De geschiedenis van de timmermanszaak waaruit uiteindelijk aannemersbedrijf Firma Jac. van Vliet is ontstaan, gaat terug tot in de achttiende eeuw. In 1800 kwam het bedrijf ‘in de familie’. In dat jaar werd de Woubrugse timmerman Cornelis Boorsma eigenaar van het huis, zijnde een timmermanswinkel, met schuur en houtloods (Nu Dorpsstraat 46-48). Ook de aanwezige huisraad en gereedschappen werden overgenomen. Cornelis Boorsma bleef in Woubrugge wonen, maar de woning werd betrokken door zijn schoonzoon, de timmerman Jacobus van Vliet, die getrouwd was met Boorsma’s dochter Neeltje. Na het overlijden van Cornelis Boorsma in september 1834 kreeg Neeltje bij de boedelscheiding het Aarlanderveense woonhuis in eigendom. Overigens zijn Neeltje en Jacobus niet lang eigenaar geweest; Jacobus overleed in juni 1838 en Neeltje in oktober 1842. In ieder geval in 1842, maar waarschijnlijk al vanaf zijn huwelijk in 1834, woonde bij Jacobus en Neeltje het gezin van hun zoon Leendert van Vliet in huis. Leendert was evenals zijn vader timmerman en hij nam in 1843 van de andere vier erfgenamen hun aandeel in het timmerbedrijf over.
Leendert is bijna een halve eeuw eigenaar van het timmerbedrijf geweest waarin al jaren voor zijn overlijden zijn zoons werkzaam waren. Na het overlijden van Leendert, in februari 1891, werd het bedrijf overgenomen door zijn zoons Jacobus en Anthonie van Vliet.
In september 1908 overleed Jacobus. Zijn weduwe, Flora van der Bijl, verkocht het haar toekomende deel in het bedrijf aan haar zwager Anthonie, die daarmee de enige eigenaar van het bedrijf werd.
In dat bedrijf van Anthonie waren ook zijn zoons Leendert en Jacob werkzaam.
In 1923 namen zij het complex, toen bestaande uit het in twee gedeelten bewoonde woonhuis met schuren en loodsen, van hun vader over. In 1941 vertrok Leendert met zijn gezin naar Kootwijkerbroek. Het Aarlanderveense bedrijf werd voortgezet door Jacob. De kinderen van Jacob vormden de laatste generatie timmerlieden/aannemers.