Uw zoekacties: Archief van het polderdistrict Tielerwaard, 1838 - 1939

0471 Archief van het polderdistrict Tielerwaard, 1838 - 1939 ( Regionaal Archief Rivierenland )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inventaris
1. Inleiding
0471 Archief van het polderdistrict Tielerwaard, 1838 - 1939
1.
Inleiding
Met de invoering van het Reglement op het beheer der Rivierpolders in Gelderland op 1 januari 1838 begon een nieuwe fase in het dijkbestuur van de Tielerwaard. De Hoge Dijkstoel van Tielerwaard en de Dijkstoel van Tiel en Zandwijk werden opgeheven en ervoor in de plaats kwam een nieuw bestuur bestaande uit dijkgraaf en 5 heemraden (de Dijkstoel) en 8 hoofdingelanden, die niet afzonderlijk vergaderden, maar samen met de Dijkstoel het Gecombineerd College vormden. De Dijkstoel kreeg het dagelijks en het Gecombineerd College het algemeen bestuur over het polderdistrict Tielerwaard, dat 23 dorpspolders omvatte.
De dijkgraaf en heemraden werden benoemd door de koning, de heemraden, en voor mei 1857 en na februari 1903 ook de dijkgraaf, op voordracht van het Gecombineerd College, aanvankelijk voor het leven, na de invoering van de nieuwe Rivierpolderreglementen op 1 mei 1857 en 1 juli 1880 resp. voor de tijd van 9 en van 6 jaar. Bij het reglement van 1857 wordt de naam hoofdingelanden gewijzigd in hoofdgeërfden, in 1880 wordt hun aantal uitgebreid tot negen. Zij worden voor de tijd van 6 jaar door stemgerechtigde geërfden, "kiezers" genaamd, benoemd, aanvankelijk volgens getrapt kiesrecht, na 1857 rechtstreeks.
Als basis voor de kiezerslijsten dienen de kohieren (liggers) der bunder- of hektarentalen, die door de poldermeesters in de dorpspolders opgemaakt en jaarlijks herzien worden (tot 1934, daarna door de Dijkstoel). Deze kohieren vormen ook de grondslag voor de inning van de districtslasten. De begrotingen, rekeningen en andere financiële bescheiden van het polderdistrict zijn aan de goedkeuring van Gedeputeerde Staten onderworpen, zoals het Gecombineerd College dit toezicht uitoefende over de dorpspolders.
Het financiële jaar van het district loopt aanvankelijk van januari t/m december, vanaf 1841 van mei t/m april en met ingang van 1857 van juli t/m juni.
Vanaf het dienstjaar 1857/58 werden voor de goederen van het in 1825 opgeheven ambt van Tielerwaard, die volgens het reglement van 1837 onder het beheer van het polderdistrict gebleven waren, afzonderlijke rekeningen en begrotingen opgemaakt, overeenkomstig artikel 201 van het reglement van 1857. Pas in 1918 kwam aan de afzonderlijke administratie van deze goederen een einde. Het ambt was een bestuurseenheid uit de tijd van het ancien régime. Het ambtsbestuur had bevoegdheden op het gebied van het bestuur in engere zin, financiën en waterstaat, welke in de jaren na 1795 werden overgenomen door provincie, gemeente en waterschappen.De dijkplichtigheid van de landen in het district blijkt uit de dijkcedullen, die door de polderbesturen en een heemraad werden opgemaakt en jaarlijks herzien (na 1934 geschiedt de herziening door de Dijkstoel).
Volgens het reglement van 1837 draagt het polderdistrict zorg voor herstel van doorbraken, verzinkingen etc. van dijken en voor de verhoging en verzwaring daarvan. De kosten van herstel komen ten laste van het district, die van verhoging en verzwaring, volgens de reglementen van 1837 en 1857, voor 3/4 ten laste van het district en voor 1/4 ten laste van dijkplichtigen. Volgens het reglement van 1880 geheel ten laste van het district. Ook onderhoud en aanleg van kribwerken zullen door het district worden uitgevoerd. Het onderhoud van kribwerken door particulieren moet worden afgekocht door een jaarlijkse uitkering. Deze mogelijkheid tot afkoop wordt ook geschapen voor het gewoon onderhoud der dijkvakken, waarvan de uitvoering in principe aan dijkplichtigen is verbleven. Bij het reglement van 1880 wordt bepaald dat ook alle onderhoud van dijkvakken voor het district zal worden uitgevoerd en afgekocht moet worden door een jaarlijkse uitkering in geld van dijkplichtigen. Alle jaarlijkse uitkeringen ter vervanging van onderhoud van dijken en kribwerken worden resp. in 1880 en 1893 afkoopbaar tegen betaling ineens van twintigmaal een jaarlijkse uitkering of het gemiddelde van deze uitkeringen. Als alle jaarlijkse uitkeringen zijn afgekocht vervallen de desbetreffende dijkcedullen. In 1934 tenslotte wordt de afkoop der jaarlijkse uitkeringen dor betaling van een som ineens verplicht gesteld, maar voor de uitkering wegens dijksonderhoud wordt ook de mogelijkheid geschapen om deze door betaling van 2,5 maal de uitkering gedurende 10 jaar af te kopen.
Het hier beschreven nieuw archief van het polderdistrict loopt vanaf de invoering van het Reglement op het beheer der Rivierpolders in 1838 tot aan 1940 toen ter secretarie de ordening volgens de decimale registratuur-code werd ingevoerd. Enkele series echter lopen door tot na 1940. Het archief was gesplitst in twee delen, die in aparte inventarissen beschreven waren. Het gedeelte lopend over de jaren 1838-1875 werd in het jaar 1887 door de burgemeester van Batenburg, G.L. van der Helm, geïnventariseerd, samen met de stukken van polder- en ambtsbestuur voor 1838, welke echter in het depot apart bewaard worden, hoewel ze niet opnieuw genummerd zijn. Het archiefgedeelte over de jaren 1876-1924 werd door H. Schmitz te Tiel in 1926 geordend en beschreven, en zijn inventaris werd later aangevuld tot en met het jaar 1935. Bij deze ordening werd het oude ordeningssysteem van het archief, waarvan de "indicateurs" van ingekomen stukken de basis vormden, geheel omvergeworpen en werden de stukken globaal volgens onderwerpen bijeengevoegd. Behalve de zeer summiere inventaris volgens rubrieken was er geen enkele ingang op dit archiefgedeelte. Op deze ordening van het archief op last van het polderdistrict zonder enig overleg met de provincale archiefinspectie werd reeds in 1927 kritiek uitgeoefend, door de provinciale archiefinspecteur bij zjin schrijven aan G.S. van 27 januari (zie indicateur nr 70 van 1927).
In de ordening door van der Helm was het oude systeem niet zozeer geweld aangedaan, al werden ook in zijn inventaris onregelmatigheden aangetroffen. Bij de herordening van het archief werd door mij de oude orde volgens de "indicateurs" weer zoveel mogelijk hersteld, zodat deze naast de inventaris weer een goede ingang vormen op het archief. Uit het archief werd een deel der bescheiden vernietigd in overeenstemming met de lijst van voor vernietiging in aanmerking komende stukken in de archieven van waterschappen, veenschappen en veenpolders, vastgesteld bij beschikking van de Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen van 18 april 1955.
In een aanhangsel bij de inventaris van het archief van het polderdistrict zijn een aantal dossiers opgekomen, gevormd door F.J. Mijnlieff als heemraad en dijkgraaf van de Tielerwaard en als lid van verschillende commissies, die een aanvulling op het districtsarchief vormen. 'Bij het archief van het polderdistrict bevonden zich ook de bescheiden afkomstig van de commissie op het onderhoud van het zogenaamde Tielerwaardse Lingevak en de vroeger onbeheerde Lingevakken, ingesteld bij het Lingereglement van 1865. Deze commissie bestond uit twee leden van de Dijkstoel van de Tielerwaard en één gecommitteerde uit de polders Mariënwaard, Beesd en Rhenoy.
De secretaris van het polderdistrict Tielerwaard was tevens secretaris van de Lingecommissie en belast met het bewaren van het archief, hetgeen er de oorzaak van was dat een deel der ingekomen stukken van de Lingecommissie werd aangetroffen tussen de ingekomen stukken van het polderdistict. Het archief van de Lingecommissie werd afzonderlijk beschreven als gedeponeerd archief achter de inventaris van het districtsarchief. Men dient er echter rekening mee te houden dat zich ook in het districtsarchief stukken van de Lingecommissie bevinden. * 
In 1954 werd het archief van de Tielerwaard tot en met 1953 tijdelijk in bewaring gegeven aan het Rijksarchief in de provincie Gelderland in Arnhem.
Voor beheer en onderhoud van de Nieuwe Zuiderlingedijk, ook in het gebied van de Tielerwaard (Asperen etc): zie archief Groot Alblasserwaard en rechtsvoorganger waterschap van de Diefdijklinie. Dit is in beheer bij het Regionaal Archief Gorinchem.
H. Benning-Tissing, Juni 1969
1.1. Nabewerking

Kenmerken

Datering:
1838 - 1939
Verversingsgraad:
onregelmatig
Taal:
Nederlands
Openbaarheid:
Onbeperkt
Omvang in meters:
62
Toegangstitel:
H. Benning-Tissing, Inventaris van het nieuw-archief van het polderdistrict Tielerwaard 1838-1939 en van het archief van de Linge-commissie 1865-1941