a. Overbetuwe houdt vast aan de regeling, vastgesteld op de Landdagen van 1578 en 1579. Alle verpandingen, vervreemdingen e.d. door de geestelijken op de goederen gedaan blijven van waarde, en zo ook het ius patronatus.

b. Nederbetuwe blijft bij de ordonnantie op de geestelijke goederen van 1581, mits het ambt zelf het ius patronatus onafhankelijk kan uitoefenen.

c. De adel van de Tieler- en Bommelerwaarden, Beesd en Renoy volgen een artikel uit een traktaat, gesloten met Willem van Oranje na de Pacificatie van Gent (1576); de inkomsten uit de geestelijke goederen dienen hierbij voornamelijk voor ondersteuning van geestelijken en het onderhoud van dijken.

d. De stad Nijmegen blijft bij de ordonnantie uit 1581, maar wil voortaan wel zelf een rentmeester voor die goederen benoemen en de kloosters e.d. gebruiken voor haar herstel.

e. Het Kwartier van Zutphen wil zelf een regeling treffen, waarbij de alimentatie voor geestelijken, de betaling van predikanten en schoolmeesters en de servitiegelden van de garnizoenen in de steden betaald zullen worden uit de geestelijke goederen, te beheren door bekwame personen. Zij zullen verantwoording af moeten leggen aan de gedeputeerden van het kwartier. Leen- en patronaatsrechten worden gehandhaafd. Zie 0012 Archief Rekenkamer, inv. nr. S 3, pp. 579-583, scans 567-571.

f. Het Kwartier van Veluwe blijft bij de ordonnantie van 1581 en gaat voor het komende jaar akkoord met het beheren en in betere staat brengen van de geestelijke goederen door Hof en Rekenkamer. Wel verzoekt Veluwe gedeputeerden van de Landdag of de kwartieren aanwezig te laten zijn bij het afhoren van rekeningen. Tevens wordt het Hof verzocht de Staten van Utrecht te verzoeken Gelderse geestelijke goederen in het Sticht - met name het bezit van het klooster 's Heeren Loo - terug te geven.

g. Zie voorts 0005 Archief Kw. van Zutphen, inv. nr. 1484, scan 21 tm. 27.

h. Voor 'ius patronatus' en 'servitiegelden' (servijsgelden), zie Verklarende woordenlijst.