Monseigneur Zwijsen stichtte naast de Zusters van Liefde van O.L. Vrouw, Moeder van Barmhartigheid (Zusters van Liefde) in 1832, ook de Fraters van O.L. Vrouw, Moeder van Barmhartigheid (Fraters van Tilburg) in 1844. Beide congregaties hadden tot doel het verzorgen van onderwijs voor het armere deel van de Tilburgse bevolking.

Diaken Joannes Antonius de Beer (1821-1901) vernam in 1845, als student aan het Groot-Seminarie te Haaren, over de plannen van mgr. Joannes Zwijsen om een onderwijscongregatie te beginnen. Hij bood zich aan en werd datzelfde jaar nog door Zwijsen tot priester gewijd en lid van de congregatie onder de naam frater Maria Franciscus Salesius. Zijn noviciaat volgde hij bij de Congregatie van de HH. Harten (Paters van Picpus) te Leuven (België). Pater De Beer werd de eerste superior-generaal (algemeen overste) van de congregatie. Hij bouwde de congregatie met een groot aantal stichtingen uit. In 1892 werd hij deken van het dekenaat Tilburg.

In deze tekst verwoordde moeder Theresia Saelmaeckers haar eigen levensideaal en dat van haar medezusters.

Op 1 december 1834 vertrok moeder Theresia (Barbara Saelmaekers) met enkele medezusters vanuit Breda naar Oosterhout, om aldaar in het gasthuis te gaan werken. Moeder Theresia had in 1831 al aan de wieg gestaan van de Gasthuiszusters van Breda, de huidige congregatie van de Franciscanessen 'Alles voor Allen'. In 1845 werden de zusters in Oosterhout een zelfstandige congregatie, onafhankelijk van het moederhuis in Breda, onder de naam: Penitenten-Recollectinen van de Onbevlekte Ontvangenis 'Charitas', later kortweg Franciscanessen van Charitas genoemd. Moeder Theresia was moeder overste van 1845 tot 1853.

Op 1 december 1834 vertrok moeder Theresia (Barbara Saelmaekers) met enkele medezusters vanuit Breda naar Oosterhout, om aldaar in het gasthuis te gaan werken. Moeder Theresia had in 1831 al aan de wieg gestaan van de Gasthuiszusters van Breda, de huidige congregatie van de Franciscanessen 'Alles voor Allen'. In 1845 werden de zusters in Oosterhout een zelfstandige congregatie, onafhankelijk van het moederhuis in Breda, onder de naam: Penitenten-Recollectinen van de Onbevlekte Ontvangenis 'Charitas', later kortweg Franciscanessen van Charitas genoemd. Moeder Theresia was moeder overste van 1845 tot 1853. De foto hing begin 20e eeuw in het portaal van de kapel van het Charitasklooster te Roosendaal.

Centraal op de afbeelding Don Bosco met daaronder de tekst "Geef de jeugd een goede opvoeding en de maatschappij zal goed zijn, Don Bosco". Waarschijnlijk zijn deze tegeltjes uitgegeven door de Scouting Sint Joris uit 's-Gravenhage.

Vermoedelijk zijn deze geselwerktuigen op eigen initiatief van Moeder Theresia, stichteres van de Franciscanessen van Charitas, gebruikt. Het gebruik ervan staat nergens voorgeschreven.

Staande houder met op de voorzijde van de voet twee stylisch weergegeven lelies met daartussen de tekst "Se Pater Francisce ora pro nobis". Daarboven een wolk waaruit twee armen elkaar kruisen, de arm van Christus en de arm van Franciscus. Boven de wolk een kruis met op de kruising van beide balken een gat waarin het reliekdoosje is geschoven. Het gat is omkranst met een zesbladige rand. Ter hoogte van de bovenkant van het kruis aan weerszijden een passiebloem. Boven het kruis een distel met drie bloemen en daar omheen een doornenkrans. Los bijgevoegd (voorheen in een enveloppe op de achterzijde van de houder bevestigd) is de oorkonde van authenticiteit. Het document is op 21 juni 1867 ondertekend door Fr. Josephus Maria, prior van de abdij van Achel, en voorzien van het zegel van de abdij van Westmalle.

De reliek bestaat uit een stukje hout van de zerk van Margaretha Flesch. Het reliek is aangebracht op een metalen plaatje met daarop een afbeelding van Margaretha en de tekst: "Alles tun aus Liebe zu Gott, für Gott, mit Gott, um zu Gott zu kommen".

De H. Dominicus is afgebeeld knielend aan de voet van het kruis, opkijkend naar Christus die aan het kruis hangt. De scène is vermoedelijk naar voorbeeld van een gelijkaardige afbeelding door Fra Angelico in het Museo di San Marco te Florence. Het beeld is aan de voet van het kruis gesigneerd: "A. Schmidt Cöln 1911". In het klooster van de Dominicanessen van Mariadal stond dit beeld lange tijd op het bureau van moeder overste.

Het schilderij hing bij de stoel van de priorin in de kapittelzaal van het moederhuis te Venlo.

Moeder Gundisalva is de stichteres van de Dominicanessen van Mariadal. De doek wordt als reliek in een lijstje bewaard.

Zuster Maria Dominica Trooster richtte in 1923 samen met pater Jos van Wely o.p. de congregatie van de Dominicanessen van het Sint Catharina Apostolaat op. De congregatie richtte zich vooral op de zorg voor vrouwelijke alcoholici, kinderen van ongehuwde moeders en moeilijk opvoedbare meisjes.

Zuster Dominica Jorritsma - Vonck de Both was de eerste moeder overste van het klooster in Nijmegen (1919-1934) en wordt samen met pater Koolen o.p. gezien als stichter van de congregatie. Zij was de weduwe van een welgestelde inwoner van Nijmegen.

In de voet staat de inscriptie "Dominica Vonk de Both Domus Bethlehem Fundatrix Hieronymo Koolen o.p." Zeer waarschijnlijk bij de stichting van de Dominicanessen van het Allerheiligst Sacrament geschonken door zuster Dominica aan pater Koolen.

De tekst is ingelijst in glas en als een soort deurtje bevestigd op een, eveneens ingelijste, afbeelding van de H. Alfonsus, knielend voor een vrouwenfiguur (de H. Maria?).

De dominicaan, pater H.J. Koolen (1877-1956) stichtte in 1919 de congregatie. Hij was kapelaan van de Sint Dominicuskerk in de Broerstraat te Nijmegen.

De congregatie van de Dienaressen van het Allerheiligst Sacrament is in 1858 te Angers (Frankrijk) gesticht door Pierre-Julien Eymard (1811-1868) en Marguerite Guilliot (1815-1885). Marguerite Guillot was als Mère Marguertite du Saint Sacrement van 1858 tot 1885 algemeen overste van de congregatie.

De congregatie van de Dienaressen van het Allerheiligst Sacrament is in 1858 gesticht te Angers (Frankrijk) door Pierre-Julien Eymard, lid van de paters Maristen, en Marguerite Guilliot (1815-1885).

Mère Véronique oftewel Moeder Veronica was de stichteres van de eerste Nederlandse communiteit van Clarissen-Capucinessen, in 1919 te Amsterdam. Gedurende 21 jaar was ze abdis. Ze stierf in 1963. Vanwege haar lengte noemden de zusters haar "kleine moeder".

Trommeltje met twee zilveren rozenkransen in etuis van de moeder van moeder Augustina, zakmesje in etui, gebedenboekje, eerste kinderschoentje en twee zilveren lepels met inscripties van Cor en Rie [van Reijsen]. De meisjesnaam van moeder Augustina is Cor.

In de merklap is de tekst geborduurd: "Souvenir de ma jeunesse. C. v. Reijsen". Augustina van Reijsen (1908-1990) was het eerste lid en de eerste overste van de zusters Augustinessen van Sint Monica.

De tassen werden door de zusters zelf gemaakt en behoorde bij de uniforme kledinguitrusting. De tas kreeg elke zuster bij haar professie, zowel in het wit als in het zwart, passend bij de witte zomerkleding en de zwarte winterkleding. De tas werd gedragen als de zuster buiten het klooster ging. Dit exemplaar was van Augustina van Reijsen (1908-1990), het eerste lid en de eerste overste van de zusters Augustinessen van Sint Monica.