De eikenhouten tweedeurskast, aanwezig in de dijkgraafskamer, staat op 5 poten, waarvan de 3 voorpoten gedraaide klossen zijn. De architectonische geleding van de kast wordt versterkt door het gebruik van ebbehout. De zwikken zijn rijk versierd met acanthusblad en bloemenrankmotieven aan weerszijden van een vaas met bloemen. Eenzelfde vaas met bloemen bevindt zich in het fries en wordt daar vastgehouden door 2 putti. Het fries bestaat verder uit acanthusblad, schelp- en bloemenrankmotieven en wordt aan weerszijden afgesloten door een putto. De boogvormige onderregels van de kast zijn eveneens versierd met bloemmotieven. De kast is in de 18e eeuw gemaakt en past in een 17e eeuwse traditie. Het samengestelde karakter, de vorm van de versieringsmotieven en de matige uitwerking wijzen hierop. De breedte van de kast is 197 cm., de diepte 66 cm. en de hoogte 205 cm. In een inventarisatie van roerend erfgoed t.b.v. de verzekering wordt deze kast omschreven als een Utrechtse kuifkast (1650-1660). Zie 'Tot hun contentement gemaeckt', pag. 152 e.v. nr. 8.22.