Via deze brief legde het Hoogheemraadschap van Amstelland een herzien Reglement van Bestuur voor aan Gedeputeerde Staten van Noord-Holland en die van Utrecht. De herziening was dringend nodig, aangezien het bestaande reglement inmiddels een 100 jaar oud was. Gewijzigde wetgeving, waaronder die over de handelingsbekwaamheid van gehuwde vrouwen uit 1957, was al die tijd niet verwerkt in een nieuw reglement.

Het betreft de notulen van de vergadering van 16 november 1910. In deze vergadering werd onder andere gesproken over het verschil van inzicht dat de provincies Noord-Holland en Utrecht hadden over het toelaten van vrouwen als bestuurslid. (Voor de standpunten van beide provincies zie diginummer 020739.) In de notulen staat dat de dijkgraaf en één van de hoogheemraden tégen het toelaten van vrouwen als bestuurslid zijn. De andere hoogheemraad is vóór.
Na de vergadering is er een brief geschreven aan Noord-Holland waarin dit standpunt wordt meegedeeld. Zie daarvoor 020740.
W.G. Dedel, de hoogheemraad die vóór de mogelijkheid was vrouwen tot bestuurslid te benoemen had zijn overwegingen in een brief verwoord. Zie diginummer 020738.

Brief van het Hoogheemraadschap Zeeburg en Diemerdijk aan de Provincie Noord-Holland over het al dan niet toelaten van vrouwen als bestuurslid.
De provincies Noord-Holland en Utrecht verschilden hierover van mening (zie diginummer 020739). Noord-Holland vroeg het hoogheemraadschap hoe zij daarover dachten. Vervolgens is het onderwerp van gesprek geweest in de vergadering van 16 november 1910. In die vergadering bleek dat de dijkgraaf, W.J. Doude van Troostwijk, en hoogheemraad C.J. Hacke van Mijnden tegen benoeming van vrouwen als bestuurslid waren. Hoogheemraad W.G. Dedel was vóór. (Zie diginummer 020741.).
In deze brief van 2 december 1910 meldt het bestuur van het hoogheemraadschap aan de Provincie dat zij het benoemen van vrouwen als bestuurslid onwenselijk vinden.
De brief staat in een brievenboek, waarin uitgaande brieven werden overgeschreven. De uitlichting van de brief is gedaan door beeldbewerking. In het origineel zit dit kleurverschil niet.

Brief van de Provincie Noord-Holland aan het Hoogheemraadschap Zeeburg en Diemerdijk over het verschil van mening met provincie Utrecht over het toelaten van vrouwen als bestuurslid. Noord-Holland was van mening dat deze mogelijkheid er moest zijn, terwijl Utrecht van mening was dat alleen mannen een bestuursfunctie bij het hoogheemraadschap mochten bekleden. In deze brief worden de overwegingen van Utrecht geciteerd, en wordt het hoogheemraadschap naar zijn mening over deze kwestie gevraagd.
De overwegingen en het antwoord van het hoogheemraadschap leest u in diginummers 020738, 020740 en 020741.

Brief van een bestuurslid waarin hij zijn mening geeft over het voorstel vrouwen toe te laten tot de functie van hoogheemraad. De Provincies Noord-Holland en Utrecht, die elk het Reglement van het hoogheemraadschap moesten goedkeuren, hadden een tegenstrijdige visie op het toelaten van vrouwen als bestuurslid. Noord-Holland had aan het hoogheemraadschap de vraag gesteld wat hun visie was. Deze brief maakt onderdeel uit van de meningsvorming over dat onderwerp.
Vervolgens is in de vergadering van 16 november 1910 over dit onderwerp gesproken. (Zie hiervoor diginummer 020741.) Uit het vergaderverslag blijkt dat alleen hoogheemraad W.G. Dedel voor de mogelijkheid was vrouwen tot het bestuur toe te laten. Vermoedelijk is hij de schrijver van deze brief.
De brief uit Haarlem die genoemd wordt is te zien bij diginummer 020739.

Fragmenten uit de toespraak van mevrouw J.L.E.M.W.R.R. Tiesinga-Autsema ter gelegenheid van haar installatie tot voorzitter van het zuiveringsschap Amstel- en Gooiland op 12 september 1985 in het Gemeentehuis van Amstelveen. In de toespraak sprak zij over de integratie van de vrouw in alle facetten van de samenleving en in de waterschapswereld.

Het uitgangspunt van het reglement is dat alleen mannen lid kunnen zijn van een waterschapsbestuur. Maar er zijn wel wat mogelijkheden ook vrouwen te benoemen. Polders en waterschappen mogen dat via hun eigen Bijzonder reglement wel mogelijk maken.

Brief uit 1936 aan het provinciaal bestuur van Noord-Holland namens het bestuur van de Keverdijkse Overscheensche polder.
Het bestuur was bijeengekomen om de salarisverhoging van een machiniste te bespreken, maar al snel wijkt de vergadering af. In dit document is te lezen dat er wordt getwijfeld aan de capaciteiten van een vrouw als machiniste. Hierbij zouden er moeilijkheden overwonnen moesten worden door het polderbestuur bij de Hoofdinspecteur van de Arbeid te Utrecht. De machiniste had het vak van haar vader geleerd die na een langdurige ziekte was overleden. Omdat zij haar vader intensief had bijgestaan bij de polderbemaling, kreeg zij de voorkeur om benoemd te worden boven de vele mannelijke sollicitanten.
Desondanks werd er nog steeds getwijfeld aan de machiniste en betrouwbaarheid van de ambtenarenbond waardoor er wordt voorgesteld om de zaak persoonlijk bij de Gedeputeerde Staten te bespreken. Uiteindelijk wordt er na stemming het verzoek voor de salarisverhoging alsnog afgewezen.