. Item op elcke zijde van dese brug sall leggen een hooft elcx twaelff voeten lanck ende dick wesende thien ende elff duymen. Item op dese brug sullen leggen vijff ribben, elcke ribbe twaelff voeten lanck ende seven duym viercants. Item die plancken op te brug sullen wesen dick twee duym. Item op te brug sullen weesen twee strijcklijsten zeven duym viercants duergehoert. Item twee sloothouter, twaelff voeten lanck ende twaelff duym viercant doergehoert.
Van die scuttingen. Item men sall maecken een scuttinge die men leggen zall voir in 't rietboert, recht boven 't sluysken van de cleyne Leijgraft. in manieren als hiernae volcht. In den eersten twee scutstijlen elck lanck zeventhien voeten breet zesthien duym ende dick veerthien duym. Item aen ditselfde scut twee werffbalcken elck lanck zeventhien voet ende twaelff duym. in't viercant. Item noch twee werffbalcken die in den gront leggen sullen elck lanck zeventhien voeten, breet acht duym, dick vijf duym.
24-5-1546: VERVOLG.

folio 375
Item aen 'tselve scut een wyntaes, ende dat een voet viercant, ende dair een balck onder breet zijnde VIII duymen ende dick vijff dumen. Item in dit scut een solder in den gront lanck zesthien voeten mittet gheine daertoe behoert. Item in de wangen van dit selfde scut acht stijlen, dick acht ende negen duym. Item die wangen sal men van afteren opschoyen ende oeck van bynnen. Item den dorpell in den gront sall breet weesen zesthien duym ende dick een voet. Item onder den dorpell een waterplanck breet twee voeten. Item in dat wyntaes drie sceyen elck dick vier duym in't viercant. Ende dair noch een besteck onder dairmen 't mede sluyten zall. Item dit scut sall tusschen stijlen wijt weesen vier VIII voeten. Item aen dit scut sullen weesen vier vloegels elcke vloegell lanck twyntich voeten, ende aen elcke vloegel vier scheypalen, elcke paell voerseid acht ende negen duymen dick ende die lengte nae den eysch. Item op elcke vloegell een werffbalck lanck twyntich voeten, dick negen ende thien duym ende dat bynnen ende buten op te schoeyen. Item aen elcke vloegell een ancker, den ancker dick wesende sess duym in't viercant ende lanck veerthien voeten ende bij elcken ancker een anckerpaell ende seven duym in't viercant, lanck twaelff voeten. Item noch eenen scutdoer breet weesende vijff voeten ende dick twee duym. Item allen anderen plancken die aen 'tselve werck weesen sullen, geen uytgesondert, sullen weesen seven uutten voet. Insgeljcx sal men dat anderde
24-5-1546: VERVOLG.

folio 375v
schut maken omtrent die Pickarsgrave, omtrent dair den ouden bodem leyt in alle manieren als voirseid. Ende oeck dat derde schut boven aen die Santfoort dair den ouden bodem leyt in allen manieren als voirseid uutgesondert dat men aen dit derde schut die vloegelen streckende nae die brugge ter Grebbe waert nyet langer maken zall dan thyen voeten. Van die brugge die men aen de Santfoert maken sall die brugge aende Santfoert sall weesen lanck twaelff voeten ende wijt thien voeten. Item aen elcke zijde van dese brug sullen weesen vier palen elcke paell dick thien duym viercants ende die lengte nae den eysch. Item op elcke zijde van dese brugge sall leggen een hoeft elck hooft lanck twaelff voeten ende dick thien off elff duymen. Item op dese brugge sullen leggen vijff ribben elcke ribbe lanck thien voeten ende seven duym vierants ende die plancken op dese brug sullen weesen twee duym dick. Item op die brug twee strijcklijsten zeven duym viercant ende dat doergehoert. Item twee sloothouter elck twaelff voeten lanck ende twaelff duym viercant ende dat doergehoert. Item aen dese brug sullen zijn twee vloegelen streckende nederwerts ter Grebben toe, elcke vloegell lanck twyntich voeten. Item aen elcke vloegel drie palen elke pale acht duym viercants, ende die lengte na den eysch. Item dese brug sall gescoeyt weesen met die vloegelen bynnen ende buyten mit goede plancken die seven utten voet. Item op elcke vloegell een werffbalck lanck twyntich voeten ende acht duym
24-5-1546: VERVOLG.

folio 376
viercant. Item aen dese brugge sullen weesen sess anckers in als elck vijff duym viercant ende lanck veertien voeten ende dair sess anckerpalen bij elcx seven duym viercants ende twaelff voeten lanck. All dit voirseide werck sal men leveren sonder roodtolm, ratelscellich off vuerich ende sonder onredelicke spyndt ende onredelicke noesten wellverstaende dat die scutstijlen ende die werffbalcken aen't viercant van den scutten zullen zij boven voorseid sonder enich spyndt. Item den aennemer sall dammen tot sijnen cost ende peryckell 't gundt die voirseide wercken aengaen zall ende die dammen weder uutwynnen soe die als die ander grifte weesen zall, ende oeck die aerde aen die vloegelen ende brugge in behoirlicker hoochte aenvullen. Item den aennemer sall bynnen acht weken 't houtwerck ter plaetsen voirseid gebrocht hebben ende 'tselve op't lant in malkanderen slopen soe dat in den gront staen sall ende dat bij den gecommitteerden der veengenoten laten besichtigen oft nae 't besteck voirseid gemaict sall zijn ende daernae bynnen veerthien dagen 't selve houtwerck setten ende dicht ende goet opleveren, ende 'tselve alsoe dicht waeren tot mertini toe naestkomende op sijnen cost ende ingevall den aennemer 'tselve werck ten dage voirseid nyet op en leverden sal men hem van elcken dage elcken termijn overgestreken sijnde corten 's daechs drie carolus gulden, ende sall oick gehouden zijn goede sufficente borge ende cautie te stellen bij dat aennemen van desen die alle metten aennemer sullen acte van condempnatie passeren voer die cancelrie van Gelre
24-5-1546: VERVOLG.

folio 376v
ofte den Hove van Utrecht dair sulcx behoiren zall, om te voldoen all 't gundt voirseid bynnen acht dagen nae dat aennemen. Ende indien zij des nyet en deden sal men 'tselve terstondt tot des aennemers coste ende scade doen opslaen ende bestaden. Item men sall den aennemer van desen betalen dat een derdendeell gereet bynnen acht dagen als zij die borgen als voeren gestelt hebben. Ende dat ander derdedeell Sint Jacob naestkomende ende dat derde, derdendeell bynnen acht dagen nae die opleveringe. Den XXIIIIen may anno XLVI hebben die gedeputeerden van den veengenoten in presentie van den beyden commissarys in de Grebbe vergadert zijnde 't houtwerck hier vooren gementioneert bestaet eenen Meerten Peetersz, burger t' Utrecht voer die somme van vierhondert vijffende twyntich Karolus gulden. Ende dat onder die conditien ende voerwaerden hier boiven begrepen. Ende omme die voirseide punten ende voirwairden als voirseide is nae te gaen ende te voldoen. Soe hebben die voirseide comparanten in den qualiteyt als voeren verobligeert ende verbonden heurluyden personen ende roerende goederen tot heerlicke ende reele executie van den hove. Ende terselvertijt onder gelijcke verbant soe beloofde Meerten Petersz voerseid den voornoemde Jan Louffsz sijn borge van allet gheen voirseid is te vrijen costeloes ende scadeloos te houden. Versouckende ten beyden zijden dairinne gecondempneert te werden gehoert welcke versoeck heeftet voirseide hoff den voornoemde comparanten in't gheen voirseid is gecondemneert ende condempneert mits desen. Actum t' Utrecht.

folio 377
den XXVIIIen may anno zessendeveertich
ende was onderteyckent Ja. de Broeckhoven.
2-6-1546: folio 379
Commissie voer Jan die Keijser, contrerolleurder ende Goesen van Lienden, secretaris van Reenen omme bij de betalinge wekelicx te wesende ende die te verifieren.

Aen Johan die Keijser ende Goesen van Lyenden secretaris van Reenen Eerbaere discrete bijsondere goede vrunde, alsoe als die reparatie van bisscop Davidts Grifte (saliger memorien) welke dat bij zekere Gelressche ende Renensche veengenoten bynnen Utrecht woenende bij consent ende octroeye van de Keyserlijke Majesteit begonnen is worden onderhanden is. Soedat zijluyden veel werckluyden aldair in't werck hebbende zijn, welcke dat wekelicx geloont ende betaelt sellen moeten worden nae behoeren. Ende alsoe dan onsen camerair die de betalinge wekelicx doen zell, van node zell zijn enige te hebben in wyens presentie dieselve betalinge gesciet, die dairoff mede houde die contrerolle. Ende dairtoe noch eenen die deselve rollen verifieren ende onder hantteyckene, omme alsoe bequamelick dairvan bij den camerair op sijn rekening zijn betalinge gebleken mach worden. Soe ist dat wij gecommitteerde der voergeroerde veengenoten begeerende zijn vruntlicken mits desen, dat uwe edele believen willen des sonnendages 's morgens te beledigen dat dieselve betalinge in uwer presentie gescieden mach, soe dat dairvan die contrerolle bij u Jan de Keijser gehouden ende die verificatie ende onderteyckeninge bij u Goesen van Lienden als secretaris gescrijven ende gedaen mach worden. Alsoe dat wij opdat dit volcomelicken bij uwen edele geschiede sall

folio 379v
mogen denselven uwen edele dairtoe auctoriseeren ende sonderlinge speciaell macht ende beveelgeven mits desen ende willen 'tselve wederomme alsoe tegens uwen edele versien, ende dairvan contenteeren ende tevreden stellen dat uwe edele, onser des een benoegen hebben zellen Gode bevolen, gescrijven 't Utrecht op ten III dach in junio anno XVCXLVI. Ende was onderteyckent aldus Johan van Culenborch, Ffrans van Nijenrode, J. Kuyck Anthonisz.
15-7-1546: VERVOLG.

folio 381v
Item die hoefden op te bruggen waeren nae 't besteck. Item aengaende die ribben op te brugge waeren die hoer mate hadden ruym, ende oeck diese nyet en hadden doch mochten passeeren. Item die plancken op te brugge mochten passeeren. Item die strijcklijsten mochten oeck passeeren. Item die sloethouters mochten mede passeeren.

Item voertgaende dair die eerste scuttinge gemaickt ende gestelt worde voer in’t ryetboert recht boven 't sluysken van de cleyne leygraft. Ende 't besteck van 'tselfde den werckluyden voirseid voergehouden ende gelesen wesende, die de maet dairop geleyt hebben gehadt ende besien oft 't werck oick op hoer maet ende besteck aldair oick was dan nyet.

Soe hebben dieselve werckluyden voirseid verclaert als hiernae volcht. In den yersten dat die scutstijlen waeren op hoer behoeren. Item die werffbalcken hielden hoer maet twee duym over.

folio 382
Item die twee werffbalcken die in de gront. leggen zellen waeren op hoer behoeren. Item die balck onder 't wijndtaes hielt zijn maet. Item die stijlen in de wangen VIII stuck hielden hoer maet. Item die dorpell in de gront hout hoer maet. Item die vier scoeypalen in de vloegelen hielden hoer maet. Item die werffbalcken van de vloegeneln hadden hoer maet. Item die ancker palen en zagen zij nyet. Item die scutdoer en stont dair oeck nyet Item alle die plancken nyet, uutgesondert die men sach, eensdeels waeren van VII uutte voet ende eensdeels van VIII.

Item voerts comende bij 't houtwerck van de andere scuttinge, ende dieselve mede besichticht ende die maet dairop geleyt als voirseid, hebben oick dairvan verclaert ende geseyt als hiernae volcht. In den yersten dat die twee scutstijlen waeren een duym te zwaer.
15-7-1546: VERVOLG.

folio 382v
Item die twee werffbalcken hielden hoer maet ruym. Item twee wyndaesen hielden hoer maet. Item een balck onder 't wyndaes hielt hoer maet. Item XVI stijlen van de wangen hielden hoer maet ende over. Item die dorpell in den gront hielt zijn maet. Item vier vloegels werffbalcken hielden hoer maet ruym.

Item voert comende bij 't houtwerck van de brug van de Santvoert, ende datselfde mede doen besichtigen ende die maet dairop bij den werckluyden voirseid leggende als voeren hebben oick dair van verclaert ende geseyt als hiernae volcht.

In den yersten dat die IIII palen hielden hoer maet ruym. Item die vijff ribben XII voet lanck VII duym viervants hielden hoer maet. Item die stoethouters hebben hoer maet. Item die hoefden op te brug hebben hoer maet ruym een duym over.

folio 383
Item die strijcklijsten doergehoict hebben
hoer maet. Item die werffbalcken zijn op hoer maet. Item soe verclaerden dieselfde werckluyden voirseid dat zij bevonden 'tselfde houtwerck sonder onredelick spyndt nyet ratelscellich noch vuerich off roodtolmich

Voerts verclaerde Meerten Petersz mit zijn medewerckers dat zij die houteren die diertijt nyet recht well te besichtigen ende noch nyet gewrocht en waeren souden 't selver altijts op zijn maet leveren nae 't besteck als't behoerde.

In kennisse der wairheyt dat wij Cornelis
Heynricsz, houtcoper ende Heijnrick Tonisz, tymmerman voerseid dit voirgenoemde houtwerck besichticht, die maet dairop geleyt ende 'tselver bevonden hebben gelijcks hiervoeren dairvan verclairt staet. Soe hebben wij des teenen oirkonde dit elcx mit onsen hantscrift onderteykent.
Bij mij (getekend:) Cornelis Heinricksz, bij mij Heinrick Tonisz.
26-10-1546: folio 389
Up huden den XXVIen octobris anno XVCXLVI die gecommitteerden mitsgaders die gemeen goetwillige veengenoten contribuanten totter Griften bij ende in die Renensche veenen aengeheven ende begonnen, ten huse van mijne heere Ffrans van Nyenrode, Keyserlijke Majesteit rait in den Hove van Utrecht geladen ende vergadert wesende. Noepende die materie van der continuatie derselver voergeroerde Griften ende anders aldaer doer tijt geopent ende te kennen gegeven, omme met malkanderen dairvan te communiceren etc. Hebben dieselve gecommitteerde ende veengenoten tot requisitie ende ernstelicke versoecke ende begeerte van Jan van Kuyck Anthonisz, overmits zijn andere noettelicke occupatie ende affairen hem dairtoe moverende ende hij oeck te kennen gaff, hem van zijnre commissie macht ende bevell, den XXXVIIen apriles lestleden van den gemeene veengenoten voergenoemd hem gegeven ontslogen ende dairvan geexonereert ende exonereren hem dairvan mits desen. Ende hebben voerts van stonden aen wederom in des selven Jan van Kuycks stede voirseid geeligeert ende gestelt eligeeren ende stellen mits desen Cornelis Thijn omme in zijn stede ende plaetse te wesende een van den drien gecommitteerden bij mijne heeren Johan van Culenborch, ritter heere tot Rijnswoude etc., ende Ffrans van Nyenrode voerseid hem constituerende ende macht gevende dieselve ende gelijcke macht als de voirseide gecommitteerden gegeven zijn geweest op ten XXVIIen dach in aprili lestleden allet nae innehout van denselver acte van commissie dairvan wesende dat innehout ende begrepen heeft

folio 389v
Hier expiereren die XXIIII blaeyen off
scroeyen bescreven scrift in mijn voergaende supplicatie eertijts overgelevert.
23-11-1546: folio 398
Up huden den XXIIIen novembris anno XVCXLVI, questie verresen wesende tusschen Jan van Leeuwen Aertsz als camerair van die gemeen veengenoten contribuanten totter Griften in de Renensche veenen etc., gelegen ter eenre ende Cornelis van Voird ter andere zijden, beroerende dat de voirseide camerair hem eyscht mede te contribueren van zijn aengebrochte veenen gelijcx als andere goetwillige gedaen hebben wairtegens dat Cornelis van Voird voirseid sustineerde dat soo als hem meer veens offgegreven soude worden dan andere veengenoten't welck doch hem gerecompenseert ende verstoert behoerde ende oeck soude worden, dat men dairomme 'tselfde 't een tegens 't ander soude laten aenstaen ter tijt toe verclaert waere 'tgene dairoff te doen soude weesen, wairop bij den voirgenoemde camerair geseyt is geweest dat hij behoirde altijts te namptiseeren gelijcx andere gedaen hadden als voirseid ende dat bij provisie ende als aengaende van't verstoer soude men hem dairvan doen gelijck men alle andere doen zoude nae uutwisinge van den octroeye van de Keyserlijke Majesteit denselven veengenoten dairvan verleent, wair tegens Cornelis voerseid altijts sustineerde gelijcx voirseid dairbij persisterende. Welke questie ten dage voerseid op te rekeninge bij den gecommitteerden ende gemeen veengenoten ten beyde zijden verhoert, verbleven is bij consent van beyde partijen aen mijne heer meester Willem van Diemen Keyserlijke Majesteit, rait in den Hove van Utrecht, ende dat dese sake huir in de sell bliven aenstaen totdat bij hem hiervan uutsprake gedaen sall weesen.
24-11-1546: VERVOLG.

Perticulier zwaricheyden omme te verspreken op te vergaderinge van de rekening der geenre die administratie hebben gehadt van de continuatie van bisscop Davidts Grifte in de Renensche veenen etc., hoe men dairinne best handelen ende doen zell ende geexhibeert op ten XXIIen dach in novembri anno XVCXLVI.

Die rentmeester van de nyeuwe Grifte mijne heer den commissaris moegen geven op rekening van zijne vacatien XXV Karolusgulden tot dat anders mit hem gesproken ende geordineert zall weesen ende mits brengende desen ende quytantie van den voirseide meester Willem sall hem gepasseert werden in rekening als behoert.

In den yertsen om te disponeren van den dachgelden ende vacatien van meester Willem van Diemen rait der Keyserlijke Majesteit.

folio 401v(IMG_4637.JPG)
Item van meester Adryaen Nycolay, raidt der Keyserlijke Majesteits dachgelden ende vacatien.
Die rentmeester voirseid sal mijnen heere meester Adriaen de commissaris moegen op rekening geven mit de croonen die hij ontfangen heeft t'samen XXV Karolusgulden als boven.

Item van rapportgelt voer meester Nycasius Claesz raedt der Keyserlijke Majesteit
De rentmeester sall een silveren beker doen maken van seven pont grooten Vlaems offdairomtrent, ende mijnen heere meester Nycasius doen presenteren voer zijn moeyte.

Item Jacob Lam voer zijn arbeyt ende vacatie.
Hier mede te vertoeven tot Sunt Jan.

Item Jacob Deedell voer zijn arbeyt ende vacatie.
De camerair ende rentmeester sal desen Jacob Deel betalen voer zijn vacatien ende arbeytsloon hondert Karolusgulden, actum ut supra.
24-11-1546: VERVOLG.

Meerten Petersz, Cornelis IJsbrantsz, cum socys hebben boven haer aengenomen werck ende bruggen gewrocht doer beveell van Jacob Lam seker naewerck in't besteck nyet begrepen dairvoer zij eyschen betalinge begrotende die tot XXX Karolusgulden.
Jacob Lam mit Bruyn ende Jan van Kuyck zullen op dit overwerck. letten ende dat tauxeren omdat gedaen bij den camerair betaelt te worden als’t behoort. Insgelijcx zullen zij mede tauxeren houtwerck ende arbeyt van die leste drie scuttingen.

Den poirtier tot Reenen voert te loenen van sijnen arbeyt.
Is verhoecht in de rekening eenen gulden bij ordonnantie der voirgenoemde op ten 23 novembris.

Bruninck van Cuyck heeft veel ende diversche arbeyt ende moeyenisse gehadt om de Grift te brengen tot zijn effect ende veell scriftueren ende anders gemaict ende gescrijven dair hij hem off refereert totten inne geërfden.
De rentmeester zall desen Bruijn van Cuyck bij provisye betalen up zijn vacatien ende arbeytsloon vijff ende twyntich Karolusgulden, actum ut supra.

Daer behoeft gelet te weesen dat den aennemers van den Griften geen belet gedaen isworde van den onwilligen veengenoten om t' verstoere dat zij zouden moegen eyschen
Die camerair sall voersien datter gelt zij ende dat moegen namptiseren tot proffyte van den onwilligen die verstoer begeerde ende crijgen van beyden hoven provisie dat mits het naemptiseren 't werk altijt voertgaen mach, ende protesteren altijt dat dieghene die penningen daer aff lichten willen borge stellen zullen dat de inne geërffden mit ene betalinge vrij zijn moegen.Actum den XXIIIIen in novembri XVC zessendeveertich.

Item noch isser geordineert ende ommegeslaegen te betalen tusschen dit ende Lichtmisse toecomende twaelff stuivers up te mergen voer den goetwilligen veengenoten in handen van Jan van Leeuwen Aertsz om te vorderen die saicken dienende totter volmaken van der voirseide Grift. Actum ut supra.
15-1-1547: folio 404v
Up huden den XVen januarij, anno XLVII, die gecommitteerden vergadert wesende ten huyse van mijne heer Frans van Nijenrode, naedat se gehoert hebben ’t rappoert van Jacob die Eedell welcke dat stracks van Reenen gecomen was, hemluyden te kennen gevende datter aen twee scuttingen (overmits d' overvloedicheyt van den water) gebreck gevallen waeren 't welck nootlicken diende intijts dair toegesien te worden omme wijder ende breder scade te verhoeden, ende dat hij 'tselfde gebreck mijne heer den scout als een mede van den gecommitteerden oick te kennen gegeven hadde, hem mede vragende waer ’t hem beliefte dat men den gecommitteerden dede vergaderen, ende wanneer, ende dat hij dairop geseyt ende geantwoort hadde, dat hij tevreden was dat men dede vergaderen ten huyse van Nyenrode voirseid. Ende 't gene mijn heer Frans van Nyenrode voerseid mitte andere gecommitteerden dairinne rieden ende dede (soe hij te doen hadde, dat hij dair nyet bij comen mochte) dat hij daer well mede tevreden was, hebben dieselve gecommitteerden bevolen Jacob Lam ende Jacob die Eedell, dat zij continuerende hoer oude commissie tot die wercken sagen ende 't beste deden 'tgene dairtoe van noede soude moegen weesen om doen, omme die gebreken ten besten oirbair ende profijt van den gemeente te remedieren dairtoe mede nemende, tymmerluyden ende andere mitte materialen van plancken ende anders, dat

folio 405
dairvan noede soude moegen weesen, ende die gebreecken soude moegen eyschen etc. Welcke Jacob Lam ende Jacob die Eedell 'tselve aengenomen hebben omme den oirbaer dair inne te doen.

folio 405v leeg
29-4-1547: folio 407
Up huden den XXIXen aprilis anno XLVII, soe is bij den gecommitteerden bevolen Gijsbert van der Voort Valentijnsz te intimeeren den gemeen veengenoten van den Gelressche ende Renensche veenen bynnen Utrecht woenende soe well den onwilligen als den goitwilligen contribuanten totter Griften. Dat die commissariën van de Keyserlijke Majesteyt namentlicke meester Arijaen Nijcolay, ende meester Gerrijt van Rennoij ande Gelressche zijde, ende mijn heeren Frans van Nyenrode ende meester Willem van Diemen an die Renensche zijde, tot die sceydinge der voirseide veenen geordineert ende gescict weesende weesen zouden tot Reenen den XIen may naest komende omme partijen ten beyden zijde te verhoeren, ende hoer besceyt dairvan te ontfangen. Ende alsoe te moegen procederen tot die sceydinge derselver, datse dairomme die ’t beliefde ende soude moegen aengaen aldaer dan mede mochten komen mit hoer besceyt, omme hoere veenen ende bepalinge te bescermen ende 'tselfde besceyt dat zij overleveren zouden willen alsdan souden moegen overleveren.

Achtervolgende welcke voergenoemde commissie soe heeft

folio 407v
die voirseid Gijsbert den XXXen aprilis op meyavont ende d'andere dairnae volgende dagen geweest totten gemeene veengenoten in de Gelressche ende Renensche veenen gegoeyt ende geërft bynnen Utrecht woenende, soo well totten goetwilligen contribuanten als die anderen namentlicke den abt van Sinte Pauwels, mijn heere die lantcommenduer, deken van Sinte Peters, Rumelaer, Sint Jans ende Evert Zoudenbalch. Ende heeft hem allen 'tgene voirseid staet ende nyet en wisten geinstimeert hemluyden dairnae te hebben moegen weeten richten.
22-5-1547: Den XXIIen in mey anno XLVII, die voirgenoemde veengenoten gecomen wesende ten huyse van mijnheer Frans van Nijenrode, ende verhoerende den eysch overgelevert bij Meerten Jansz Tulleman berurende van den Bottercamp hebben die voirgenoemde gecommitteerden mitten veengenoten tot dier saken gescict omme een antwoorde dairop te concipieren die gescicten die vanouts dairtoe gescict zijn geweest namentlicke Cornelis Thijn ende Jacob Deell ende dat zij bij hem roepen ende doen komen zouden moegen die 't hem believen zouden

folio 409
Tenselven dage worde mede gelesen ende geexhibeert een request van den Cathusers buten Utrecht berurende hoer veenen die se aengebrocht hadden, dat men se soude willen toelaeten doer die Grift mede te moegen vaeren etc. Soe is overdragen dat men den commissaris meester Willem van Diemen voer antwoort zoude geven, dat zijluyden die desen tijt boven XI in't getall nyet en waeren geen pertinente antwoorde geven en konden, ten waere die gemeen veengenoten soewell Gelressche als Renensche die dairbij geinteresseert souden moegen weesen off werden eerst ende voerall dairop verscreven waeren.

Oeck soe worde tenselven dage vermaent van een scuttinge dat d' aennemers behoeven zouden hemluyden geset te werden, ende alsoe ’t hemluyden in't aennemen van den Griften beloeft ende bevoerwaert is tot vermanende sulcx te doen. Soe worde daertoe gecommitteert ende gescict Jacob Lam, Jacob Deell mit den camerair Jan van Leeuwen Aertsz dat zij eerstdaechs den oirbaer
15-5-1547: folio 410
Dit naebescrijven is copie van den eysch van Meerten Jansz Tulleman van de Bottercamp hiervoor geroert.
Anspraeck
Eysch ende antwoert voer Meerten Jansz Tulman overgelevert die commissarissen meester Adriaen Nicolai canceler tot Arnhem, meester Willem van Diemen ende Ffrans van Nyenroeij, rait 't 's hoefs provinciael van Utrecht.

IIn den eersten om te komen tot verstant van desen eysch soe is waerachtich hoedat desen selven eyscher sekere lant gelegen in den Nuede in erffpacht besit van die heere van Sint Peters 't Utrecht, wairvan hij mit zijn olders in gebruyck geweest is, over die tachtich jaeren ende langer ende genoemt is die Bottercamp gelegen allanges die Eeme, nu die nywe Grift.

IINu is 't dat Keyser Majesteyt gelieft heeft die Grifte te /(marge:) acceptatie/ renoveren ende op te maken met die dijcken ende anderen in hoichten ende breeten als men sien mach soe is't dat die veengenoten die dieselve Griften ende dijcken aengenomen hebben te renoveren ende te repareren hem hebben willen onderwijnden doer d' eyschers campken voirgenoemd,

folio 410v
mede enen dijck mit een grave te slaen, sonder te bewijsen, dat zij dairdoer soude gerechticht weesen te graven ofte sulcx van mijn eyscher ende voer oldere gecoft ofte belieft souden hebben ofte enige vestigien van graven ofte dijcken te voerens gescei te hebben op't kampken voirgenoemd.

IIIAll welke presumptien ende voernemen d' eyscher nyet en heeft willen toelaten ende gedogen, sij soude voerall eerst bewijsen dair doer te graven gerechticht te zijn opposierende mit recht dat nyet te willen gedogen, soe verre men hem nyet verongelijcken ende verfortsen woude.
15-5-1547: VERVOLG.

IIIISoe is 't waerachtich dat bij toespreecken van u mijnheere commissaris beloeft is hem dairvan te contenteren ende verstoringe dairvan te doen alleer men sulcx doergraven zoude. Des nyet tegenstaend hebben all evenwaell die veengenoten sulcx begost ende volbrocht ende mitten scolt ende gerechte d' eyscher verboden sulcx nyet te resisteren ende te verbinden tot grote prejuditie ende scade van hem

folio 411
gemerct hoewell die Rijnstroem althans cleyn is dat bij oplopende water ende toegaende sluysen dieselven opgescoten dijck ende grave overlopende datter allthans noch ongequest leyt van kampgen voirgenoemd dair dorich bescadicht ende mit sant belopen mach ende ganselick dairdoor verdorven werden.

VNu is 't dat d' eyscher hem sulcx beclagende yerst aen mijn heere Van Praat als doen stadthouder ende voertaen mijnheeren commissarissen sulcx hem nyet toegeseyt te zijne, mer men solder hem contenteren ende dairvan te vreden stellen, ende nochtans nae menichfoldige versuecke sulcx noch nyet gesciet en is.

VIVersuect dairomme d' eyscher alsnoch aen u mijn heeren zeer oetmoedelicke indachtich te willen weesen der woirden ende toesegginge hem van u mijnheeren gesciet, ende helpen tot verstoringe sijnder scaden voirgenoemd die hij om der somme van tweehondert gulden nyet en had willen lijden blivende nochtans bij goede moderatie

folio 411v
van u mijnheeren, dieselfde doch altijt d' eyscher voirgenoemd toegeseyt hebben ten zoude op enen cleynen nyet staen, ende swaere lasten lichter gedraegen werden van vele dan van weynige.
1-6-1547: folio 412v
Dit naebescrijven is copie van 't besteck van eennige scuttinge hiervooren verhaelt. Men will bestaden een schuttinge die men leggen zall in die nyeuwe Veengrifte omtrent in den abt van Sunte Pauwels veen in manieren als hiernae volcht.

In den yersten twee schutstijlen elck lanck XV voeten, breet XIII duym ende dick XII duym. Item aen 'tselve scut twee werffbalcken elck lanck XV voeten ende elff duym in 't viercant. Item noch twee werffbalcken die in den gront leggen sullen, elck lanck XV voeten, breet VII duym, ende dick vijff duym. Item aen 'tselve scut een wyndaes ende dat een voet in 't viercant ende lanck XVI voeten. Item dair een balck onder breet zijnde VII duymen ende dick vijff duym. Item in dit scut een solder in den gront lanck XXV voeten te weeten VIII voet boven ende XVII voeten beneden mit die ribben dairtoe behoerende IIII duym viercants soelang die

folio 413
solder weesen zall ende een paell 't eynden die solder in die gront geheyt dair die solder op gevesticht wordt. Item in die wangen van 'tselfde scut acht stijlen, dick VII ende VI duym. Item die wangen zal men van afteren ende van bynnen opschoeyen. Item den dorpell in den gront sall breet weesen XIII duym ende dick acht duymen. Item onder den dorpell ende stijlen, een middelscot geheyt in den gront ende buyten stijlen soe hoech als die werffbalcken aengevult zullen zijn van die stylen vijff voeten ver, oock plancken besijden den anderen in geheyt tot in den gront. In dat wyndaes aen elcke zijde twee scheyen mit een besteck, sterck na den eysch. Item dat schut sall tusschen stijlen wijt weesen VIII voeten.

Aen dit voirseide schut sullen weesen vier vloegels elcke vloegell XX voeten lanck. Item elcke vloegell zall hebben vier schoeypalen elcke pael voerseid VII ende VI duymen dick ende lanck nae den eysch.
1-6-1547: VERVOLG.

folio 413v
Item op elcke vloegell een werffbalck lanck XX voeten ende op 't dickste eyndt een voet viercants ende dat bynnen ende buten op te schoeyen. Item aen elcke vloegell een ancker, den ancker dick wesende sess duym in 't viercant ende lanck XIIII voeten.
Bij elcken ancker een anckerpaell van VI duym in 't viercant lang nae den eysch. Item een schutduer breet wesende IIII voeten ende dick anderhalff duym Item alle plancken die aen 'tselve werck wesen zullen geen uutgesondert sullen weesen acht uut die voet. All dit voiseid werck sal men leveren sonder roodtolm, ratelscellich off vuerich, ende sounder onredelick spyndt ende noesten. Well verstaende dat die schutstijlen ende werffbalcken aen 't viercant van 't schut sullen boven 't voorseid weesen sonder enich spyndt. Den aennemer sall tot tot sijnen cost ende perikell dat men 't gundt 't voirseid werck aengaen sall ende die dammen wederuut wynnen soe diep als die ander Grifte wesen zall, ende die aerde aen die vloegelen ende wanghen in behoirlicker hoechte aenvullen.

folio 414
Den aennemer zall bynnen XIIII daech nae Beloken Pynxteren 't voirseide houtwerck ter plaetsen leveren ende 'tselve op 't lant in malkanderen sloepen soe dat in den gront staen zall ende dat bij enich van den veengenoten die dair gecommitteert zullen werden dat laeten besichtigen oft nae 't besteck voorseid gemaict zall zijn, ende daernae terstondt hetselve schut setten sonder dairaff te sceyden ende dicht te maken ende goet opleveren ende 'tselfde alsoe dicht waeren ses weecken nae der volmakinge.
Item men sall den aennemer van desen betalen die een helfte bynnen VIII dagen ende die reste als dat werck volmaict ende opgelevert is. Item wes ijserwerck hiertoe gaen zall dat sal men den aennemer bestellen. Ende hiervoor sal men betalen eens die somme van LIX Karolusgulden te betalen als voeren.
31-5-1547: Den XXXIen of lesten dach in mey anno XLVII die geerffden voirgenoemd die tenselven dage te huyse van Nijenrode voirseid gecomen waeren hebben die geconcipieerde antwoorde op ten eysch van Meerten Jansz Tulleman beruerende die materie van de Bottercamp verhoert, ende soe dieselve hemluyden genoechden ende well behaechden hebben se bevolen Gijsbert van der Voort deselve antwoerde

folio 416v
in 't claer te scrivende ende mijne heere meester Willem van Diemen te doen teyckenen in mergine dat se hem overgelevert waere mitten datum omme Meerten Jansz Tulleman voerseid voert over te scicken.

folio 417
Dit naebescrijven is copie van de antwoort vanwegen der gemeen veengenoten contribuanten totter Grifte gemaict op ten eysch van Meerten Jansz Tulleman, beruerende van den Bottercamp etc.

Antwoort meesters Adriaen Nicolai canceller ende Willem van Diemen commissarissen etc, overgegeven van wegen ende uuten naem der gemeen veengenoten contribuanten tottie Grifte verweerders contra Meerten Jansz Tulleman eysscher etc.

Omme te antwoorden op 't gehele inhouden van den frivolen eysch bij den eyscher overgeleyt zoe is waerachtich dat in de jaeren van XIIIIC LXXIIII bij hoechweerdiger memorien David van Bourgoengien, wijlen bisscop ’t Utrecht ten versouke van den gemeen erffgenoten ende veengenoten in den kerspell van Reenen zekere nyewe graften geslagen ende nyewe dijcken gemaict zijn geweest tot bescermenisse ende vorderinge der landen ende veenen daironder gelegen begynnende an den bandijck in die Grebbe doer Dirck Hollen campgen, den Bottercamp duer die anderen landen ende broucken continuerende tot in den veenen.
31-5-1547: VERVOLG.

folio 417v
Ende tot onderhoudenisse vandien is bij den voornoemde bisscop David voer hem ende sijnen nacomelingen ten versoucke voirseid zekere ordonnantie gemaict die welken oick bij die van Reenen gelaudeert ende geapprobeert is geweest, ende beloeft dieselve in allen sijnen punten ende articulen te onderhouden dairtoe verbindende allen hairen goeden erven ende landen erfflick, ewelick ende vunnermeer.

Achtervolgende welcke ordonnantie die voornoemde watergangen ende dijcken bij den geërffden ende veengenoten ten tijde van bisschop David voirseid dagelicx gebruyct ende oeck gescout zijn geweest ende noch dagelicx eensdeels gescout worden bij die van Reenen.

Sulcx dat die voirseide landen ende broicken nyet alleen tot vorderinge der gemeente hoer landen offgegreven zijn geweest mer hebben dieselve oeck tot haer selfs lasten ende coten moeten onderhouden

Dan dies nochtans nyet tegenstaende ’t heeft desen Marten Tulleman ofte zijn voersaten wijt

folio 418
hoiren eygen temeriteyt ende buten consent van den heere van den landen ende der anderen gemeen geërffden ende veengenoten belieft gehadt den voirnoemde dijck tot sijnen lant van den Bottercamp te trecken ende in proprios usus te converteren tot groeten achterdeell incommoditeyt ende scade van den gemeenen lande.

't Welck den voornoemde Marten Tulleman ofte sijnen predecessuer nyet geoerloeft mer naer rechten verboden is geweest nyet te moegen doen ende gehouden denselven dijck voer zijn lant tot zijn zelffs costen weder te repareren ende in pristinum statum te reduceren sulcx als dieselffde van outs geweest is.
31-5-1547: VERVOLG.

Ende hier en tegens en militeert nyet noch en kan off mach den heere van den lande met den gemeen erff ende veengenoten nyet prejudiceren off die voorseide Meerten Tulleman ende zijn voersaten occuperende ende interveiterende den voirseide gemeene dijck naer die breete van hoirluyden lant den

folio 418v
Bottercamp genaemt, denselffden dijck daeraen continuerende gebruyct mocht hebben gehadt den tijt van X/XX/XXX/XL/L/LX/LXX/LXXX jaeren sonder nochtans 'tselffde te bekennen.

Aengemerct dat die gemeen dijcken ende wegen bij den heere van den lande tot gemeen wellfaeren mit ende oirbair van sijnen onderdaten gemaict ende geslagen bij nyemanden ende bijsonder bij gheen privee ende singuliere persoenen sulcx als die eyscher is geprescribeert werden en moegen prescriptione temporis quantumuis longissima ut de hec sunt textcon expressi d L prescriptio c de operibus pub l usuca paciom. et L fiff de u surpacio, et preterea bar, d L fi C de sacro eccle ubi ondertekent quod ea que snt. in usupublico nullo vnqz. temporeprescribunt.

Wairmede nu genoech gesolveert is ’t inhouden van den eerste artikell van den eysch van den voirseide Meerten Tulman.

folio 419
Ontkennende voerts bij expres als dat die Bottercampe contigue ende allanges de Eeme ofte nyeuwe Grifte gelegen is, zoe contrary blijct bij den ordonnantie van bisscop David, dat den gemeenen dijck van den Bottercamp offgegreven ende allanges die Eeme ende nyeuwe Grifte van outs gelegen is.

Accepterende 't yerste deell van den tIIen artikell aldair bij den voirseid Meerten selver geseyt wordt dattet die Keyser Majesteyt belieft heeft die Grifte te renoveren ende op te maken mit die dijcken ende anders in hoichten ende breeten als men sien mach etc.
12-6-1547: folio 423v
Den XIIen juny anno XVCXLVII ten huyse van mijne heere Ffrans van Nijenrode soe heeft meester Willem van Diemen Keyserlijke Majesteyt rait in den Hove van Utrecht die requeste van den Cathusers ende die brieve van den coninginne aen hem gescrijven geopent. Dengheenen die aldair gecompareert waeren wairop dat vanwegen die comparanten denselven meester Willem van Diemen montlicke antwoerde gegeven is sulcx als hij den Kathuijsers voirseid voert soude seggen.

Aengaende die sake van Cornelis van Voird, soe is overcomen, dat men een commissie maken zell houdende op Jacob Lam, Cornelis van Leeuwen, Hermen die Jong, ende Jan Roeck, dat bij hem die dairtoe best sell moegen vaceren ende ledich weesen Cornelis voerseid sell moegen doen meten alsulck veen als hem offgegreven zell worden totter Griften behoeff.

Tenselven dage heeft Jacob Deell vanwegen Jan van Leeuwen Aertsz camerair gepresenteert die rekening van alsulke oncosten als hij verscoten

folio 424
ende gegeven hadde omme te vervallen dan brant in de Renensche veenen in de Pijnxter heylige dage aen gesteecken, wairop hem te antwoorde gegeven is 'tselve te laten aenstaen totter dach van de rekening, ende dat men 't hem alsdan soude doen passeeren ofte wijsen wair hij dieselve penningen weder soude halen.

Ten huyse van mijn heere Ffrans van Nyenrode voirseid waeren vergadert meester Willem van Diemen, Ffrans van Nyenrode, Cornelis Thijn, Bruijn van Kuyck, gecommitteerde Jan van Kuyck, Jan Boll Jacob van Boesinchem, Jacob Deell, Cornelis van Voird, Beernt Proeys, Lodewijck van Kouwenhoven Gijsbert van der Voort, Hermen de Jong, Gerrijt van Renkom.
18-12-1547: folio 427
Een concept wairop dat die gemeen veengenoten contribuanten totter Griften souden aenbestaeden Cornelis IJsbrantsz die onderhoudinge van bruggen ende scuttingen wesende gemaict over ende in der Griften omtrent bij Reenen gelegen, sorterende doer die Grebbe mitsgaders van een woeninge die aldair zoude moegen stellen etc.

In den yersten soe zell den aennemer sculdich weesen tot sijnen coste ende arbeyt alle bruggen ende scuttingen ende aencleven vandien die in der Griften nu tegenwoirdich zijn, te weetende een brug tusschen der gemalen lant ende den Bottercamp, ende die anderde over die Grift an die Santvoert, voerts een groot scut buten der Grebbe. Item bynnen die Grebbe totte Keyserlijke Majesteyts cleyn stuk veens sess scuttingen somma in als neghen percelen te onderhoudende dicht anckervast gescoeyt gebruyckbaer sulcx ende in alre manieren als die opgelevert zullen werden.

Item indien die veengenoten beliefden enige scuttingen te doen sincken ofte in't geheell op te nemen ende te versetten op een ander plaets sullen die veengenoten voerseid gehouden weesen 'tselve te doen ende dicht op te leveren tot

folio 427v
haeren coste des sellden aennemer gehouden zijn 'tselve als voeren voert te onderhoudende.

Item wairt bij alsoe datter enige bruggen ofte scuttinge van nyeus geleyt ofte geset worde sell die aennemer (naedat dieselve opgelevert zullen weesen) gehouden wesen in manieren voirseid te onderhouden mits ontfangende jairlicx van elcke brugginge ofte scuttinge 't stuck, drie gulden thien stuiver.

Item d' aennemer sell mede gehouden weesen 't scut aen den Rhijn butendijcks dat wyndaes ende doeren middelbalck ende ’t middelstijlken te bewaeren uut te nemen ende in te setten (tot versoecke van den veengenoten) ofte als des node ende oirbaer weesen zell.

Insgelijcx wert hij gehouden te bewaeren die doeren van allen anderen scuttingen die selve uut ende in te setten in manieren als voirseid is.
18-12-1547: VERVOLG.

folio 428v
hem bestellen, tot XX roeyen toe lengte, langes die watere ende waert dat die plaets groter waere zell weesen tot profijt ende behoeff van den gemeenen veengeoten. Ende all dese wercken sell d' aennemer aldus onderhouden in allen manieren als voirseid staet, thien jaeren lanck duerende, ingaende corsmisse naestcomende. Ende hiervoer sellen die gemeen geërffden den voirseid aennemer geven die somme van eens jairlicx twee ende dertich Karolusgulden, te betalen alle jaer Petri ad Cathedram. Ende wairt saeck dat d' aennemer voirseid middelertijt offlivich worde, soe sel men hem lonen ende betalen nae advenant van de tijt, ende die husinge off gelden gelijcker wijs off die huyr weer van den thien jaeren gepasseert waeren als naebescreven. Item den aennemer sell moegen tymmeren op ter plaetse voirseid een huysinge weerdich sijnde twee hondert gulden ofte daironder. Ende sullen die veengenoten sculdich zijn die selver huysinge t' eynden die expieratie van dese voerwaerden den aennemer voerseid off te gelden tot tacxatie van geswoeren, welverstaende dat die tacxatie nyet excederen en sall moegen boven die somme van IIC gulden voirseid.

folio 429
Item die camerair sall den aennemer betalen gereet twee ende dertich gulden ende sall hem 'tselve corten aen die pensie die verschijnen zall Petri ad Cathedram, anno XLIX nu naestkomende.
Item oft enich van den veengenoten geliefden enigen torff te stellen buten der Grebben sell den aennemer goeden opsicht hebben op ten selven torff als eenen goeden getruwen dienre toesteet.
12-2-1548: folio 432
Den XIIen february anno XLVIII soe alsser zekere clachten gecomen waeren van zekere mede geerffden als dat 't schut aen Helmichsmaet den bodem onder doergebroken ende nyet vaerbaer en was, zijn then huyse van mijn heere Ffrans van Nijenrode, bij hem enige van den veengenoten geconvoceert geweest omme te raden hoe men dair best inne doen zoude tot vordeell der gemeen geërffden contribuanten totter Griften.

Soe ist dat terselver tijt overcomen ende gesloten is dat men 'tselve scut zoude doen opbreecken ende vier roeden doen afterwerts setten, soe 't in hoech sant stont ende doen sincken een knye dieper dan se gelegen hadde, ende dat men die Grifte boven ende beneden 'tselfde scut soude doen verdiepen ten mynsten twee voeten ende dat vlotbaer nae den eysch van den bodem van 'tselfde scut.

Terselvertijt hebben se bij Jan van Leeuwen,

folio 432v
camerair gecommitteert Jacob Lam ende Floris Foeyt omme dit voirseid scut ten besten oirbaer van den gemeen contribuanten totter voirseid Griften yemant aen te bestaden gemaict ende opgelevert te worden nae voerwaerden die men dairvan mit hem maken zoude.

Ende Cornelis Thijn mit Jacob Lam zijn gecommitteert omme die verdiepinge van den Griften boven ende beneden 't voirseide schut van Helmichsmaet yemant aen te bestaden.

Welke voirseid gecommitteerden Jan van Leeuwen Aertsz, als camerair mit Jacob Lam ende Floris Foeijt hebben 't voirseid schut van Helmichsmaet aenbestaeyt Cornelis IJsbrantsz omme 'tselfde scut op te nemen achterwerts te doen stellen ende doen sincken een knye dieper danse gelegen heeft mitsgaders alle materialen dairtoe te leveren datter van node ende behoeff weesen zell ende oeck te dammen ende die weder uut te wynnen ende dit voirseid

folio 433
werck goet ende dicht op te leveren naebehoeren sulcx als hij 't voer 't onderhouden zell mitte andere wercken die hem opgelevert zijn off zouden werden ende dat voer de somme van vijff ende twyntich gulden ende vijfthien stuivers
23-4-1548: folio 434
Anno XVCXLVIII, den XXIIIen aprilis Ffrans van Nijenrode, Cornelis Thijn ende Bruyn van Kuyck, als gecommitteerde van den gemeen veengenoten contribuanten totter Griften gelegen in de Renensche veenen, hebben voerts gecommitteert Jan van Leeuwen hoere camerair, omme die gebreken in derselver Griften sijnde te doen reynigen ende in sulken state te doen maken dat men se sell moegen gebruycken

Insgelijcx hebben se denselven mit Jan de Keyser gecommitteert omme mit Cornelis IJsbrandsz te veraccorderen van 't ghene hij soude willen hebben voer de opleveringe der scuttingen dairinne die geërffden volgende zijn besteck gehouden zijn.

Die gecommitteerde voiseid heeft mij gerelateert dat se mit Cornelis voerseid veraccordeert zijn hem te gheven voer de opleveringe voergeroerd die somme van twyntich Karolusgulden.

folio 434v
Insgelijcx worden noch Jan van Leeuwen camerair mit Jan de Keyser voirseid gecommitteert omme ’t scutke tusschen den Pesell ende Helmichsmaet op te doen nemen soe 't nu daer ter plaetsen van ghenen doene en is (omme 'tselve te doen stellen op een ander bequame ure plaetse, daer 't van node weesen zell.
Hebben dese voirseid mijnre gerelateert 'tselve bestaeyt te hebben Cornelis IJsbrantsz op te nemen ende weder te doen setten tusschen ’t scut van Helmichsmaet ende die Santfoert op eenen harden bodem ende gront dair men hem wijsen zall des bequaem zijnde, te dammen te osen ende die weder uut te wynnen tot sijnen coste soe als hij 't voert tot sijnen laste als opgelevert onderhouden zell zijn jaeren geduerende van zijnre huyrwere, etc, voer de somme van sesthien Karolusgulden
Item noch sell die camerair voiseid doen maken bij advyse van Jacob Lam ende Jacob die Edell een scuttinge in de nye Griften aen de Renensche zijde alsoe sulcx versocht is bij den aennemers der Griften.
23-4-1549: VERVOLG.

Ten IIen van die perticulier bruggingen over den dijcken te maken die doer gegreven zijn, voer elcx zijn veen in gelijcker breete als die bruggen van de Swalevenstert.
Wordt geordonneert dat elcx een houte brugge over zijn wijck die hij doergesteken heeft oft bynnen sess weken doer steken zall nae date van desen maken zell van vijff voeten breete, breder noch smalre bynnen den tijt van de sess weken voirseid ten lancksten ende en werdt nyemant geoirloft den dijck van zijn veen doer te greven t' eynden die VI weken alleer zijn brugginge in manieren voirseid gemaict gereet weesen zall ende zijn gruppelen, dammen ofte mit duckers off anders 't water bedects hooft ter Griften leyden, well verstaende dat zoe wie den dijck middelre tijt doergraeft gehouden zall weesen een brugge van horden terstont daerover te leggen ter tijt toe die bruggen gemaict zijn op peyne den camerair te doen maken op ten IIIen penning meer.

Ten derde van een scuttinge te doen maken in de Grifte nae der Eder veenen.
Worden dairtoe gecommitteert dieselve drie op 't 1e artikel genomineert.

Ten IIIIen van noch een scuttinge te setten omtrent den Horncolck.
Worden dairtoe gecommitteert dieselve drie voirseid.

folio 438v
Ten Ven om 't sant te doen setten in de Renensche Griftaen de Keyserlijke Majesteyts veenen in wat breete ende wijte
Worde geordonneert dat men 't soude setten mit soden omtrent II voeten wijder dan de scut doer ofte anders, tot discretie van den gecommitteerde.

Ten VIen van die slencken te doen maken in den dijck wie se maken zall.
Worde den camerair geordonneert te maken die gebrotken bij provisie ter tijt toe hem anders bevolen werdt ende hem te informeren van den ghenen die den dijck doergegraven hebben ende sulcx te rapporteeren den gecommitteerden mitten yersten.
28-4-1549: folio 439v
Des vrijdaichs ende saterdaichs voor Beloken Paschen anno XLIX, uut beveel van den gecommitteerden geladen die gemeen veengenoten contribuanten totter Griften omme te komen ten huyse van mijn heere Ffrans van Nijenroede op Beloken Paeschdach te VII huren om mit een te versproken tot provisie van gelt, die gebreken van den Griften mede te vervallen.

Des sonnendaichs op ten Beloken Paeschdach anno XLIX, die gecommitteerden mitten presenten van die andere mede veengenoten contribuanten totter Griften ten huyse van mijn heere Ffrans van Nijenrode geladen, vergadert wesende omme miteen te verspreken tot provisie van gelt te vercrijgende die gebreken van den Griften (die hemluyden mede te kennen gegeven worde) te vervallen zijn dieselve nae dat se miteen hier van gecommuniceert hebben overcomen.

folio 440
ende hebben geordonneert ende geconsenteert dat die geërffden bynnen Utrecht residerende terstont bij provisie opbrengen zullen in handen van Jan van Leeuwen camerair, van elcken mergen seven stuvers.
Welke voirseid overcomst is gesciet ten huyse ende in bijweesen van mijn heeren Ffrans van Nyenrode, Cornelis Thijn, Bruyn van Kuyck, Jan van Cuyck, Jacob van Buesinchem, Floris Foeyt, doctor Baltazar van Blijenborch, Jan Roeck, Hermen de Jong, Cornelis van Leeuwen, Jan van Leeuwen, Cornelis van Voird, Robbert Reijersz, Dirck van Brevelt Jan ende Ffrans Bogert, Ghijsbert van der Voort, Lodewijck van Couwenhoven, ende die reste van den veengenoten zijn mede geroepen geweest, datum ut supra alsse den XXVIIIen in aprili anno XLIX

folio 440v leeg
24-4-1549: folio 441
Achtervolgende zekere commissie gepasseert den XXIIIen aprilis lestleden op Jan van Leeuwen, camerair, Jacob Lam ende Jacob die Edell, hebben zekere besteck gemaict wairnae dat se sekere scuttinge ende die bruggen aen de Zwalevenstert om te makende sonder willen aenbestaeden, soe hiernae volght.
Men will bestaeden een scuttinge die men leggen zall in die nye Geldersche veengrifte voor 't sant omtrent Absgrave dair men den aennemer wijsen zall in manieren als hiernae volcht.
Item twee schutstijlen, lanck wesende XIIII voeten, XI duym breet ende X duym dick. Item twee werffbalcken, lanck XV voeten, X duym breet ende IX duym dick. Item tweer werffbalcken in den gront, XV voeten lanck, breet VI duym ende dick IIII duym. Item een wyndaes lanck na den eysch mit een hooft, het hooft tenmynsten II½ voet lanck ende IX duym viercants.

folio 441v
Item een balck daironder, breet VI duym ende dick IIII duym. Item in ditselve schut een solder in de gront, XXV voet lanck, te weeten VIII voeten boven ende XVII voeten beneden mit die ribben dairtoe dienende IIII duym viercants soe lanck die solder weesen zall in den anderen gewrocht als men die sluysbodems doet. Item in die wangen acht stijlkens, breet VI duym ende dick V duym. Item die wangen van buten ende van bynnen op te schoeyen. Item een dorpel in de gront zal breet zijn XI duym ende dick VII duym. Item onder den dorpel ende stijlen een middelschot, geheyt in den gront ende buten stijlen soe hoech als die werffbalcken aengevult zullen zijn, vijff voeten veer van de stijlen besijden den anderen ingeheyt ende aen den anderen gevesticht Item in 't wijndtaes twee scheyen mit een besteck na den eysch. Item dit schut sal tusschen stijlen uuyt weesen VIII voet. Item een schutduer breet wesende IIII voet die plancken ander halff duym dick.
24-4-1549: VERVOLG.

folio 442
Item aen ditselve schut sullen weesen vier vluegels, elke vluegel lanck XII voeten. Item elcke vluegel drie schoeypalen van V ende VI duym lanck, na den eysch. Item dieselve vluegels van bynnen ende buten geschoyt mit eycken plancken ofte sceepplanck van dicte als volcht. Item elke vloegell een ancker, lanck VIII voeten vijff duym viercants. Item bij elcke ancker een anckerpaell, V duym viercants lanck na den eysch.
Noch een scuttinge die men leggen off setten zall in die oude Grifte, omtrent die Hornscolck ter plaetsen dair men wijsen zall.
Item twee schutstijlen, elck lanck XVI voeten, breet XIII duym ende dick XII duym. Item aen 'tselve scut twee werffbalcken lanck XV voeten elff duym viercamts Item twee werffbalcken in den gront elck lanck XV voeten breet VII duym ende dick V duym.

folio 442v
Item aen 'tselve scut een wyntdaes van een voet viercants mit een hooft, lanck nae den eysch. Item een middelbalck daironder van VII duym breet ende vijff duym dick. Item in 'tselve scut een solder in den gront van XXV voeten, lanck in allen manieren mit zijn ribben ende paell als die solder van 't voergaende schut. Item in de wangen van 'tselve scut acht stijlen, dick VII duym ende VI duym op te lengte nae den eysch. Item die wangen van afteren ende van bynnen op te schoeyen mit eycken plancken als naebescreven. Item den dorpell in den gront sall breet weesen XIII duym ende dick VIII duym Item onder den dorpell ende stijlen ende besijden die stijlen een middelschot in manieren als 't voirseid schut zeer well besorcht. Item in 't wyndaes aen die een zijde na den dijck twee scheyen mit een besteck na den eysch. Item een schutdoer breet vijff voeten die plancken anderhalff duym dick.
24-4-1549: VERVOLG.

folio 443
Item dit schut sall tusschen stijlen wijt weesen als 't voirseide schut.
Aen dit voirseide scut sullen weesen vier vluegels, elcke vloegell XX voeten lanck.
Item elcke vloegel sall hebben vier schoeypalen, elke paell VII ende VI duym dick, lanck nae den eysch. Item op die twee vloegelen die aen den dijck comen zellen, elcx een werffbalck van XX voeten lanck ende op ’t dickste eyndt een voet viercants. Item alle vier de vloegels van bynnen ende buten op te schoeyen mit plancken als naebescrijven. Item aen elke vluegell een ancker van sess duym viercants ende lanck XIIII voeten. Item aen elcke ancker een anckerpaell van VI duym viervants, lanck na den eysch.

folio 443v
Noch twee bruggingen over die Zwaelevenstert in manieren als hiernae.

Elcke brugge sall lanck weesen van voeten ende breet vijff voeten. Elke brug drie ribben, lanck X voeten van V ende VI duym viercants. Item die plancken op beyde die bruggen VI uutte voet blivens hout. Item elke brug ses palen van IX ende X duym, lanck na den eysch in ’t sandt geheyt. Item op te palen voirseid vier hoefden, lanck VII voeten van IX en X duym. Item aen de Renensche dijck sullen zijn ten beyden zijden zuydtwert ende noortwert II vloegels XI voeten lanck. Item hierop werffbalcken van XI voet lang, van VII ende VIII duym dick. Item in gelijcker manieren zall zijn die vloegell aen de Geldersche zijde noordtwerts mit werffbalcken ende palen als voirseid.

folio 444
Laatste blad deel 1
Hier zijn eenige bladen uit.
Vergelijk de copie van het eerste Veenregister die op perkament is geschreven, waarin de tekst doorloopt tot op 4 augustus 1550.
28-8-1550: folio 181
II (1550)

folio 181vleeg
folio 182
IIe Veenregister.
Memorie om geprop[...] anno vijftich voor den veen[...] veenen die hem goetwil [...]kinge ende onderhoudinge [...]
I
In den eersten dat men ten voorseide XXVen augusti rekeninge doen sal van den penningen bij den gemeen veengenoten voornoemd totter selver Grift betaelt ende waer die bestayt zijn.
Dees [...] gesloten [...] vijftich [...]
II
Item om die voorseide Grift te volmaken ende te claren daer des van noode sal zijn, sal men een nieuwe uuytsettinge van penningen moeten doen om die costen daermede te vervallen.
De [...]
III
Item ten eynde men die costen van deese ende der gelijcke bescrivingen ende moyenisse sparen mach en waer niet quaet geraden dat men eenen seeckeren dach prefigeerde op ten welcken men jaerlix rekeninge ende nieuwe uuytsettinge dede ende dat alsdan een yegelijk diet beliefde sonder voorder costen van te bescriven mede compareerde ten geprefigeerden dage omme metten geenen alsdan comparerende de rekeninge te horen ende op als te sluyten.
Bij den g[...] veenen is [...] jaerlix ve [...] op ten [...] van ut [...] als d [...] ende is [...] 's daechs da [...] herbergen [...] te procederen [...] ende sluyten ende ordineren [...] uuytsettinge ende swari [...] jaerlix vallen ende van node zullen weesen, gedaen tot maeckinge ende houdinge ende voorderingen van de Grift ende ander dies aengaende ende wat alsdan jaerlijks geordineert ende gesloten sal zijn bij den presenten, sal voer goet ende van weerden gehouden werden in alder manieren of die voorseid inne-geërfden daer alle present geweest waren.
28-8-1550: VERVOLG.

folio 182v
IIII
Bij den voirseide veengenoten is gesloten eenen cameraar te nomineren die bij avuyse, van dengeenen die daertoe gecommitteert sullen wordden, auctoriteyt hebben sal die Grift in goeden state te houden, daertoe employerende de penningen van zijnen ontfange, mits doende ten voorseide geprefigeerden dage zijn rekening volgende zijne commissie die men hem geven sal. Ende is Jan van Leeuwen Aertsz genommineert ende gecommitteert tot cameraar.
[...] te [...] ctoriteyt [...] Grifte te[...] toe employ- [...] doende [...] dage.
V
Bij den voorseide innegeërfden veengenoten zijn geordineert hoofden, mijnheere Frans van Nieuwerode, raedt etc., Joachim van Heumen ende Bruninck van Cuyck, cum potestate substituendi, naevolgende 't accoordt van XXVIIen aprilis XVCXLVI [1546] op gelijcke saecken geaccordeert. Ende sullen die gesubstitueerde oft andere veengenoten die gecommitteert zijn om te reysen om saecken der Grift aengaende in 't lant van Utrecht ende Gelre, hebben ’s daechs sestien stuiver op haer selfs cost.
[...] te ordineren [...] cendenten [...] geëligeerd [...] aer vlucht [...] nieuwe wercken [...] nae limitatie
VI
Is gesloten dat men den cameraar ende ander officiers toevuegen sal alsulcke wedde ende salaris als men op 't slot van der cameraars rekening bevinden sal te behore elcken nae zijnen arbeyt ende verdienste. Ende die officiers sullen tenminste in 't voorseide veen geërft weesen tot een halve hoeve toe.
[...] men den [...] sal ende [...] officiers mit [...] oeten zijn.
28-8-1550: VERVOLG.

IX
Bij den voorseid veengenoten is [...] geaccordeert te maecken een [...] sluyse ende die leggen in den [...] boven gesloten om met sammoroisen ende andere scepen d[...] te mogen varen ende sullen hen die voorseide hoofd [...] ofte doen informeren in Hollant ende elders om [...] prouffyttelixte weesen sal ten gemeynen oirbaer [...] sluyse maecken sal van dropsteen ofte van [...] zeeckere bestecken, informerende hen op ter prijs [...] soude, binnen hoe corten tijt dat men elck w[...] volmaecken ende opleveren, oft beter waer [...] scotdeuren oft met alle beyde, ende dat g[...] convoiceren metten innegelanden van den broucklanden [...] wat dat zij daertoe souden willen geven, e[...] bequamen dach eerst doenlick weesende rapport [...] alsdan van als dies aengaende gesloten te wordden [...] sal ten gemeenen oirbaer.

X
De voorseide hoofden sullen oick visiteren die scutten, sluysen in de Langestraat ende elders, ende hoe he[...] ende van haer goetduncken rapport doen als voeren.

XI
Item waer oick wel van noode te vinden een maniere hoe ende in wat manieren men jaerlix die uuytgesette penningen executeren sal van den onwilligen ofte negligenten betaelders, teneynde dat deur faulte van quade betalinge 't begonste werck niet en vervalle ofte defect ende alle deese costen ende moyten met verloren en blijven.

Dit voorseide articule te insereren in de ordonnantie van de scouwe die volgende ons octroye noch te concipieren is.

folio 183v
XII
Den voorseide gecommitteerden werdt oick gelast certificatiën te recouvreren soveel men mach van dengeenen die weeten te seggen dat men hier voortijts in biscop Davids Grift gevaren heeft met grote scepen, datter een groot sluise gelegen heeft, ende die saecke van haer wetenscap verhalende.
28-8-1550: VERVOLG.

XIII
Item noch is veraccordeert dat alle die veengenoten ende een yegelijck van hen sculdich sullen weesen haere quote te betalen ten behoorlijcken dage daertoe geordineert van den ommeslagen die uuytgeset sullen werdden sonder enige defalquatie te doen oft enige penningen te mogen innehouden, in de platz van den penningen die sij souden willen sustineren hen te commen van den innegeërfden, maer sullen die sculden hen laten begroten ende toeleggen ende ordonnantie van betalinge daeraf vercregen op ten dach van den reeckening om die daernae betaelt te wordden als 't behoren sal.

XIV
Den gemeen innegeërfden hebben geconsenteert, den prior ende procurator van den cathusers buyten Utrecht dat zij haere genaemptiseerde penningen, van die twintich mergen veens bij hen genaemptiseert om in die Grift te mogen comen, sullen wederom mogen lichten uuyt handen van den cameraer, sonder prejuditie van haer recht dat zij uuyt saecke van ’t namptissere souden hebben ende mogen pretenderen.

XV
Is noch geaccordeert dat die cameraar sal doen maecken twee kisten, elcx met drie slotelen ende verscheyden sloten ende leveren elck van den hoofden eenen sloetel omme daer inne te bewaren, te weeten in die eene kiste het principael octroy, registeren, rekeningen, acquiten, verificatiën, ordonatiën, acten ende anderen principale munimenten, ende laten Bruninck van Cuyck die stellen onder behoorlick inventarissen om die al t'samen bewaert te wordden tot 's gemeen oirbaer, settende die kist St. Pauwel mit die originael stucken ende in de andere kist sal men leggen copiën auctentyck van den

folio 184
voorseid octroye, registeren ende munimenten die men [...] noode te weesen te bewaren, stellende die kist [...] van Cuijck.
28-8-1550: VERVOLG.

XVI
Ende noch sal men doen copiëren 't gundt dat van noode weesen sal dickwijl te hebben, ende visiteren, ende leggen dat onder behoorlijcken inventaris, onder den oudtsten van den hoofden wonende binnen Utrecht, die oick eenen yegelijcken van den veengenoten diet begeren sullen copie sal mogen geven t' haeren coste om altijt daertoe recours te hebben.

XVII
Achtervolgende 't appoinctement gestelt op die requeste der Keyserlijke Majesteit overgegeven bij die van Wageningen ende den veengenoten bij meester Peter de Clerck, geordineert commissaris overgelevert. Verclaren die voorseide veengenoten dat hen niet mogelick en is op 't inhouden derselver requeste te adviseren op deese tijt, gemerckt haerluyder Veengrift niet gedelft ende gemaeck en is in zijnen behoorlijcken staet, maer dieselve in state ende volmaeckt zijnde, sullen daernae gaerne adviseren als nae redene behore sal.

XVIII
Bij den gemeyn innegeërfden is noch geaccordeert ende eenen ommeslach gemaeckt van dertich stuivers op elcke mergen veens ende elcke roede breette in't midden van den Renenschen veenen, te betalen in handen van den cameraar Jan van Leeuwen Airtsz voor Sinte Martijn in de wynter anno vijftich toekomende, sonder langer vertreck.

XIX
Item is noch geaccordeert dat die rekening van den cameraer Jan van Leeuwen den veengenoten nu gedaen, teyckenen sullen de oude ende nieuwe hoofden voor al den veengenoten, ende de cameraer voorseid voor hemselven.

Aldus veraccordeert, gesloten ende geordineert bij den
27-4-1546: folio 185
Op huyden den XXVIIen aprilis anno XVC sessende veertig vergadert in der abdijen van Sincte Pouwels 't Utrecht [...] veengenoten so geërfden in den Gelderschen als in den Renensche veenen ende zijn veraccordeert als hiernae volcht.
In den eersten zijn sij eendrachtelijck overcomen om die Grifte te doen maecken ende voltrecken nae vermogen des octroys der Keyser Majesteit, in date den XIIe marty anno XLV alwaert oick bij also datter geen meer veengenoten hem goetwillich en verclaerden totter Griften ende aencleven van dien dan zij alleen die hieronder gescreven staen, ende om 'tselve terstont te beginnen hebben zij veengenoten voorseid gecommitteert ende committeren bij deesen den eedelen gestengen erentfesten ende vromen, den eerbaere voorsinnige ende wijse heeren Johan van Culenborch ritter, heer tot Rijnswoude etc., Frans van Nyenrode ende Johan van Cuyck Anthonisz ende 't meerderdeel van hem cum potestatie substituendi, omme uuyt hoere alre naem ende van hoerre wegen dieselfde Grifte mit alle zijn toebehoren te doen bestaden ofte doen maecken achtervolgende zeeckere bestecken die daer afgemaeckt mogen weesen ofte tot hoerre gecommitteerden voorseid goetduncken ende believen daer noch vorder offgemaeckt sullen wordden. Belovende al 't gundt bij den voornoemde gecommitteerden ende heuren substituyten in der qualite in der saecke voorseid gehandelt ofte gedaen sal werdden 'tselfde voor hoer, hoeren erfgenamen ende naecomelingen vast stade ende overbrekelijk te houden, nae te gaen ende te voldoen mede alle alsulcke penningen als tot die contributie van dien 't zij bij provisie ofte anders bij den voornoemde gecommitteerden in der qualite als voren uuytgeset sullen werdden. Belovende dieselve veengenoten hier ondergesreven te betalen op alsulcke dagen ende termijnen als daertoe in besondert van den gecommitteerden geprefigeert sullen
27-4-1546: werdden elck nae quantiteyt zijnre roeden ofte mergentalen sonder enige contradictie ofte wederseggen. Bij also dat den ontfanger die bij den gecommitteerden voorseid daertoe genomineert sal wordden

folio 185v
gehouden sal zijn goede rekening ende reliqua te doen, oick geloven die veengenoten voorseid 't samentlick ende elck bijsonder, so wie van hemluyden bij den gecommitteerden voorseid tot enige saecken der Griften voorseid aengaende voorts gedeputeert ofte gecommitteert wordden sullen, dat hem daer niemants onwillich in sal laten vynden, maer dat selve erstelick ende getruwelick te vorderen als 't behoren sal. Ende hoewel eenige van onsen ondergescreven personen daer niet present geweest en zijn daer dit tegenwoordige accoordt bij den presenten gesloten is, houden nochtans 'tselve accoordt in alsulcke weerden of wij daer tegenwoordich geweest waeren, ratificerende ende approberende mitsdeesen 'tselve nae zijn vorme ende inhouden.
Ende tot approbatie ende ratificatie van al 't geen voorseid is so hebben wij veengenoten onderscreven, verbonden ende verbynden mitsdeesen onse personen ende goederen so waer die gelegen zijn ende bevonden sellen mogen werdden tot heerlijcke ende reale executie van alle Hoven ende gerechten renunchiërende van allen gratiën, privilegiën, exceptiën defensiën rechten ende costumen ter contrarie. Ende was onderteyckent bij deesen naebescreven personen alse:
Johan van Culenborch, Frans van Nijenrode, Johan van Cuyck Anthonisz, Floris Foeijt, Beernt Proijs, Jan Roeck, Peter Pau Hubertsz, Cornelis van Leeuwen, Cornelis Thijn, Bruninck van Cuijck, Jacob Lam, Jan Boll, Hermen de Jong, Robbert Reyersz, Lodewijck van Couwenhoven, Jan Bogert, Jan van Leeuwen Aertsz vervangende hierin mede Jacob die Edel, Dirck van Breevelt, Jan IJsbrantsz Fox, Jacob van Beusichem, Frans Bogert, Mechtelt, meester Gijsberts weduwe, Cornelis Sas, Adriaen Cornelisz vervangende zijn broeder ende zusters, Jacob Grammaije, Gerrit Pott, Gijsbert van der Voort
1-9-1550: Den eersten ende IIen septembris zijn Joachim van Heumen Bruning van Cuyck, hoofden, tot haerder assistentie nemende Jan van Leeuwen, cameraer ende meester Dick Pynsz van der A, veengenoot, geweest in de Grebbe ende hebben aldaer inspectie genomen van die gebreecken van den sluyse aldaer gelegen ende dezelve aengeteyckent in sulcker manieren als hiernae volcht. In den eersten bevonden zekere stijlen gespleten ende geborsten, eenige corbeelen geheel loss ende sommige in 't hout gebroecken, den eenen hoeckstijl binnensdijcx aen de berchzijde zeer geborsten, lam ende van binnen quaet van houte, ende den eersten bovenbalck zeer verwatert ende sommige corbeelen rootolmich, niet gesloten ende op geen tanden rustende veel stijlen zeer spyndich, die deuren in de pinnegaten an stucken lam ende nootlijck om geholpen te zijn. In somma is nootlick vermaeckt ende van noode eerst 's daechs mitten gelanden te convoiceren. Hebben oick tenselven dagen tot Renen weesende gesproken mit Jan van Zomeren ende anderen om van hemluyden te recovreren de certificatiën, hoe dat men hier voortijts in de Grift gevaeren heeft mit grote scepen ende datter een groote sluyse gelegen heeft ende diens volgende Jan de Keyser belast deselve getuygen te produceren ende de certificatiën

folio 186v
over te seynden, 't welck hij also gedaen heeft. Hebben oick die Veendijck van den Gribben tot in die veenen besichticht ende die gebreecken die nootlijck waeren te repareren, den cameraar bevel gedaen te doen maecken ende sant daer op te voeren allet volgende die voorseide ordonnantie.
11-10-1550: Den XIen octobris zijn deur bevel van Frans van Nijenrode ende B. van Cuyck hoofden bij Joachim van Heumen oick hooft, gedeputeert Jan Boll, Jan van Leeuwen ende Jan de Keyser omme in de Grebbe te handelen mit dijckgrave ende heemraden van Wageningen ende Renen nopende 't vernieuwen van der sluyse, ende is den XIIen octobris bij Jan Boll gerapporteert dat die heemraden voorseid begeert hadden ons angeven henluiden scriftelijck overgesonden te werdden omme mit haer mede geërfden te communiceren ende daernae behoolick andt

folio 187
woordt te geven. Welck aengeven bij geschrift gestelt [...] hemluyden op ten [niet ingevuld] octobris voorseid overgesonden ende hier nae van woorde te woorde geinsereert is.
Aengevinge ofte aenrichtinge mijnen heeren, die ingeërfden van den landen gelegen onder Wageningen, Berninchem, Eede, ende daer omtrent uuytwaterende deur die sluyse gelegen in de Grebbe, gedaen bij den goetwilligen veengenoten so van den Gelderschen als Renenschen veenen, contribuerende tot ende gebruyckende die vrijheyt van den Grifte. Also die sluyse jegenwoordich leggende in der Grebbe nu tertijt so zeer verargert ende vergaen is, dat van noode sal sijn dieselve cortelijck te vernieuwen tot coste van den innegeërfden der landen voorseid, dewelcke deselve sluyse tot haren gerieve doen maecken ende tot deesen tegenwoordigen dage toe t' haerder costen ende lasten alleen hebben moeten onderhouden. Van welcke sluyse den boodem so hooch geleyt is dat het water comende uuyten landen voorseid niet so gerieffelick ofte bequamelijck aflossen en mach, alsof die in behoorlijcke diepte geleyt waer, ofte in vuegen als die eertijts bij tijden van biscop David geleyt is geweest, ten welcken tijde deselve niet aleen in sulcker diepte maer oick in sulcker wijdte geweest is dat men niet alleen ’t water
11-10-1550: VERVOLG.

gerieffelijck heeft mogen oflossen, mer oick mits deur varende mit sammoreusen ende andere scepen heeft mogen gebruycken, om dan te mogen geraecken tot sulcken of diergelijcke bequame sluyse tot vorderinge sowel van den innegeërfden als oick van den veengenoten voorseid.

folio 187v
Hebben die voorseid veengenoten mijnheeren den innegeërfden voorseid in der bester maniere 'tselve willen aengeven ende oick dat die veengenoten voorseid tevreden souden willen zijn tot vorderinge van derselver sluyse te helpen gelden alsulcken paert ende deel als men bevynden sal naedere billicheyt ende reden te behoren. Van 't welck den veengenoten voorseid bewegen zijnde omme met den innegeërfden voornoemd te convoiceren ende consuleren hoe men 'tselve gerieflixte tot drachtige costen ende betalinge sal mogen vynden, hebben die voorseid veengenoten dit aengeven aen de ingeërfden voorseid gesonden omme 'tselve gesien bie der montlicken convoicatie daerop te mogen houden op zeeckere dagen die bij den ingeërfden voorseid angeteyckent sullen werden gemerct die saecken voorseid nae den veengenoten beduncken, sonder alsulcke convoicatie qualycken volbracht sullen mogen werdden, sullen daerom die veengenoten voorseid ten dage als voren bestempt zijnde eenige van den heuren daerbij mogen seynden. Begerende niettemin dat mijnheeren die innegeërfden voorseid voorseid dit voorgemelte aengeven in der bester maten verstaen willen, altijt op verbeteringe van dengeenen die daer toe geordineert ende gescickt sullen wordden.
5-11-1550: Op ten Ven novembris anno ut supra, is Jan Tzyen, rentmeestergenerael des heeren Van Pallant versocht om mede te comen tot Berinchem volgende zeeckere missive hierna geinsereert.
Ernstfesten vromen und manhaftigen gunstigen goeden vrundt

folio 188v
u lieden believen te weten also ons bij den lantgeërfden van Wageningen, Eede, Berinchem ende daeromtrent uuytwaterende in der Grebbe, maendach den Xen novembris naestcomende 's mergens voor negen uren aengeteyckent is voor eenen zeeckeren dach ende tijt omme te seynden onse commissarissen mit zeecker bevel tot Berinchem voorseid ende van hemluyden te verhoren andtwoorde op zekere aengeven hemluyden scriftelick bij ons deur onsen gecommitteerden gedaen, beroerende van een nieuwe sluyse in de Grebbe te leggen met sammoreusen daerdeur te mogen varen etc. Allet nae wijdere inhouden desselven angevens ende so aen deselve bijcompst mijn edele heer Van Pallant, niet weynich gelegen is maer grotelijck bij geprouffiteert ofte geinteresseert mach werdden. So is ons fruntlick begeren dat u lieden believe hem te willen vouge ten voorseide dage ende ure ter voornoemde plaetsen bij den voorgenoemde lantgeërfden ende ons oft onsen commissarissen om in als volgende ons voorgenoemde aengevers 't beste te helpen raden, so die saecken alsdan eygen sullen te geschieden. 't Welck doende sult ons mitsgaders den veengenoten grote vruntscap doen, dat kenne der almechtige die u lieden lanck ingesonde behoede, ylende uuyt Utrecht den Ven novembris XVC ende vijftich [1550].
7-11-1550: Den VII novembris naedat Bruyn van Cuijck bij den veengenoten, die doen ten huyse van Frans van Nijenrode vergadert waeren, zijn rapport als voorseid van de Brabantsche reyse gedaen hadde, zijn bij den hoofden den veengenoten voorgehouden, dat uuyt die voorgaende commissie haerlieden auctoriteyt is verde met strecken en mocht om te doen 'tgeen dat terselver tijt bij den veengenoten begeert werdt, te weten van mitten innegeërfden van Wageningen ende Renen eyntelick te handelen ende sluyten etc. Waerom den veengenoten terselver tijt op die

folio 189
voorseid commissie onder haerluyder handen den voornoemden hoofden verleent hebben ampliatie om al te mogen doen 'tgeen die veengenoten present zijnde selfs souden mogen doen als dat breder blijckt uuyt dieselve ampliatie hier nae van woorde te woorde geinsereert.
Op ten VIIen novembris XVC vijftich [1550] zijn gecompareert ten huyse van mijnen heere Frans van Nyenrode, raedt etc. die hoofden ende veengenoten onderschreven op zeeckere difficulteyten ende duysternissen bij den hoofden onderscreven bevonden in’t VIIIe artikele van haerluyden commissie ende acte daeruuyt volgende geconcludeert op ten XXVIIIen augusti XVC vijftich [1550] lestleden te weten dat naemen geconvoiceert sal hebben mitten ingelanden van den broecklanden omme te horen wat zijluyden tot die nieuwe sluys die men in der Grebbe leggen sal souden willen geven ende van als op eenen bequamen dach eerst doenlijk weesende rapport doen, om alsdan van als dies aengaende gesloten te wordden als behoren sal ten gemeenen oorbaer. So is't dat die veengenoten onderscreven bemerckende dat indien men in dier saecken den tijt van rapport soude moeten verwachten gescapen soude weesen die saecke zeer geretardeert ende mogelick geheel ofte een tijt lanck gepostponeert soude werdden. Hebben
8-11-1550: folio 190
Den VIIIen novembris anno ut supra zijn bij den hoofden gecommitteert Florens Foeyt, Jacob die Eedel ende Jan van der Heyde om hem te vinden den Xen novembris tot Berinchem bij Heumen ende B. van Cuijck, mede hoofden, ende aldaer te handelen 't gundt de voorseide commissie naerder uuytdruckt, dewelcke hier nae van woorde te woorde geïnsereert is. Op huyden zijn bij ons Frans van Nijenrode, Joachim van Heumen ende Bruno van Cuijck als gecommitteerde hoofden van den goetwilligen veengenoten contribuanten totter Grifte in den Gelderschen ende Renenschen veenen gecommitteert Florens Foeyt, Jacob die Eedel, Jan van der Heyde ofte ander vorder personen die zijluyden tot haerder assistentie sullen in deese saecke behoeven te nemen, om mitten voorseid Joachim van Heumen ende Bruno van Cuijck, hoofden, voorgenoemd hemluyden te vynden op maendach naestcomende den Xen novembris 's mergents voor negen uren tot Berinchem bij den innegeërfden ofte innegelanden van Wageningen, Eede, Berinchem ende daeromtrent voorts opte XIen novembris bij den innegeërfden van den landen van Reenen uuytweterende deur die Grebbe ende aldaer andtwoorde te verhoren van denselven ingeërfden op die scriftelijcke aengevinge hemluyden eertijts bij ons doen doen, mitsgaders oick in den saecke van dier aengevinge als van een sluys in den Grebbe te leggen om mit sammoreusen daer deur te varen etc. mitten selfden innegeërfden te mogen handelen ende eyntelick sluyten indien 't henluyden geraden dunckt, ofte anders die saken mitten voorseid innegeërfden te beweegen ende verhallen so ende in alder maten als dieselve eygen sullen te gebeuren nae gelegentheyt des tijts. Des 't eenen oirkonde hebben wij hoofden voorseid onse gewoenlijk namen hieronder gesath.
Actum den VIIIen novembris XVC vijftich [1550].
11-11-1550: Tenselven dage hebben Joachim van Heumen ende Bruno van Cuijck voorseid te Wageningen blijvende, soveel gevordert dat die geërfden onder Wageningen sorterende horende zeker

folio 191
raport van Heumen gescikt en voorseid hebben dieselve macht gegeven omme mit ons te handelen op behagen van den geërfden onder Reenen, Eede ende Bennichem, van welcken handel zeeckere concept gemaeckt is 't welck hiernae volcht. Op huyden den XIen novembris anno XVC ende vijftich [1550], dijckgrave, heemraad ende gemeen geërfden van Wageningen uuytwaterende mit haeren landen deur die sluyse in de Grebbe gelegen, vergadert zijnde opten stadthuys tot Wageningen omme sich te prouffitelix ende meesten oorbaer te beraden op't scriftelicke ende oick mondelijcke voorgeven henluyden gedaen bij den gescickten van den geërfden in den veenen goetwillige contribuanten totter Griften, uuytwaterende deur die voorseide sluyse van den Grebbe beruerende die vernieuwinge ende vermaeckinge van dieselve sluyse, ende om daertoe op't gevouchelixte te geratie hebben 't samelick gedeputeert twee van henluyden mede geërfden mit namen, Dirck van der Lawick ende Dirck van Brienen, denselven macht gevende mitten voorseid veengenoten wyder te handelen omme sulcx ten minsten costen ende lasten van den geërfden voorseid in't werck te brengen, ende dit op't nauste gedaen zijnde mit haeren mede-geërfden zulcx te convoiceren ende voort daerop te sluyten nae behoren ende goetduncken van denzelven, so is't dat deesen achtervolgende die voorgenoemde gedeputeerden hebben mitten volmechtichden van den gemeen veengenoten voorseid te weten Joachim van Heumen ende Bruninck van Cuyck besproken ende mitten selven is wyt gehandelt dat die volmachtigen van den veengenoten voorseid aengenomen hebben voor deese reyse een nieuwe vaste sluyse van goeden oprechten, geven eycken houte mit voort zijnen toebehoren van goeden vasten ijserwerck te maken op haeren veengenoten eygen
11-11-1550: VERVOLG.

costen, mit dammen, gravingen, aenvullen ende den dijck wederomme in behoorlijcke hoochte ende breette te brengen. Sullen

folio 191v
noch die veengenoten die verdiepinge uuyten Rijn bis an die Pijselscut maecken ende onderhouden so lange zij die mit uuytvueren van den torf gebruycken sullen, voort ’t gundt uuyt die verdiepinge van die geheele Grift tot in die veenen toe uuytgegraven sal werdden, sal men te beyden zijden opwerpen daer tegens sullen die volmechtigen van den veengenoten voorseid tot haeren veengenoten vordeel hebben. Voort eerst die oude sluyse mit allen haeren toebehoren so die nu gelegen is ende daertoe die somme van vierhondert veertich carolus keysers gulden van twintich stuiver Brabants den gulden, wel verstaende dat zij volmechtigen voorgenoemd van de voorseid oude sluyse tot behoef der nieuwer sluyse niet en sullen mogen oorbaren, ende voorts 't gelt sullen zij ontfangen op twee termijnen te weten den eersten een jaer naedat die nieuwe sluyse voorseid in manieren als boven volmaeckt sal weesen, ende die anderde termijne sal verschijnen des jaers daernae. Welcke betalinge die lantgeërfden verseeckeren sullen optie termijnen voorseid te betalen stellende daertoe borgen daer die veengenoten mede te vreden sullen zijn. Ende voortaen is bevoorwaert dat die sluyse in manieren als boven opgelevert zijnde, sullen die veengenoten ende lantgeërfden ’t samentlick van dien dach af sculdich ende gehouden weesen gelijckelijk die sluyse voorseid te onderhouden mergentael mergentaels gelijck.
17-11-1550: Den XVII novembris anno ut supra [1550] is Jan van Leeuwen Aertsz, cameraar, van den veengenoten bij den hoofden voorseid zekere ordonnantie verleent waer nae hij hem in zijnen staet reguleren sal, als't breder blijckt uuyt dieselve hiernae van woorde te woorde geïnsereert. Ordonnantie bij den hoofden van den goetwillige veengenoten contribuanten totter Grifte in den Gelderschen ende Renenschen veenen, onderscreven voor Jan Leeuwen Aertsz, cameraar van denselven veenen gemaeckt den seventienden novembris XVC ende vijftich [1550].

In den eersten sal den voorseide cameraar doen maecken een register

folio 192v
van den veenen nae die situatie van dien beginnende in de Swarte Hoever ende Witte veenen in't achterste der Grifte ende voort die Maenre veenen ende Renensche veenen mit de nominatie van den aenbrengers die dezelve voor commissaris verclaert hebben, ende des geens die op deese tijt den ommeslach ende uuytgesette penningen betalen.
Item alle commissie gelden sullen bij den voorseide cameraar betaelt wordden als gebleecken is wat onder die handen van twee van den hoofden gepasseert is mits nemende quitantie.
Item alle materialen, stoffen ende instrumenten bedragende boven die somme van tien carolusgulden sal die cameraar copen bij commissarissen die hem bij den hoofden bijgevoucht sullen worden daer hij verificatie af ende quitantie van den vercopers op zijn reeckeninge brengen sal.
Item bedragende tien carolusgulden ende daeronder sal hij cameraar sulcke coopen bij hemselven mogen doen mits daer van brengende quitantie van den vercopers alleenlijk.
Item alle wercken excederende die somme van vijfventwintich gulden die bij bestecken bestayt ende opgenomen sullen werdden, sal die cameraar betalen bij attestatie van den opnemers mits nemende quitantie ende die bestecken daer bij geleyt.
17-11-1550: VERVOLG.

Item alle andere wercken niet excederende die voorscreven somme van vijfventwintich gulden sal die cameraer bij hem selven doen maecken 'tselve alleenlijck bestadende

folio 193
in presentie tenminsten van eenen van den veengenoten die hij eerst daertoe requireren sal ende in dieselve maniere al sulcke wercken opnemen.
Item alsulcken palen, hey, rijs ende andere diergelijcke materiën als den cameraar sal moeten copen of doen copen die men dagelix in den Veendijck behoeven sal tot onderhoudinge van denselven, sullen ontfangen wordden bij eenen die daertoe bij den hoofden tot verlichtinge van den cameraar gecommitteert sal wordden, bij wiens opteyckenen ende attestatie die cameraar betalen sal.
Item van arbeytsloon so van sant voeren ende ander materiën die men op ten voorseide dijck sal moeten voeren ende niet bij dachuere gedaen, sal insgelijcx geobserveert wordden.
Item alle arbeyt bij dachueren gedaen, sal bij den cameraar betaelt wordden bij controleur in presentie van den bedrijf die volgende zijnen lap hem daervan gelevert, regardt op ten arbeyders genomen ende daeraf geattesteert sal hebben.
Item als den cameraar mijn gelden sal moeten scieten tot bestadinge van enige wercken, sal te voren den hoofden ofte heuren commissarissen eenen buydel tonen gefurneert zijnde mit treckgelt ende die te samen te tellen wat daerin is, ende dat also getelt zijnde sal den cameraar 't mijngelt daeruuyt trecken tot der bestadinge, ende 't werck bestayt zijnde sal hij mit die voorseide hoofden ofte heuren gecommitteerden 't overscot van 't mijngelt weder tellen om te weten wat daeraf gedaen is, ende 'tselve bij gescrift doen stellen bij attestatie van den hoofden ofte heuren commissarissen voorseid ende also zijn rekeningen daermede doen.
23-11-1550: Den XXIIIen novembris [1550] zijn heer Eernst van Nyenrode, ridder ende Joachim van Heumen gebeden hem te willen laten vynden ten selven dage bij den geërfden in den landen onder Reenen so zijluyden daer merckelijk gegoyt zijn. Sijn noch bij Bruninck van Cuyck, hooft ende die voorseide personen gedeputeert, Jacob die Edel ende Florens Foeyt, omme vanwegen der veengenoten mit die geërfden van Reenen te handelen volgende voorgaende commissie, ende is so verde gevordert dat die geërfden voorseid op behagen van Keyser Majesteit als mede geërft in den lande van Reenen of zijn lantrentmeester tevreden zijn dat wij een nieuwe sluyse maecken sullen mogen in de Grebbe, mits tot ons nemende de oude sluyse, kennende oick dat zijluyden behoorden daertoe te contribueren, maer so zijluyden hen beswaert vonden met enige inbreck bij den Gelderschen eertijts gemaeckt (so zij seyden) omme in die oncosten der sluysen gelijck te contribueren, so souden zijluyden 'tselve nu geern verhueden Allegerende dat die Gelderschen zijde sterck is meer dan IIM [2000] mergen ende die Renensche zijde met meer dan IXC [900] mergen. Welck argument ons niet en concerneerde, so ons geen berecht van henluyden questie en stont te doene, 't welck wij hebben voor andtwoorde gegeven, begerende altijt dat zijluyden mit die Gelreschen in die somme van IIICXL [340] gulden ons te geven mitter onder sluyse mede concluderen wilden, op behagen van die Keyser Majesteit, presenterende die veengenoten henluyden vier jaeren lanck die één helft van henluyden contributie souden laten inhouden omme daeraen te defalceren 't gundt zijluyden van alsulcke onbehoorlijcke contributie als zij allegeerden bij Keyser Majesteit oft zijnen raedt, geordonneert soude mogen werdden tot heurluyden verlichtinge. Hebben daernae uuytstellinge genomen tot die wedercomste van Keyser Majesteits lantrentmeester die uuytlandich was consenterende altijt dat die veengenoten mit ’t maecken van een nieuwe sluyse wel soude mogen voortgaen.
17-1-1551: Den XVIIen january anno ut supra [1551] zijn ten huyse van mijnheer Frans van Nyenrode, raedt der Keyser Majesteit vergadert geweest, meester Peter de Clerck, rentmeester der landen van Utrecht mit jonge Willem Lijster ende Mertijn Jansz Tulman, borgermeester van Reenen, omme te convoiceren van die vernieuwinge der sluys voorseid. Ende nae lange convoicatie (zo zijluyden begeerden yet mede te hebben om haer medegeërfden aen te geven) is hemluyden geseyt dat die veengenoten begeerden een nieuwe sluyse te maecken in die Grebbe tot haeren coste, mits toe hebbende die oude sluyse ende die somme van vierhondert veertich carolusgulden te betalen op dagen als 't anderen tijden versproken is, ende in die onderhoudenisse van dien presenteren die veengenoten een derdendeel ofte zoveel bij commissarissen van wegen Keyser Majesteit geordonneert sal wordden, insgelijcx van goeden ordonnantie te maecken zijn die veengenoten tevrede te doen bij commissarissen alle dat billick weesen sal, ofte anders mosten die veengenoten henselven behelpen, ende hebben mit den rentmeester geordonneert donredach den XXIIen january om te spreken mitten geërfden om finael andtwoord te hebben.

folio 195
Tenselve dage is eenen bode gesonden aen Joachim van Heumen tot Wageningen omme die Gelreschen tenselven dage tot Wageningen te vergaderen oft haeren gescickten tenminsten omme mit hemluyden oick te concluderen soveel mogelick weesen sal.

Ten voorseide dagen is noch eenen bode tot Culenborch gesonden aen meester Wolter Elzrach ende Jan Tzijen omme tegen den toecomende donredach ter cause voorseid tot Wageningen te comen.
22-1-1551: Den XXIIen january [1551] zijn die dijckgraef, heemraden ende andere gedeputeerden van den geërfden bij Reenen vergadert geweest ten huyse van Jan de Keyser, ende zijn deur tusschensprecken van meester Gerrit van Rennoij ende meester Peter de Clerck voorseid mitten veengenoten fijnalick geaccordeert

folio 195v
dat die veengenoten een nieuwe sluyse in de Grebbe maken sullen tot haeren coste voor deese reyse mits hebbende die oude sluyse tot haeren prouffijte ende daertoe drie stuivers op elcken mergen eens tot IXC [900] mergen of daeromtrent makende die somme van omtrent ICXXXV [135] gulden, te betalen op zeeckere termijnen als breder in't contract daer afgemaeckt ende bij den geërfden onderteyckent, 't welck hier nae geïnsereert is.
Op huyden den XXIIen january anno XVC eenenvijftig [1551]. Dijckgreve, heemraden ende gecommitteerden van den gemeen geërfden van den landen in den gerechte van Rienen, uuytwaterende mit haeren wateren doir die sluyse gelegen in den Grebbe ter eenre ende die gecommitteerden van den gemeen geërfden in den veenen daerbij gelegen, contribuanten tot die Grifte uuytwaterende deur die sluyse voorseid, ter andere zijden, sijn bij middelen ende tusschenspreken van meester Gerrit van Rennoij, reeckenmeester des Keyser Majesteits in de camere van Hollant ende meester Peter de Clerck, lantrentmeester-generael des lants van Utrecht eendrachtelijcken overcomen ende veraccordeert dat die geërfden in den veenen voorseid, tot haren costen alleen maeken sullen een grote nieuwe sluyse in den Bandijck, gelegen in de Grebbe ter plaetse of daeromtrent daer die sluyse nu tegenwoordich leyt, des sullen die geërfden in den landen van Reenen voorseid te voordeel geven den veengenoten voorseid die oude sluyse so die nu tegenwoordich leyt ende daertoe
22-1-1551: VERVOLG.

noch die somme van drie stuiver op elcken mergen van hoeren landen tot negenhondert mergen toe of daeromtrent achtervolgende haer registeren die zij daervan hebben, gelijck dat bij die voorgaende nieuwe sluyse betaelt is in tween termijnen, te weten dat eerste termijn een jaer nae dat men van't jaer dat die sluyse voorseid volmaeckt sal weesen ende dat anderde termijn 't sjaers daernae volgende, ende dat in waerscap der nyer sluyse der jaeren voorseid gedurende ende vorder niet. Ende tot eewige onderhoudenisse van de nieuwe sluyse voorseid daer die geërfden van Reenen eysche de twee deelen tot laste van den veengenoten, so die hoochte, diepte ende wijtte alleen proufijtelijk is den veenen daer

folio 195v
die veengenoten tegens presenteren 't derdendeel van dien [...] als die geërfden in den landen van Rienen ende den veen[...] aengaet, insgelijcx van den Veendijk te verhogen ende ee[...] scauwe daerop te leggen, des sullen die veengenoten een heemraedt setten die op ten dijck ende die sluyse mede opsicht hebben sal ende anders niet. Ende die wateren comende uuyt Maenrebroeck niet doer die Santvoort te leyden ende van die scutten toe te houden als die sluyse in de Grebbe gesloten is, ende wanneer men dan die scutten dan wederom openen sal, ende andere diergelijcke swaricheyden sullen partijen voorseid elcx twee committeren omme die gebreecken te visiteren ende dieselfde bij den geërfden in den veenen doen remediëren naer gelegentheyt der saecken, achtervolgende Keyserlijke
22-1-1551: VERVOLG.

Majesteits octroye den geërfden in den veenen voorseid verleent in date den XIIen marty anno XVCXLV. Voorts van alle goede behoorlijcke ordonnantie concipiëren ende accorderen. Ende of die voorseid gecommitteerden in eenige puncten niet accorderen en consten so keeren zij 't samentlijck alle hoer differenten ende gescheelen tot verclaringe van één ofte meer commissarissen uuyten rade des Hoofs provinciaels 't Utrecht die bij enich van partijen daertoe versocht sullen werdden. Belovende sulcke verclaringe nae te gaen ende t' achtervolgen sonder enich wederseggen, ende breder van deesen accordt die een den anderen tot vermanninge van enige parthijen voorseid te doen passeren acte juditiael van vestenisse voor den Hove van Utrecht of elders daer sulcx behoren sal, sonder alle argelist. Des t'oirkonde so hebben partijen voorseid dit elcx onderteykent. Actum ut supra [1551], ende was onderteykent, Martyn Tulman Jansz als dijckgreef, heer Jan Vasterick, Willem Lyster, ende Claes Lyster Heynriksz, Gerrit Bock Hermensz, organist heemraden. Noch onderteyckent, Martyn Tulman Jansz als committeerde, heer Wolter Pot, Aernt Lyster Evertsz ende Jan van Harn Gerritsz.

Is buyten 't contract die van Reenen toegeseyt dat men

folio 196v
die betalinge van die verdiepinge der Grifte voorseid die den toecomende somer gevallen sal binnen Reenen doen sal, ende dat men die leste termijn van die uuytsettinge van die drie stuivers voorseid uuytstellen sal drie jaeren.

Ten selven dage zijn die voorseid gedeputeerden tot Wageningen gecomen omme aldaer mit die Geldersche geërfden onder Wageningen, Bennikum, Manen, Eede ende Doesborch te accorderen ende hebben tegen des anderen daeghs der gecommitteerden bijcomste verwacht.
23-1-1551: VERVOLG.

folio 197
geholden ende zijn die gescickten ende gemechtichden van beyde partijen daerop in de stadt van Wageningen weder vergadert op ten XXIIIen january anno XVC een ende vijftich [1551] ende nae enige convoicatie daerop geholden te samen in naevolgende manieren geaccordeert ende gesloten.
In den eersten sullen die voorseide veengenoten tot heuren last ende peryckel aennemen die voorseid nieuwe sluyse te maecken volgende zeeckere besteck daervan gemaeckt, van welcken besteck zij geholden werdden den voorseid geërfden so haest als zij ymmers sullen kunne, geloofweerdige copie te leveren ende sullen daerenboven sculdich ende geholden zijn goede versekerheyt te nemen van dengeenen die 't werck aen sullen nemen te maecken datselve werck volgende den voorseid besteck getrouwelick wael ende te meesters prijse gemaeckt werdde.
Die voorseide veengenoten sullen daerenboven sculdich ende geholden zijn als 't voorseide werck als voorseide gemaect sal zijn ende als 'tselve opgenomen sal werden die voorseid geërfden goetstijts daerbij te besceyden om 'tselve te sien opnemen, ende sullen die voorseid veengenoten sculden zijn in 't voorseid besteck onder andere in te bedingen die voorseid nieuwe sluyse binnen sowael als buyten nae den eysch te laten beplancken ende sullen daertoe alle dammen, gravingen aenvullen ende den dijck weder in behoorlijcke hoochte ende breette brengen.
Die voorseide veengenoten sullen ingelijcken sculdich ende geholden zijn, so zij mits der voorscreven der nieuwer
30-1-1551: Den XXXen january is Jacob die Eedel gereyst nae Reenen om die voorseid onderteyckeninge te vorderen aen dijckgrave, heemraden ende gecommitteerden der geërfden aldaer, nopende 't contract mit hemlieden gemaeckt den XXIIen january voorseid om 'tselve tot Wageningen te verthonen. Ende nae veel uuytwegen bij die van Renen genomen is ten lesten 't contract op ten XXXIen january onderteyckent geworden dies mosten Jacob die Edel voorseid ende Jan de Keijser eerst gerechtelijcke acte passeren vanwegen der veengenoten van die uuytstellinge van den lesten termijn ende van die betalinge van den arbeyders in den Grifte etc. tot Renen te doen als dieselve acte dat breder uuytdruckt ende hiernae van woorde te woorde geïnsereert is. Also tusschen dijckgraef, heemraden ende gecommitteerden der lantgenoten binnen Reenen ter eenre ende die

folio 199v
gecommitteerde der goetwilliger veengenoten ter andere zijden, onder andere een accordt ofte uuytcoop gemaeckt ende overdragen zijn hoeveel die lantgenoten voorseid geven ofte ten volsten te hulpe comen sellen den voorseid veengenoten tot die vernieuwinge van eender nieuwer sluyse die deese toecomende somer den veengenoten van voorseid sullen leggen in den bandijck in de Grebbe. Welcke somme bedragende is tot drie stuvers op elcken mergen lants te betalen, die een helft een jaer nae datum van de opleveringe van deselve sluyse. Ende also in de voorseid contract die twee betalingen ende laetste weesen soude een jaer nae datum van die eerste, so ist dat wij veengenoten hier onderschreven belooft hebben ende beloven mits deesen den lantgenoten voorseid gegost te hebben ende gunnen mitsdeesen dat zij die tweede ende laetste betalinge betalen sullen drie jaer nae datum van die eerste betalinge, niet jegenstaende dat in den contract anders gescreven staet, sullen
4-2-1551: VERVOLG.

folio 200v
weder vergadert op ten XXIIIen january enden den IIIen february anno XVC eenendevijftich [1551] ende enyge communicatiën daerop geholden te samen in naevolgende manieren geaccordeert ende gesloten.
In den yersten zullen die voirseid veengenoten tot hoeren last ende perikel aennemen die voirseid nyeuwe sluyse te maecken volgende zeker besteck daervan gemaect, van welcken beste zij geholden werden den voirseid geërfden soe haest als sij immers zullen kunnen geweerdighe copie te leveren ende zullen daerenboven schuldich ende beholden zijn goede versekerheyt te nemen van dengenen die 't werck aen zullen nemen, te maecken datselve werck volgende den voirseid besteck getrouwenlick wael ende te meesters prijse gemaeck worden.
Die voirseide veengenoten zullen daerenboven schuldich ende geholden zijn, als 't voirseide werck gemaeckt zall zijn ende als 'tselve werck opgenomen sall worden die voirseid geërfden goettijts daerbij te bescheiden om 'tzelve te sien opnemen ende zullen die voirseide veengenoten schuldich zijn in 't voirseide besteck onderander in te bedingen die voirseid nyeuwe sluyse, binnen soewael als buten nae den eysch te laeten beplancken ende zullen daertoe allen dammen, gravinghen aenvullen ende den dijck weder in behoirlijke huechten ende breten brengen.
Die voirseid veengenoten zullen in gelijcken schuldich ende beholden zijn, soe zij mits des verseid nyeuwer sluysen hoerluden Grift verdiepen zullen, die eerde daer wecomende op beyde zijden te werpen.
Ende soe tusschen die voirseid partijen questie viel van ’t onderholt van den voirseid nyeuwer sluysen als die nu gemaeckt zal zijn, daerop die verseid veengenoten hem gepresenteert ende hem ingelaten hebben den derden penning van den voirseid lasten ofte onderholdinghe van dese ende alle ander sluesen die in toecomende tijden gelacht mogen werden
4-2-1551: VERVOLG.

folio 201
erfflick te willen dragen ende ingeval die voirseide geërfden van Ryenen ydtwes foerder toe erkent wordt dan dat derde deel van't voirseide onderholt, zullen die geërfden van Waegeningen Bennecum, Ede, Manen, Velthuysen ende Doesborch mede genieten ende zullen noch daerenboven geholden zijn die verdiepinge uuytte Rijn bes aen die Pijsselschut te maecken ende te onderholden zoe lange zij dit mit uutvaren van den torve gebruycken zullen daerwoir die van Wageningen, Bennecum, Ede, Manen, Velthuysen, Doesborch geven sullen vijfendeveertich karolusgulden te betalen op dagen als die penningen van der sluyse.
Wijder hebben hen die voirseide geërffden ende gelanden van Wageningen ende Bennecum als oick die van Rhenen besweert mits die verdiepinge van den voirseide Grift van den wijcken en graven die daegelicx bij den veengenoten daerinne gemaeckt werden des die wuyt weteringe van Doesborch, van Velthuysen, van Manen ende hoeren gewoentlicken koers verlaten ende die voirseide wijcken als die groetste leechte zueckende die van Wageningen ende Bennecum ende Rhenen in sonderheyt schadelick ende lastelick wesen souden, daerop die voirseide veengenoten gepresenteert hebben ende presenteren mits desen soeveer desnoot zij achter huere veenen een kae daer tegens te laten wuytwerpen soe nae gelegentheyt van node bevonden sal worden ende zullen oick huere wijcken zoe nae achter huere veenen niet laten duertrecken aen 't eynde daer duer 't voirseide water sijnen cours houden mogen veranderen, zullen daeren bovens die schuttinge aen die Sandtvoert ende alle anderen schuttingen laeten stercken ende der maten versoirgen daerduer zij genoch vertrauwen dat die voirseide besweernisse cesseren zal daer mit dan dat zij voirseid partijen oick behoren gesedicht te zijn.
4-2-1551: VERVOLG.

Voorts zullen die veengenoten den erfgenamen van Wageningen Bennickhem, Manen, Ede, Velthuysen ende Doesborch bij hoir recht ende gerechticheyt laten blijven, ingelijcken sullen die verseid erffgenamen weder den veengenoten bij huer recht ende gerechticheyt

folio 201v
laten blijven zoe hem competeert ende toebehoert zonder argelist.
Tot welcken voirseide sluysen die voirseid geërffden ende gelanden den voirseid veengenoten te hulpe gheven eerst die olde sluyse holtwerck ende zijn toebehoren voer soevele zij daeraen gerecht zijn, doch bij alzo den die veengenoten dyer niet en sullen moegen gebruicken totter nyeuwer sluyse.
Sullen hem noch daerenbovens te hulpe gheven eens die somme van hondert vijfendedertich carolusgulden elcken gulden tot twintich stuivers Brabants gereeckent, ende die in tween termijnen, daervan die eerste verschenen zall weesen op't leste van den jaer nae dattie voirseide nyeuwe sluyse wye voirseid volmaeckt zall zijn, ende d' ander helft over een jaer daernae ende dat in waerschap den nyeuwer sluysen den jaren voirseid geduerende ende vorder uyt voir welcke betalinge die voirseide geërfden zchuldich zullen zijn den voirseid veengenoten sufficiënte cautie te stellen binnen den landen van Utrecht.
Des sullen die veengenoten eenen heemraedt bij den dijckgreeff en heemraeden van den landtgenoten bijfuegen mogen, om mede mit auctoriteyt in den macht gelijc den anderen heemraeden, een insien optie sluyse 't hebben in de of bij den vurige heemraden beffonder wordt des mit duervueren van den scepen die sluyse tot enyge schade quamen, groot ende cleyn dese bewijsselick weer zullen zulcken schade die veengenoten op horen eygen costen zonder toedoen van de landtgenoten geholden wesen wederom te repareren ind ’t betalen
12-2-1551: Den XIIen february is vergaderinge geweest van den veengenoten ten huyse van mijnheer Frans van Nijenrode, raedt etc. om rapport te horen van den gedeputeerden van 't gundt mit die geërfden in den landen van Wageningen, Reenen ende daeromtrent geaccordeert is berurende die vernieuwinge, vergrotinge ende verdiepinge der sluysen gelegen in die Grebbe bij Reenen. Ende dat nae 't rapport gedaen overcomen is bij den veengenoten dat men die bestecken van die sluyse voorseid terstont uuytgeven soude om tegen des maendaechs den IIen marty anno LI [1551] dat houtwerck van die voorseide sluyse openbaerlick ten huyse van meester Willem van Diemen, raedt etc. als daertoe gecommitteert in zijn presentie te bestaden.
Item omme die wercken te vorderen is overcomen ten dage voorseid dat men alsulcke XXX stuivers als op die leste rekeninge uuygeset waeren te betalen Mertini lestleden, nu terstond op brengen sal binnen acht dagen ende is daer behalven op nieus overcomen een uuytsettinge van twee gulden op elcke mergen te betalen aen handen van Jan van Leeuwen Aertsz als cameraar, voor die octave van Paschen nu naestcomende. Ende zijn bij den abt van Sint Pauwels, bij mijheer de domproist deur zijnen cappellaen, mijnheer die domdeken, heer Ernst van Nyenrode, ritter, Jan van Cuyck Anthonisz

folio 203
Jacob Lam, Florens Foeyt, ende meest alle die veengenoten binnen Utrecht residerende voort overcomen dat men een acte concipieren soude, omme die bij den veengenoten onderteyckent te wordden ende nae 't inhouden van dien den onwillige ofte negligenten betaelders te constringeren ende executeren. Ende soude den dach der onderteyckeninge ende oick van breder convoicatie dienen den XVIen february des naemiddaechs te twee uren ten huyse voorseid.
16-2-1551: VERVOLG.

folio 203v
Ende hoewel wij veengenoten onderschreven mits dat aenbrengen van onsen goederen ende veenen voor commissarissen etc. achtervolgende den octroye voorseid ons ende onsen goederen voorseid tot reale executie van den oncosten ter cause voorseid gedaen ende noch te doen ghesubmitteert hebben, ende oick daerenboven in die acte van commissie onsen ende superintendenten in data den XXVIIe aprilis anno XVC sesendeveertich gemaeckt ende bij ons onderteyckent ende generalick wederom bij ons op die generael rekendag gesloten den XXVIIIen augusti anno XVC ende vijftich lestleden vernieut, geratificeert ende geapprobeert. So ist dat wij veengenoten onderscreven tot meerder sterckenisse ende bevestinge van ’t gunt voorseid is, ende omme van nu voortaen all penningen die bij den hoofden ende superintendenten uuytgeset zijn ende uuytgeseth sullenwerdden tot den dage van reeckeningen anno XVC tweeëndevijftich sonder dilay ofte enich vertreck op alsulcke dagen als bij hemluyden geordonneert werdden, opgebracht te werden, accorderen ende beloven dat wij acte van condempnatie passeren sullen voor den Hove van Utrecht ofte voor anderen Hoven, richteren ende gerechten daer onsen personen ofte goederen onder subject zijn, eens voor altijt gecondempneert te zijn, in sulcke uuytgesette penningen sulcx dat bij eenen pander mits eens hebbende brieven van executie oft acte van condempnatie voorseid, sulcke onwilligen als hem simpelick bij den hoofden ende superintendenten voorseid overgelevert sullen werdden sonder eenige verdachvoorderinge bij den Hoven ofte gerechten te doen realiter ende bij feyten procederende totter executie van onsen veenen onder die Griften gelegen, ende van anderen onsen gereetsten goederen
16-2-1551: folio 204v
Tenselven dage is gecompareert meester Peter de Clercq, rentmeester der Keyser Majesteit in den lande van Utrecht, bij den veengenoten ten huyse voorseid proponerende hoe dat hij in dingweer stont om te copen ofte pachten zekere onvrije veenen, gelegen binnen die limiten van den veenen in den octroye begrepen tot omtrent vijftich mergen, begerende van den veengenoten omme te genieten die gratie bij den Keyser Majesteit den veengenoten verleent, mits presenterende den veengenoten te betalen 't dubbel der contributiën van den voorgaende oncosten, te weten VII gulden IIII stuyvers op elcken mergen ende dit al op behagen der Keyser Majesteit so veer hij van den Majesteit van den Keyser consent ende believen (voor so veel zijn Majesteit aengaet) vercregen mochte.
Waerop den voorseide rentmeester bij den veengenoten voor andtwoorde gevoucht is dat soveel hemluyden aengaet elck zijn persoon van die daer present waeren hem wel gunstich waeren op't behagen der Keyser Majesteit ende onvermindert haer gerechtigheyt van den octroye hem genouch consenteerden voor haer stemmen ende personen op't behagen van den absenten, dat hij mede soude mogen innebrengen tot omtrent L mergen ofte min naedat hij in coope of pachte sal weten te vercrigen, mits betalende van voorgaende costen die dubbel contributie te weten op elcke mergen VII gulden IIII stuivers ende voort te contribueren als anderen pro rata. Ende dat hij gehouden sal weesen die verclaringe ende specificatie te doen van zijn veenen voor Johannes te midsomer nu naestcomende. Welverstaende ende mit conditiën dat 'tselve veen dat hij vermeet in cope of pacht te crigen geen veenen sijn die in
16-2-1551: VERVOLG.

prejuditie van eenige van den veengenoten gecoft oft gepacht souden wordden aio tribulandi, ofte dat daer enige litispendentie oft vermoeden van litispendentie op mocht weesen of comen tot achterdeel van enich der veengenoten. Oick mede soveer hij 'tselve versouck met en doet tot instantie ofte tot vordeel van anderen. Maer alleen so is die intentie van 't consent omme zijn persoon ofte zijn erfgenamen daermede te gratificeeren, ende dat hij daeromme van goederen die hij in pacht nemen sal geen corte jaeren, maer den tijt van XX jaeren pachten sal ende

folio 205
zijn grontheer voor also goet hebben, dat hij mit ons allen in't verbant des octroys ende allen acten ende dependentiën van dien mede intreedt mit ons, gelijck allen lasten te dragen als’t behoort Presentibus den abt van Sint Pauwel, Jan van Cuyck Anth., Jacob die Eedel, Jacob Lam, Cornelis van Leeuwen, Jan van Leeuwen, Florens Foeijt, Jacob van Beusichem, Jan Roeck, Jan Bogert, Frans Bogert, Evert van Scaijck wegen Peter Pau Hubertsz boedel, Goyert van Cleef ende Bruninck van Cuijck.
Terselver tijt compareerde in die voorseide convoicatie Jacob Lam cum socys, aennemers der Griften etc. ende hebben aengegeven zekere querelen ende swaricheyden die zij hadden ende tenderen mochten tot haerlieden achterdeel bij 't vermaken der sluysen ende Grifte tenware bij tijts daerinne versien en wordde bij discretie. Ende hemluyden is ter andtwoorde gegeven dat zij sowel doen souden ende stellen haer swaricheyden bij gescrift ende leveren die den hoofden omme daer inne te doen nae behoren.
9-3-1551: folio 205v
Den IXen marty anno LI [1551] is dat houtwerck mitten arbeyt van die nieuwe sluyse (naedat die bestecken lanck voor vesceyden steden, stadtpoorten, kercken ende stadthuyse 't Utrecht uuytgehangen hadden) openbaerlick opgeslagen ten huyse van mijnen heer Frans van Nyenrode, raedt etc. in presentie van meester Willem van Diemen, raedt, ende commissaris vanwegen Keyser Majesteit in deesen gecommitteert in't bijweesen van die veengenoten solemnelick daerop geladen weesende, ende is ingeset op XVIIC [1700] gulde, verleecht op XVC [1500] gulden ende is gemynt op XIIIIC XL [1440] gulden, hebbende tot mijngelt XXV gulden. De aennemer is genaempt Cornelis Reijersz tot Vreelant, suvelcoper, zijn werckman Gerrit Hugen, zijn borgen Willem de Wit ende Jan Damen. Allet naerder blijckende uuyt zeeckere acte van condempnatie, begripende voorseid besteck bij den aennemer met zijn borgen daer van gepasseert ende hiernae van woorde te woorde geïnsereert. Up huyden compareerden voor den Hove van Utrecht Cornelis Reyersz, wonende tot Vreelant, principael, Jan Damen ende Willem de Wit, burgers 't Utrecht zijn borgen, ende bekenden gesamenderhant ende elcx een vooral als principael aengenomen te hebben van den hoofden ende gemeen goetwillige veengenoten contribuerende totter Grifte gelegen in den Geldersche ende Renenschen veenen bij Reenen een sluyse van houte te maecken ende die in der Grebbe boven Reenen te leggen in den Bandijck volgende zekere besteck den voorseide Cornelis, principael aennemer openbaerlijcken ten huyse van mijnen heer Frans van Nijenrode, raedt etc. in presentie van mijnen heer meester Willem van Diemen, oick raedt ende commissaris in dese ende meer andere veengenoten daerom staende voorgelesen. Achtervolgende zijne obligatie hiernae volgende. Ick Cornelis Reyersz van Vreelant, belye ende
9-3-1551: VERVOLG.

bekenne mitsdese aengenomen te hebben van den hoofden ende gemeen goetwillige veengenoten in den Gelreschen ende Renensche veenen de sluyse te leggen in der Grebbe, die zij mij op huyden aenbestayt hebben volgende 't besteck d'welck zij mij voorgelesen hebben ende berustende is onder mijnen heer meester Willem van Diemen, raedt, belove oick volgende 'tselve besteck borge te stellen ende wilcoer te doen ende heb tot werckgesellen genomineert

folio 206
Gerrit Jacobsz ende Heynrick N., allet voor die somme van veertienhondert ende veertich carolusgulden eens te betalen als uit besteck des t'oirkonde mijn gewoenlijcke naem hier ondergestelt. Actum den negende marty XVC eenendevijftich [1551] onderteyckent, ick Cornelis Reyersz van Vreelant. Welcke besteck mitten aencleven van dien hiernae van woorde te woorde geïnsereert staet. Besteck van die sluyse die men in die Grebbe bij Reenen leggen sal in den Bandijck omtrent ofte besijden die oude sluyse die daer nu leggende is. In den eersten sal die sluyse lanck weesen buyten stijlen achtenveertich voeten, ende dat deurgebynt van deese sluyse sal wijdt weesen drivens waters achtien voeten. Welcke deurgebynt sal hooch weesen van den dorpel tot 't opperste van den bovensten balck vijfuentwintich voeten. Noch sal deese sluyse hebben (behalven 't deurgebynt) drieëntwintich gebynten, ses voor dat deurgebynt ende seventien achter 't deurgebynt, ende dat deurgebynt sal dat vierendetwintichste gebynt weesen. Item onder deese sluyse sullen leggen in behoorlijcke waterpasse sestien slijckhouteren, elck slijckhout lanck weesende achtendetwintich voeten, ende eenen voet viercant in't middel gemeten sulcx dat 't cleyn eynde blijven
9-3-1551: VERVOLG.

sal tenminsten acht duym viercant. So sullen op deese slijckhouteren voorseid weesen twee clousterhouteren elck lanck weesende vijftich voeten, weesende elck twaelf duym breet ende tien duym dick, die twee clousterhouteren sullen in die slijckhouteren gewrocht worden mit wouwensteerten. Op die slijckhouteren tusschen die cloesterhouteren sal weesen een bodem van goeden geven eycken plancken, die ses plancken uuyt een voet gesaechts houts wel dicht aen één gestreecken ende wel effen in't waterpas leggende, deesen bodem sal lanck weesen achtendeveertich voeten.
Item deese sluyse sal twee baerden hebben, den baerdt buytensdijcx sal lanck weesen vooruuyt streeckende tien voeten,

folio 206v
voor breet vierendedertich voeten, ende achterwerts tot aen die sluyse comende in die vlogelen gesloten. Onder deesen baerdt sullen weesen drie slijckhouteren, dat buytenste slijckhout lanck weesende achtendedertich voeten. Onder dit voerste slijckhout sullen weesen drie palen in de gront in't vaste welsant mit een scothey geheydt, weesende eenen voet viercant lanck nae den eysch van 't werck mit pinne ende gaten in't slijckhout voorseid gewrocht. Ende die ander twee slijckhouteren sullen lanck weesen nae den eysch. Ende alle die slijckhouteren sullen twee voeten lanck aen elcke zijde onder die vlogels deursteecken. Item die baerdt binnensdijcx sal lanck weesen ses voeten vooruuyt steeckende, breet ende wijdt nae advenant van die proportie van den buytensten baerdt voorseid. Onder deese baerdt sullen weesen twee slijckhouteren lanck nae den eysch, ende deursteeckende onder die vloegels, twee voeten aen elcke zijde als voren, ende onder 't voorste slijckhout sullen twee palen in den grondt in't vaste welsant mit een scothey geheydt wordden mit gaten ende pinnen in’t slijckhout gewrocht als voren, deese baerden sullen afslepende gewrocht wordden omtrent twee voeten
9-3-1551: VERVOLG.

uuyt het waterpas. Alle deese slijckhouteren sullen weesen breet ende dick als die slijckhouteren onder die sluyse voorseid. Deese baerden sullen gesoldert weesen mit goeden eycken plancken, die ses plancken uuyt een voet gesaechts houts wel dicht aeneengevoucht. Noch sullen die baerden voorseid gepaelplanckt weesen nae die diepte van den gront so dat eyschen sal ende also breet als die baerden zijn mit plancken, ses uuyt een voet gesaechts houts ende op die nayen gedoubbleert nae den eysch. Item noch sal deese sluyse hebben vier vloegels lanck elcx eenentwintich voeten, so hooch als 't bovenste van die sluyse ende afslepende, 't buyteneynde vijf voeten leger. Die voorseide vloegelen sullen hebben elcx vijf palen in den gront in't vaste welsant

folio 207
mit een schothey geheydt, ende elcke pael sal weesen omtrent negen duym viercant in't middel gemeeten. Op elck één van die vloegels sal weesen een balck, lanck tweeëntwintich voeten, zijnde eenen voet viercant deurgaende, ende die voerseide vloegels sullen hebben elcx twee anckers van negen duym viercants, lange achtien voeten één in 't middel ende één op 't eynde. Noch sal elcken ancker hebben een cruys mit twee palen lanck nae den eysch, breet ende dick als voren wel vast in den gront geheyt mit een scothey, ende die vlogels sullen geplanckt zijn mit plancken van ses uuyt ie voet gesaechts houts wel getardt ende gemost aen malcanderen gestreecken ende getingelt op die nayen, ses duym breet gereyts houts mit plancken die acht uuyt een voet. Item den slachbalck van 't deurgebynt sal lanck weesen negenendetwintich voeten,
9-3-1551: VERVOLG.

achtien duimen breet ende sestien duimen dick. Den ondersten balck van ’t deurgebynt voorseid sal oick lanck weesen negenendetwintich voeten, sestien duymen breet ende vijftien duymen dick, deese twee slachbalcken voorseid sullen gepindt weesen vier of vijf duym, die twee binnenstijlen van 't deurgebynt voorseid sullen weesen elck achtien duym breet ende sestien duym dick ende lanck vierendetwintich voeten, noch sal dit voorseide deurgebyndt hebben twee buytenstijlen te lantwert, inne elcx lanck vierentwintich voeten, elcx breet dertien duym viercant. Tusschen deese buytenstijlen ende die binnen stijlen van 't deurraempt voorseid sal een scoor overhoucx inne gewrocht wordden mit gaten ende pinnen, breet, dick ende lanck na den eysch. Noch sal 't geheel velt tusschen die buytenstijlen ende binnenstijlen bescoten werden mit goeden eycken plancken elcke planck twee duymen dick gesaechts houts. Onder 't deurgebynt sal een vlot leggen wyt binnenswercx twee voeten, lang na den eysch. 't Hout van dit vlot sal breet of diep zijn elf duym ende dick als die slijckhouteren mit ses calveren ende

folio 207v
mit wouwensteerten in een gewrocht ende wel effen in 't waterpas geleyt. Dit vlot sal vol palen geheydt weesen pael aen pael van elsen oft eycken palen mit een scothey wel vast in den grondt in't welsant geheyt. Noch sal 't voor dit vlot gepaelplanckt weesen tot in den grondt als voor die baerden voorseid. Aen dit voorseide deurgebynt sullen weesen twee deuren, die achterharlen van die deuren sullen weesen veertien duym breet ende acht duym dick, noch die twee voorharlen elcx veertien duym breet ende acht ende
9-3-1551: VERVOLG.

folio 208
scheer ende tusschen elcke gat daer die ijseren bouten deur gaen sellen, daer sal men noch maecken twee gateren omme ijseren nagelen daerin te mogen slaen, noch sal men beneden in die keusen oick twee beugels maecken, twee duym breet ende drie duym dick ende twee of drie scinckelkens in die pin gelegen voor dat sluyten van 't hout, ende an die boegels sal men maecken twee veertkens gelijck een wuwenstartgen, ende die staende stijlen ofte achterharlen van den deuren sullen staen op een stalen pinne staende in een stalen panne gewrocht, in die onderste keusen. Item sullen noch aen die voorseide sluyse weesen drieëntwintich kespen. Van deese kespen sullen die eenentwintich weesen twaelf duym breet ende negen duym dick, lanck tweeentwintich voeten, die ander twee kespen die aen ’t voorgebynt ende achtergebynt weesen sullen, die sullen breet wesen twaelf duym ende tien duym dick, lanck elcx tweëntwintich voeten. Alle deese kespen sullen in de clousterhouteren gewrocht wordden over die anderde, die één mit wuwensterten ende die ander mit voorloeven nae den eysch van den wercke. Item onder ’t voorgebynt van die sluyse voorseid sal men een vlot leggen ende dat mit vijf kalveren ende mit goede eycken oft elsen palen volgeheydt na den eysch van den wercke ende als onder ’t deurgebynt voorseid is. Ende voor 't vlot voorseid sal 't gepaelplanct weesen als onder 't deurgebynt ende die baerden voorseid. Aen 't voorgebynt voorseid sullen twee stijlen weesen elcx achtien duymen breet ende twaelf duym dick, elcx lanck vierentwintich voeten ende op die stijlen een balck wesende twaelf duym viercant op 't cleyn eynde, lanck tweëntwintich voeten ende daerinne twee corbeelen lanck, breet ende dick na den eysch. Item dat achtergebynt sal hebben twee stijlen, elck weesende twaelf duym viercants op 't cleyn eynde, lanck vierendetwintich voeten ende daerop een balck wesende twaelf duym viercants als voren, lanck tweëndetwintich voeten mit die corbelen
9-3-1551: VERVOLG.

folio 208v
daerinne gewrocht van twaelf duym breet, ende dick ende lanck na den eysch. Item tusschen 't voergebynt ende 't deurgebynt sullen noch vijf gebynten weesen, die stijlen van deesen sullen weesen twaelf duym breet ende negen duym dick, lanck vierentwintich voeten ende noch vijf balcken daerop, elck weesende twaelf duym viercant als voren lanck tweëntwintich voeten. Aen deese vijf gebynten voorseid sullen egeen corbelen wesen omme den opganck van den deuren. Item tusschen 't deurgebynt ende dat achterste gebynt sullen noch sestien gebynten weesen, van dewelcke die stijlen sullen wesen twaelf duymen breet ende elf duymen dick, lanck vierendetwintich voeten ende die balck daerop elcx twaelf duymen viercant als voren, lanck tweëntwintich voeten, deese voorseide gebynten sullen corbeelen hebben, lanck na den eysch ende twaelf duymen viercant elcke corbeel. Alle die corbeele sullen gewrocht wordden mit tanden boven ende beneden ende gesloten worden mit houten nagelen. Item deese sluyse sal bescoten werdden mit eycken plancken aen beyden sijden elcke planck weesende twee duymen dick gesaechts houts aen malcanderen gestreecken, noch salse op die nayen voorseid getingelt weesen mit goede eycken plancken ses duym breet, ende die acht plancken uuyt die voet gesaechts houts mit mos ende mit tarre aengedreven. Item noch sal die sluyse van binnen geplanckt zijn van 't deurgebynt opwaerts beginnende eenen voet onder 't leechste water, hooch tot die corbeelen ende sullen plancken van seven uuyt die voet. Item die sluyse voorseid sal gedeckt weesen mit goeden eycken plancken elck weesende drie duym dick gesaechts houts, mit plancken twee duym dick op die nayen getinghelt ende mit mos en tarre aengedreven als voren, noch sullen alle deese gebynten ende stijlen gepinnet ende gegaet weesen twee duym dick ende die pinnen van die stijlen sullen van achteren gemusseert weesen ander-
9-3-1551: VERVOLG.

folio 209
halven duym voor dat inwateren, noch sal dat deurgebynt gepinnet weesen mit dubbelde pinnen in de gaten. Noch sullen alle die gebynten gesloten weesen, elcke pinne mit drie houten nagelen een duym dick als voren. Noch sal dat decksel gebroecken weesen om die deuren uuyt ende in te mogen brengen ende weesen gevult oftet geheel werck waer. Alle dit voorseide hout ende plancken sullen all weesen goet viercant, geef ende gans Cleefs ofte Deventers eyckenhout sonder enich rootolm, sonder ratelschelle, sonder runwassen, sonder hynderachtige noesten, ende sonder hynderachtige spyndt ofte fouwe. Item indien enich hout in 't gaten ofte pinnen gebreck crege dat sal men mogen wraken. Alle dit werck sal gemaeckt wordden nae Utrechtsche mate van tien Utrechtsche duimen in den voet gerekent. Item den aennemer van deese sluyse sal alle 't hout ende plancken als't gewrocht is alleer hij dat uuyt zijn winckel brengen sal laten visiteren ende opnemen scoon ende droog voor ende bij dengeenen die men daertoe ordonneren sal. Insgelijcx als men 't in de Greb op 't lant gelevert heeft sal men 't noch eens mogen visiteren ende opnemen of wraken aleer men 't werck setten sal. Ende als die sluyse voorseid geseth ende volmaeckt sal weesen sal men die noch eens opnemen mit meysters ten beyden zijden daertoe geroepen. Den aennemer voorseid sal gehouden weesen die sluyse voorseid te setten ende volmaeckt op te leveren voor den eersten dach augusti anno XVC eenendevijftich [1551] nu naestcomende so veer dat bij hoge water niet behindert en wordt tot kennisse van den gecommitteerden der veengenoten daertoe geordoneert. Den aennemer voorseid sal oick den geërfden in den veenen of dien daertoe geordonneert wordt bij hemluyden tijtlijcken adverteren op wat dage hij zijn werck sal
9-3-1551: VERVOLG.

folio 209v
beginnen te setten omme daer tegens die dammen gemaect ende die panne daer men die voorseide sluyse setten sal gegraven ende uuytgeoost te hebben soveer dat bij hoochwater niet behindert en wordt als voren, des sal d' aennemer ten dage bij hem geordonneert als voren gehouden weesen in 't werck te treden ende daerinne te blijven mit ses of acht knechts tot dat 't werck voorseid volmaeckt weesen sal. Item alle ijserwerck, d' anneminge, gravinge, aenvullen ende uuytoosen houden die veengenoten voorseid aen hemselven. Den aennemer sal gehouden wesen goede geloofweerdige borge te stellen ende mit dieselve elcx één voor all wilcoor verlyen voor den Hove van Utrecht, om 't gene voorseid is volgende dit besteck te voldoen binnen behoorlijcken tijt ofte voor die scade ende interesten van dien te betalen de voornoemde veengenoten de somme van seshondert carolusgulden. Wel verstaende dat niemant van den veengenoten wie hij oick zij in deese aenneminge sal mogen paert of deel hebben, noch oick voor yemants borge wordden. Item van gelijcken sullen die veengenoten den aennemer beloven voor scade die hij bij 't dammen, graven van den panne ende oosen van dien hebben ende lijde sal (den veengenoten intijts altijt geadverteert zijnde) van die selve scade te vrede te stellen tot kennisse van luyden hem dies verstaende, die men ten beyden zijden daertoe kiesen sal. Item men sal den aennemer voorscreven so geringe hij zijn borge gestelt heeft nae behoren, terstont geven op rekeninge aen gereeden penningen die somme van vijfhondert carolusgulden van twintich stuivers Brabants 't stuck. Ende die reste van die penningen sal men hem betalen in twee termijnen, die eene so wanneer hij dat grondtwerck mitten bodem van die sluyse voorseid geleydt sal hebben, ende die ander termijne twee maenden
9-3-1551: VERVOLG.

folio 210
nae dat werck voorseid volmaeckt ende bij meysters opgenomen sal weesen. Voor welcke resterende penningen den cameraer van den veengenoten loven sal als zijn eygen scult te betalen ende daer af acte passeren voor den Hove provinciael t'Utrecht tot vermaninge des aennemers. Alle welcke puncten ende artikelen mitten aencleven van dien die voorseide comparanten elcx in der qualiteyt als vooren bekenden gesamenderhant ende elcx een voor all als principael sculdich te weesen, te houden, te voldoen ende nae te gaen sonder enigerhande indracht, ende ingevalle van eenige difficulteyt oft swaricheyt die opstaen soude mogen als men verhoopt neen, dat dezelve comparanten 'tselve sullen mogen the kennen geven. Ende bekenden bij provisie alleer die difficulteyt ofte swaricheyt die so opstaen mocht gedecideert sal zijn zijluyden in der qualiteyt als voren altijt sullen moeten procederen tot voltreckinge van den voorseide sluyse sonder 'tselve werck om enige difficulteyts wille te mogen retardeeren ofte verachteren daeronder verbyndende heur personen ende alle haer goederen gesamenderhant ende elcx één vooral als principael tot heerlijcke ende reale executie 's Hoofs van Utrecht ende versochten daerinne in der qualiteyt als voren gecondempneert te zijn. Ende op gelijcke verbant bekende die voorseide Cornelis Reijersz sculdich te weesen de voorseide zijne borgen te vrijen ende te ontheffen van allen commer ende lasten daerin die voorseide borgen ter saecken van deesen verlopen mochten ende versocht insgelijcx daerinne gecondempneert te zijn. Gehoort welck versouck heeft 't voorseide hoff gecondemneert ende condempneert bij deesen de voorseide comparanten respective elcx in der qualiteyt als voren in ’t gundt voorseid is. Tenzelventijde is oick gecompareert voor den
9-3-1551: VERVOLG.

folio 210v
voorseide Hove, Jan van Leeuwen Aertsz, cameraar van den voorseide veengenoten ende in dier qualiteyt heeft bekent den voorseide Cornelis Reijersz van Vreelant uuyt saecke in de voorgaende acte geruert sculdich te zijn de somme van veertienhondert veertich gulden van veertich groten Vlaams 't stuck. Belovende die te betalen op dagen ende termijnen in't voorseide besteck gestelt begerende daerinne insgelijcx in de qualiteyt als boven gecondempneert te zijn. Gehoort welck versouck ende beken heeft 't voorseide Hoff den voornoemde comparant in der qualiteyt als boven gecondempneert ende condempneert mits deesen in 't gunt voorseid is. Actum 't Utrecht den tienden marty anno XVC eenendevijftich [1551]. Onderteyckent Scrivers.

Ten voorseide IXen marty is Heynrick van Wijck, Beernt ende Cornelis IJsbrandtsz, tymmerluyden bij den veengenoten consent belooft eenen penning van die carolusgulden om naevolgende zekere besteck hemluyden terselver tijt getoont inne te setten, die nieuwe scuttingen op die Branbantsche manier te maecken, tot sulcken prijse dattet boven tien gulden niet verleecht en wordt, ende indien 't boven tien gulden verleecht wordde en souden zijluyden daer niet van hebben. Eende hebben zijluyden een scut mit hout ende arbeyt volgende 't voorseide besteck ingeset voor ’t negentich carolusgulden ende die andere nae advenant. Presentibus Renesse, domdeken, heer Egbert van Groenenberch vanwegen des domproists heer Eernst van Nyenrode, ridder, Jacob Lam, Cornelis van Leeuwen, Jan van Leeuwen, Jacob die Eedel, Florens Foeyt, Jacob van Beusichem, Jan Bogaert, Jan Roeck, Gijsbert van der Voort, Bruninck van Cuyck, Jan van der Heyde.
11-3-1551: Den XIen marty anno LI [1551] zijn bij Bruno van Cuyck, Cornelis Thin, hoofden, Cornelis van Leeuwen, Jan van Leeuwen, Jacob die Eedel ende Jan van der Heyde, veengenoten anbestayt Cornelis IJsbrantsz, scoumaker, wonende in de Greb, ses scuttingen elcx om LXXII gulden ende noch 't maeken van also veel scuttingen als ons den veengenoten belieft van des veengenoten ouden ofte nieuwen houte, elck één om XVIII gulden des sall hij den penningen van drie gulden te vordel houden, allet naeder blijckende bij zekere besteck hiernae geïnstereert. Besteck om die nieuwe scuttingen nae te maecken die men sal leggen in de Veengrift bij Reenen.
In den eersten sullen aen elcke scut weesen twee stijlen daer die deur tegens opslaen sal ten aldermindsten lanck tien of elf voeten ter plaetse daer mense op 't sant setten sal, ende daer mense op 't sant niet setten en sal so veel langer als die gronden eyschen sullen, elf duym breet ende tien duym dick, 't eynden gescerpt om in't sant te waggelen so diep als 't eyscht, ende daer mense in't sant niet en set diezelve inne te heyen mit een heye in den vasten gront.
Item tusschen deese stijlen eenen dorpel lanck achtien voeten elf duym breet ende tien duym dick mit dubbelde pinnen ende tanden in de voorseide stijlen gewrocht, welcken dorpel beneden waters gespondt sal weesen nae den eysch van den solderplancken om dieselve daer op te nagelen ende boven waters een rib tegen genagelt van vier duymen cants om die solder boven 't schut daer op te nagelen.
11-3-1551: VERVOLG.

folio 211v
Item hieronder noch een middelbalcxken lanck na den eysch ses duym breet ende vier duym dick mit pinnen in deselve stijlen gewrocht, omtrent twee voeten onder denselven dorpel.
Item aen elck scut sullen weesen vijf slijckhouteren, die vier beneden 't scut achtentwintich voeten lanck, ende het vijfte boven 't scut tweëntwintich voeten lanck, acht duymen viercants.
Item onder het bovenste ende benedenste slijckhout sullen elck twee palen weesen wel uit welsant geheyt lanck na den eysch acht duym viercants mit pinnen onder in die slijckhouteren gewrocht.
Item twee cloesterhouteren elcx twintich voeten lanck, negen duym breet ende acht duym dick op die vier benedenste slijckhouteren gewrocht mit wuwensteerten ende die boveneynden mit pinnen getandt gewrocht in de slachstijlen voorseid.
Item op elcke cloesterhout vier stijltgens, ses voeten lanck, negen duym breet ende acht duym dick, mit pinnen in de cloesterhouteren gewrocht, ende boven gepindt om die werfbalcken op te leggen.
Item achter elcke stijltgen een corbeel mit pinnen ende tanden in 't selve stijltgen ende slijckhout gewrocht, lanck, dick ende breet nae den eysch.

folio 212
Item twee werfbalcken op die voorseide stijltgens ende op die deurstijlen gelyt, elck twintich voeten lang ende eenen voet viercants.
Item twee steeckscoren van die cloesterhouteren tegens die deurstijlen boven aengewrocht, lanck, breet ende dick nae den eysch.
Item noch twee palen boven 'tselven scut, eenen voet viercants lanck nae den eysch, wel uit welsant geheyt mit een
11-3-1551: VERVOLG.

goede heye ses voeten boven den dorpel elcx anderhalve voet te landtwert inne dat ze niet en behinderen het opgaen van de deuren aen welcke palen het corstste slijckhout gevesticht sal weesen.
Item in 'tselve scut een solder beneden die dorpel, twintich voeten lanck, ende boven ses voeten lanck, van goede eycken plancken die acht uuyt die voet gesaechts houts gespondt ende tusschen die cloesterhouteren inne gewrocht van deurgaende plancken sonder lassen off scerven ende boven 't scut verbredende dat die scoyplancken daerop sluyten.
Item die wangen van 'tselve scut van onderen tot boven van de palen, of die boven 's scut staen sullen tot soveer als die werfbalcken gaen van buyten aen gescoyt wordden

folio 212v
mit goede eycken plancken die acht uuyt die voet gesaechts houts wel dicht op den anderen gestreecken ende mit hennipwerck gedreven ende die nayen getarret.
Item onder den dorpel ende onder 't bovenste slijckhout gepaelplanct mit goede eycken plancken dick als voren, wel in't sant geheyt ende gedobbleert ende aen den dorpel ende slijckhout voorseid genagelt.
Insgelijcx besijden die slachstijlen vier voet breet te lantwert inne aen elcke zijde van 't scut gepaelplanckt ende gedobbleert ende genagelt aen een ribbe ter zijden uuytsteeckende van den slachstijl, vier voet lanck in den dijck gepaelt na den eysch van 't werck.
Item een deur sal hooch weesen vijf voeten ende boven lanck negentien ende eenen halven voet ende beneden achtien voeten.
Item dees deur sal hebben twee harlen, die bovenste harle lanck negentien ende eenen halven voet tien duym breet ende seven duym dick, gespannen twee duym tegen 't water ende gespondt om die deurplancken daerop te nagelen.
Iten die onderste harle lanck achtien ende eenen
11-3-1551: VERVOLG.

folio 213
halven voet, breet acht duym ende ses duym dick, gespondt als vooren ende 't eynden ronde pinnen om in die keusen te gaen ende langs tegen den dorpel gerondt om 't nedervallen van de deur.
Item noch aen de deur twee stijlen om die deur mede neder te dringen, seven voet hooch boven die deur, breet seven duym, ende dick vijf duym gespondt als voren.
Item in de harle vier sceyen mit pinnen inne gewrocht, ses duym breet ende vier duym dick.
Item dees deur sal gedeckt zijn mit goede eycken plancken, ses uuyt die voet gesaechts houts op den anderen gespondt
Item noch twee keusen daer die deur in gaen sal nae den eysch van 't werk.
Item deeser scuttinge sullen der ses weesen bij provisie.
Item alle dit houtwerck sal men leveren sonder rootolm, ratelscelle of vuer runwassen, oick sonder onredelick spyndt ende noesten ende die werfbalcken mit die deur sonder enich spyndt.

folio 213v
Item men sal den aennemer leveren alle ijserwerck hiertoe dienende.
Item dammen oosen, aenvullen ende die dammen weder uuyt winnen sal den aennemer doen tot zijnen cost.
Item sal den aennemer gehouden weesen alle deese voorgaende scuttingen reede gemaeckt te hebben voor Sint Jansdach den XXIIIIen juny naestcomende om 'tselve bij eenige van den veengenoten die men daertoe committeren sal opgenomen te mogen werdden, ende wert gehouden 'tselve houtwerck t' zijne laste te bewaren ter tijt toe dat geset ende ander werf opgenomen sal weesen, welcke settinge geschieden sal als 't den veengenoten goet dunckt ende zij den aennemer des vermanen sullen.
Item den aennemer sal alle deese scuttingen goet ende dicht waeren drie maenden nae datum dat se geset sullen zijn ende als dan dicht opleveren.
11-3-1551: VERVOLG.

Den aennemer sal gehouden weesen goede geloofweerdige borgen te stellen ende mit dieselve tot vermaninge elcx één voor al wilcoor te verlyden voor den hove van Utrecht om 'tgeen voorseid is volgende dit besteck te voldoen binnen behoorlijcke tijt of die scade ende interest van dien te betalen.
Item men sal den aennemer gereet geven het derdedeel

folio 214
bij die borchtocht, het tweede derdendeel bij die eerste opleveringe van 't hout daer 't getymmert werdt, ende die reste bij 't leste opleveringe te weeten drie maenden nae dat se geset zijn.
Voor welcke resterende penningen die cameraar van den veengenoten looven sal als zijn eygen scult te betalen ende daeraff acte passeren voor den Hove provinciael van Utrecht tot vermaninge des aennemers.
Op alle welcke puncten ende artikelen van besteck Cornelis IJsbrandtsz die voorseide ses scutten aengenomen heeft te maecken voor die somme van tweëntseventich carolusgulden een scut 't welck t'samen voor alle die ses scutten beloopt ter somme van vierhondert tweëndertich carolusgulden ens tot twintich stuivers 't stuck.
Ende op gelijcke besteck hebben die hoofden van den veengenoten voorseid hem aenbestayt alle haer scutten die zijluyden meer van doen sullen hebben, ende van haer out ofte ander hout sullen willen doen maecken te weten den arbeyt alleenlijk voor die somme van achtien carolusgulden van elck scut, mits dat die veengenoten alle haer hout van die oude scutten ofte sluyse te naeste lande uuyten water sullen leveren ontsloopt nde vorder niet, des sal hij die scutten maecken ende tymmeren ter bequamer tijt nae hem dat tijtlick ende behoorlijck bij den veengenoten vermaent sal zijn.
11-3-1551: VERVOLG.

folio 214v
Voor alle welcke puncten ende artikelen van besteck borge gebleven is Gerrit Bosch Willemsz, ende Cornelis IJsbrandsz, principael ende Gerrit voorseid zijnen borge hebben mits deesen gelooft elcx één voor al als principael 't gundt voorseid is te voldoen ende nae te gaen nae haer vorme ende inhouden. Beloofde oick die voorseide Cornelis mits deesen den voornoemde Gerrit Bosch Willemsz zijnen borge van alle scaden (indien hij in enige quame) te ontheffen ende scadeloos te houden, ende Jan van Leeuwen Aertsz, cameraar van den veengenoten beloofde voor de bedongen penningen van den wercke voorseid daer onder verbyndende elcx in zijn qualiteyt haerluyden personen ende alle haer goederen tot heerlijcke ende reale executie van den Hove van Utrecht Des t'oirkonde haerluyden hanteykenen hieronder gestelt. Actum den XIen marty XVC eenenvijtich [1551]. Ondertekeyckent ute ante Gerrit Bosch.

Item naderhant zijn eenige artikelen van 't voorseide besteck verandert bij den hoofden van den veengenoten ende dat in manieren hiernae volgende. Veranderinge van den scutten die bij den gecommitteerden hoofden van den veengenoten aenbestayt zijn Cornelis IJsbrantsz, tymmerman om die bequaemheyt van 't werk ende den besten oorbaer van den veengenoten voorseid.
In den eersten daer geseyt is dat Cornelis sal wercken op die cloesterhouter acht corte stijlen ende daer achter aen acht corbeelen lanck ende dick na den eysch etc. die corbeelen ende die twee achterste stijlkens sullen af weesen ende in de plaets van die sal Cornelis maken
23-3-1551: Den XXIIIen marty den veengenoten vergadert zijnde ten huyse van Nyenroij voorseid zijn dezelve doleantiën den gemeen veengenoten voorgehouden in sulcker manieren als hier nae volcht. Memorie der swaringen d' aennemers der Griften hebben ende lijden sullen deur 't verwijen ende verdiepen der Grifte voorseid omme mit scepen te gebruycken.
In den eersten bevynden hem d' aennemers grotelijk beswaert dat zijluyden die voorseide Grifte drie ofte vier maenden lang sullen moeten derven ende geenen turf uuytvueren tot haerluyden grote scade wantter weynich aut turfs op’t velt is, ende oick pays mitten Scotten is, daer deur zij verhopen dat den torf in't voorjaer wel gelden sal.
Ende in't naejaer is te bedunchten dat den turf weynich gelden sal overmits dat die Grifte volmaeck zijnde alle die scepen overhoop comen sullen ende groten affslach brengen.
Item sullen d' aennemers voorseid nieuwe penningen moeten

folio 216
furneren om te graven dat zij anders niet en behoefden te doen.
Sal oick den dijck voorseid deur 't graven der Grifte geheelick geoccupeert werdden zoe dat d' aennemrs voorseid geenen turf daerop sullen mogen storten, dan sullen denselfden turf t'samen ten hogen moeten spreyen, daertoe zij cruyers ende haeckers ende oick ofdragers in't scepen sullen te meer moeten hebben.
Alle welcke d' aennemers der Grife voorseid bij den contribuanten totter selver Grifte (daervan zijluyden een lidtmaet zijn, wel behoort gerecompenseert te zijn, stellende 'tselve tot discretie van die geërfden voornoemd.)
23-3-1551: Ten voorseid dage is Jan van der Heyde uuyt cracht van de voorseide commissie gereyst bij Joachim van Hoemen, mede hooft, om dezelve zijne commissie te volbrengen ende hebben den hoofden daeraf rapport gedaen onder die hant van Jan van der Heyde, voorseid so hiernae volcht.

folio 217
Volgende zekere commissie in date XVCLI [1551] den XXIIIe marty heb ick Jan van der Heyde, mij tenzelven dage getransporteert op die veenen bij Reenen gelegen, omme mit Jochim van Heumen die ick aldaer gevonden heb te visiteren die nieu geslagen Grifte, om te weten hoe nae die aennemers dieselve Grift volmaeckt hadden volgende 't besteck daervan weesende. Ende om sulcx te volbrengen hebben wij (deur d' aenwijsinge onsluyden gedaen bij Jacob Lam en Cornelis van Leeuwen, als consorten van Jan Roeck, principael annemer der Grifte voorseid) begonst aen Mulerts wijck opwaerts tot aen die Swaluwestert toe. Ende hebben tot daer toe die voorseide Grifte bevonden in haer volcomen diepte ende wijdde, te weten meer dan anderhalve roede wijdt ende so diep als den solderbodem van 't scut (staende op die Santvoort) is.
Item voortgaende van die Swaluwestert, opwert aen de Renensche zijde tot in Keyserlijke Majesteits veen toe hebben wij die selve Grifte bevonden gegraven te zijn ten zande toe in haer behoorlijcke breedde, uuytgesondert ses of acht roeden ongeveerlick nederwaerts gaende benenden 't scut omtrent Breevelts veen, alwair wij dieselve Grift bevonden hebben redelick diep te sijn maer in haer wijdde was wat gebrecx als d' aennemers selfs bekenden, 't welck nochtans niet seer veelen was.
1-4-1551: Den eersten aprilis nae die hoofden 't voorseid rapport gesien hebben gehadt, zijn mit Jan Rouck, principael aennemer gegaen Bruninck van Cuyck ende Cornelis Tin, hoofden bij mijne heer meester Willem van Diemen, raedt als commissaris, hem verthonende bij gescrift de voorseid voorwaarden op ten XXIIIen marty lestleden gemaeckt, oick mede de visitatie van den Grifte ende ’t rapport als voorseid daervan gedaen bij Jan van der Heyde, verclarende 'tselve also gesciet te zijn, welcke overcompste mitsgaeders die acte daer achteraen gestelt, hiernae van woorde te woorde geïnsereert staen: De veengenoten ende aennemers van den Grift ontslaen den anderen bij provisie huir inde van als zij mit malkanderen uuytstaende hebben, nopende der Grifte mit zijn dependentien mitsdat d' aennemers noch sulle

folio 218
mogen doen graven den turf van den Veendijck, boven die Swaluwesteert volgende 't besteck ende dien torf van den dijck haecken ende in 't velt cruyden so dat se den veengenoten niet in de wech en zij in 't vermaecken van denselver Grift. Allet op behagen van mijnen heer den commissaris Diemen die daervan verclaringe doen sal, naedat hij gehoort sal hebben van Verheij zijn rapport, die alvoren in loco mit Heumen 't besteck gevisiteert sal hebben, tegen 't werck der Grifte voorseid. Actum bij ons onderscreven den XXIIIen marty XVCLI [1551], onderteyckent, Cornelis Thin, Bruninck van Cuyck. Onder beneden aen stont noch gescreven, den eersten aprilis 1551 hebben Bruninck van Cuijck ende Cornelis Tin vanwegen der gemeen veengenoten ende Jan Roeck als principael aennemer der Grifte, voor mij commissaris onderschreven verclaert, Dunhout van deese voorgaende overcompst tusschen den veengenoten ende aennemers also gesciet te zijn als dieselve overcomptst dat breder inhout, begerende daervan acte, die ick hem gegonst hebbe. Actum ut supra [1551], onderteyckent, G. van Diemen.
9-4-1551: VERVOLG.

folio 219
lanck XIII roeden, breet V roeden, blijft II½ roede deurgaende facit, XXXII½ roeden viercants.
Item die crompte opwaerts tegen Sinte Cuneren gildenlant in den Nuede aen de dijckzijde wat af te scieren.
Item aen 't eyndt van de Crom Eem op ten hoeck van den Pijsel 't voorlant aen de Crom Eem zijde zal men wat opgraven in breette nae behoren.
Item aen 't Pyselscut 't lant an de oostzijde dat Jacob Wmsz bruyct. Daernaest Rutger Valkenaer ende Jeger, bruyckt Ariaen Roelofsz De kerck tot Reenen ba. of bruyckt Tonis in de Greb. Gerrit van Harn, bruyckt Heynrick Beijer Afterberch. Dirck van Armel, Levendael (marge:) Deurgaende vijf voeten of dairomtrent.
N., bruyckt Jacob Willemsz
Helmichsmaet
Capel ter Horst
Kerck van Reenen Willem van Harn Is niet veel te beduden
't Clooster tot Renen Dirck de Bruijn, Jegers
Hermen van Tuyl, een cleyn cromte
Jan de Keyser De kerck tot Renen Een lutsken
Joachim van Heumen ende Claes Lijster, een grote crompte. Men sal den dijck vergraven tot die Grift ende den dijck mit die Leygrave ende oick eensdeele die Grifte deur haerlieden lant maecken aen die westzijde der Griften ende opteyckenen een yegelicx quote die men tot die Grifte ende dijck employeren sal, omme te betalen.

folio 219v
Ten voorseide dage is bij den hoofden ende commissarissen voorseid overcomen dat die cameraar op de santvlage nae Keyserlijke Majesteits veen so veel dat sant geset is, ten beyden zijden sal laten offgraven ’t veen te sandt toe uuyt in breette van een roede, bij provisie om 't sant te leggen ende opwaerts daer 't sant gescoten is aen d' oostzijde twee slooten oflichten, ende noch 't veen of trappen.
11-4-1551: Op ten XIen novembris aprilis XVCLI [1551] is bij mijnen heeren den hoofden volgende voorgaende notificatie bij den gemeen veengenoten op ten XXIIIen marty lestleden gedaen, geexpediërt zeeckere commissie op Jacob die Eedel, als directeur der Griften mit alsulcke limitatie als hiernae volcht: Achtervolgende zeeckere commissie ons gecommitteerden onderscreven bij den gemeen veengenoten onderscreven gegeven. Anno XVC vijftich den XXVIIIen augusti lestleden hebben wij voorts gesubstitueert ende substitueren bij deesen Jacob die Eedel, omme te doen verbreden ende verdiepen voor dit toecomende jaer van LI [1551] die Veengrifte bij Reenen so verre des mogelijck is, 't zij bij dachhueren oft bij die roede in 't geheel ofte deels so hem dat totter gemeen prouffijt, mittelixte ende orbaerlixte duncken sal, insgelijcx dammen te leggen ende wederom uuyt te winnen, aen te vullen, oosen ende droch te houden mitten aencleven van dien. Oick die oude sluyse ende oude scutten doen uuyt winnen ende die nieu te doen setten, materialen, handtwerck ende alle gereetscap te mogen copen, die hij tot die voorseide wercken sal behoeven in eniger wijs. Sal oick die voorseid Jacob die Eedel op die voorseid wercken gestadelick blijven omme 't werk te dirigeren, reeckening te houden van den werckluyden ende d' administratie van den oncosten van dien te hebben, so ordinancie als exordinancie den arbeytsluyden aen te nemen ende oorlof te geven ende voorseid sulcx te doen als 't werck eyschen sal, des sonnendaechs binnen Renen den arbeytsluyden bij den controleur, in presentie ende
11-4-1551: VERVOLG.

folio 220
onder die signatuer van Goessen van Lienden, secretaris tot Renen te betalen. Ende alsulcken arbeyders als in der weeck sullen moeten aengenomen oft oorlof gegeven wordden, sal Jacob die Eedel voorseid, ofte zijnen bedriven mogen aennemen ofte oorlof geven ende betalen mits dat 'tselve bij twee van den arbeyders aldaer op ten naestcomende sonnendach geaffirniert sal wordden in presentie van den contrerolleur, Jan de Keyser ende den secretaris voorseid. Gevende oick denselven Jacob die Eedel volcomen last ende commissie om bij advys van ons te mogen aennemen ende oorlof geven zekere twee, drie, vier, ofte meer bedriven na den eysch ende grootheyt des wercke die onder hem gestadich bij den arbeyders staen sullen, daer opsicht op nemen voorts te driven ende hemluyden te wijsen volgende d' ordonnantie van den voorseid directeur die deselve bedriven gehoor geven sullen, ende voorts qualick ende specialick al te mogen doen dat wij gecommitteerden onderscreven, present zijnde selfs souden mogen doen. Welverstaende dat deese directeur gehouden werdt van alle die materialen, stoffen ende instrumenten die hij copen sal als voorseid, bedragende boven die somme van tien carolusgulden voor ons ofte voor andere veengenoten, daertoe bij ons verwillicht zijnde reeckeningen te doen, bij verificatie van dengeenen die bij ons dairtoe geordonneert sullen werdden ende quitantie van den vercopers. Ende bedragende tien carolusgulden ende daer onder sal hij van sulcke copen rekeningen mogen doen mits daervan brengende quitantie van den vercopers ofte attestatie van eenen veengenoot alleenlijk, sal oick deese substituttie verstaen wordden bij provisie ende ter tijd wij gecommitteerden onderscreven, hem sulcx wederseggen. Des t'oirkonde onse gewoenlijcke hanteyckenen hieronder gestelt.
20-4-1551: Den XXen aprilis anno ut supra [1551], is Cornelis IJsbrants tymmerman aengenomen om een zekere penningen van elcke scut, jaerlix alle die scutten acht jaren lanck te onderhouden ende van de voorwaerden zijn gemaeckt twee uuytgesneden cedulen waervan den teneur hiernae van woorde te woorde volcht:
In manieren ende voorwaerden naebescreven heeft Cornelis IJsbrantsz, scoumaker, aengenomen van den hoofden van den goetwillige veengenoten in den Gelderschen ende Renenschen veenen, naebescreven jaerlix dicht ende gebruickbaer te onderhouden voor een zeecker somme van penningen als hiernae bescreven sal zijn, alle die scutten die den veengenoten voorseid sullen believen te doen stellen in den Grifte bij Reenen, ende dat in manieren naevolgende in den eersten sal die voorseid Cornelis, aennemer gehouden weesen tot zijne coste te leveren alle materialen daertoe dienende, 't grondwerck tot zijnen coste af te dammen, die dammen weder uuyt winnen, ende indien enige scutten slun togen, sodat men die met instrumenten soude moeten helpen, sal hij weder in't viercant ende op haer maet brengen ende daertoe doen alle hout, groff ende cleyn so als 't werck eyschen sal sonder cost ende last der veengenoten

folio 221
voorseid, tenwaer datter enige scutten dieper gesoncken ofte verset wordden 't welck men doen sal tot coste van den veengenoten voorseid, insgelijcx sullen die veengenoten leveren alle ijserwerck tot 't werck nootlijck, wesende uuytgesondert alle nagelwerck 't welck d' aennemer sal sculdich zijn te leveren t' zijnen cost. Item of d' aennemer eenige eerde behoefde, sal deselve halen ter plaetse daer die veengenoten hem die wijzen sullen, ende indien hij dieselve moste halen buyten XX roeden, sal in dien gevalle daervan buyten afgeloont wordden tot discretie. Item sal d' aennemer van een scut (ende alle d'
26-4-1551: Op ten XXVI aprilis anno ut supra [1551], is bij Cornelis Reyersz van Vreelant, den gecommitteerden hoofden ende den cameraar zekere duysternissen te kennen geven bij hem (als aennemer der sluysen in de Greb te maecken) in 't besteck derselver bevonden. Op welcke duysternisse die voorseid personen een veranderinge mit malcanderen gemaeckt hebben de welcke hiernae van woorde te woorde geïnsereert staet: Also Cornelis Reyersz, aennemer der niewer sluysen in den Grebbe, den gecommitteerde hoofden ende cameraar der veengenoten der Griften bij Reenen te kennen gegeven heeft zeeckere duysternissen die hij in den besteck derselfder sluyse seyde te weesen, so is 't dat den XXVIen aprilis anno XVCLI [1551], den gecommitteerden ende cameraar in bijweesen van Jacob Lam, Jacob Deel, Floris Foeyt, daertoe geroepen zijnde, dieselfde gevisiteert

folio 222
ende deursien zijnde, nae onderlinge convoicatie mit Cornelis voorseid, veraccordeert zijn dat hij die balcken ende die kespen (die welcke in den besteck op XXII voet lengte geteyckent staen) elcx vier duym corter sal mogen maken, insgelijcx so 't deurgebynt der sluyse voorseid in ’t besteck geteyckent staet in hoochte van XXV voeten. Item in 't specificeren van 'tselve deurgebynt, die stijlen geteyckent staen optie lengte van XXIII voeten, den onderdorpel ofte kespe XV duym dick, ende den bovenbalck achtien duym dick, welcke tesamen uuytbrengen souden (ofslaende een voet voor die twee pinnen) sess ende twintich voeten drie duym, welcke deurgebynt daerdeur omtrent tiendalven duym hoger commen soude dan d'ander werck. Is hem daerom geordonneert dieselfde stijlen te corten IX duym ende een halve duym.
26-4-1551: VERVOLG.

Oick mede so in 't deurgebynt van een scoor gementioneert werdt, omme tusschen die buytenstijlen ende die binnenstijle overhoucx inne te werken, is hem 'tselfde geconsenteert uuyt te laten.
Insgelijcx dat die twee vloten ('t welken hij elcx tusschen een raempt op hemselven soude moeten wercken volgend 't besteck) tusschen die slijckhouteren mit die ses cahieren dairinne gewrocht, sal mogen besluyten mits dieselfde, vol eycken ende elsen palen te heyden als in 't besteck, wel verstaende dat die vier slijckhouteren daer die twee vloten inne besloten sullen weesen, elcx tien duym dick weesen sal op 't cleyn eynde. Ende so hij Cornelis voorseid aengegeven heeft, dattet goed waer dat men een naelt in 't middel van die lengte des bodems van ’t achterste gebynt tot achteraen 't deurgebynt in alle die kespen daertusschen gelegen wercken soude, insgelijcx aen elcke sijde omtrent 't middel van de hoochte der sluyse een naelt

folio 222v
te wercken in alle die balcken, tusschen 't deurgebynt ende achterste gebynt voorseid omme 't deurgebynt te stijfven, so is 't overcomen dat hij die naelden voorseid ter plaetsen voorseid sal doen innewercken ende inlaten in die balcken ende kespen twee duym diep, ende dat die naelden voorseid weesen sullen acht duym viercant. Welcke voornoemde wercken 'tzij tot verlichtinge ofte bewaernisse des aennemer ende des wercks tenderende sullen bij meesters, diens verstaende ten beyden zijden daertoe geroepen zijnde veraccordeert ende betaelt wordden. Beheltelijcken 't principael besteck in allen zijnen anderen puncten te blijven, ende 'tselve nae zijnen inhouden nae te gaen ende te voltrecken sonder enige novatie mits deesen te pretendeeren. Onderteyckent ick, Cornelis Reijersz van Vreelant.
21-5-1551: Den XXIen may anno ut supra [1551] is Jan van Leeuwen, cameraer voorseid belast omme te gaen aen den veengenoten, overmits faulte van betalinge ende hemluiden te adverteren dat zijluiden betaelden volgende zekere advertissement hem daervan bij den hoofden gelevert, 't welck hij gedaen heeft, ende is 'tselve hiernae van woorde te woorde geinsereert: Die gecommitteerden der veengenoten doen een yegelijk veengenoot adverteren dat zijluyden so wel doen ende brengen die betalinge van een yegelijk zijn resterende summe van die dertich stuiver op elcke mergen veenen, uuytgeseth den XXVIIIen augusti anno vijftich lestleden, mitsgaders mede die uuytgesette somme van noch twee gulden op elcke mergen uuytgeseth den XIIen february anno LI van welcke voorseid termijnen, paschen lestleden die leste geweest is, aen handen van Jan van Leeuwen Aertsz, cameraar, binnen acht dagen naestcomende, so men die terstont employeren moet tot die maeckinge der sluysen, scuttinge ende verdiepinge der Griften. Ten eynde zij geen oorsaeck en geven, die begonnen wercken deur heurluyden wanbetalinge gepostponeert ende verachtert soude moeten weesen 't welck tenderen soude tot grote merckelijcke achterdeel van den willige contribuanten, die welcke in sulcken geval alle scade ende interest, die zij deur oorsaecke van wanbetalinge souden moeten lijden, genootdruct souden weesen te moeten verhalen op ten voorseid onwilligen bij forme van jusitie ofte anders per plaetse

folio 223v
daer sulcx behoort. 't Welck wij ongeern doen ende liever verhuedt sagen. Onderteyckent Frans van Nijenroij, Bruninck van Cuijck, Cornelis Thin.
5-6-1551: Den Ven juny anno ut supra [1551] zijn ter instantie van Cornelis Reijersz, aennemer der sluyse gecommitteert Jan van Cuyck Anthonisz, Jacob die Eedel, Floris Foeyt ende Jan van Leeuwen, om te reysen tot Vreelant ende 't houtwerck der sluysen volgende 't besteck voor d' eerste reyse in den winckel op te nemen. Achtervolgende welcken die voorseid gedeputeerden tot Vreelant gereyst zijn om sulcx te doen. Alwaer comende hebben bevonden dat 't houtwerck der sluyse niet al bereet en was om op te nemen volgende 't besteck en hebben daerom buyten haer commissie niet wilen doen noch die sluyse bij stucken opnemen, dan zijn sonder yet op te nemen weder thuys gecomen ende 'tgunt voorseid is den hoofden gerapporteert.

Ten voorseid dage hebbe Evert Wijersz ende Cornelis Claesz also den boechalder behoerlijk eedt voor meester Willem van Diemen gedaen om alle wercken der sluysen ende scuttingen bij den veengenoten bestayt tusschen den veengenoten ende den aennemers van dien als tymmerluyden gerechtelijk te indirect nae inhout der bestecken daervan sijnde.
Also die voorseid commissarissen ofte gedeputeerden tenminsten gereyst waren om den bodem van den sluyse op te nemen die Cornelis Reyersz seyde gereet te zijn, ende nochtans niet al gereet en was. So hebben die gecommitteerde hoofden op ten VIIIen juny anno LI overdragen om denselven aennemer te believe voor deese reyse, hem te scriven dat ingeval hij onder zijn hant blijcken geeft, dat de acte van condemnatie bij hem ende den cameraar gepasseert, in heur effect ende de voorseid prestatie van weerden blijven sullen, hij so geringe den bodem mit alle die kespen ende die kespen van 't deurgebynt op denselven bodem gelegert ende mit zijn toebehoren gereet sullen zijn, den hoofden 'tselve adverteert, sij sullen van den heuren scicken om 'tselve op te nemen volgende 't bestecke, ten eynde hij 't hout tot zijnen orbair scepen mach 't welcke bij missive tenselven dage de voorseid aennemer verwitticht is.
5-6-1551: VERVOLG.

folio 224
Waerop den voorseide Cornelis Reijersz 'tselve naderhant den hoofden verwitticht heeft, ende tot dien eynde zijn bij denzelven hoofden op ten XIIen juny anno LI [1551] gecommitteert Jan van Leeuwen Aerts, als cameraer der veengenoten, Jan en Franss Bogaert mit Jacob die Eedel om die voorseid percelen van houte op te nemen achtervolgende 't besteck.
Tenzelven dage zijn voorseid gedeputeerden gereyst tot Vreelant, om die voorseide percelen van houte op te nemen maar alleer zij procederen wilden totter opneminge voorseid so hebben zijluyden mit Cornelis Reyersz gelijckelijk geprotesteert dat die openinge niet en zoude weesen in prenidictie of tot verachtinge van de acte van condempnatie bij Cornelis Reyersz gepasseert maer alleenlijk om hem te gerieven, 't welck Cornelis Reyersz geaccordeert ende die acte van protestatie geteyckent heeft, welcke acte hiernae geïnsereert staet: Op huyden den XIIen juny anno eenenvijftich is Jan van Leeuwen Aertsz als cameraar der gemeen veengenoten contribuanten totter Veengrifte bij Reenen, verselscapt mit Jan ende Frans Bogaert ende Jacob die Eedel gecompareert te Vreelant uuyt bevel van den hoofden derselver veengenoten, omme mit gesworen tymmerluyden op te nemen eensdeels van den bodem ende gebynten der sluyse die Cornelis Reyersz tot Vreelant van den veengenoten voorseid aengenomen heeft. Achtervolgende die acte van condempnatie tusschen partijen daeraf wesende in date den Xen marty eenenvijftich, heeft nochtans vooral die voorseid cameraar mitten veengenoten voorgenoemd geprotesteert ende protesteren mitsdeesen dat niet jegenstaende dat zijluyden maer eensdeels van de voorseid sluyse opnemen en sellen voor die eerste reyse, dat nochtans die acte voorseid in allen haer puncten van woorden bliven sal. 't Eenen oirkonde hebben partijen dit onderteyckent op datum als boven onderteyckent, Leeuwen, Jan Bogaert, Frans Bogaert, Ja. die Edel, ick Cornelis Reijersz.
5-6-1551: VERVOLG.

folio 224v
De voorseid protestatie in manieren voorseid gesciet ende die acte geteyckent zijnde, zijn die voorseid gedeputeerden geprocedeert tot visitatie ende openinge van ’t houtwerck der sluysen so hiernae volcht.

Visitatie gedaen op 't houtwerck van de sluyse, die Cornelis Reyersz van den veengenoten aengenomen heeft, bij Jan van Leeuwen, Jan ende Frans Bogert ende Jacob die Eedel den XIIen juny anno LI [1551].
Item die kespe van 't voorste ende achterste gebynten zijn bevonden XII duym, ende X duym te midshouts ende lang op haer mate.
Noch XXI kespen op zijn maet bevonden van XII ende IX duym te midsen.
Item de solder heeft zijn lengte, ende de breette omtrent 1½ duym over, ende die dickte van die plancken over haer maet.
Item die cloeterhouteren elcx van een deurgaende lengte van vijftich voeten ende omtrent drie duym langer, dickte ende breete nae behoren.
Item XIII slijckhouteren sijn gevonden passeerlick op haer maet.
Maer het veertienste leggende onder het deurgebynt wort bevonden maer acht duym cants op het dunste eyndt ende zijn volle lengte, 'twelck behoorde te weesen X duym vierants.
Noch twee slijckhouteren, het een mit middel een duym te

folio 225
smal ende het ander een weynich wancants om die plancken vast op te nagelen.
Item tusschen die twee eerste slijckhouteren onder het voorgebynt ses calveren nae behoren, daer 't besteck maer van vijf en spreeckt.
Item tusschen die twee slijckhouteren onder het deurgebynt ses calveren nae 't behoren
Item noch XXI stijlen van degeen die after het deurgebynt staen sellen, wel passeerlick ende over.
Maar die tweëntwintichste stijle is te midden gemeten maer XI duym ende XI½ duym, 't welck behoort te weesen XIen XII duym.
Item noch II stijlen die achter die deuren staen sullen bevonden op haer maet van XII ende IX duym cants te midden.
5-6-1551: VERVOLG.

Item noch acht balcken bevonden XII duym viercants te midden nae het besteck.
Item noch een balck bevonden XII duym ende XI½ duym cants goet van houte, maer den halven duym te cleyn nae 't besteck.
Noch drie balcken die maer bevonden en wordden XI ende XII duym cants gaef van houte, 't welck een duym te cleyn is nae 't besteck.
Item de XIIIe balck had zijn maet maar is quat gescouwen vermits vuericheyt. /(marge:) Geroyeert/
Item een deel corbeelen mer luttel op die XII duym cants vermogens het besteck.

folio 225v
Alle deese voorseid percelen van houte, uuytgesondert den XIIIen balck hierboven geroyeert, zijn bij den hoofden nae zeeckere rapport bij Jacob die Eedel, Jan ende Frans Bogaert, Jan van Leeuwen, cameraar, Evert Wijersz, ende Cornelis Claesz, genaempt den Boer, gesworden tymmerluyden op ten XIIIen juny anno XVCLI [1551] ons gedaen, voor deese reyse opgenomen ende voor gewgoet gescout, onder sulcke conditiën dat Cornelis Reyersz, aennemer der sluyse in recompensatie ende voldoeninge van de voorseid wanmate, daer nochtans ’t werck niet bij geswackt weesen en sal so die voorseid tymmerluyden bij haeren eeden verclaerden het deurgebynt maecken sal eenen duym swaerder ende dicker dan 't besteck inhoutofte uuytwijst, 't welck Cornelis voorseid belooft heeft ende belooft mits deesen. Altijt onder protestatie dat 't besteck ende die acte van condempnatie daervan gepasseert in allen anderen heuren puncten in heur effect ende vigeur blijven sal. Des t'oirkonde heb ick Cornelis voorseid mijn gewoenlijke hantteycken hieronder gestelt. Actum ten dage ende jaer als boven. Onderteykent Cornelis Reyersz, noch stont onder gescreven, deur ordonnantie van mijne heeren den hoofden ende veengenoten voorseid, mij jegenwoordich, onderteyckent Jo. van der Heyde.
19-6-1551: Den XIXen juny XVCLI [1551] zijn bij den hoofden van de goetwillige veengenoten bevolen Jan van der Heijde te adverteren den veengenoten voorseid van zekere gebreken hiernae volgende: Die hoofden van den goetwillige contribuerende veengenoten in der Grifte bij Reenen, adverteren bij deesen, dat alle die veengenoten gegoyt ende geërft in de veenen leggende op ter Grifte boven 's scut, staende tegen den abt van Sint Pouwels veen so wel in de Geldersche als Renensche veenen hem daernae scicken, dat tusschen dit ende Sint Lebuïnusdach nu naestcomende alle haer wijcken ende gruppelen uuyt

folio 226
weterende op ter voorseide Grifte, wel gedammet ende gestopt zijn sodat daerdeur geen water in derselver Grifte comen, noch den directeur met zijnen arbeyders over den hals lopen en mach, want hij ten voorseide dage ende ter voornoemde plaetse sal beginnen die Grifte te graven of bij faulte van dien ende deur overvloedigen regen waer denselven directeur gescapen 't voorseide greven te moeten laten tot grote interest van den gemeen veengenoten.
Noch adverteren bij deesen die voorseid hoofden den gemeen veengenoten, die enige scouwe scepen ofte nadere verdersselijcke waer in der Grifte voorseid leggende hebben, dat zij die bijtijts bergen ofte in goede bewaernisse stellen tot haerder verseeckeringe teneynde zijluyden deur ignorantie van deesen tegen den gemeen veengenoten ofte heuren bevel hebberen geen actie en hebben van interest want men te voorseide dage in de Grifte sal beginnen te graven.
20-6-1551: folio 226v
Op ten XXen juny anno LI [1551] zijn bij den hoofden gecommitteert meester Dirck Pijnsz van der A, scout tot Delft, Joos de Vogelaer, Jan Broers, Jan de Keijser ende Jan Leysz, mede veengenoten om hemluiden op maendach den XXIIen juny naestcomende, goetstijts te vynden in den Grebbe bij Joachim van Heumen, hooft, ende Jacob die Eedel, directeur van den wercken, om mit malkanderen vandaen opwaerts te varen nae die veenen toe, te besichtigen in wat leechte 't water der Grifte (als die scutten open zijn) bevonden sal wordden hoeveer dieselve Grifte drooch gelopen sal zijn 'tselve op te teyckenen, ende des anderen daechs den XXIIIen juny mit Bruninck van Cuijck, mede hooft, Cornelis van Leeuwen, Florens Foeijt /(marge:) Jan Rouck, Frans Bogart/ ende Jan van der Heyde, mede veengenoten die insgelijcx daertoe gecommitteert ende bij den voorseide personen gevoicht zijn, naedat die voorseid scutten een atmael of daeromtrent weder toe geweest sullen hebben, deselve Grifte te revisiteren om also te weten wat water elcke scut alsdan houde sal, 'tselve mitsgaders die distance van scut tot scut op te teyckenen, ten eynde men naedat al gesien sal zijn die bodem van den Grifte te beter ende commedienselijcker sal mogen maecken ende de nieuwe scutten te beter in die Grift deylen ende op haer behoorlijke peyl daernae sal mogen stellen ten minsten coste ende besten gerieve van alle den veengenote, ende oick omdat alle die scutten te beter gestelt sullen mogen wordden in sulcker hoochde ende diepte dat die egael water houde mogen tot commoditeyt van den aflayende scippers.
23-6-1551: Op ten XXIIIen juny zijn de voorseide personen als Bruninck van Cuijck, mede hooft Cornelis van Leeuwen, Florens Foeyt ende Jan van der Heyde, gecomen in de Grebbe ende hebben alle die scutten van den Greb af tot boven in 't veen toe gepeylt ende die distantie van dien gemeten volgende de voorseide commissie in den manieren hiernae volgende bij den voorseide gedeputeerden gevouch, naedat die scutten een atmael of daeromtrent inne gestaen hadden, ende eerste gemeten 't water staende in 't scut achter Hansken Scoenhaers, sonder dat die deur daerinne was, ende is gevonden diep te zijn IIII½ voet. Item vandaen voort gemeten tot 't Pijselscut, ende is die lengte bevonden te zijn IIICLI roeden IIII voeten.
Item 'tselve scut hout sonder deur, V½ voeten min 1 duym.
Item van 't Pyselscut tot Helmichsmaetscut is lanck IICLXXXIII roeden XII voeten.

folio 227v
Item 't Helmichsmaetscut hout boven die deur IIII½ voet, I½ duym, ende beneden die deur III voet, III½ duym.
Item van 't Helmichsmaetscut tot 't Werfscut is lanck IXCXLVIII½ roeden.
Item 'tselve Werfscut hout sonder deur II½ voet.
Item van 't Werfscut tot die grote Santvoort is lanck VICVII roeden, II voeten.
Item 'tselve scut hout beneden die deur I½ voet stijf, ten boven die deur III voeten, II½ duym.
Van de Santvoort tot 't scut bij Jan Bogaert is lanck IIIICLIIII roeden.
't Selve scut hout benenden die deur II voet, VIII duym ende boven die deur III voeten, VII duym.

Item van 'tselve scut opwaerts tot 't scut staende in de Geldersche Grift voor Jacob Lams huys is lanck IICLVII½ roede stijf.
Item beneden die deur is 't water diep II voeten, IIII duym ende boven die deur II voeten, VII duym.
Item van 't scut staende omtrent Frans Bogaerts veen opwaerts tot 't scut staende in de Renensche Grift boven die Zwaluwestert is lanck IICXI roeden, XII voeten.
Item 't selve scut hout beneden die deur II voet, II duym ende boven die deur II voet, III½ duym.
8-7-1551: folio 229
Den VIIIen july hebben meester Dirck Pijnsz van der A, Jan de Keijser, Jan Broer, ende Cornelis Claes, alias den Boer, opgenomen ses nieuwe scutten voor d' eerste reyse bij Beernt ende Cornelis IJsbrantsz, tymmerluyden volgende zekere besteck aengenomen ende gemaeckt, ende dat in manieren hiernae volgende.
't Opnemen van de ses scuttingen (die men leggen sal in de Veengrifte bij Reenen naevolgende 't besteck daervan weesende, in date den XIen marty XVC eenenvijftich [1551] ende zekere veranderinge daerop gevolcht ende gemaeckt bij die gecommitteerde hoofden) gedaen den VIIIen july anno voorseid bij meester Dirck Pynsz van der A, Jan de Keyser, Jan Broer ende Cornelis Claesz als den Boer, gesworen tymmerman, in absentie van Joachim van Heumen, hooft van de goetwollige veengenoten, also hij daertoe niet vaceren en mochte, daertoe gecommitteert bij den gecommitteerde hoofden naevolgende die commissie in date de XXIIIen juny 1551.
Bevonden een slachstijl te smal een derdedeel van een duym, noch een slachstijl scaers XI duym breet, een slachstijl X duym scaers dick, een stijl te smal een half duym. (Marge:) XII slachstijlen:
Ses slachdorpels:
Zijn bevonden naevolgende 't besteck gemaeckt. XII middelbalcxkens
XVIII slijckhouten:
Sijn bevonden goet navolgende 't besteck, VI corte balcxken, XII palen onder die slijckhouteren sijn goet ende hebben elcx een duym meer in de breette dan 't besteck vermelt,

folio 229v
XII cloefsterhouteren
Zijn goet bevonden, XXXVI stijlen op tie clousterhouteren.
Die corbelen achter elcke stijl:
deese zijn verandert ende daervoren heeft die tymmerman dat werck gemaeckt naevolgende die veranderinge XII werfbalcken
Zijn goet:
XII steeckschoeren
XII palen boven 't schut
Die solders:
Bevonden dat die plancken van II solders een halven duym min zijn dan VIII uuyt die voet.
12-8-1551: folio 230v-231vleeg
folio 232
Noch IIe veenregister.
Propositien gedaen op woensdach den XIIen augusti anno XVC eenenvijftich [1551] op ten open reeckendach.
In den eersten so op ten lesten reeckendach den XXVIIIen augusti anno vijftich geordonneert worde twee kisten te maecken, daer men d'octroye, die acten, registeren ende reeckenboucken der veengenoten inne leggen zouden deur Bruno van Cuyck, een van den hooffden begeert daerom die voorseide B. v. Cuyck dat men eenige veengenoten bij hem vougen wille mit volcomenlast om sulcx te helpen doen ende die kiste furneren, de stucken visiteren om te weeten wat van noode zal zijn te dobbeleren off nyet.
D' orginael kiste zal staen te Sint Pauwel. Ende die kist mit die copiën staen tot Bruno van Cuyck. Tot furnissement van den kisten volgende 't artikele van de propositie zijn gecommitteert Tin, Ffoeyt, Jan van Cuyck Anthonisz

Te deursien den staet van de cameraar ende oeck van Jacob die Eedel om te weten wat penningen den cameraar noch heeft tot voltreckinge van de weercke ende hoe nae die veengenoten mit heuren penningen sullen mogen toe comen off nyet om in tijts daerinne te versien. noch eenen inleg van III karolusgulden op ten mergen tot voltreckinge van de weercken die tegenwoerdich voorhanden zijn, te betalen II gulden voor Bartholomei naestcomende ende die reste voor Lamberti daeran op gelijcke peyne.
Alsoe eenige in restanten overgelevert worde bij den cameraar is b[...] veengenoten gesloten dat men selve adverteren zal dat sij het restanten betalen tusschen ende Bertholomei naestcomende, peyne in 't octroy begrepen. Is bij den veengenoten geconsenteert
12-8-1551: VERVOLG.

folio 232v
Om te consuleren mit wat executie men den onwilligen betaelders straffen zal.
Sijn gecommitteert Tin, Bol, Jo. van Cuyck, om mit den commissaris Diemen ende advocaten te spreken.

Te spreken van eenen off meer waersmans totter Grifte die men terstont zal moeten ordonneren tegen die sluyse ende Grift volmaect sullen zijn onder om d' water te bewaren volgende zekere ordonnantie men hemluyden gheven zal.
D' ordonnantie geconcipieert zijnde ende die gesien sal men daertoe committeren. Is geaccordeert als d'ordonnantie gemaect zal zijn dat die hoeffden mitten veengenoten binnen Utrecht zijnde, sullen mogen des waersman off waersluyden eligeren voor dit toecomende jaer bij provisie zonder vorder verscrivinge daerom te doen.

Te spreken van zekere bruggen ofte andere overgangen over die wijcken ende op wat constructie, ten eynde 't gemeen weerck nyet geretardeert en wordt.
Een ygelick zal terstont passagie leveren over zijn wijck tot mei toe zoe best mogen, teneynde die de schepen op ende neder trecken sullen, zouder peerden passeren mogen op peyne van de wijck te dammen tot hoeren cost ende die Grift weeder te suveren tot hoeren cost, om als dan bruggen te hebben soe men best bevynden zal te zijn.

Te concipieren d' ordonnantie so van den waersluyden als anders ende daer toe te schicken zekere veengenoten die daer heur weerck affmaecken sullen ten eynde dattet ten effect compt.
Sij gecommitteert Jan van Cuyck, Bruyn van Cuyck, Tin, Ffoeyt, Jan Leysz.

folio 233
Item te sprecken hoe men vertollen zal die hout en torffs soe men mit alreley grote schepen voortaen in 't veen varen zal.
Dit is den hooffden toecomende mit dengheenen die sij daer toe roepen sullen gecommitteert op te peysen ende te solliciteren.
12-8-1551: VERVOLG.

Te spreken van den schade die comen mochte deur zekere hutten die men op't veen tymmert om den gravers in te leggen die dagelicx groote vueren daerinne stoecken meer dan behoerlijk is, ende hoe men daer toe versien zal ende oeck van ’t gundt 't uytgieten van die heete assche.
Eerst ordonnantie daerop te concipieren bij den voorseide commissaris ende alsdan placcaet daerop te solliciteren mit peenen.

Te spreken dat alle die wijcken nu opnieux nyet verbodempt ende om die Grifte te volmaecken gedampt zijnde ofte die toegedaempt sullen worden, de grontheeren der selver die nyet en sullen mogen openen tenzij die wijcken eerst gemoddert zijn ende die modder daer uuyt gebaggert is ten eynde die Grift deur die modder die daer uuyt commen mocht nyet en vervulle ende zal elck zijn wijck thoenen claer te zijn eer hij die dammen zal mogen opbrecken.
Die veengenoten zijn tevreden dit artikel te voltrecken op peyne van schade ende interest te verbueren. Ende sullen geschaet werden bij dengheenen die die hoofden daertoe committeren sullen aleer die dammen opgegraven werden.

folio 233v
Te verspreken dat elck nootlick waer dat men die groote scepen voor een tijt lang mit manninge uuyt ende in 't veen tooch teneynde die nyuwe dijcken stijff mochten worden alleer men mit peerden daer op quame.
Ffiat tot mey toe off langer indien 't noot zij tot discretie van den hooffden

Item te committeren tot 't weerd opneemen van 't houtweerck der sluyse ende den bodem te zien leggen in sijn behoorlicke diepte etc. versten van den dorpel, een voet leeger als vooren,
Is overcommen dat men den boodem van den sluyse eenen veel leeger leggen zal dan den gemenen boodem van den Rijn leyt, te verstaen ’t op de gecommitteerde Van Pallant, heer Eernst van Nyenroede, Pynsz van der A, Ffoeyt
De hooffden sullen selffs reysen mitten gheenen die sij mit hem sullen willen nemen om de sluyse te doen leggen nae behoeren.
3-9-1551: folio 236
Op ten IIIen septembris anno ut supra [1551] is oeck Ringel aenbestaet bij Cuyck, Deel ende Verway, drie nyuwe schutten, alle nae 't leste besteck, uuytgesondert dat alle 't buyten houtweerck eenen halven voet hoeger weesen zal, elcke schut om LXV libra.

Alsoe die deuren van den voorseide sluyse nu bij Gerit Huygensz gehangen zijn dat die afterharlen van elcke deure omtrent vier duymen breet voor 't deurgebynt uuytstaen zoe wanneer die deuren open zijn, ende mitsdyen 't deurvaren tenminsten acht duym breeten behyndert zouden weesen tegen 't voernemen der veengenoten, die altijt gemeent hebben dat die deuren voorseid zoe behoerden gehangen te weerden dat als die deur opstaet die afsterste harle gelycx mit 't deurgebynt comen zouden ende die dickte van die harle voorseid after die stijle vant 't deurgebynt zouden schuylen, sustinerende Gerit Huygensz voorseid dat in allen sluyse gewoentlick was dat men die deuren nyet boven vier duym off daeromtrent op die stijlen van 't deurgebynt deede rusten, ende dat men 'tselve in den Hinderdam ende die sluyse tot Sperendam ende anderen alsoe bevynden zal, oeck mede dat het besteck daer nyet off uuyt en druckt, presenterende zoe veer bevonden worde dat hij ongelijcke hadde, te vreden te weesen tot zijnen coste dieselve faulten te remediëren is byden parthyen huir inde overcommen ende geaccordeert dat Gerit voorseid die deuren voorseid weederomme uuytnemen zal ende die keusen offslaen ende verstellen afterwerts nae behoeren, zulcx dat die deuren opstaende
24-9-1551: Den XXIIIIen septembris anno ut supra [1551] zijn geweest in de Grebbe meester Peter de Clerck, rentmeester slants van Utrecht mit [...] Van Diepholt, marschalck 't Apcoude vanweegen Keyserlijke Majesteit als geërffde in de veenen ende broucklanden, Huybert van Bayen ende Andries Jansz, tymmerman van Culenborch vanweegen der edele kynderen Van Pallant, heer Cornelis van Mierop, domproest /(marge:) meester Dirck Pijnz van der A/ Jacob Lam, Ffloris Ffoeydt, Jacob Deedel, Jan van Leuwen, Jan de Keyser, alle vanweegen der veengenoten gecommitteert bij Joachim van Hoemen ende Bruninck van Cuyck, hooffden etc., omme die sluyse aldaer gelegen op te nemen alwair zijluiden gevonden hebben die dijckgraven ende heemraiden van Wageningen ende Renen die totter opneminge voorseid van de veengenoten voorseid waeren.

folio 237
Ende hebben die dijckgraven ende heemraiden voorseid verclaert in't bijweesen van den voorseide presenten dat sij 't houtweerck der sluysen ende die weerckinge goet beveugen hadden.
Item is die sluyse besichticht bij Andries Jansz, tymmermeester van Culenborch, ende Cornelis Claesz tymmermeester vanweegen der veengenoten, ende bij Beernt [...] tymmermeester vanweegen Cornelis Reyersz aenneemer der sluysen, ende is bevonden ’t houtweerck wel gelevert te zijn na 't besteck.
Ende zoe die vlogels noch nyet geanckert en waeren heeft hij die anckerpaelen met die paelen gethoent ende zijn opgenomen, welverstaende zoe die veengenoten die anckers begeerden langer te hebben dan in 't besteck, is die dunte tegen die lenckte gecompenseert.
Item is bevonden die één deure wat swaerlick toe te ghaen ende den dorpel van 't deurgebint eenen duym uuytet waterpas te leggen.
Is geproponeert bij Cornelis voorseid een gadt in 't
25-9-1551: Alsoe den XXVen septembris anno ut supra [1551] bij Joachim van Hoemen, Bruninck van Cuyck, Jacob Lam, Floris Foeydt, Jacob Deedel, Jan van Leuwen, bevonden werdt dat die schutten nyus geset overtreden.

folio 238
Is Cornelis Ringel bevolen dat hij alle die schutten anckeren zal van der veengenoten houdt.
Item dat hij alle schutten die men voertaen setten zal, beneden noch eens paelplancken zal.

Thenselven dage is Jan Leys gecommiteert om bij hemselven ofte bij assistentie van een veengenote die te besucken dat alle die wijcken die nyet gebodempt en zijn op haer behoerlicke wijte ende diepte toe te doen dammen, ende dairtoe te zien dat die nyet geopent en werden alleer die gemoddert ende geclaert en zijn ende hij daertoe geroupen weesende bevonden zal hebben dieselve wel geclaert zijn.
Item alsoe bevonden is dat men noch meer scuttinge behouft, is overcommen dat Cornelis Ringel noch een schutte maecken zal behalven die drie scutten die hem bij Bruyn van Cuyck, Jacob de Eedel den IIIen septembris aenbestaet zijn tenselven prijse.

folio 238v
Ende soe gheen van den drie schutten voorseid begonnen is, is mit hem overcommen dat hij alle die vier schutten gereet maecken zal binnen veerthien weerckendagen van den welcken den lesten septembris den ierste weesen zal, ende soe hij meer gesellen aennemen moet om ’t weerck voorseid te vorderen is hem geloeft te gheven vier carolusgulden tot een geschencke zoe veer hij die vier schutten binnen XIIII daegen opmaeckt ende levert, ende noch zoe meningendach als hij die binnen die XIIII daege voorseid opmaeckt zal men hem noch schencken van elcken dach vroeger leverinck een carolusgulden. Indien hij die vier schutten binnen den tijt voorseid nyet ende volmaect ende levert zal hij die vier carolusgulden nyet hebben.
19-10-1551: Op ten XIXen octobris anno LI [1551] zijn gecompareert achtervolgende die convocatie daerop gedaen binnen Utrecht die gemeen veengenoten, alwair bij den hooffden geproponeert weerden deese navolgende articulen.

Is bij provisie gestemdt Aert Joesten aen te nemen 's daechs op vijff stuiver tot der hooffden ende veengenoten weeder seggen mit dat hij zijn refugen hebben zal aen Jan die Keyser die men dair van ordonnantie ende commissie geven zal.
In den iersten alsoe die Grifte soe veer gemaect is dat men mit sammereusen ende anderen grootten schepen dair innevaren mach is 't van noode een vaertmeester te ordonneren.

folio 239
Item off nyet van noode zal weesen twee vaertmeesters te ordoneren.
Jan die Keyer te committeren omme bij provisie noch een vaertmeester aen te nemen indien 't noot is.
Item die ordonnantie op ten vaerdtmeesters offitie geconcpieërt te hoeren etc.
Item te diligenteren dat die scuttinge in't Witte veen voirtgesetweerden, ende hoe men die setten zal.
Die geërffde in't Witte veen ende dairomtrent geërft sullen 't samen spreken ende iemant committeren uuyt ten hoeren omme die scuttinge te ordonneren ter bequamster plaetsen ende oerbair.
Insgelijcx die bruggen over die Grifte, ende te accorderen wair omtrent men die maecken ende setten zal.
Item te deputeren omme dat hout van die oude schutten, bruggen, ende palen, ende plancken van die dammen te vercopen.

folio 239v
Item te committeren tot openinge van die schutten ’t houtwerck aengaende.
Sijn gecommitteert Jan die Keyser, Jan Broers ende Jan Leys.
Alsoe den camerair claechtover quade betalinge.
Is overcommen request te ordonneren, ende te doen executeren.

Omme passagie te hebben over die wijcken.
Den vairtmeester zal dairop zien.

Meester Balthasar begeert dat men iemand committere tot opneminge van zijn modderweercken.
15-12-1551: Alsoe op ten XVen decembris Bruno van Cuyck mit meer geërffden tot Renen weesende geadverteert worden bij Aert Joesten den vaertmeester, dat eenen Dierck Lasarus van Cuylenborch, schipper mit zijnen schepen in 't invaren van den Grifte die andere invarende schepen impedieerde, ende hem bij den vaertmeester voornoemd sulcx verboden worden ende hij daer en boven bij nachte een schult opsteygerden mit plancken sulcx dat die wangen des schutsdeur braecken, hebben Bruno van Cuyck mit Jan die Keyser als gesubstitueerde van Joachim van Heumen in deesen ende anderen zijn consorten voorseid den schout tot Renen sulcx clachtich geweest, wairop den schout voornoemd tot Heumen versoucke bij eenen gerechtsboode een weeke gelaten heeft als hiernae volcht.
Then versoucke van den hooffden der gemeen veengenoten contribuanten tot de Grifte etc. te bevelen Dierck Lasarus, schipper,

folio 245
op zekere groote connectie van schepenen, dat hij mit die ierste offvarende schepen uuyt die Grifte tot in den Rijn, leedich zonder eenen torff te laden uuytvare, ende dat hij mit zijn schip uuyter de Grifte blijve ter tijt ende wijlen toe, hem bij den vaertmeester duer consent ende believen van den hooffden voorseid georloft werde daer weederomme inne te varen, ende bij oppositie denselven schipper een dach van rechte te leggen op mergen voirmiddage te acht uren. Actum den XVIen decembris [1551].

Nae deese inthimatie bij Anthonis Amelsz, gerechtsboode tot Rhenen aen den persoen van Dierck ter presentie van veel schippers, is hij selffs tot Renen gecommen bij den schout, ende de veengenoten voornoemd zijn schult bekennende ende genade begerende.
23-12-1551: Den XXIIIen decembris zijn mit Bruno van Cuyck gecommitteert geweest Jacob Deedel, Jan van Leuwen ende Jan Boogaert omme mit Cornelis Ringel, schaumaecker, off te rekenen ende te accorderen zekere articulen bij hem geproponeert als hiernae volcht.
In den iersten zoe hem toegeseydt is geweest te schenken vier gulden, zoeveer hij die vier leste schutten gereet maeckten binnen zeekere vertien weerckedagen, ende hem in't gereetmaercken gefaulgeert is eenen halven dach ende nyet meer, is hem die voorseide vier gulden toegelaten.

folio 246
Noch dat hij mit Bernt zijn vennit drie schutten geanckert ende twee van dyen after gepaelplanckt heeft, van den veengenoten handen is hem voor aerbeytsloon toegevuecht t'samen twee gulden ende XV stuivers.
Noch dat hij, Cornelis vier schutten geanckert ende after gepaelplanckt heeft van den veengenoten haudt, is hem toe gevoucht van aerbeytsloen, vier gulden.
Noch van de helft van eenen Noortse balck van zijnen haute is hem toegeveucht XVI stuivers ende IIII penningen, noch van zeekere ijsserweerck drie stuiver.
Item alsoe Cornelis voorseid voer't jaerlicx onderhoudt /(marge:) van XIII stuck zoe/ van schutten ende bruggen toequam jaerlicx die somme van vijff ende veertich gulden ende thien stuivers, achtervolgende zijn oude voorwaerden bij hem mitten veengenoten gemaect in data den XXen aprilis XVCeenendevijftich XVIIIen decembris anno XVC sevenendeveertich, die welcke overmits 't vermaecken van de Grifte ende schutten ommetrent Johannis anno LI cesseerden, is mit hem overcommen dat hij hebben zouden voor zijn salaris van't lopende jaer, ingaende Petri ad Cathedram tot Johannis voorseidt dieselve, van XVI gulden.
30-3-1552: folio 248v
Den XXXen marty anno LII [1552] zijn die veengenoten hier na bescreven collegialiter vergadert zijn /(marge:) ten huysse van Ffrans van Nyenroede, raedt/ omme te anhoeren die propositie ende aengeven vanweegen Keyserlijke Majesteit scriftlick den hoofden gehantreyckt deur meester Gerrit Rennoy, rekenmeester des Keysers in Hollant, ende te scicken omme deselve te beantwoerden, welcke propositie hier geïnsereert is, als hiernae volcht.
Bij den octroye den veengenoten tusschen Wageningen ende Renen gegeven XIIen marty 1545. Is tot behouff van Keyserlijke Majesteit gereserveert een impost van IIII penningen Hollants oft een oert stuivers van elcke hondt turffs, ende plagen zij den turff uuyt te vueren mit schoukens, houdende een hondt turffs off daeromtrent zoedat een tollenair commodienstelick denselven impost zonder zwaericheyt mocht ontfangen, us hebben die veengenoten voorseide middele gevonden die sluyse in de Grebbe ende die Grifte van de veenen zoe wijt ende groot te maecken dat verscheyden groote manieren van scepen in den veenen commen mogen ende laden den turff van den stapelen, mits 't welck die tollenaer ofte ontfanger van den impost gheen zeekerheyt en kan hebben den imposte te manen ende ontfangen ende van zijne Majesteits weegen bedroch gepreserveert wordt zoe dat gescapen es ter cause van deesen dickwils groote questien ende querelen van confiscatiën ende andere te vallen ende ghemoveert te worden, ende hoewel men van zijne Majesteits weegen niet gemeynt es yemandt ongelijck te doen mair alle bedroch ende belastinge begeert te voorcommen, es nochtans uuyt redenen voorseid van noode op ten ontfange ende betalinge des imposts voorseid regele te stellen, ende zoude men vanweegen Keyserlijke Majesteit goet ende nootlicke vynden 't gundt hiernaer volcht.
30-3-1552: VERVOLG.

folio 249
Item dat goet zoude weesen te practiseren deesen imposte jaerlicx seffens te ontfangen op eenen zeeckeren dach die men jaerlicx daertoe zoude mogen prefigeren, d' welck wel practisabel zouden weesen bij manieren hiernae volgende off bij andere die men daerop vinden ende ordonneren zouden mogen.
Te weetene dat men jaerlicx eenen zeeckeren dach ordineerde, des daechs nae Sint Jacobsdach den XXVIen july off den tweeden dach augusti zoeverre dien dach gheenen zonnendach en ware, off eenigen anderen bequamen dach als't torff graven voordat jaer cesseerde.
Op den welcken ygelick van den veengenoten voorseid gehouden zouden weesen te commen op't veen bij den commissarissen van den Keyserlijke Majesteit daertoe geordonneert, mits hem brengende elcx zijnen veenmeyere oft principael turffgraver om bij den voorseide veenmeyere oft principael turffgraver bij eede verclaert te worden hoeveel honden turffs hij binnen dat jaer gedolven ende gegraven zal hebben.
Welcken honden turffs bij den commissarissen voorseid op geteyckent zijne zouden, die veengenoten geordoneert mogen worden te betalen den impost van dien op twee termijnen den eenen voor kersmisse ende den anderen voor Sint Jansmisse den XXIIIIen juny jaerlicx.

folio 249v
Die veengenoten als vooren hebben eendrachtlick belieft ende geconsenteert in't voorgenoemde, voorseid van weegen Keyserlijke Majesteit met hemluyden gedaen, bij zoeveer zijn Majesteit believe in billicheyt te doen falceren die lacagie etc. Ende om 'tselve bequamelick te doen hebben zij gecommitteert bij den hooffden, Jan Tzyen mit meester Willem Elzrack, raiden der edele kynderen Van Pallant, Jan van Cuyck Anthonisz, Ffloris Ffoeydt, Jacob de Eedel, Cornelis van Leuwen ende Jan van Leuwen omme t'samen te concipiëren die antwoerde mit zijn articulen na zijluyden bevynden, zullen den veengenoten in deesen oirbairlickste te zijn, ende die over te gheven in handen van meester Gerrit Rennoy commissarys etc.
30-3-1552: VERVOLG.

folio 251
gegraven turffven op t' veen ofte moere imposten betalen zouden, zoe soude 'tselve wel den vijfen penning tenminsten bedragen in den imposte voorseid meer dan men Keyserlijke Majesteyt schuldich is te betalen.
Ende soe sijluyden wel zeekerlick betrouwen ende verhopen dat die Keyserlijke Majesteyts intentie nyet en is hemluyden mit meerder imposte te balasten mer alleenlick souckt goede geregeltheyt ende bequame ordonnantie tot gemeen welvaert te statueren.
Soo ist dat zijluyden wel te vreden zijn tot goede geregeltheyt te condesienderen in 't voergeven van zijn Keyserlijke Majesteyts weegen, gedaen in manieren hiernae volgende.
Te weeten dat jaerlicx op ten tweeden augusti zoeveer dyen dach egeen sonnendach en ware anders des dages dairnaest volgende, een commissarys vanweegen Keyserlijke Majesteyt gesonden zouden worden op 't veen oft moere bij denwelcken compareren zouden die veengenoten ofte moerluyden met haeren princepalen gravers omme die gravers bij eede te doen verclaren hoeveel getalle van turffven zijluyden van dyen jare gedolven ende gegraven hebben, 't zij bij den hondt lasten, dach weercken ofte anders, reducerende all den gegraven

folio 251v
turff nae advenant 't getalle van honden, elcke hondt op sesduysent turffven gereeckent.
Ende naedat die verclaringe gedaen zal zijn, dat bij den commissarys voorseid voor die lacagie ende voor den turff die op 't veen gebrandt ende mit wagenen wech gebrocht weerdt, in- als offgeslagen zal weerden 't vijfde hondt.
Ende die rekeninge van een ygelicx quote ofte contingent voir 't gemaect zijnde, zouden die veengenoten voorseid gehouden weesen te betalen den impost op twee termijnen, jaerlicx te weeten die een helft op Corsavont den XXIIIen december ende die ander helft Sint Jansmisse den XXIIIIen juny.
30-3-1552: VERVOLG.

Welcke maniere van doen die Keyserlijke Majesteyt die prouffijtelicste ende oeck voor zijn Keyserlijke Majesteyts ontfanger een cleyne moeyte, ende den veengenoten voorseid oeck mede gerijfflick weesen zouden.
Ende zoe die veengenoten voorseid in deesen ende in allen anderen diensten, die Keyserlijke Majesteyt in alder onderdanicheyt begeren te bekennen, ende zijn Keyserlijke Majesteyts domainen zoe in den veenen ofte moeren als oeck in zijn Majesteyts landen bij 't huys Ter Horst,

folio 252
omtrent die Veengrifte voltreckende zijn, in sulcke vuegen dat men die nyet alleen mit schoukens ofte cleyne schuytkens, mer oeck mit alle maniere van groote pladtboyende scepen, als Vlaemsche pleyten, sayen, sammereusen ende anderen schepen tot in Keyserlijke Majesteyts Groote Veene gebruycken mach, omme den turf zoewel in Vlaenderen, Brabant alls Hollant, Zeelant, Gelderlant ende andere ommeleggende landen te mogen distribueren.
Tot welcken oncosten zijluyden meer dan twaelff duysent carolusgulden geemployeert hebben, buyten costen Keyserlijke Majesteyts zoe in 't maken van de sluyse, aengaende zijn Majesteyts landen gelegen onder 't huys Ter Horst, ende oeck van zijn Majesteyts veenen dewelcke wel zouden maecken die vijfte portie van allen die contribuerende veenen.
Deur welcken nyet alleen zijn Majesteyts veenen, mer oeck die landen die bij Den Horst gelegen zijn, meer dan die helft (overmits 't verdiepen van den Grifte ende vermeerderinge van die sluyse) verbeetert zijn.
Als 't blijcken mach uuyt die verpachtinge den lesten marty lestleeden vanweegen zijn Keyserlijke Majesteyt gedaen.
Soe alle die landen voorseid die een helft
30-3-1552: VERVOLG.

folio 252v
hooger verpacht zijn dan zij geleden vijff jaeren voor 't maecken der Grifte verpacht waeren.
Ende soe dieselve veengenoten niet en resteren omme te mogen voltrecken 't gemeen welvaren van den veenen ende ommeleggende landen, zoe Keyserlijke Majesteyt als anderen toebehoerende, bevynden dat alle die begonnen weercken egeen perfectie en sullen mogen crijgen, tenzij dat men maniere vynde omme op die veenen ofte moeren een prochiekercke op te richten, ten eynde die arbeyders die allen landen aldair overvloedelick t' samen commen, deur vereenige in goedtsdienst bij den anderen mogen blijven.
Welcke prochie zoe wal van noode is voor den aerbeyders, weerckende op Keyserlijke Majesteyts veen, uuytwaterende na Amersfoerdt als op te Keyserlijke Majesteyts ende anderen veenen uuytwaterende in den Rijn.
Ende dairomme bijsonder van noode is, gemerct deese periculose tijden, overmits dat die naeste prochiekerck omtrent die veenen gelegen nyet veel min dan in twee uren gaens mach becommen worden.
Ende is dairomme dat veele eerlicke luyden ende vrome arbeyders abhorreren daer te commen wonen ende oeck veenen te pachten, omme dat sij besorcht zijn dat zijluyden ende haer kynderen mochte off-

folio 253
keeren ende ontwennen van den dienst Goets ende der heyliger kercken, ende bij sieckte ende anderen schielicken lasten in zorge zijn dat zij zonder biechte ende zonder die gerechte der heyliger kerck te ontfangen souden mogen offlijvich worden, als oeck van eenigen aldair corts (Godt beetert) geschiet is.
Welcke prochiekercke zeer bequamelick zouden geordonneert mogen weerden op een zeekere zanthuevel in den veenen, genaempt die Groote Venloo, zoe dieselve Venloo gelegen is af en aen Keyserlijke Majesteyts Groote veen ende is bijnae 't centrum van all die veenen ofte moeren welcke Venloo voorseid gesitueert is, in de lande van Utrecht aen die scheydinge des ffurstendoms Gelre, op die welcke Veenloo, beyde die Griften
30-3-1552: VERVOLG.

zowel die na Amersffoerst loopt als oeck die Grifte deur die Grebbe te Rijn uuytloopt te samen eynden in Keyserlijke Majesteyts veen ofte moere.
Sulcx dat Keyserlijke Majesteyts veen alre naeste bij die kerck zouden commen te leggen, ende daeromme zeer proffiteren in 't verpachten, zoe alle die meerckt van provande daer omtrent commen zoude, ende zoe van Amersfoerdt als uuyten Rijn commodieuselick te scepe tot aen die Venloo inne gebrocht weerden, ende mitsdyen zouden die veenen daor omtrent meest bewoent weerden tot Keyserlijke Majesteyts groote prouffijte, zoe oeck nae die offgrifte

folio 253v
off uuytdelinge der veenen die grondt bequamelijk tot goeden landen aengemaect sellen mogen weerden ende blijven ten ewigen dage.
Behalven dat zijn Keyserlijke Majesteyt aldair oeck een mercklicke accijs van wijn ende bier aencommen zouden, overmits die herbergen meest alle opte Veenlo omtrent die kerke geordonneert zouden worden.
Ende is notoir dat men in die dorpen gelegen binnen die landen van Utrecht merckelicke grooter accijse betaelt van wijn ende bier, dan men in ffurstendom van Gelre gewoetlick is te betalen, ‘t welcke alle tendeert tot vermeerderinge van zijn Keyserlijke Majesteyts domainen.
Ende soe van noode zouden zijn een pastoer te alimenteren in sulcker vuegen dat dieselffde geoersaeckt mochte weesen een eerlick residentie ter plaetsen voorseid te houden.
Soo is 't dat van ouden tijden gefundeert sijn geweest op 't huys Ter Horst vier provendes ofte Cappellanen van die welcken die Keyserlijke Majesteyt als eerst heer der landen van Utrecht collatoer ende gifter is.
30-3-1552: VERVOLG.

folio 254
Ende nae 't huis van Der Horst gedenoteert is zoe cesseren nu hemlieden off men, ende zijn drie van die provendes ofte Cappellanen voorseid vanweegen zijn Keyserlijke Majesteyt tot diversche plaetsen geappliceert, ende die vierde is noch tot gheen dienste geappliceert, mer is die priester beneficiatus residerende tot Renen.
Soude daeromme dieselffden dienst mogen geapproprieert weerden tot deese pastorie, blijvende die Keyserlijke Majesteyts collatoir van die proven ende pastorie voorseid.
Sulcx dat die Keyserlijke Majesteyt egeen afsterdeel bij deesen en mach hebben mer vordel, overmits zijn Keyserlijke Majesteyt zonder eenige zijn Keyserlijke Majesteyts costen alle zijn veenen zouden vorderen, ende ten meesten prijse verpachten ende met die collatie altijd een geleerde duechtsamigen priester versien, dieselver residerende 't simpel grove volck in ’t Cristen gelove tot der heyligen kercken gehoersaemheyt mogen instrueren.
Met dat die pastorie in sulcker manieren gedoteert, merckelicken beter ende van meerder prouffijten zouden weesen dan die proven off cappellane nu is, ende dat om die accrescentie van onseeker, dat sulcken pastoir van den ondersaten dagelicx genieten zouden.

folio 254v
Alle 't welcke een zeer schoene aelmisse ende deuchtelick werck weesen souden.
Bidden ende begeren dairomme die veengenoten ofte moerluyden voorseid, in alder oetmoedichster onderdanicheyt dat die Keyserlijke Majesteyt believen wille te gunnen ende te consenteren die stichtinge van die prochiekercke, ende vanweegen zijnre Keyserlijke Majesteyt geven die dotatie van die vierde proven ofte cappellane van Den Horst tot een ewich onderhoudt van den pastoir ter plaetsen opten Veenloo residerende, mits houden zijn Keyserlijke Majesteyt die collatie voor zijn Keyserlijke Majesteyt ende zijn Majesteyts successeurs als eerffheerne der landen van Utrecht.
30-3-1552: VERVOLG.

Ende dat zijn Keyserlijke Majesteyt tot vorderinge des weercx den veengenoten voorseid mitten geenen die daer omtrent waren, ende onder deese nyuwe prochie souden mogen gecomprehendeert worden, dat sijluyden tot hairen gemeenen costen sullen mogen beginnen te tymmeren die prochiekerck ende kerckhoff opten Grooten Venloo voorseid, ende dieselve Venloo appliceren tot weegen, straten, pastoers, costers ende gemeen woeningen met een merctvelt, zoe die veengenoten dat voort best sullen mogen vynden te behoiren, ende dat voor zoeveele zijn Keyserlijke Majesteyt die Venloo behoeff ende is nyettegenstaende die litispendentie tusschen

folio 255
Keyserlijke Majesteyt ende Carthusers buyten Utrecht, ter cause van den Venloo ende anderen voor den hove proventiael t' Utrecht hangende zonder eenich verminderinge ofte prejuditie van 't recht van beyden parthijen op dat goedsdienste ende 't gemeen welvaren, zoe van de Keyserlijke Majesteyt als oeck zijn Majesteyts veenen ende allen omleggende veenen ende landen ende 't gerive van den armen arbeyders die optie veenen wonachtich zijn nyet geretardeert en weerde, ende zoe veer zijn Keyserlijke Majesteyt believe, tot gemeen welvaert 'tselve te gonnen ende te verleenen dat zijn Keyserlijke Majesteyt mede believe te committeren den president mit den raedt provintiael 't Utrecht, omme den veengenoten voorseid tot haeren costen assistentie te doen in 't versoucke uuyt zijn Keyserlijke Majesteyts name, omme te mogen impetreren 't believen van den geestlicheyt hoedat behoeren zal, 'twelck doende etc.
26-4-1552: Op ten XXVIen aprilis anno XVCLII [552] is bij den hooffden overgesonden tot Renen zeeckere missive, inplaats van commissie aen ende op Jan die Keyser ende Jan Brours, gepasseert tot voldoeninge van den inhouden van denselffden missive hiernae geïnsereert: Eersame bijsonder gunstige goede vrundt, gehoirt het aengheven van Jacob de Eedel beruerende die ongeregeltheyt van die vairdt ende Grifte ende het interest van den schippers die overmits gebreck van 't benedenste schut nyet uuytvlotten en mogen, ende dat mit Ringel ge-

folio 255v
gesproken is omme terstondt 't schut aen den Rijn te setten zoeveer ons dat goetduncken zouden. Soe is 't dat wij vruntlick begeren dat uwer lieden mit Jan Brours, die commissie accepteren wille, met de laste ende sorge omme 'tselve schut in behoerlicke diepte zijn bodem te doen leggen, te weeten twee voeten leeger in de grondt van den boodem van ’t schut van Ringels huys staende nu gelegen is, seynden mitsdeesen aen uwer lieden 't besteck omme 't houtweerck dairnae op te nemen, ende tenminsten die faulten op te teyckenen zoeveer dair eenige zijn, ende 't schut all enen wel te doen setten zonder dilay. Gode bevolen volgende welcke commissie ende overscrijvinge hebben Jan die Keyser ende Jan Brours voorseid, hem getransporteert tot in de Grebbe ter plaetse, aldair 't schut voerseid gemaect lach, ende is bij hemluyden 'tselffden schut opgenomen volgende zekere besteck in date den [niet ingevuld] folio [niet ingevuld] ende hebben bevonden in sommige stucken van 't voorseide schut faulten die welcke hiernae volgen, ende alle d' andere houdt ende werck genouch op zijn besteck gelevert.
3-5-1552: Den derden may zijn veel schippers den veenluyden ende veengenoten dienende mit heur geladen schepen leggende boven 't schut aen den Bottercamp in den Grebbe, mitten anderen overcommen ende verbonden jegen heuren meesters dat sij mit den geladen schepen nyet en wilden offvaren alleer zij anderen hooger prijse van vrachte mit hemluyden geaccordeert waren, ende zoe sommige goetwillige schippers daer nyet mede te doen wilden hebben, mer heurder meesters wel te vreeden waeren hebben sommige van den opruericksen denselven schippers alsoe mit woerden beancxt dat sijluyden nyet en hebben dormede weeder spreken, ’t voortstel voorseid ende is een verbondt gemaect onder hemluyden van nyet uuyt te varen op peene van XXIIII carolusgulden ofte den ancker van een ygelick schip mit zijn getauwen terstondt mit dadelick executie aff te nemen, van welcken verbondt scrijver geweest is eenen genaempt Ghijsken de Licht alias Scram, schipper wonende tot Vianen.
Welcken oproer Jan die Keyser ende Jan Brours te Renen weesende, vernomen hebben ende zijn tot den schippers gegaen daer sijluyden vergadert waren

folio 256v
in der Grebbe, ende nae veel oprueringe, gecrijs, zoe veel hemluyden geïnduceert dat sijluyden vueruuyt heur vergaderinge schicken souden, omme daeruuyt te mogen verhoren heurluyden intentie, mer den vierden may zijn zijluyden mit heuren geladen vrachten uuytgevaren, zoe ’t schijnt anders bedocht zijnde.
Van den gedeputeerden is een geweest, genaempt Rijck Maet, die welcken mit noch vier ofte vijff andere schippers is omtrent Palmen anno LI ’t schut staende omtrent den Abt van Sinte Pauwels veen, op heur selffs authoriteyt opdeeden, affslaende die cram daer 't ketten mittet slot van 't schut voorseid aen gevesticht waeren, mit Jacob Ariaensz van Crimpen, Moel, Jan van Crimpen ende anderen.
21-5-1552: Den XXIen may alsoe den vaertmeester eenige geladen schepen des namiddaechs off liette ende die andere geladen schepen die noch in 't veen waren des anderen daechs moste uuythalen volgende zijn ordonnantie, hebben eenigen schippers in den Grebbe leggende mit heuren legen schepen die vaertmeester voornoemd mit herde woerden genouch willen constringeren dat sijluyden innevaren zouden, contrarie nochtans d' ordonnantie ende soe hij dat nyet doen en wilden hebben Rijck Maet ende Jacob Ariaensz van Crimpen hem zeer scheldich toespreckende, gedreycht ende hem willen slaen.
Welcke onbehoerlickheyt Joachim van Heumen, Bruno van Cuyck, Jacob de Eedel ende meer anderen veengenoten op 't veen wesende, verhoort hebbende ende zijn

folio 257
te samen tot Renen gereyst den XXIIen may, omme breeder bescheydt van 'tselve te verhoeren, ende gehoerdt hebbende die foutsiche maniere van deesen schippers, beducht dat daer quader consequentie souden uuytvolgen, ende zoe sijluyden die ordonnantie op den schippers geconcipieert, noch van den Keyserlijke Majesteits confirmatie nyet en hadden, hebben sij aengeroupen den schout officier tot Renen zoe die saecke gheen dilayen eyschen. Ende hebben begeert dat den selven schout, Rijck Maet ende Jacob Ariaensz van Crimpen zouden willen beveelen op merckelicke peenen jegen Keyserlijke Majesteits te verbueren dat sij die Grifte bij Keyserlijke Majesteits octroye den veengenoten gegeven, ruymen ende leedich uuytvaren zouden, ende daeruuyt blijven ter tijt toe den hooffden der veengenoten hemluyden anders consenteerden, ende soe veer zijluyden sich beswaert vonden, zoe presenteeren die hoofden voirnoemd, den schippers voornoemd, terecht te staen voor den gerechte tot Renen, zonder vertreck ende exceptie.
19-7-1552: Op ten XIXen july anno XVCLII [1552] heeft de gravinne van Hoochstraten etc., een besloten missive overgesonden aen den hoofden der gemeen veengenoten, hiernae van woerde te woerde geïnsereert:
Veste, vrome, lieve ende besondere, wij weerden bericht dat ghij u onlancx gevordert solt hebben van onsen neven ende nichten, beesten veenen

folio 258v
daer dat messive 't qualicxste heeft mogen ontbeeren, ende hebt daeran tot heuren mercklicken schade een mercklick oirdt laeten affsteecken, nemlick an den Zwawenstert, daerop ende omtrent dat wij in meyningen waeren eenich gebuwes te laetten setten ten befrempt ons nyet weynich, inzonderheyt d' wijle dat wij zoe wijt nyet geseten en zijn, dat men sulcx gedaen heeft zonder ons ierst daerom t' adverteren, en sulde ons sulcx oick tot beschermenisse onsen vurseide neven ende nichten goeder nyet te lijden staen, is daerom onse guetlick gesinnen ons des berichten uuyt wat oersaecken sulcx geschiet is, ende off ghij daertoe eenich recht oft reden vermeynt te hebben, om 'tselve gesien voirts daerin gedaen te weerden soe 't nae gelegentheyt behoiren zal, u hiermede den almechtichtigen bevelende, gescreven te Culenborch ten dage ende jaere als boven, ende onder op 't spatium van deeser missive stondt: Die gravinne van Hoochstrate, vrouwe van Culenborch, Borssele, Sombress, onderteyckent, Elisabeth van Culenborch, ende die superscriptie staenden op ten rugge was aldus. Den vesten ende fromen, onsen lieven ende besonderen Joachim van Heumen ende Bruyn van Cuyck mitten anderen superintendenten der veenen sampt, ende elcken besonder.
26-7-1552: Op ten XXVIen july anno XVCLII [1552] hebben die hooffden van den veengenoten bij consent van denselffden veengenoten antwoerdt gescreven op te voorseide missive, hiernae woerde te woerde geinsereeert: Vermogende, eedele, waelgeboren, genadige furstinne ende vrouwe, alsoe wij uwe genade missive, in date den XIXen juny gesien ende gelesen hebben, in den welcken uwe genade schijnt berecht te zijn van zeeckere merckelicke schade die in den veenen der edel walgeboren heeren ende kynderen tot Pallants veenen (namentlick aen den Swaluwestert)

folio 259
bij ons zouden gedaen weesen, begerende van ons berecht te weerde, uuyt wat oersaecken zulcx geschiet is, ende wat recht ende redene wij daertoe vemeynen te hebben etc. Sall uwe genade believen te weeten dat alsoe wij deur beede ende begeeren der gemeen geërffden in den veenen zoe Gelreschen als Utrechtschen contribuanten totter nyuwer Griften, ende namentlick bij den gecommitteerden van uwe genade gerequireert zijn geweest, op ten XXVen augusti anno vijftich omme den opsicht totte ampliatie der Griften ende allen anderen zaecken dair uuytvolgende tot onsen lasten aen te nemen, als wij ter berde voorseid gedaen hebben, ende hebben volgende zeekere commissie ons ten dage voorseid gegeven voirt ten behoirlicken tijden gerequireert Jacob de Eedel, omme die directie van alle die weercken aen te nemen, dewelcken volgende die commissie hem bij ons dairop gegeven, die Grifte deurgaende daer des van noide is geweest, heeft doen verdiepen ende verwijden teneynde men gerymelick mit alle sorten van zammerosen ende andere schepen dieselve souden mogen gebruycken soe is 't dat tot geryve van een swaye off keeringe, van die sammerosen voor die bequamster plaetse in den veenen geordonneert is die plaetse omtrent 't punct van den Swaluwesert daer beyde die Griften concurreren ende om 'tselve wel te maecken is van noode geweest die scherpe puncte van die Swaluwestert een
26-7-1552: VERVOLG.

weynich stomp off te graven omme die schepen bequamelicxte te gerieven, welcke affgravinge geschiet is in den somer anno LI, ende nyet onlancx als uwe genade scrijven, bereecht te weerden. Alle ’t welcke wij volgende Keyserlijke Majesteits ortroye, ende die

folio 259v
commissie ons gegeven als vooren, verhopen zoo tot nutschap ende meercklicke proouffijte der edele heeren ende kynderen van Pallant als anderen geërffden in den veenen, onpaertijdelick ende wal gedaen te hebben. Ende aengaende die particulier merckelicke schade die welcke mocht afschijnen dat die edele kynderen van Pallant voornoemd, bij sulcke affgravinge lijden, verhopen wij wel dat dieselffden nyet groot bevonden zal worden, gemerct dat ten effecte voorseid nyet boven een punt van twee off drie roeden (zoe wij berecht werden) offgegraven is, van welcke puncte den uuytgegraven turff zijn aerbeyt nyet en heeft mogen quyten, dies nyettemin 'tselve dat daer affgegraven is, is men altijt bereyt volgende Keyserlijke Majesteits octroye te betalen als oeck tot anderen tijden eenige van uwer genade gecommitteerden te kennen gegevende is, begegerende zeer dienstlick dat uwer genade believe ten besten te verstaen dat wij solemneellick uwer genade daeraff nyet geadverteert en hebben zoe die zaecke zoe cleyn is, dat wij verhopen dat men 'tselve ten hoochsten geweerdeert mit die weerde van een gouden reael off daeromtrent wal zal mogen betalen, ende zal oeck bevonden worden dat mit die affgravinge op ten voornoemde punt gedaen den Swaluwesteert nyet onbequaemer gemaect en is omme een gebouwe daerop te maecken dan se van te vooren geweest is. Alle 't welcke wij uwe genade dienstlick tot onsen onschult te besten
6-8-1552: Op ten VI augusti hebben wij, Ffrans van Nyenroede ende Bruno van Cuyck, overgesonden zekere commissie, daerinne wij voorts gesubsitueert ende subsitueren bij deesen (achtervolgende onse commissie ons bij den veengenoten gegeven) Johan die Keyser, omme alle behulp ende bijstandt te doen mit Joachim van Huemen als hooft, Jacob de Eedel, in ’t verdiepen ende anders aldaer in den Grifte te doen zal vallen, voor dit jare anno LII, zoedat totter gemeen prouffijt nietlicxte ende oerbaerlicxte bij u luyden bevonden zal worden, zoe ons op deese tijt nyet wel mogelicken en zal weesen daerbij te weesen, overmits ander occupatiën ende afferen ons luyden voorgevallen, ende voorts genegenlick ende specialick te mogen

folio 260v
doen dat wij gecommitteerden onderscreven present zijnde, selffs souden mogen doen.
Item then voorseide dage is bij den hooffden voirseid gecommitteert, meester Dierck Pynsz van der A, ofte in zijn absentie Jan Leys, ofte in absentie van hem, Willem van Haasten bij meester Balthazar van Blyenborch, omme 't schut bij Cornelis Ringel aengenomen, op te nemen ende daervan heur rapport te doen etc.

Besteck van twee nyuwe schut tinge daer men 't een offstellen zal omtrent drie hondert roeden beneden de Santvoerst, ende 't ander aen den keele van den Rijn, mitsgaeders 't rapport bij den voorseid gecommitteerden gedaen, staende bij maniere van apostille op te margine van deesen.
Item elck schut sal weesen/hebben twee stijlen daer die duer jegens opslaen zal, van derthien voeten lang, een voet viercants, onder gescherpt. (marge:) Ita est
Item elcke schut een dorpel, lanck achtien voeten ende XI duym, ende acht duym dick, beneden waters gespondt om die solderplancken op te negelen nae den eysch van den plancken.
6-8-1552: VERVOLG.

folio 261v
Item elck twee steercke schoeren na den eysch als anderen schutten die gemaect zijn. (marge:) Ut supra
Item elck een zolder van XX voeten lang beneden den dorpel, van goede eycken plancken duergaende lenckte acht uuyt die voet gesaechts houts, gespondt ende dicht tusschen die clousterhouteren gevrocht. (marge:) Ut supra
(marge:) Zijn nyet gespondt deur bevel van Keyser ende Jan Broers.
Item die wangen van elck schut van onderen tot boven van buyten aen geschoyt mit plancken acht uuyt die voet wel dicht aen den anderen gestreecken. (marge:) Ita est
Item onder den versten ende aftersten dorpel ende onder 't bovenste sluyc houdt gepaelplanct mit eycken plancken die acht uuyt die voet, ten minsten vijff voeten diep, ende soe veerdt men se dieper in crijge mach, soe veel dieper alst mogelick is, gedobleert op dier nayden. (marge:) Ita est
(marge:) Scharp doch genouch.
Insgelijcx besijden 't voorgebynt, aftergebynt ende bovenste slijc houdt ende onder die stijlen gepaelplanct zoe hooch als die weerffbalcken van 't schut, ende zoe diep als die andere paelplancken aen elck zijden vijff voeten te landtwert in van schut

folio 262
Item het schut beneden die Santvoort sal een deur hebben in allen manieren als die dueren van den latste schutten die Cornelis IJsbrantsz gemaect heeft mit een houten keus, ende d' ander ijssere keus sal men leveren.
(marge:) Die bovenste hern dick VII duym ende XI duym, de onderste hern is VI ende VIII duym.
Item die duer van't schut aen den Rijn soe leech als 't schut voor Cornelis IJsbrantsz huys mit drie scheyen daerop als die deur voorseid.
Item boven ende beneden elck schut die wallen gescheyt uuyt de gront zoe hooch als die weerffbalcken ten beyden zijden, ses voeten veer van 't schut mit een pael voor de schoynge.
Item elck schut vier anckeren, lanck XI voeten, IIII ende ses duym elck ancker, een pael ses duym cants lanck nae den eysch, al ingeheyt.
6-8-1552: VERVOLG.

Item d' anckers soe nae op die eynden te leggen dat men die besyden paelplancken daeraen nagelen mach.
Item boven het een schut, beneden die Santvoert twee palen XXII voeten lanck, één voet cants mit een schothey ingeheyt om die deuren (marge:) D'een heeft die lenckte ende breete, d'ander lanck XX½ voet ende die breete.

folio 262v
jegens op te wynden in manieren es d'ander geseth zijn.
Item 'tselve schut twee wyndaessen in allen manieren als op d'andere schutten gestelt zijn.
Item 't schut aen den Rijn zonder wyndtaessen ofte palen voorseid.
Alle dit houdtweerck sal men leveren zonder rootolm, ratelschelle, ende onredelicke noesten ofte spyndt, ende die weerffbalcken ende deuren zonder eenich spyndt. (marge:) Is passabel.
Item dammen ende oosen sullen die veengenoten aen haer selven hauden.
Item alle ijsserweercken sal men den aennemer leveren.
Item het ierste schut sal den aennemer gemaict ree hebben voor mey ende dan terstondt setten als die veengenoten ree zijn.

Ende het ander schut jegens Sint Jan den

folio 263
XXIIII juny om daer nae op een leechwater gestelt te weerden als de veengenoten best te pas compt.

Welcke twee schutten Jan die Keyser ende Jacob de Eedel, als daertoe van den hoeffden der veengenoten gecommitteert, aenbestaet hebben Cornelis IJsbrantsz voor die som van hondert sessendertich Keyers gulden 't stuck van XX stuiver Brabants. T' eenen oerconde zijn deese bestecken twee onderteyckendt bij Jan de Keyser, Jacob de Eedel ende Cornelis IJsbrantsz, den Xen dach marty anno tweëndevijftich [1552], ende was onderteyckent aldus ut ante.
13-9-1552: Op ten XIIIen septembris anno XVCLII [1552] is Bruno van Cuyck als hooft gecommitteert bij Ffrans van

folio 263v
Nyenroede oeck hoeft, ende dat deur 't scrijven van Jacob Deedel als ordonneermeester van den weercken der Grifte ende sluyse in den Grebbe bij Renen, blijckende bij zeker missive bij Jacob Deedels hant gescreven beginnende anno ende date ut supra [1552], eyndende uwe goetwilige d' aennemer etc. omme te helpen ordonneren ende mede toesicht te hebben dat die voorseide sluyse weeder recht in 't waterpas geworden mocht worden. Ende andere gebreecken aldair terselven tijt bevonden te helpen remediëren.
Memorie geproponeert voor de gemeen veengenoten den 20 septembris anno LII [1552].
Te communiceren op 't impost van den tollenair tot Renen beruerende die betalinge van een oertgen op ’t houdt ende hem betalinge te schicken etc.
Is aengegeven optie communicatie ende overcommen dat een yegelicken mittten tollenair sich verdragen zouden hoewel den veengenoten dunckt egheen impost te behoeren te gheven eer die volmaeckinge der Grifte volgende Keyserlijke Majesteyts octroye gedaen is.

Item zoe die weercken bijnae volmaect zijn te vermanen een ygelick (die noch nyet all betaelt en hebben) omme hair restanten te brengen off te doen executeren.
Den camerair te procederen mit recht tegen den quade betaelders.

folio 264
Item offt men den vaertmeester noch den tweeden dienaer bijvuegen zal zoe 'tselve schijndt prouffitelick te zijn.
Ffiat bij provisie.

Item te vermanen dengheenen die groote standbocken hebben dat zij dieselve doen verstellen mit ingordinge dat sij die schuyten niet en verlasten, ofte uuyt die Grifte blijven.
Is overcommen 'tselve te doen, etc.
18-10-1552: Den XVIIIen octobris zijn die cancelair ende den momber van Gelre, meester Willem van Diemen, raedt, ende meester Peter de Cleerck, rentmeester der landen van Utrecht mit Joachim van Huemen, Bruno van Cuyck, meester Dierck Pynsz van der A, Jacob Deedel, Jan van Leeuwen ende Jan de Keijser, geweest op te veenen, ende die Grifte gevisiteert, ende van hueren weedervaren verbael gemaect, van woerde te woerde hierinne geïnsereert. Alsoe wij, Adriaen Nicolai ende Willem van Diemen commissarissen bij Keyserlijke Majesteyts onse alder genadichsten heere geordonneert bij zeecker octroy in date XVC ende XLV [1545] den XIIen marty stilo curie geïmpetreert bij den gemeyne veengenoten tot die nyuwe Grift uuytwaterende in den Grebbe gehoerende duer versouck van denselven veengenoten op ghisteren den XVIIen octobris in deesen jaere van tweëndevijftich [1552] alhier binnen Renen gecommen waeren, soe hebben op huyden date van deesen die gedeputeerde

folio 265
der voorseide veengenoten ons in bijweesen meesters Peters de Cleercq, raedt ende landtrentmeesters zijnder Majesteyt in den lande van Utrecht, te kennen gegeven hoe dat bij denzelven octroy hemluyden geaccordeert es geweest dat zij die oude Grifte bij zaliger biscop David begonst, zouden mogen repareren, reyningen ende voorts met nyuwe delvinge volmaecken ende trecken tot in den uuytersten parchele van zijnder Majesteyts veenen, gelegen in den bedrijve van Renen aen de Uuytrechtsche zijde, ende tot aen den Zwarten Eeder veenen aen de Geldersche zijden exclusive. In sulcker vougen dat die oude Grifte ten langeste binnen den jaere XLVII [1547] verleeden gerepareert ende geruympt zouden zijn ende die nyuwe Griften alsvooren volrnaect ende opgelevert binnen den tijt van seven jaeren nae date desselven octroys.
18-10-1552: VERVOLG.

Welcke tijt nu in martio toecomende expireren souden, zoe sij zeijden. Ende dat zij daeromme ons hier gevordert hadden om ons te verthoenen ende te bewijsen in bijweezen des voorseide landtrentmeesters dat sij alsulcke voorseide puncten hem bij denselven octroy uperlacht voltogen hadden. Ende hebben daernaer ons geleydt tot op Keyserlijke Majesteyts voorseide uuyterste veenen, ende ons aldaer verthoent dat die voorseide Grifte tot aen ende in dezelve getogen ende volrnaect es, zoe breet dat beneffens een samboreuse mit turff geladen die aldaer in den Grifte lach wij mit eender schouwen voerbij vaeren consten, ende oick gevairen zijn ende gevraicht hebbende den schipper hoe breet 'tselve schip was, ende hoe diep het gaet zoe geon zijnde, heeft ons geseydt veerthien voeten ende eenen halven ongeveerlick, ende dat het diep ginck ongeveerlick drie voeten ende

folio 265v
eenen halven. Voerts hebben wij bevonden dieselve Grifte duergaens vier, vijff, ses voeten ende te sommige plaetsen meer diep, was oeck bevonden tot diversche plaetsen zoe breet dat twee der voorseide samboruesen malcanderen gemackelicken wijcken konnen. Ende is hiernaer die voorseide geladen samboreuse in ons bijweesen die Grifte affgevaren, gelijck oick tenselven dage veele andere derselver gedaen hebben. Hiernaer zijn wij affvaerende die voorseide Grift gecommen ter plaetsen daer dieselve sich in tweën scheyt ende d'een deel in Keyserlijke Majesteyts veenen als voorseid opstreckt ende d'ander naer de Eeder veenen toegaet, alwair sij ons oick innegevoert hebben
27-1-1553: Anno LIII [1553]
Den XXVIIen january anno LIII [1553] heeft mijnheere die president der Hoves provintiaels ’t Utrecht verthoent Bruninck van Cuyck zekere missive van den Majesteyts der Coninginne aen mijnheere den president.

folio 266
voornoemd, inhoudende zekere commissie op ten president voornoemt omme in den naem der Keyserlijke Majesteyt den veengenoten te hulpen versoucken den orloff aen die geheestlickheyt ten eynde te mogen oprechten ende stichten een prochiekerck volgende 't versouck der veengenoten aen Keyserlijke Majesteyt gedaen den XXXIen marty anno LII. Ende heeft die president Bruninck voornoemt belast mitten anderen hoeffden der veengenoten dien dat behoert ende bevolen is te communiceren omme 'tselve voorseyt is te effectueren, ende 't inhouden van den missive is hier naevolgende geïnsereert begunnende. Copye. Marie par la grace de Dieu royne, douagière de Hongarije de Boheme etc.
[De rest van de tekst is in het Frans en niet vertaald, zie vertaling hierma.]

folio 266v
[Bovenste deel van de tekst is in het Frans en niet vertaald. Vertaling volgt hieronder]
Bruxelles, le dernier de decembris 1552, soub signe Marie. Welcken voorseide brieff is getranslateert uuytet Walsch in 't Duyts. Beginnende: Marie, bij den gratie Goeds, douagière van Hongrien, van Bohemen etc. regente. Seer lieven ende veel beminden, die geërffden in den mouren ofte veenen in den landen van Utrecht, hebben onlancx aen die keyser, mijnheer te kennen doen gheven dat op 't midden van den voornoemde mouren ofte veenen een plaatse souden wesen, genaempt de Groote Venloo, in distantie van twee uren gaens van allen dorpen, welcke plaetse zeer gelegen
27-1-1553: VERVOLG.

folio 267
zoude zijn omme een kercke op te richten, ende een dorpe aldair te maecken, versouckende dat zijn Majesteyt believen zouden willen vuegen ende appliceren tot die cure vandien, die vierde proven van den Cappelaens eertijts behoerende tot den huysse Ter Horst, tegenwoerdelick hem houdende te Renen, behoudende ende reserverende aen zijn Keyserlijke Majesteyt die collatie van dien, ende voirts hairluyden te gheven consent ende otroy omme te mogen beginnen te tymmeren een kercke, kerckhoff, cureits oft pastoirshuysse, te ordonneren opten voornoemde plaetse, straten, huysen ende mercktvelden zoe dat bequaemste bevonden sal worden, nyet jegenstaende die litispendentie tusschen zijn Majesteyt voornoemd ende den Carthusers bij Utrecht ende anderen, ende oeck zonder verminderinge van zijn Majesteyts recht, ende een ygelick ende u te gheven laste ende commissie hemluyden te assisteren omme te verweerden den oirloff des geestlicheyts, zoeveel aengaet die oprechtinge ende stichtinge des kercx voornoemd, op 't welck te voeres gehoirt hebbende het advuys van die van den rekencamere in Hollant, tesamen oeck van die financiën zijner Majesteyt voornoemd, hebben wij bevonden bequaem ende dienlick te zijn u te committeren totten laste voornoemd, ende tot dese zaecken versoucken wij u, ende vanweegen zijns Majesteyts ordonneren wij dat ghij hebt te solliciteren den voornoemde gheestlicken orloff teneynde dat men die die voornoemde parochiekercke zal mogen stichten ende oprechten, ende indyen men u daerinne eenige swaricheyt maeckten zult ons dairvan adverteren, mits oeck die middelen duer dewelcken men 'tselve zouden mogen impetreren ende verweerven. Ende zoeveer ghij 'tselve muecht verwerven zult ghij alsdan u transporteren op die voorseide Groote Venloo, nemende mit u een gesworen lantmeeter, duer denwelcken ghij sult doen meten een plaatse, bequaem omme een kercken te maecken, kerckhoff, pastoirs ofte cureitshuys ende een marcktvelt, straten ende plaatsen
12-3-1553: Den XIIen marty is Ffrans van Nyenroede ende Bruninck van Cuyck bij eenige veengenoten te kennen gegeven die beclachte van den Vlaemschen ende anderen uytheemsche schippers die dagelicx die Veengrifte beginnen te frequenteren dat zijluyden zeer geinterresseert werden zoe zij langes den Rijnstroem mitte lyede nyet kercken en mogen, gelijck dat op anderen ryvieren een gebruyck is, sijn daeromme die hoeffden mitten veengenoten voornoemd mitten

folio 268
anderen overcommen, geaccordeert ende voergoet gedocht dat men die oude gerechticheyt des lijndpants ondersoucken souden, omme dyen gesien hebbende te mogen doen suppliceren aen mijnheere die stadthouder der landen van Utrecht, teneynde 't lijnpat wederomme geruymt mocht worden om 't welcke bequamelick te doen hebben zij voert best bevonden te spreken mit die borgemeesters, regierders der stadt Utrecht, omme uuyten naem van den stadt te mogen informeren op't oude gebruyck des lijndpats voornoemd, ende dat die requeste bij die regierders voornoemd overgelevert zouden worden, ende want zij beducht waeren dat eenich difficulteyt mocht gemaect worden bij den regierders voornoemd, duer die welcken die saecken geretardeert zouden mogen worden, hebben geconcludeert dat men 'tselve versouck, informatie ende alle gevolge van dien zouden doen tot costen van den gemeen veengenoten zoe mijnheere die stadthouder voornoemd ’t Utrecht van dage te dage verwacht wordt, ende die occasie daeromme waer te nemen was, is daeromme gecommitteert Bruninck van Cuyck om 'tselve als vooren te bevestigen mit assistentie eenige der veengenoten die hij yerst becommen zouden mogen.
14-3-1553: Den XIIIIen marty is Bruninck van Cuyck voornoemd gereyst mit Jan Both, camerair der stadt Utrecht optie vaerdt, ende voort te Cuylenborch omme

folio 268v
zeekere schippers ende anderen die tochtpeerden plage te houden gerechtlick te doen hoeren omme rechte te weetenschap van den saecke te vercrijgen, ende hebben doen produceren zekere getuygen als hiernae volcht blijckt bij den getuychnissen in den kiste leggende.
Volgende welcke informatie ende productie zeekere request gemaect is, overgelevert bij aen mijn heere die stadthouder bij den regierders der stadt Utrecht.
Welcke requeste gesien bij mijnheere die stadthouder voornoemd president ende raidt des Hooffs provinciaels 't Utrecht ende die staden der landen van Utrecht, is geappointeert als men in den requeste mit zijnen appointementen bevynden zal in den kyste geleyt volgende denwelcken appoinctemente gedepesceert is, zekere placaet gepubliceert t' Utrecht ende op veel dorpen volgende die relatien van de deurweerders daertoe gecommitteert, welcke placaet is rustende.
Alsoe den committeerden hooffden geadverteert zijn geweest dat meester Gerrit Rennoy rekenmeester der Keyserlijke Majesteyts in Hollant gecommitteert zijnde /(marge:) duer ordonnantie van/ die imposten op elcke hondt turffs op't veen comende zouden /(marge:)omme dieselve/ te weerck te stellen hebben daeromme die veengenoten t' Utrecht woenende doen vergaderen op ten XIIen aprilis ende geproponeert zeekere articelen ende dieselve geaccordeert als hiernae volcht.

folio 269
Weerdt den hooffden gecommitteert mit meester Gerrit voornoemd te spreken ende voirts gecommitteert, Bruyninck van Cuyck omme mit meester Gerrit voorseid in 't veen te reysen om hem aenwijsinge te doen.
Eerst omme te spreken mit meester Gerardt Rennoy voornoemd van den imposten ende te weeten hoeveel men voor lacagie offslaen zal, ende wanneer men jaerlicx op't veen commen zal omme den gegraven turff te doen opteyckenen.
13-4-1553: Achtervolgende 't beveel van den hooffden voorseid heb ick, Gerrit van Huesden mij getransporteert tot elcx van de huyssingen ende woensteeden van den veengenoten die gegraven hebben elcx in huer veen in't voorleeden jaer, ende d' inthimatien voorseid verwitticht wairop den abt van Sinte Pauwel in persoen voor antwoerdt seyden Jan van Leuwen zijns gemachtich te weesen ende zijn veenmeyer in 't veen te weesen, mijnheeren die domdookens dienaer antwoerden zijn heer die bootschap te doen, op tans ten thuys comende die huyssvrouw

folio 270v
van Jacob van Buesichem, die voorsuster van den brandoly vanweegen Jan Rouck, die huyssvrouw van Dierck van Brevelt, die huyssvrau van Jan Bogert, ende huyssvrouw van Cornelis van Leuwen verclaerden t'samen die persoenen voorseid in't veen te weesen, die dienstmeacht van Jan van Cuyck Anthonisz verclaerde 'tselffden huer heerschap thuys comende te seggen, ende die huyssvrouw van Jacob Deedel antwoirden hueren man als vooren te verclaren, die huyssvrau van meester Balthesair verclaerden hueren man te weesen ter Goude in Hollant ende zoedray hij thuys gecommen zal weesen oock te verwittigen, Ghijsbert van der Voort seyden te commen indyen 't mogelick waer ende hij orloff gecrijgen cost aen den president generael van den Hoive van Utrecht, zoe hij daermede te doen hadde, die huyssvrouw van Anthonis van der Voordt, antwoorden huer man in't voorseide jaer nyet gegraven t' hebben met Ghijsbert huer zwager voir huer beyden, die dyens gemachtichde is, ende Robbert Reyersz verclaerden ’t gheen voorseid staet bij hemselven ofte bij zijnen gemachtichte obediëren. Des t' oerconde zoe heb ick Gerrit voorseid mijn eygen hant hier onder gestelt. Actum ten dagen ende jaere als boven [1553]. Onderteyckent, G. Huesden.
1-5-1553: Die committerden hooffden verstaende dat Martyn Jansz tot Renen den veendijck over den Bottercamp off gethuynt hadden zulcx dat men die nyet gebruycken en mochte nae behoeren zoe hebben zij t'samen om vrede willen ierst Martyn Jansz in vruntschap willen adverteren bij missive alleer zij riguer gebruycken wilden, ende hebben hem gesonden een missive van woorde tot woerde als hiernae volcht. Eersaeme voirsienige vrundt wij werden bericht dat uwe edele den veendijck streckende lager die Eeme over den Bottercamp mit nyuwe dwerstuyninge affgetuyndt souden hebben zulcx dat onse schipluyden dair mede is geimpedieert ende behyndert weerden in't gebruyck van den

folio 271
veendijck voorseid ende schijndt dat uwe edele dair mede souden meenen te occuperen tot uwe edele landen 't gundt tot eenen geeven wech ende dijck behoirt te blijven, 'twelck tenderende is tot mercklicke vercleyninge van Keyserlijke Majesteyts octroye tot schaden van onse coopmanschappe ende verachteringen van onse goede rechte ende possessie. Is dairomme ons vruntlick begeren dat uwe edele zoewel wille doen ende openen, ruymen ende opening die tuynen omtrent die Grifte op ten Veendijck opdat wij nyet geoersaeck en worden ons rechte nae behoeren te weerck tegemoet stellen, 't welck wij gheerne verhuedt sagen ende alle gebruyrlicke vruntschap liever mit uwe edele onderhouden zouden, tot welcken eynden wij uwe edele tekenen geven dat, is daer ietwes daer wij uwe edele mede souden moogen gerieven onvermindert ons goede rechts ende possessie, willen wij van uwe edele gheern verhoeren ende tot redelicke billicheyt uwe edele te willen zijn, begerende van deese uwe edele antwoirdt mit den iersten des mogelick zijnde, Goode bevolen. Actum den iersten dach may XVCLIII [1553] onderteykent, Ffrans van Nyenroyden, Joachim van Huemen, Bruyninck van Cuyck ende gesonden mit Jan van Leuwen Aertsz ten dage voornoemd.
16-5-1553: Ende zoe die hooffden voornoemd egeen antwoirdt en vernamen off dat Martyn die thuynen off doede, hoe wel Joachim van Hoemen ende Bruninck van Cuyck hem noch menderlick vermaant hadden, hebben Aernt Joosten bevolen zijn commissie te weerck te stellen welcke commissie hier nae volcht.

Alsoe die veengenoten geërft der Witte Veenen clachtich zijn geworden dat in die Grifte duer die Witte Veenen ten eynde dat eenige stompen van boomen bevonden worden daerop die schepen persisteren, ende dat 't zandt daerinne gelegen wat ondiep geworden is, ende die canten mit sooden geset wel aengegaen zijn ende daeromme onbruyckbaer weerdt, is daeromme dat die hooffden gecommitteerden veengenoten hierop geheel ten eerderdeel der veengenoten die nu ter tijt voornoemd zijn, hebben bij consente van henluyden geaccordeert dat men water van die Grift op pyncxteren anno LIII zal doen affloopen van boven tot Helmichsmaet schut toe ende dat den cameraar des woensdaechs nae pincxteren vuegen alle die weercken te remediëren omme

folio 272
dondredages an't water te scheppen ende die schutten weederomme te sluyten, tenwaere dat overmits westlicke wyndt die geheele tocht schepen opgecommen waeren ende 't hoochtijt in 't veen waere, zoe zal men die ierst eens teffens eens affladen, ende dairmede terstondt t' water aff doen lopen ende nyet langer, off houden dan eenen dach off twee dagen ten lancksten. Actum den XVIen may anno XVCLIII [1553]. Onderteyckent Ffrans van Nyenrode, Joachim van Hoemen ende Bruyninck van Cuyck.
5-1553: Alsoe bij den lantrentmeester Keyserlijke Majesteyt in den landen van Utrecht, ende Melchior Balde eenige van den hooffden der veengenoten op ten XXen may verthoent is zekere requeste overgeleyt aen Keyserlijke Majesteyt bij meester Gillebert van Schonenbeeck, begerende zijn gepachte hondert mergen veens dien hij van Keyserlijke Majesteyt gepacht hadden, gelegen in den Elster maelschap, uyt te brenge duer die Grifte, uuytwaterende duer die Grebbe in den Rijn, ende dat bij die meesters van die Rekencamere Keyserlijke Majesteyt in Hollant aen den rentmeester voorseid gescreven was, dat men dieselve verthoenen souden die princepaelsten der veengenoten, omme hair gevoelen van dien te vragen, soe is 't dat nae die hooffden voornoemd, dieselve requeste mit hair apostille ende die missive van de rekenmeesters duersien ende met eenige gecommuniceert hebben gehadt, ghaven den rentmeester ende Melchior Balden voorseid voor antwoerdt, dat sij op die requeste voorseid hair gevoelen nyet seggen en conden, zonder ierst die veengenoten (die sulcx gelijck concerneert) dairop verscreven ende vergadert te hebben, ende zoe Melchior voorseid versochte dat men tot zijnen coste die veengenoten zouden willen verscrijven ende communiceren t' Utrecht tegen

folio 272v
den XXIXen may, is hier 'tselve geaccordeert ende voirt te kennen gegeven dat mede zekere obschuriteyten in den requeste voornoemd, gespecificeert die tot prejuditie der veengenoten mochten tenderen, dat hij binnen dyen tijt dieselve obscuriteyten zouden doen stellen bij verclaringe mit volmachte ende commissie van meester Gilbert voornoemd ende zijn compaignie.
29-5-1553: Den XXIXen may anno LIII [1553] zijn die veengenoten voorseid collegialiter, zoe van Cuylenborch als anderen vergadert, ten huysse van Ffrans van Nyenroyden, raidt etc., omme te spreken mit Melchior Balden voorseid. Ende nae zijluyden lange tijt tevergeeffs gewacht hadden, is Melchior, noch nyemandt anders vanweegen meester Gilbert voorseid gecompareert, is daeromme op dien dach nyet gedaen.

Tenselven dage is overcommen dat overmits sorge van brande, die op veen zouden moge geschieden een ygelick veengenoot, die ierst omtrent den brant ende op ’t veen bevonden wordt geaucthoriseert opsicht ende regardt te nemen op die inconveniënten, ende dairinne ordonneren omme den brant te weederstaen in allen manieren, off hij particulaer commisse daertoe van den hooffden hadden, ende wes daerinne voer 't best gedaen wordt, zal geratificeert weerden in allen manieren oft bij den hooffden selffs present zijnde gedaen waeren.
Is noch overcommen dat men totter gemeen veengenoten costen zal versuecken aen die regierders ende den raidt der stadt Utrecht omme bij requeste ende anders ten versoucken vrije passagie voir den turfschepen die duer die stadt van Utrecht ende hair vrijheyt passerende zijn, zonder merckte te houden zoe die accijs mits

folio 273
zonder eenich regardt te nemen, zoe veel accijs eysschen van die passerende schepen, als van die schepen die binnen die stadt ofte vrijheyt vercopende zijn.
Item Jan van Leuwen, cameraar heeft zeer gedoleert van quade betalingen, begerende breeder ordonnantie van executie etc.
Presentibus meester Wouter Elzrach vanweegen der edele kynderen Van Pallant, Ffrans van Nyenroede, Bruijninck van Cuyck, Jan van Cuyck, Jacob Deedel, Cornelis van Leuwen, Jan van Leuwen, Ffloris Ffoeydt, meester Balthasar van Blyenborch, Jacob van Buesichem, Robbert Reyersz, Jan Boogart, Jan Verhey, Ghijsbert van der Voerdt ende anderen
9-6-1553: Den IXen juny anno LIII [1553] zijn die veengenoten t' Utrecht residerende, ten versoucken van Melchior Balden weederom vergadert geweest ende nadat hij gethoent hadden zekere machtbrieve, gepasseert tot Antwerpen bij meester Gilbert van Schoenbeecke, ende voirt geëxhibeert bij die copyen van die requesten, ende missieve dien rekenmeesters in Den Hage noch zekere scriftlicke verclaringe van articulen, mits presentatie van mede te contribueren in 't onderhoudt der Grift en

folio 273v
als seer nae geïnsereert. D'welcke bij den veengenoten gesien, ende Melchior voornoemt dairop gehoert, is 'tselve in beraet gestelt tot des anderen dages, den Xen juny omme dan te concluderen zoe daer verscheyden opiniën onder die veengenoten waren.

Requeste over geleyt bij meester Gilbert voornoemt beginnende als hiernae volcht. Al empereur ren... en toutu Gillebert du Beaukieu gome il a vendu aux brasseurs d' Anvers pour etc.
(Hele tekst in het Frans. Dit is hetzelfde stuk als de vertaling op folio 274-274v.)

folio 274
(Vervolg van folio 273v is in het Frans)
Getranslateert als hiernae volcht.
Aen den Keyser
Verthoent in alder oetmoedt, Guillebert van Schoenbeecke hoedat hij die brauwers van Antwerpen voor veel jaren tijts turven vercoft heeft, te leveren alle jare IIM tonnen ende omme dat te doene, zoe heeft den voorseide remonstrant bevonden dat den Rijn veel gemacklicker is om te varen nair Andwerpen dan de vaert van Amersfoert. Ende alsoe uwe Majesteyt heeft bij den IICL ofte IIIC mergen van veenen liggende tusschen Renen ende Amersfoert, nyet verde van den berch van Emmichuyssen, waervan die voornoemde remonstrant heeft voor den XXXIII jaren in pachte genomen hondert mergen. Welcke veenen men zouden lichtelick alle t'samen brengen op de vaert van Renen dewelcke corresponderende is in den Rijn, ende dit zonder yemandt tegenseggen. Aengezien dattet besproken is in uwers Majesteyts
9-6-1553: VERVOLG.

octroy, bij uwer Majesteyt gegundt den geërffden in den Renensche veenen, oft eenich recht hebbende van den vaert te besigen, dat uwe Majesteyt zal mogen zonder eenige cost ofte last dieselffden besigen en gebruycken. Dit aldus

folio 274v
aengemerct dat uwe Majesteyt believen wille te consenteren den voornoemde remonstrant te mogen bereyden om te brenge alle de IICL ofte IIIC mergen van den veenen voorseid in den voornoemde vaert, omme de torven die daeruuyt commen zullen te brengen in den Rijn. Ende dat hij, suppliant die C mergen, die hij van uwe Majesteyt in pachten heeft, gebruycken mach in den voorseide Renensche vaert. 't Welcke doende, uwe Majesteyt groote prouffijten hebben zal, aengesien dat alsdanne alle die voornoemde veenen vertreck hebben zullen duer twee vaerden, te weeten duer de vaert van Amersfoert ende van Renen tusschen dewelcke de torven comende uut de voorseide veenen sullen mogen vertiert weerden duer Hollandt, Zeelandt, Gelderlant ende Brabant. Ende ter dier cause sullen de resten van uwe Majesteyts veenen veel meer weert zijn. Ende was in den marge gescreven: Deese requeste mitten packet brieven, addresserende aen den reeckenmeesters in Hollandt, zij gesonden aen den rentmeester van Utrecht, opdat hij 't zie ende hem informere op 't inhouden van dezelve. Ende oeck van ’t prouffijt ofte schaden die de Keyserlijke Majesteyt ofte yemandt anders zouden mogen hebben in 't toelaatten den supplianten 't gene dat hij begeert. Welcke zijne informatie ende zijn advys hij zal zenden met 't voornoemde packet aen die van de rekeninge van Hollant opdat zij 't all zien ende hemluiden advys oock mogen scrijven aen den Coninginne ofte aen die van de finantiën, om daernaer gedaen te worden als 't behoerdt.
16-5-1553: Hiernae volcht die missive bij die van den rekencamer in Den Hage gescreven aen meester Peter de Clercq landrentmeester etc. De luyden van den reeckeningen in Den Hage.
Eersame bijzondere goede vriendt gezien hebbende ju advys op de requeste van Gillebert van Schoonbeecke ende d’ apostille van mijnen heeren van den finantie, in den marge van deselve requeste, bevynden wij dat ingelast is informatie te doen op’t prouffijt ende interest dat Keyserlijke Majesteyt

folio 275
ofte yemandt anders zouden mogen hebben, accorderende den suppliant zijn begeren ende dat te dien eynde van noode is.
Daerop gehoert den geërffden gelegen in de Renensche veenen, waeromme wij ju weederomme seynden die copyën van denselffden requesten ende apostille ten eynden dat ghij die met diligentie communiceert den principaelsten veengenoten als Bruyn ende Jan van Cuyck, Jan van Leuwen ende anderen, hem vragende hoer gevoelen van dien ende t’gundt zij u seggen sullen bij gescrifte stelt, ende ons gesloten weeder overseyndt mit eender charten van den gelegentheyt van beyden armen van de Renenscher Griften naer Amersfort aen d' een zijden, zoe die nu deeser tijt gelegen zijn mit annotatie van de plaetsen daer Gillebeert die additie ofte nyuwe Grifte in ofte doer des Keysers veenen gemeynt is brengen. Ende ‘t selve nyet en laet want van nooden is tijt te winnen. Eersaeme bijsondere goet vriendt, onze Heere Godt zij met ju. Gescreven in den camer van reeckeninge in Den Hage, den XVIen mey 1553. Onder stont geschreven Schorlten. Op ten rugge stont gescreven: Eersamen wijsen voersinnige, onsen goeden vriendt meester Peter de Clerck, rentmeester-generael 't slandts van Utrecht.
16-5-1553: Articulen waerop den rentmeester voorseid belast is hem t' informeren.
In den iersten wat prouffijt ofte schaden Keyserlijke Majesteyt ofte yemants anders souden mogen hebben off gecrijgen indien Keyserlijke Majesteyt accordeerde Ghillebert zijn versouck in den requeste hierbij gevoucht.
Ten tweeden, wat haer dunct van den charte hierbij gevoucht, te weeten hoe men alder gevouchelicxte souden mogen brengen de Keyserlijke Majesteyts veenen in den voirseide requeste gespecificeert in den Renensche vaert, te weeten tot Keyserlijke Majesteyts meesten prouffijt ende minste schade van yemants.

folio 275v
Hiernae volcht die verclaringe op te obscuriteyten die bij den veengenoten bevonden wairen in den requeste van meester Gilbert voorseid, overgeleyt bij Melchior Balden den IXen juny voorseid.
Verclaringe van Melchior Balde op die obscuriteyten die den veengenoten in den Renenschen vaert bevonden hebben in den requeste van meester Gilbert van Schoenbeeck, raidt der Keyserlijke Majesteyts aen den Keyserlijke Majesteyt overgeleyt den XXVIen aprilis voorleeden.
IIn den iersten dat zijn intentie is uuyt den Renensche Grifte een Grifte te continueren tot in den Keyserlijke Majesteyts veen in Eelster maelschap gelegen, bij hemluyden gepacht, groot zijnde een hondert mergen.
IIEnde die een hondert mergen voorseid alleenlick door die Grebbe uuytvarende te oerbaeren, ende voerts anders die Grifte, mit zijn toebehoerte, mede gemetende ende anders nyet.
IIIEnde in die voorseid gepachte hondert mergen, dwersch te maecken twee wijcken, streckende in den gecontinueerde Grifte.
IIIIBelovende die Grifte ende wijcken voorseid tot hoeren eynden dicht ende ongegraven te houden, elcx ten lenckte van twyntich roeden tenminsten.
VOm te verhueden dat die Grifte van den Renensche
13-6-1553: Den XIIIen juny is dieselve geformeerde antwoerdt op ten Xen juny geaccordeert weesende noch eens den veengenoten collegialiker daertoe geroupen zijnde voorgelesen, opdat een ygelick daer kennisse off hebben zouden, ende is luydende als hiernae volcht.
Die geërffden in den veenen bij Renen contribuanten tot die Grifte streckende in den Rijn collegialiker geroupen zijnde bij meester Peter de Clercq, rentmeester Keyserlijke Majesteyts in den landen van Utrecht ten versoucke van Melchior Balden als gemachticht, zoe hij seyden ende verthoende van meester Gillebert van Schoenbeecken, raidt Keyserlijke Majesteyts etc. omme volgende zekere missive bij den heeren en meesters van de rekencamer in Hollant aen den voornoemde rentmeester gesonden in date den XVI may lestleeden die geërffden voornoemd gehoert te worden op’t inhouden van zekere requeste bij meester Gilbert van Schoenbeecke voerseid, aen den Keyserlijke Majesteyt onse alre genoemde heeren overgeleyt en gepostilleert bij edele heeren van den finantie Keyserlijke Majesteyts op den XXVIen aprilis anno LIII [1553] lestleeden ende princepalick op deese navolgende articulen bij den rentmeester weder die geërffden voorgehouden.

folio 277
In den iersten wat prouffijt ofte schaden Keyserlijke Majesteyt ofte yemandt anders zouden mogen hebben oft gecrijge indyen Keyserlijke Majesteyt accordeerde Gilbert zijn versouck in den requeste hierbij gevoucht.
Ten tweeden, wat haer dunckt van den charte hierbij gevoucht, te weeten hoe men alre gevouchelicxte zouden mogen brengen de Keyserlijke Majesteyts veenen in den voirseid requeste, gespecificeert in den Renensche vairdt te weeten tot Keyserlijke Majesteyts meesten prouffijt ende minste schaden van yemandts.
Op welcke articulen bedunckt die geërffden voornoemd dat die Keyserlijke Majesteyt onverpachte veenen gelegen in den bedrijve van Renen prouffyteren sullen vermits die continuatie van de Renensche vaerdt ofte Grifte in zijn
13-6-1553: VERVOLG.

Majesteyts venen voornoemd deselve voortreckende gelijck in 't rooden in die carte gedesigneert staet, zoe die veenen voornoemd tot meerder prijsen verpacht sullen worden, uuytbrengende die turffven van dien duer die Renensche vairdt in den Rijn dan duer die Amersfortsche vaert ter zee werdt. Welverstaende dat dieselve Renensche gecontinueerden vaert mittie wijcken ende uuytvaerden die men deur Keyserlijke Majesteyts veenen voornoemd maecken souden tot haren eynde besloten, ende onvergraven blijven ten minsten XX rouden omme 't water uuyt die Renensche vaerdt nyet te ontrecken. Ende is daeromme dat men die twee vaertnen ofte Griften totten anderen nyet trecken mach ende mitsdyen Keyserlijke Majesteyts veenen voornoemd op die twee vaerten teffens nyet gebruyckt mogen worden zonder mercklicke prejudicie van de geërffden voornoemd zoe ’t water hemluyden ontlopen zouden, ende haer Grifte drooch leggen over mits nae Amersfoerdt meerder leecht is.

folio 277v
Ende soe veel in 't particulier aengaet, den geërffden voornoemd wat proufffyt ofte schaden zijluyden ofte yemants anders zouden hebben, zoe verre Keyserlijke Majesteyt accorderende meester Gilbert zijn versouck.
Seggen de geërffden voornoemd, dat sij nyet bemercken en connen dat hemluyden eenich prouffyt dairuuyt volgen mach.
Des nyettemin zoe verde die Keyserlijke Majesteyt believende meester Gilbert voornoemd te octroyere ende consenterende dat hij zoeveel die hondert verpachte mergen gelegen in den bedrijve van Reenen voornoemd, verlatende die vaert nae Amersfoerdt zoeveel deese hondert mergen voornoemd aengaet, ende duergraven zijn Majesteyt onverpachte veenen tot in 't eynden van die hondert mergen voornoemd souden mogen uuytbrengen alleenlijk duer die Renensche vaerdt in den Rijn.
11-9-1553: folio 278vleeg
folio 279III
folio 280 zie ook folio 317
I
't Derde veenregistre.
Propositiën ende acten geschyet opten openen rekendach der veengenoten, contribuanten totter Griften bij Rheenen, begonnen den XIen septembris, gesloten den XVIen derzelver maent incluys, anno drieëndevijftich [1553], gehouden then huyse van Frans van Nyenrode, Raidt Keyserlijke Majesteyts etc.
Eerst zijn bij die gemeen veengenoten, presenten optie rekeningen van Jan van Leuwen Airtsz, ende Jacob die Eedel, gecommitteert tottie auditie derzelver rekeningen meyster Wolter Elzrach Raidt etc. ende Dirck van der Lauwick, rentmeyster in den name, ende vanweeghen der edele kynderen Van Pallandt, Anthonijs Foeyt uuyten name van den noothulp t' Uytrecht, Floris Foeyt, Jan Bogert, Jheronymus Wernair, meyster Peter Zomer uuyten name der erffgenamen van Claes Jheroensz ende Wilhem van Haecht, facteur ende als bevel hebbende van meyster Gilbert van Schoenbeeck, Raidt Keyserlijke Majesteyts etc. Ende zullen die voornoemde personen geauctoriseert zijn omme zij allen ofte 't meerderdeel van hemluyden mitten hooffden der veengenoten die voornoemde rekeninghe the hoiren, the sluyten ende t'onderteykenen, uuyten name van’t gemeen corpus der veengenoten voorschreven, presentes:

folio 280v
meyster Wolter Elzrach, gedeputeerden der edele kynderen den abt Sinte Pauwels, die domproest t' Uytrecht, die domdeeken t' Uytrecht, Dirck van der Lauwick, Van Pallant, Frans van Nyenrode, Joachim van Heumen, Cornelis Thin, Bruyninck van Cuyck, Anthonys Feijt, uuyten name van den noothulp, Jacob Lam, Wilhem van Haecht uuyten namen van Cornelys van Leuwen, Gilbert van Schoenbeeck, Raidt etc., Florys Feyt, Jheronymus Wernair, Jacob die Eedel, Joest Buyck, Jan van Leuwen Aertsz, meyster Peter Zomer, Jan Rouck, Jacob van Buesinchem, Jan Bogaert, meester Balthazar van Blyenborch, Jan Verheye, Robbert Reyersz, Jan Leyz, IJsbrant Lam, Ghijsbert van der Voordt, Cornelys van der Voordt.
16-9-1553: Terzelventijt is gecompareert voor den veengenoten voorseid meyster Peter die Clercq, rentmeester Keyserlijke Majesteyts etc., te kennen gevende dat hij den [niet ingevuld] anno LIo [1551] van den veengenoten doen presenten, verworven hadde zeeker consent omme the moegen gandeeren die vrijheyt der Griften voornoemd met vijftich mergen veens off dairomtrent, op conditien breder blijckende in 't IIen veenregister folio XXIII volgende, welcke overcomste hij gebrocht heeft in handen van Jan van Leuwen Aertsz, hondert carolusgulden, diewelcke die veengenoten noch tot deesen tijt gebruyckende zijn, ende zoe hij tot deesen daghe toe egeen van den voornoemde mergenen en heeft connen becomen ende nochtans geern noch eenige veenen copen oft pachten zoude. Begeerde dairomme dat die veengenoten presenten hem zouden willen gunnen prorogatie van den verlopen tijt totten XIIen augusti anno XVCLIIIIo [1554] toecomende, omme mid

folio 283v Zie ook folio 320v
delertijt verclaringe the doen van zijn veenen ende mede van dyen the contribueeren nae inhout ter overcomste voorseid, geregistreert ut supra [9 juni 1553], folio XXIII.

Die veengenoten presenten hebben den rentmeyster voornoemd zijn begeeren hyervoeren gementioneert, geconsenteert op voirgaende conditiën als breeder in den registere folio XXIII voorseid, ende altijts onvermindert Keyserlijke Majesteyts gerechticheyden ende der veengenoten octroye bij den Keyserlijke Majesteyt hemluyden verleent, anno XVCXLV [1545] den XII marty.
16-9-1553: Ten zelven daghe heeft meyster Balthazar van Blyenborch overgeleyt een requeste mit zeeckere certificatiën the Cuylenborch gepasseert, inhoudende beclachte van schaide ende interest, die hij pretendeerde op ende jegens die veengenoten van 't vermaicken van een zeecker groot schip, dat hij eens hadde doen vermaicken nae die behoirlicke wijtte der schuttingen, (zoe hij zeyde) ende zoe 'tselve doir allen die schutten nyet passeeren mochte zonder zorge van die schutten the verderven, was hem geordonneert 't schip uuyt die Grifte the houden ofte the doen vermaicken nair behoiren, 'twelck hij zeyt hem wel veertich gulden gecost the hebben, ende pretendeert die schaide the behoiren hem gecompenseert the worden bij den veengenoten, zoe hij wil zeggen 'tselve te comen overmits die schutten enger zijn dan het yerste besteck vermelden.

Die veengenoten gesien die requeste ende gelesen ’t bescheyt

folio 284 zie ook folio 321
V
voorseid, zijn eendrachtelick geaccordeert meyster Balthazar egeen verstoringe schuldich te zijn.

Ende naedat hij 'tselve naenoen wederom proponeerde, begeerende in reauditie ontfangen the sijn, hebben eendrachtelicken gepirsisteert bij 't voorseid appoinctement.
Item Cornelys van Voordt heeft aengebrocht een cedulle bij Evert van Schaycks hant geschreven, houdende verclaringe van die mergentalen daervan hij den XIen septembris [1553] aengegeven hadde. Ende is 'tselve gesourcheert totten nyeuwen hooffden ende camerair omme 'tselve deursien zijnde, hem the gunnen behoirlicke ampliatie, mits protesteerende dat 'tselve in prejudicie van Keyserlijke Majesteyts gerechticheyt noch der geërffden octroye nyet en geschye, noch oyck geïnterpreteert zel werden.
16-9-1553: VERVOLG.

Is oyck gepresenteert een requeste uuyten name van Cornelys van Leuwen wairinne hij suppliceert ontfangen the moeghen werden mit XVIII off XX mergen veens, nu onvrij zijnde mits betalende dubbel van allen contributien, tot deesen daghe toe gedaen ther cause van der Griften ende hairen aencleven, bij zoe verre hij 'tselve bij van die Keyserlijke Majesteyts voor ’t gundt zijn Majesteyt aengaet verwerven zal moeghen ende anders nyet, ende onvermindert der veengenoten octroye etc.
Wairop bij den presenten hem 't selve tacite genouch

folio 284v zie ook folio 321v
VI
geconsenteert worde, mer worde voor antwoort gevoucht dat nae hij Keyserlijke Majesteyts consent verworven zal hebben, hij der veengenoten presenten goetwillich mede hebben zal.
Ten daghe voornoemd zijn bij den presenten overcomen ende geaccordeert deese naevolgende articulen.
In den yersten dat van die drie hooffden die nu op nyews geëligeert zullen worden, zullen altijt thenminsten twee resideeren bynnen Uuytrecht.
Item zullen voor all concipieren ende doen concipieren die hantveste ende oyck the werckstellen die executoraelen op die quade betaelders
Item the vynden bequame middelen om the verhueden den heybrant op te veenen, nyet jegenstaende dat mandament dat zeer scharp gemaeckt is opten brantstichters
Item bij goede middelen van vruntschappen ofte bij auctoriteyt des heeren die beste maniere the vynden dat allen die veenhutten ende boeyen die optie veenen getymmert zijn zonder staende vyercante gebynten offgebroocken moeghen werden, ende dat nyemant voortaen eenige huysen off hutten op tie veenen en maicke, zonder staende gebynten thenminsten wijt XIIII of XV voeten
Item dat alle die backhuyskens mit een schoersteen
16-9-1553: VERVOLG.

Alsoe die geërffden in't afterste der Witte veenen ende Zwarte Hoever veenen, wyens veenen after die zantvlaghe geleghen zijn, zeer doleeren dat zij mit die schutten die nu in 't Witte veen geset zijn, omme hairen schepen tot over die zande voorseid the moeghen brengen tot in hair wijcken, doleerende dat ’t bovesten schutsbodem the hoge uuyten gront der Griften geset is. Ende hoewel die schutten bij hairlieden abuyse ende hem the gevalle zoe hoge uuyten bodem eertijts geset zijn, bemercken nu die faulte. Begeeren dat men dairinne zoude willen remediëren nair behoiren. Is dairomme overcomen dat die hooffden 'tselve besien ende dairnair die beste middelen bevraghen ende ondertasten zullen, omme die geërffden voornoemd mitten yersten the doen helpen, 't sij mit verdiepinge van’t zant ofte mit een colck ende schuttingen omme ’t water the steygeren ofte ander bequamer middelen, die men daertoe zal moegen practiseeren ther plaetschen, dair die hooffden ende gecommitteerden dat best duncken zal ende mitten yersten des moeghelick ende dienlick zijnde, 'tselve the werck stellen.
Item alsoe 't lijnpat langes den Rijn ther veengenoten coste wederom in zijn gebruyck gebrocht is, zullen die hooffden voorts beverstigen dat 'tselve voorts geclaert ende geruymt werde, dair noch gebreecken
folio 286 zie ook folio 323
VII
ende ongehoirsaemheyt bevonden werdt, ende bij requeste 'tselve doen versoucken tot hemluyden discretie.
Insgelijcx diligenteeren dat 'tselve in den lande van Gelre, Bueren ende Jaersvelt oyck geruymt mach werden.
Ende zoe 't placaet van 't lijnpat in die veenkiste leyt, wert voor 't beste overcomen dat men noch een gelijcke placaet in parkemijne ende bezegelt zal doen maicken ende dat doen leggen in der stadt Uuytrechts archive.
16-9-1553: VERVOLG.

Alsoe request overgegeven is geweest bij den hooffden aen die stadt Uuytrecht omme the moegen vrije passeeren deur Uuytrecht ende hair vrijheyt mit die turffven die men dair nyet en maect, ende nyet op 't request geappoincteert is, werden opnyeus overcomen dat men 'tselve wederom aen die stadt versuecken zal.
Item die hooffden zullen oyck contenteeren die Keyserlijcke Majesteyts rentmeester van 't lant dat van Keyserlijcke Majesteyts hoylanden offgegraven is.
Item insgelijcx van Geryt Lysters lant ende van den Bottercamp the spreecken.
Item te accordeeren mit Gerit van Harns lant mit Mertyn Jansz ende mit hem the transigeeren.

folio 286v zie ook folio 323v
Item alzoe die van Rheenen clachtich zijn van eenige beesten die onder 't pretext van den Veendijck the weyden, beesten in hair weyden lopen, wert geordonneert dat men van nu voortaen den Veendijck bij nyemant en zal doen weyden, mer die beesten daerover gaende zonder drijver, doen schutten.
Item alzoe die van Rheenen noch nyet betaelt en hebben die penningen van den yersten termijn die zij betalen moeten tot het maicken van die nyeuwe sluyse, is overcomen dat men hemluyden naedat zij noch eens vermaent zullen zijn, mit rechte vervolgen zal, omme die betalinge the moeghen crijgen.
Item alle veengenoten die in die affairen der Griften gecommitteert zijn geweest ende hair vacatien nyet aengebrocht en hebben, zullen diezelve noch den cameraar aenbrengen bij schrifte, ende den hooffden doen passeeren.
Insgelijcx zullen die hooffden doen contenteeren meester Jan Thyn, advocaet, ende Jan Focx, elcx van zijnen dienste.
Item nae deesen overcomen zijn bij den presenten geëligeert tot hooffden, Frans van Nyenrode, Raidt, Joachim van Heumen ende Bruyninck van Cuijck mit continuatie ende approbatie van hair voorgaende commissie hemluyden gegeven ende vernyeuwt op ten rekendach anno LO [1550] den XXVIIIen
16-9-1553: VERVOLG.

folio 287v zie ook folio 324v
naestcomende, te weten voor den XVIIen octobris [1553] ende die reste, the weeten XXVIII stuivers te betalen voor den XVIIen in meerte [1554] dairnaest volgende.
Item die camerair en zal van die yerste uuytsettinge van XII stuivers nyemant moeghen betalen eenighe vacatie ofte andere penningen die hemluyden opten jegenwoerdige rekendag tot renunciatie toegevuecht zijn, mer alleen employeren tot die wercken.
Item noch toen de meester Balthazar van Blyenborch zeecker doleantie tegen Florys Feijt van een actie van die gerechticheyt der Griften op vijff mergen veens in 't Maenre veen, als hij den XIen septembris voorleden oyck gedaen hadde, ende hoewel die veengenoten presenten zeyden dat huerlieden particulier zaicke die gemeente nyet en betreften, heeft nochtans zijn geschrifte nedergeleyt ende begeert dat men se bij anderen stucken van den veengenoten leggen zoude ende duersien diezelve, 'twelck gedaen is ende is bij die anderen papieren bij Bruyninck van Cuyck geleyt.
Presentes optie voirnoemde leste convocatie, meyster Wolter Elzrach, meyster Henrick Raiden ende Dirck van der Lauwick, rentmeester der edele heeren ende kynderen Van Pallandt, mijnheere die domdeecken meyster Dirck Pynsz van der A, Jan van Cuyck Anthonisz, Jan Boll, Floris Feyt, Lambert Claes Gerrytsz,

folio 288 zie ook folio 325
IX
Jheronymus Wernair, Wilhem van Haecht in den name van meyster Gilbert van Schoenbeeck, Anthonys Feyt vanweegen den noothulp t' Uytrecht, Jacob van Buezinchem, Jan Rouck, Jan Leys, meester Balthazar van Blyenborch ende Ghysbert van der Voordt.
30-9-1553: Den lesten septembris [1553] is mit Aert Joesten overcomen ende geaccordeert dat hij 't vaertmeysterschap bedienen zall, ingaende den XIen septembris anno LIIIo [1553], expirerende den XIen septembris anno LIIIIo [1554] nae vorwairden hyer geïnsereert.

Anno drieëndevijftich [1553] op ten lesten septembris hebben wij, Frans van Nyenrode, Joachim van Heumen ende Bruyninck van Cuyck als gecommitteerden hooffden der veengenoten contribuanten totte Grifte bij Rhenen aenbestaet Aert Joesten, borger tot Rhenen, 't vaermeysterschap van die Veengrifte the bedienen den tijt van een jaer lang, ingaende den elften septembris anno drieëndevijftich [1553] expireerende den elften septembris anno vyerendevijftich [1554], op conditien hyer nair volgende.
In den eersten zal Aernt Joesten voorseid, zelver persoenlick dit officien bedienen ende bij die schepen blijven in 't op- ende offvairen zonder the moeghen absenteeren uuytgesondert allen zieckten ende merckelicke oirsaicken in welcken gevalle hij een ander bequaem totten

folio 288v zie ook folio 325v
dienste in zijn plaets zel moeghen zetten ende anders nyet.
Item zal noch tot zijnen costen houden, twee dienaers die gestadich bij hem totten dienste van die schepen op ende off the brengen, bereyt zullen weesen die welcken hij die hooffden presenteeren zal ende bij dyen toegelaten worden, ende zullen die hooffden diezelve dienairs veranderen ende anderen aennemen totten hooffden goetduncken.
Item zullen Aernt ende die twee dienaers voornoemd, gehouden weesen die ordonnantie op ’t vaermeysterschap gemaect, hyernae geïnsereert wel ende behoirlick te onderhouden.
30-9-1553: VERVOLG.

Ordonnantie voor den vaertmeyster van die Grifte, comende uuyten veenen tusschen Wagheninghen ende Rhenen.
In den yersten zal den vaertmeyster zijnen eedt doen, getrouwelick the dienen ende deese jegenwoerdige ordonnantie hem bij den hooffden der gemeenen veengenoten contribuanten tottie Grifte gegeven, scherpelick t' onderhouden.
Zoe zal die vaertmeyster gehouden weesen des morgens mitter zonnenopganck in de Grebbe omtrent 't bene-

folio 289 zie ook folio 326
X
denste schut die scippers t' adverteeren van 't invairen.
Ende dairnae zal hij terstont 't benedenste schut openen omme die schepen inne te doen vairen.
Item als die schepen gebrocht sullen zijn boven 't schut in die Werft in't gescheyt zal die vaertmeyster die schippers voort inne doen vairen op hair ordonnantie.
The weeten dat die gheene die hoochste ende veerste in 't veen laeden zullen gehouden worden voort inne the varen.
Item off dair eenige schepen claeghen wyens schippers op avontuere om turff te coopen ofte oyck van vrachte aen the nemen begeerden inne the vairen die zullen achter die scepen zeeckeren vracht hebbende inne moeghen vaeren tot in 't gescheyt boven die Zantvoort in die veenen.
Ende zullen aldair blijven leggen vast gemeert aen die oestzijde der Griften ther tijt toe dat zijluyden zeecker zijn wair zij laeden zullen ende vaeren alsdan mitten anderen schepen bynnen in't veen op ten behoirlicken tijt ende optie ordonnantie ter plaetsen dair zijluyden zullen laeden zoeveer zijluyden hoger in die veenen laeden zullen.
Item die vaertmeyster zal altijt eer hij ’t benedenste

folio 289v zie ook folio 326v
schut opdoet die schippers vermanen dat zij gedachtich zijn omme inne te varen op die ordonnantie van den schippers gemaect op keuren ende bruecken daertoe geset.
30-9-1553: VERVOLG.

Welcke ordonnantie die vaertmeyster zal hangende hebben in die Grebbe op eenige bequame plaetschen teneynde dat nyemant ignorante en pretendeere.
Als die vaertmeyster eenige schutten opgedaen zal hebben zal hij dairbij blijven staen ter tijt toe dat die schippers gepasseert zijn ende alsdan terstont 't schutte doen sluyten in 't slot.
Ende als die schutten gesloten zijn zoe en zal die vaertmeester egeen schutten moegen openen buyten zijn behoirlicken ende gewoentlicken tijt.
Ende en zal nyemant zijnen sluetel moeghen doen omme in zijn absentie eenige schutten open te doen ofte te ontsetten mer zal die sluetel bij hem oft zijnen dienair bewairt worden.
Item alsoe 't somtijts gevallen mach dat die Grifte eenen voet waters meer ofte min houdende is zoe zal die vaertmeyster die schippers adverteeren telcken reyse als zijluyden inne vaeren hoeveel voeten diep zij laeden moeghen.

folio 290 zie ook folio 327
XI
Item om die geladen schepen uuytet veen nederwerts the brengen.
Is the weeten dat elcke schipper eenen dach van vyer ende twyntich uuyren hebben zal om the laeden.
Welcken dach begynnen zal van der uuyre dat die schepen die hoochste in't veen vairen op hair plaetse gebrocht zullen zijn.
Den voorschreven dach overstreecken zijnde zal hij therstont die afterste schutte open doen ende laeten die schepen nederwerts vairen op hoir ordonnantie.
Te weeten dat diegheene die hoochste in 't veen laeden ende die yerst zijn geweest in 't invairen die zullen die afsterste weesen in 't uuytvairen.
Item die vaertmeyster zal blijven staen aen elcken schut dat hij opdoet zoe lange dat die schepen gepasseert zijn ende therstont 't schut wederom toesluyten zonder eenich dilay ofte vertreck ende die nyet openen noch doen openen dan op ten behoirlicken tijt schut nae schut als 't behoirt.
Item die vaertmeyster zal gehouden zijn scherpen
30-9-1553: VERVOLG.

folio 291 zie ook folio 328
X
Item als 't water in 't veen zoe cleyn is dat die schepen die boven in die Keyserlijcke Majesteyts veen ende in 't afterste der Witte veenen laedende zijn off weynich waters hebben omme mit behoirlicke lastaige van turffen the vlotten zal die vaert van den naestgeleghen schutten gesloten houden XXIIII uuyren langer dan die gemeen tijt is, ende gheen ander schepen uuyt dat naeste schut voorschreven afflaeten thenzij dat die afterste mede vlot zijn omme gelijck off te vairen bij zoe veer die afterste oyck gereet ende geladen zijn op den behoirlicken tijt ende bij faulte van dyen zal die vaertmeyster die andere schepen voirseid afflaeten naedat hij vyer ende twyntich uuyren boven den gewoentlicken dach vertueft zal hebben.
Item den vaertmeyster zal tijtlicke adverteeren die hooffden van den veengenoten van allen gebreecken die hij in de sluysen, schuttinge, Grifte ende dijcken bevynden zal.
Item die vaertmeyster zal beboeten allen die schouwen die hij in die Grifte drijvende vynt ende die opsluyten ende laeten een weete dengheenen dyens teycken dair opstaet ende hebben van die yerste boete van elcke schouwe dyen hij drijvende vynt boven die Zantvoort in't veen eenen stuver.
Ende beneden die Zantvoort tot in den Rijn twee stuvers.

folio 291v zie ook folio 328v
Ende zoe wye zijn schouwe nyet en loste bynnen acht dagen zal verbuyren dubbel boete.
Item off dair eenige schouwen the gronde laeghen in die Grifte die zal den vaertmeyster uuyt doen wynden ende die opsluyten ther tijt toe dat hem die oncosten van die uuytwyndinge betaelt zullen weesen ende dair en boven een boete van vyer stuivers boven die Zantvoort ende zes stuivers beneden die Zantvoort.
Item zoe wye zijn schouwe nyet en loste bynnen acht dagen zal verbuyren dubbele boete.
Item die vaertmeyster en zal nyemant moeghen dienen om turff the vercopen off eenige andere diensten hebben behalven zijn officie van 't vaertmeysterschap.
30-9-1553: VERVOLG.

Dese ordonnantie is the verstaen dat die hooffden ende committeerden der veengenoten bij convoicatie van eenige veengenoten diezelve zullen vermeerderen, verminderen ende veranderen then meesten oirboir der veengenoten zoe menichmael hem dat mit ende oirboir duncken zal.
Item Aernt voirnoemd zel gehouden zijn tot zijnen costen die modder ende onruymte die after die schutdeuren coempt tijtlick uuyt te ruymen ende uuyt the

folio 292 zie ook folio 329
XIII
modderen zulcx dat die schutdeuren zonder eenich letzel te gronde moeghen gaen.
Item off eenige keusen aen de schutdeuren ontsprongen zal hij die wederomme innezetten off doen zetten ende die keusen doen helpen ende repareren tot zijnen coste, uuytgesondert dattet gebreck zoe groot wair dat men dairom dammen moste slaen ende die zolder van't schut uuyt oosen dat zal ther veengenoten costen weesen.
Item alle die wijndasen mit hoiren toebehoiren die sloten, kettenen, crammen, bouten ende allen cleyn ijserwerck mit die plancken dair men die schutten mede opboyt zal Aernt voorseid tot zijnen coste onderhouden zoe die hem bij den camerair der veengenoten gelevert zijn
Insgelijcx oyck die wyndeltauwen mit die rollen ende hairen toebehoiren zal hij gehouden weesen the onderhouden the vordel hebbende alzulcke twee nyeuwe touwen als die camerair hem gelevert heeft.
Ende zoeverre eenich tauwe braicke in 't wynden van die schutdeuren ende dairduer eenige schade aen de deuren ende schutten geschyede, zal die camerair der veengenoten die gebroocken deuren ofte
30-9-1553: VERVOLG.

folio 292v zie ook folio 329v
schutten off 'tselve alsoe gebroicken wair doen repareren ende heermaicken tot Aernts voorseide coste.
Item off men in die Grifte eenige wercken behouffden the repareren, verdiepen ofte anders tot eenige wercken maicken bynnen deesen jaere zal Aernt voirseid gehouden zijn dair een opsichter op the weesen, naedat hem die hooffden ofte camerair voirseid des bevel doen tot zijnen coste zonder yet meer dairvoor the genyeten
Des zal Aernt voirseid hebben voor zijn salarys van dit lopende jaer voorseid ende voor 't loon van zijn twee dienairs ende voor onderhout van den wercken ende gereetschap voorseid die zomme van hondert ende vijftich carolusgulden van veertich grooten Vlaemsch 't stuck.
Mit zulcken vorwairden dat wij, gecommitteerde hooffden voornoemd, tot allen tijden als 't ons belieft Aernt voorseid ende zijn dienairs zullen moeghen offsetten, ende deese voorseide conditien veranderen ofte geheel the nyete doen zonder Aernts voirseid ofte zijnen dienaers eenige wederspreecken ofte calangie, mits betalende Aernt ende zijn dienaers voirseid van de voornoemde zomme nae advenant den lopenden tijt die zij gedyent zullen hebben. Oirconde van deesen hebben die gecommiteerde hooffden ende Aernt Joosten voirseid elck onsen name mit ons zelffs hant hyeronder geschreven. Actum den XXXen septembris, anno drieëndevijftich [1553] ondertekent.

folio 293 zie ook folio 330
XIIII
Den VI, VII, VIII ende IX novembris [1553] zijn Bruyninck van Cuyck ende Jan van Leuwen bij kennisse van Frans van Nyenrode tot Rhenen ende op't veen geweest omme die gebreecken te visiteeren die in de Grifte, schuttingen ende hairen aencleven bevonden mochten worden, ende oyck mit die dijckgrave ende heemraiden van Rhenen the accordeeren van zeeckere hair doleantiën.
8-11-1553: Den VIIIen novembris [1553] zijn Bruyninck van Cuyck ende Jan van Leeuwen in't veen gegaen, beginnende uuyten Rijn opwairts langes den Veendijck ende hebben die gebreecken van die Grifte, schutten ende bruggen ende andere gevisiteert omme oyck den vairtmeyster Aert Joesten aanwijsinge the doen van die boyplancken, wijndasen, ketenen, crammen, sloten ende dyergelijcken die nu voortaen tot zijnen laste zullen onderhouden worden als in een cedulle in date voirseid den camerair gelevert is.
In de Grebbe zijnde hebben zij mit Cornelys Ringel overcomen dat men hem jairlicx geven zal voor den overganck ende gebruyck van zijn erve dair hij op woent omme aen't schut te comen, XXVI stuivers
Comende aen Velderbrouck hebben aldair mit Gerairdt Lijster, borger tot Rhenen gerevideert ende hermeten 't lant van hem mit 't verwijden ende rechten van dye Grifte deurgegraven was. ende hebben bevonden van die breette zijns lants langes den veendijck hem affgenomen the zijn XIII roeden, X½ voeten breet ende

folio 293v zie ook folio 330v
wijt IIII½ roeden facit 't samen, LXI roeden een halve, een quartier ende een achtendeel van een roede getauxeert elcke roede op vyer stuivers facit XII gulden VII½ stuiver.
In 't veen weesende hebben Joachim van Heumen ende zijluyden voirseid verstaen dat eenen genaempt Peter Petersz woendende op te Renensche veenen, hem onderwonden heeft onvrijen turff the laeden in schepen omme die onder protext van een vrije veen dairbij leggende dair hij eensdeels oick offscheepten ten Rijn uuyt the doen vuyren in cleynachtinge Keyserlijcke Majesteyts octroye, ende prejudicie der veengeërffden contribuanten totter Grifte ende soe sij t'samen die waerheyt ondersochten, hebben verstaen dat hij omtrent veertich off vijftich tonnen onvrije turffs in een schip inne gedragen hadde, hebben des anderen daechs 's morgens mit die gerechtsbode van
9-11-1553: Den IXen novembris [1553] sijn Joachim van Heumen, Bruyninck van Cuyck ende Johan van Leuwen bij den dijckgrave ende heemraiden tot Rhenen vergadert geweest, die welcke dijckgrave en heemraden doleerden dat den nyeuwen uuytganck van die weteringe bynnen die sluyse der Grebben veel te eng was. Item dat ons veenwater in 't sluyten van de grote sluyse daerinne drang ende zoe sij ther cause voorschreven in meninge waere een schutte the stellen, begeerde sij van ons assistentie etc. soe sijn wij mit hem overdraghen dat wij in 't maicken van 't schut voirschreven hair te laten comen zullen het houtwerck van die brugge geleghen op ten veendijck bij den Bottercamp ende dat men die zelve sal the passe brengen tot die wangen ende bovendecksel van een brugge die over 't schut gemaect zel worden, op welcke brugge men wercken zal een deurraempt mit een deure die de veengenoten mit een slot toesluyten zullen, omme te verhueden dat egeen beesten op ten veendijck en zullen moegen, werden laetende die breete van twee voeten optie bruggen besijden 't duerraempt voorschreven omme t' volck daechgelicx over te moegen gaen trecken, ende die veengenoten zullen tot die facture van dyen hemluyden the bate comen die zomme van vyer guldenen

folio 294v zie ook folio 331v
Item die dijckgrave ende heemraiden voirschreven hebben beloeft naedat sij nu noch eens vruntlick vermaent sijnde, hair penningen die sij van der facture der sluysen schuldich sijn mitten yerste the betaelen.
Item noch hebben Bruyninck van Cuyck ende Jan van Leuwen voornoemd den dijckgraven ende heemraiden the kennen gegeven dattet goet waere dat men 't decksel van de sluyse in de Grebbe zoude doen mossen ende terren in die nayen van die deckplancken onder die tingelen zoe 'tselve den onderhout van die sluyse aengaet, begerende oyck op Dirck van der Lauwick, (die daer bij ende present was) dat hij 'tselve den dijckgrave ende heemraiden van Wageninghen mede the kennen geven wilde.
20-5-1554: Alzoe dairnae noch den XX, XXI ende XXIIen may [1554] zoe op Keyserlijke Majesteyts Groote Veen achter Prattenborch ende optie Eeder Zwarte veenen, ende dairomtrent grooten heybrant was totten welcken the doen blussen, ende verhueden dat die omtrent gegraven turff nyet comen zoude, is Joachim van Heumen zelffs mit een deel volcx derwerts gegaen ende sijn diligentie gedaen omme den brant the keeren, is dairomme bij Joachim van Heumen ende Bruyninck t'samen op ’t veen weesende den XXIIIen may [1554] overcomen ende Jan van

folio 296 zie ook folio 333
XVII
Leuwen geordineert die arbeyders die mit Joachim van Heumen then brande geweest ende dairbij gebleven sijn, the betalen hoir arbeytsloon tot discretie.
Ende omme the verhueden veerder inconveniënten, is bij Frans van Nyenrode ende Bruyninck van Cuyck voornoemd, goet gedocht diezelve lasten denzelve Hove provinciael 't Utrecht the kennen the geven omme the verwerven breder provisie op ten heybrant, ende oyck op die demolitie ende affbreecken van die veenhutten ende andere backhuysen, hemluyden bij den veengenoten belast the diligenteeren opten rekendach den XVIen septembris anno LIIIo [1553] lestleeden.
Volgende welcke overcompst den Hove voornoempt bij Bruyninck van Cuyck aengegeven is zeecker memorie van instructie beruerende den heybrant, welcke memorie mits des Hooffs advyse overgesonden is aen die Cancelrie van Gelre tot Aernhem, omme then beyden sijden provisie opten heybrant ende anderen periculen van brant optie veenen geordineert the werden.
25-5-1554: Den XXVen may [1554] is Bruyninck van Cuyck mit Jan van Leuwen geweest bij die lantcommandeur Duytscher ordens bynnen Uutrecht ende is mit hem

folio 296v zie ook folio 333v
overcomen bij tusschen spreecken van die commandeurs van Leyden, Rhenen ende Scherluynen, dat men die commandurye tot Rheenen jaerlicx uuyreycken zall uuyt die parochiekercke, die men maicken sal op te Groote Venloo, eenen gouden ourfurster rijnsgulden volgende het extract uuyt des selves lantcommandeurs registre hyer geïnsereert: Begynnende
Up ten XXVen may anno LIIIIo [1554], sijn mijnen heer lantcommandeur ende die nabeschreven commandeurs overcomen ende geaccordeert als aengaende die oprichtige van der kercke die opgericht zel werden mit consent ende octroye der Keyserlijke Majesteyt opten Grooten Venloo, bynnen onser parochie van Rhenen gelegen, dat diezelve opgerechte kercke voor een ewige recognitie jaerlicx uuytrecken sal voor 't recht dat onser kercke ofte commanderye van Rhenen in de voornoemde nyeuwe prochie soude moegen competeren eenen Overlantsche kernforster gulden ende dat mit zulcken conditiën ende restrinctiën als dairtoe zullen behoiren om 't recht van de kercke van Rheenen ten ewigen dagen ongequest the blijvende. Onderteykent, Aelbert van Egmont van Merensteyn, lantcommandeur, Joachim Jansz, commandeur tot Leyden, Cornelys Jansz, commandeur tot Rhenen, Jacob van Egmont van Merensteyn, commandeur tot Schaluynen, onwaerdich.

Tenzelven dage is ons gebrocht die ordonnantie

folio 297 zie ook folio 334
XVIII
van die schippers.
6-1554: Den juny [1554] Cornelys van Leuwen gecommitteert, in plaets van Bruyninck van Cuyck, is tot Aernhem gereyst verthoenende het advyse mit besloten missive van 't hof van Uuytrecht, ende heeft verworven publicatie van zeecker placate op ten heybrant etc. gemaect, ende voort publicatie van der ordonnantie der schippers, ende oyck missive aen Jasper Verschuyr als geordineert opsicht the hebben op ten heybrant, welcke placate hyernae volcht, begynnende aldus:
Kaerl van Godts genade Roomsch Keyser etc. hartoch van Gelre ende grave van Zutphen.

folio 298 zie ook folio 335
XIX
Alsoe wij verstaen hebben ende geloeflicken onderricht worden, dat in verscheyden tijden ende oyck nu zeer corts voorleeden daghen, grote ende schadelicke branden in den veenen, gelegen in onse furstendom Gelre ende graefschappe Zutphen ende landen van Uuytrecht, gecommen ende sich opgeheven hebben tot nyet geringhe verlyes der onderdanen ende veengenoten, ende dat oyck zulck noch tot mehermalen mit deese grote hette ende droochten geschyen mochten tot merckelicken groten perikel der voorschreven veenen ende den gesteecken turff dairop in grooten end menichfuldigen drogen hopen staende, wairdorich oyck onsen veenen, heytfelden ende sunst, anderen hobt oude bosschen, dairomtrent geleghen verdorven ende vernyelt mochten werden, is dennia dat wij willende dairinne mit behoirlicke remedie (zoeveele moegelich voorcommen) ende voorsihen, geordineert ende gestatueert hebben, ordonneeren ende statueeren mits deesen dat wije hij oyck seij, hem en vervorderen op den veenen eenige hyden aen te steecken op die pene van an 't lijf gestraft te werden ofte ander arbitralick gecorrigeert nae gelegentheyt van der zaicken ende oft gebuyrde dat op diezelve veenen ennige brant quame zal, in zulcken gevalle de officier off scholtes tho Eede gehauwen sijn
24-6-1554: Den XXIIIIen juny [1554] is gepubliceert tot Rheenen

folio 301 zie ook folio 339
XXII
het placaet van den heybrant geordoneert bij die heeren van den Raide des Hooffs provinciaels t' Uytrecht hyer geïnsereert:
Placaet van den heybrant.
Maximiliaen van Bourgoenguen, heer van Beveren, van der Veer etc., stadtholder-generael, president ende Raiden 's Keysers in den Hove van Uuytrecht, den yersten deurweerder ofte pander innen denselver Hove, saluyt. Alsoe wij verstaen dat nyet jegenstaende zeeckere voergaende placate, inhoudende dat nyemant hem en zoude vervorderen op den veenen bynnen deesen landen wesende, eenige heyden aen the steecken opte peyne van lijf ende goet ofte anders arbitralick gecorrigeert the worden nair gelegentheyt van der zaicken, onlancx leeden ende oyck tot diverssche tijden heybrant geweest is in den voorschreven veenen, bijsonder omtrent den Grooten Venloe ende oyck after die hoffstede genaempt Prattenborch gelegen aen Sinte Kunerenwech, beyde op Keyserlijke Majesteyts Groote Veen ende dairomtrent nyet zonder merckelicke grote periculen van die veenen

folio 301v zie ook folio 339v
ende bijsonder van allen die gegraven turff, die optie zelve ende anderen omleggende veenen mit grote menichte van droge hopen staende is, ende oyck dat duer zulcken heybrant Keyserlijke Majesteyts bosch dairomtrent geleghen, mede geheel bedorven ende vernyelt mochten werden. Soe is 't dat wij u committeeren ende bevelen bij deesen the trecken ther plaetsen dair 't van node wert ende dair men gewoentlick is publicatie the doen, ende aldair vanweegen Keyserlijke Majesteyt bevelt een yegelick wye hij zij, dat hij hem wachte van eenige hey te branden off doen branden op die veenen, geleghen in den bedrijve van Rheenen ende
24-6-1554: VERVOLG.

Amerongen ofte anderen hey omtrent den bossche van Amerongen ofte Elst gelegen, op peyne van gestraft the worden aen den lijve mitten brant ofte anders arbitralic gecorrigeert the worden nair gelegentheyt van der zaicken, ende dat die man wyens schapherder off deur wyens huysgesin zonder weete ende consent zulcx geschyet mochte weesen, verbueren sal telcken reyse vijftich carolusgulden tot Keyserlijke Majesteyts behouff. Item dat nyemant wye hij zij, eenich schapen ofte andere

folio 302 zie ook folio 340
XXIII
beesten sal moegen weyden off drijven, doen weyden off doen drijven, op eenige veenen dair die heye offgebrant sal sijn, ende op hondert roeden nae rontsom die offgebrande plaetse bynnen den tijt van drie jaeren naedat die hey gebrant is op die verbuyrte van heuren schapen ende beesten die alsoe op die heyde geweyt zullen hebben te gaen, die voorschreven schapen die tweedeelen tot Keyserlijke Majesteyts behouf ende 't derdedeel totten aenbrengers behouf, tenwaire dat den principael die ter contrarie van deesen deden in des heeren handen gelevert waere, inwelcke gevalle alleen die schapen ende beesten van zulcken man bij wyens toedoen den heybrant geschyet mochte sijn geexcludeert sullen blijven van 't gebruyck derzelver offgebrande heyde, ende hondert roeden dair rontsomme als voeren den tijt van drie jaere op peyne als voeren. Ende oft gebuerde dat op ten veenen voorseid eenigen brant quame die tot merckelicke schaiden tendeerden, dat in zulcken gevalle die officiers zoe van Rhenen, Amerongen ende anderen omleggende parochiendorpen ende buyrschappen gehouden sullen sijn bij clockeslach mit hoiren ondersaten therstont then brande the gaen
24-6-1554: Terzelver tijt is oyck gepubliceert die ordonnantie Keyserlijke Majesteyts gemaect optie schippers die in die veenen begeeren the vaeren, hyernae geïnsereert:

Kaerle, bij der gratien Godts, Roomsch Keyser altijt vermeerder 's rijcx, Coninck van Germanie, van Castillien, van Leon, van Grenade, van Arragon, van Navarre, van Napels, van Secillien, van Mailloquen, van Zardeynen, van den eylanden Indyen, ende vaster eerde, der zee Oceane, eerthertoge van Estenrijck, hertoge van Bourgoenguen, van Lothyer, van Brabant, van Lemburg, van Luxemborgen ende van Gelre, grave van Vlaenderen, van Artois, van Bourgoenguen, palsgrave ende van Henegouwe, van Hollant, van Zeelant, van Ferrette, van Hagenou, van Namen ende van Zutphen, prince van Zwane, merckgrave des heylich rijck, heere van Vrieslant, van Salins, van Mechelen, van der stadt, steden ende landen van Uuytrecht, Overijssel ende Groeningen, ende dominateur in

folio 304v zie ook folio 342v
Asiën ende in Affrycken, allen dengheenen die deese jegenwoerdigen zyen sullen, saluyt. Alsoe die gewillige veengenoten, zoe van den Gelresschen als Rhenensche veenen, contribuanten totter Veengrifte geleghen bij Rhenen ende aldair uuytwaterende deur die Grebbe in den Rijn, ons onlancx hebben doen verthoenen diverssche inconveniënten ende ongeregeltheyden die daechgelicx oprijsen in de voorseide Grifte, diewelcke sij uuyt crachte van onsen open brieven van octroye tot heuren costen alleen hebben geslagen omme mit schepen, schuyten ende anders, dairveur onsen turff comende uuyt onsen veenen ende oyck den heuren the moegen uuytvuyren ende gebruycken, spruitende die voorseid inconveniënten deur 't frequenteeren van diverssche schippers, coopvairders ende andere, die voornoemde Grifte mit heuren schepen ende schuyten daechelicx gebruyckende, diewelcke dair uuyt- ende invaeren zonder eenige redene ofte regle, d' een den anderen obvierende inplaetschen dair zij elck anderen nyet wijcken en moeghen, openende ende sluytende die schutten
24-6-1554: VERVOLG.

folio 306 zie ook folio 344
XXVII
IIn den yersten dat alle diegheene die de voorseide vaert ofte Grifte zullen willen gebruycken, gehouden sullen zijn voor die openinge van de sluyse hen schepen the leggen buyten 't benedenste gesloten schut aen de oestsijde der voorschrevene Grifte, teneynde dat sij die ofcomende geladen schepen nyet en behynderen ende den anderen nyet en beletten mit innevaeren op te verbeurte van drie stuivers telcke reyse.
IIItem zullen inne ende uuytvaeren telcke reyse achter den anderen in zulcker ordine als hen die vaertmeyster ordineeren ende voorleesen zal, te weetene dat diegheene die hoochste ende veerste in 't veene laeden die zullen die yerste weesen in 't inne vaeren ende die achterste in 't uuytvaeren, ende contrarie doende zullen worden gehouden voor die reyse the blijven leggen in 't gescheyt beneden die Zantffoort tot die naestvolgende innevaert ende dair en boven verbuyren, III stuivers.
IIIItem ende innevaerende jegens deese onse ordonnantie boven die Zantfoort voornoemd

folio 306v zie ook folio 344v
sal schuldich sijn ongeladen wederomme the vaeren beneden die Zantfort, verwachtende die naestcommende innevaert ende verbueren, IX stuivers.
IIIIItem ende wair 't dat yemant innevoer als voren ende hemselven laede oft dede laden zal verbeuren, III carolusgulden.
VItem alle diegheene die nyet en weeten waer sij geladen zullen worden zullen vaeren achter die gheene die zeecker vracht hebben tot in 't gescheyt beneden die Zantfort ende aldair blijven liggen, vastgemeert aen die oestsijde der voorschreven Grifte ter tijt toe dat zij verzekert sijn wair sij geladen zullen worden, ende dairnae innevaeren op den gewoentlicken ende behoirlicken tijt al op peyne van ledich uuyt the vaeren ende verbueren, IX stuivers.
VIItem nyemandt en zal hem onderwynden deur die sluyse an der Grifte the vaeren, alleer hij
24-6-1554: VERVOLG.

folio 307 zie ook folio 345
XXVIII
volcommen voorsien is van treckers, teneynde d' een den anderen nyet en belette.
VIIItem die bevonden zullen worden zoewel in 't uuyt als in 't innevaeren gheen treckers genouch the hebben ofte volck om sijn schip the regieren zulcx dat die ander schepen dairdeur belet worden, zal die vaertmeyster dairinne behoirlicken voorsien t' hairen coste ende zullen dair en boven noch verbuyren, III stuyvers
VIIIItem ende indyen yemant onwillich waeren die voorschreven costen terstont te betalen zal die vaertmeyster zulcx verschyeten ende 'tselve aen den deffailiant dubbelt verhaelen bij assistentie ende reële executie van den officier ymmers tot namptissement van der zomme.
IXItem die schippers zullen hen zoe voorsien van alle gereetschap als trecklijnen, meerseel ende anders, opdat deur faulte van dyen de gemeyne vaert nyet verachtert en worden op peyne van 1½ stuiver.

folio 307v zie ook folio 345v
XItem die treckers zullen gelijckelick elcx aen hoirelyuden ende schepen gaen, teneynde dat den eenen nae den anderen nyet en wachte ofte belet en worde op peyne van 1½ stuiver.
XIItem een yegelick sal sijn schepen ofte schuyten gereynicht hebben van mul ende anders eer hij in de Grifte commen, opdat ter gheen vuylicheyt in der Grifte geworpen en worde op die verbuyren van IV stuivers.
XIIItem nyemant en zal sijn meer staken nairder die Grifte steecken dan een roede lengte, op peyne van 1½ stuiver.
XIIIItem nyemant en zal mit een ydel of leech schip in een wijck moegen vaeren dair ander schepen laendende zijn ende 'tselve laedende schip alsoo verstoppen buyten consent van den lader, mer wert gehouden the vertoeven boven die keele van die wijck in dye Grifte ther tijt toe dat het geladen schip uuytgevaren is, op peyne van VI stuivers.
24-6-1554: VERVOLG.

folio 308 zie ook folio 346
XXIX
XIIIIItem als yemant in eenige wijcken ofte oyck in die principael Grifte laedende is ende then behoirlicken tijt nyet gereert kan worden mit sijn laste omme uuyt the vaeren zal schuldich sijn die andere offcomende schepen the wijcken, alsoe dat die affcommende geladen schepen bequamelicker voorbij hair moeghen passeeren, want bij faulte ende onwillicheyt van dyen zal die vaertmeyster zulck laeten doen tot coste van den schipper die welcke boven die voornoemde costen noch verbueren zal, III carolusgulden.

XVItem yemant mit zijn gelade schip uuyt die wijck in die Grifte gecommen zijnde, al eer die lege schepen bij ordonne boven die voornoemde wijck gecommen waeren, is gehouden mit zijn schip wederomme in de wijck the schyeten ende aldair the blijven ther tijt toe dat alle de voornoemde schepen gepasseert zullen zijn, op peyne als boven.
XVIItem nyemant zal sijn schip dieper the gronde moeghen laeden dan op die peyle

folio 308v zie ook folio 346v
ofte maten bij den vaertmeyster generalick gegeven ende geordineert, op peyne van XII stuivers.
XVIIItem ende wert evenwel gehouden therstont zijnen last the lichten tot op die behoirlicke peyle ofte mate oft bij faulte van dyen zal die vaertmeyster zulcx laeten doen tot coste van den schippere ofte coopvairder dewelcke dair boven noch verbueren zullen die boete van III carolusgulden.
XVIIIItem wort een yegelick verboden turf the laeden voorder zonnenopganck ende naeder zonnenonderganck buyten 't consent van den eyghenair oft heuren bevelhebberen op te verbuerte van zes carolusgulden ende dair en boven bij den officier aengesproocken the worden nae gelegentheyt van der zaicken.
XIXItem zullen oyck hair schuyten ofte boten achteraen hoiren groten schepen hangende
24-6-1554: VERVOLG.

folio 309 zie ook folio 347
XXX
mit geen turf of mul mogen laeden, op te pene van 1½ gulden.
XXItem nyemant zal eenige schepen uuyt die wijcken moegen doen uuyttrecken mit meer dan mit vyer persoenen op ’t verbuyren telcke reyse van acht stuivers, t' appliceeren tot twee dachuyren in 't modderen van de Grifte ende dair en boven noch die breucken van VI stuivers.
XXIItem in wyens schip turf geladen sal sijn van veenen die de vrijheyt der Grifte nyet gebruycken en moeghen ende deur crachte van onsen brieven van octroy gesecludeert sijn, sal den eygenair van 't schip verbuyren twaelf guldens, ende alle den turff geconfisqueert zoeverre hij ofte vuerder des schips wetenschap heeft van de fraude.
XXIIItem dat nyemant eenige schutten opsteygere mit plancken off anders, buyten consent van den vaertmeyster, op peyne van XXIIII stuivers.

folio 309v zie ook folio 347v
XXIIIInsgelijcx en sal nyemant eenige schutten, gesloten oft ongesloten, openen oft eenich geschut water offdoen buyten consent van den vaertmeyster voorschreven, op peyne van arbitrale correctie ende zes guldens.
XXIIIIItem oft yemant den vaertmeyster ofte sijn dienaer in 't executeeren ende ther cause van heurder officie qualick ende injuriose toespraicke zal verbuyren, XII stuivers.
XXVEnde zoe wye den vaertmeyster sijn dienaer off heuren substituyten dreychen sal verbuyren, III guldens.
XXVIEnde zoe wye eenich van denselven feytelick misdede zal gecorrigeert worden nae gelegentheyt van der zaicke ende dair en boven verbuyren, VI guldens.
XXVIIItem die schippersknechts zullen schuldich sijn deese onse ordonnantie, in allen hoiren puncten te obediëren ende zullen haire meesters voor hoir moeten verantworden ende betalen denwelcken men dairvoiren executeeren zal moeghen.
24-6-1554: VERVOLG.

folio 310 zie ook folio 348
XXXI
XXVIIIItem oft yemant gebruect hebbende nyet betalen en wilde, sal men sijn schip oft persoen in arrest moeghen houden ther tijt toe dat hij voldaen sal hebben, ende sal 't gearresteerde schip bynnen der Grebbe in de colck geleyt worden, dattet nyemant lettelick zijn.
XXIXItem dat nyemant eenich vyer zall moeghen stoecken op die veendijcken oft op anderen plaetsen op die veenen, mer bynnen hoir schepen alleen op pene telcker reyse van X guldens.
XXXItem die schippers mit die affvaerende schepen comende beneden 't Pijselschut, zullen gehouden weesen op hairen schepen the blijven ende dair nyet off the gaene ther tijt toe dat alle die schepen tot in den Rijn uuytgebrocht zullen weesen, op pene van XII stuivers.
XXXIEnde zullen gehouden weesen hair schepen nyet vorder dan die lengte van een roede van veertien voeten achter den anderen the leggen, tot midden in die diepte van den Grifte, op pene telcker reyse van VI stuivers.

folio 310v zie ook folio 348v
XXXIIItem zoe wye op sijn schepen nyet present en is in 't openen van eenige schutten ende zijn schip in ondiepte oft in die walle beviele, zulcx dat die vaertmeyster dairomme nyeuwe water van boven laeten moste om 't schip the lichten zal verbuyren II gulden.
XXXIII Item ofte eenige schippers mit zammoreusen ofte andere schepen daechgelicx in 't veen commen, Vlaemschen ofte anderen vremden uuytheemschen schippers, mit woerden ofte anders injurieërden ofte dreychen om hemluyden alsoe uuyter vaert the houden sal verbuyren III guldens.
XXXIIIIEnde oft sij die vremde schippers misdeden zullen verbueren boven onse boete noch gelijcke drie guldens.
XXXVItem oft yemant van den vremden schippers den schippers die gewoentlick sijn deese vairt the frequenteeren mit woerden injurien ofte dreygementen oirsaicken tot 't boost ofte onverstant gaven, zullen dairvoeren arbritalick gecorrigeert worden.
24-6-1554: VERVOLG.

folio 311 zie ook folio 349
XXXII
XXXVIItem oft yemant gebruect hebbende oft dairvan geaccuseert zijnde, hem zoude willen gerechtelick opposeeren sal zulcx geschyen voor den gerechte dair sulcx gevallen is overdwarsnacht, te weeten in dyen zulcx geviele op ten gront van Uuytrecht voor den schout ende gerechte van Rheenen. Welverstaende dat d' opposant nyet in rechte ontfaen sal worden, aleer hij genamptiseert zal hebben van den boeten hem opgeleyt.
XXXVIIItem van den delicten ende boeten die vallen zullen op ten Gelresschen gront, gelegen onder 't drostampt van Veluwen alsoe dair een langsaem recht is, zoe sal diezelve droste bij aggreatiën van onsen canzler in Raiden in Gelrelant voorschreven, eenen stadtholder oft scholtet gehouden zijn te stellen die sijn stedige residentie op ten veenen zal moeten houden, die welcke over zulcken delicten ende boeten mitten veengenoten die hij dairtoe sal moegen nemen, thenminsten tot drie onpartydelicke manieren zal doen onvertoechlich recht ende dwarsnacht.

folio 311v zie ook folio 349v
XXXVIIIItem zullen die voornoemde boeten, bruecken ende amenden vallende op ten gront van Uuytrecht, gaen d' een helft t' onsen proffijt, ’t vierdendeel van den vaertmeyster ende 't anderde vierdendeel tot proufijt van den parochiekercke van den Rhenensche veenen ther edificatie ende onderhout van dy eredyes zal den schout van Rheenen als onse officier oft andere die wij dairtoe zullen willen committeeren den ontfanck hebben.
XXXIXEnde van den delicten vallende op ten gront van onser lande van Gelre, zullen die boeten gaen die helft t' onsen behoef, een vierdendeel voor den scholtet ende een vierde voor den vaertmeyster, ende zullen die scholtetten elck in 't zijne gehouden worden dair van the verantwoorden in onsen Camere van de Reekeninge daironder sij sorteren.
24-6-1554: VERVOLG.

folio 312v zie ook folio 350v
van onsen secreten ende groten Raiden, canzler ende luyden van onsen voorseide Raiden in Gelrelant, president ende luyden van onsen Raiden ’t Uytrecht voorseid, den voornoemde van onsen financien, president ende luyden van onsen reeckeninge in Branbant ende Hollant voorseid, schoutet van Rhenen, drost van Veluwen, ende allen anderen onsen rechteren ende officieren dyen dit aengaen sal, heure stadthouderen ende elck van hen besundere toe, hen toebehoeren zal dat zij deese onse jegenwoerdige ordonnantie, statuyt ende gebot doet uuytroepen ende publiceeren in de limiten van heure jurisdictie ende officieën ende een ygelicken bevelen, all die puncten ende articulen dairinne begrepen the onderhouden ende observeeren nae heure vorme ende inhouden, procederende jegens den overtreders ende ongehoorsamen bij executie van den peynen boven verhaelt, zonder eenige gratie dissimulatie ofte verdrach, des the doene mit diesser aencleeft geven wij u volcomen macht, auctoriteyt ende zonderling bevel bij deesen, ontbieden ende bevelen een yegelicken dat zij hen 'tselve doende, eernstelick verstaen ende obediëren want ons alsoe belieft. Des t' oirconde hebben wij onsen zegel hyer aen doen hangen. Gegeven in onser stadt van Bruessel den XXVIIIen dach in novembri in 't jaer ons Heeren duysent vijfhondert ende

folio 313 zie ook folio 351
XXXIIII
drie en vijftich [1553] van onsen Keyserrijcke XXXIIIIten ende van onsen rijcken van Castilie ende anderen 't XXXVIIIe. Onder stont: Bij den Keyser in sijnen Raide onderteykent, d' Overlope. Item hyeronder stont geschreven: Deese jegenwoerdige ordonnatie es gesien geweest in der Camer van der Reeckeninge ons heeren ’s Keysers the Bruessel, ende achtervolgende den inhouden der zelver aldair, geregistreert in 't register in denzelver Cameren gehouden van den affairen van de hertoichdomme van Gelre, boven getekent mitter letteren L. Beginnende
24-6-1554: VERVOLG.

op ten XIIen septembris XVCXLIIIo [1543], folys XXVIII, XXIX, XXX, XXXI, XXXII ende XXXIIIo. Op ten XVIIen may anno XVC vyer ende vijftich. [1554] Onderteykent, J. Bote. Item hyernae stont noch geschreven: Nairdat dese jegenwoerdige brieven oyck then bureele van den Camere van den Reeckening ons voorseide heeren des Keysers in Den Hage gesien ende gevisiteert sijn geweest, sijn bij ordonnatie van den luyden derzelver Camere aldair geregistreert in 't tweede register, aldair gehouden van den zaicken der stadt, steden ende landen van Uuytrecht. Begynnende Kersmisse XVCXLVII [1547], folys LIX, LX, LXI, LXII, LXIII ende LXIIII, upten XXIII in meye XVC vyer ende vijftich [1554]. In kennisse van mij onderteykent, G. Schouten. Item hyernae stont noch geschreven: Dese jegenwoerdige ordonnantie es gesien geweest

folio 313v zie ook folio 351v
bij der Hove provinciael van Utrecht, ende aldaer geregistreert in 't registre van den ordonnantiën, folys LXIX, LXX, LXXI, LXXII, LXXIII, LXXIIII, LXXV, LXXVI ende LXXVII. Op ten XI july 1554 in kennisse van mij onderteyckent, G. Schryvers.
Op ten rugge van deesen stont aldus: 't Inhouden deesen ordonnantie es bij mij, pander onderschreven op ten XXIIII juny anno XVCvyer ende vijftich [1554] naer voorgaende clockluydinge ende assistentie van Jan die Roy, schout ende eenige van den gerechte van Rhenen, gepubliceert onder den gemeen volcken bynnen derzelver stede van Rheenen oircont. Mijns hantschrifts hyeronder gestelt, bij mij onderteykent, E. Jeroensz.

Kenmerken