Het door Pieter Post vervaardigde ontwerp voor de grote zaal of rechtkamer werd in de jaren 1657-1670 uitgevoerd. In 1670 werd de laatste hand gelegd aan de decoraties. Het houten tongewelf werd door Andries de Haen beschilderd en de zaal werd voorzien van goudleerbehang. Het ontwerp voor het goudleerbehang was van de hand van Andries de Haen, die eveneens de kleurstelling bepaalde. De beschildering van de zaal en het goudleer sloten qua kleur goed op elkaar aan. Na de ramp die Leiden trof door het ontploffen van het kruitschip in 1807 en de beschadiging hierdoor van de grote zaal en de schilderingen, werden deze aan het oog onttrokken door een stucplafond. Pas in 1878, in overlge met en op advies van de architect P.J.H. Cuijpers, werden de schilderingen gereconstrueerd en gerestaureerd. De fa. W. Stortenbeker & Zoon, deceoratieschilders te Den Haag, werd aangetrokken om het schilderwerk te restaureren, de gesneden versieringen opnieuw te vergulden en het goudleerbehang te herstellen. De plafondschilderingen in de "regtzaal" van Rijnland komen overeen met het niet uitgevoerde ontwerp dat Jacob van Campen maakte voor de vierschaar van het Amsterdamse stadhuis. Ook hier was een illusionistische hemelschildering gepland, deels gevuld met vogels. Deze voorstelling hield verband met een uit de middeleeuwen stammende traditie, die vereiste, dat een vonnis uitgesproken werd onder de "blote hemel". Het ligt voor de hand dat de plafondschildering in de grote zaal van Rijnlands huis eenzelfde betekenis had, er werden immers mensen berecht en vonnissen uitgesproken. "Tot hun contentement gemaeckt", pag. 41 e.v. no. 1.3.