In de eerste helft van de jaren '50 was de Jan Ligthartschool in Winterswijk een proeftuin voor nieuwe onderwijsvormen. Dat wil zeggen dat men van alles uitprobeerde en ook leermiddelen maakte of provisorisch voorzieningen trof. De banken staan niet meer in rijen, maar in groepjes; men werkt met individuele taken en groepsprojecten. Er is aandacht voor sport en spel, muziek, handvaardigheid (pitrieten en boetseren), buitenwerk (schooltuintjes). Het was een voortgezet lager onderwijs, dat voorbereidde op eventueel vervolgonderwijs. De oudere kinderen kregen 1 dag in de week een soort snuffelstage. Meisjes gingen naar huishoudelijk onderwijs (voorlopig op de bovenverdieping van de Landbouwschool) of technisch onderwijs (ambachtsschool Prins Hendrikstraat). Allerlei schoolse zaken die nu heel gewoon zijn, waren toen nog iets bijzonders.