Geplaatst in reliekhouder in de vorm van een stralenmonstrans. Afkomstig uit de erfenis van Anton (A.B.M.) Hogema osc (1917-2013). Pater Hogema was van 1960 tot 1970 prior van het kruisherenklooster te Wuppertal (Duitsland).

Geplaatst in reliekhouder in de vorm van een stralenmonstrans met bovenop een kruis. Afkomstig uit de erfenis van Anton (A.B.M.) Hogema osc (1917-2013). Pater Hogema was van 1960 tot 1970 prior van het kruisherenklooster te Wuppertal (Duitsland). Reliekhouder is ogenschijnlijk voor een andere reliek vervaardigd. De reliek van de H. Odilia is aan de achterzijde van de houder verzegeld met een lakzegel met daarop het wapen van magister-generaal Wilhelmus van Hees osc (1906-1981).

Ronde voet, concaaf konisch overgaande in de stam, die een lichte zwelling vertoont. Op de voetwelving een ingetekend kruisje. Platronde nodus met een 'tandlijst' en halve bolvormige cuppa. Op onderkant van de voet de ingekerfde tekst "J. v. DUYNHOVEN / VAN / P. v. D. 1935".

Ronde, concaaf konische voet doorlopend tot de nodus. Op de welving twee voorstellingen in meerdere kleuren email: 1. Calvariegroep: Christus met lange, op de linkerheup opgeknoopte lendendoek, voeten naast elkaar en geloken ogen; INRI-banderol. Maria met opgeheven handen, Johannes met boek, de rechterhand op de borst. Aan de onderkant een tekstbanderol "Habemus redemptio nem per sanguinem ejus". 2. Pelikaan die jongen voedt. Platronde nodus van melkwitte edelsteen, gevat in een verguld montuur, gevormd door haakjes, afgewisseld door golvende draadvormen. Aan de onder- en bovenkant opgelegde draadmotieven, waaronder voluutvormen. Halve bolvormige, gladde cuppa. Inscriptie op onderzijde voet "Aangeboden by gelegenheid van de H. priesterwijding door vader en moeder 25 Juli 1954". Lepeltje met ondiepe, ronde bak en recht steeltje, dat aan de bovenkant cirkelvormig is teruggebogen, vastgehecht aan de steel en golvend is teruggerold. Binnen de cirkel een Kruisherenkruis van bruinrood en wit email.

Het middenpaneel van dit huisaltaar heeft de Geseling van Christus tot onderwerp. Vanaf een verhoogde tribune kijkt het publiek toe; onder hen bevindt zich Pilatus. Op de binnenzijde van de zijluiken lieten de stichters Gielis Kievits (ca.1530-1582), lakenkoopman te 's-Hertogenbosch en heer van Terborcht, en zijn vrouw Anna van Boort zich portretteren met hun drie zonen en drie dochters, links de mannen, rechts de vrouwen. Over de bidstoel van de vader hangt een lang kleed met het familiewapen van Kievits. Drie mannen zijn gekleed in zwarte tabberds en molensteenkragen. Zoon Jan is gekleed als kanunnik. Hij was een beroemd kanselredenaar. Vanaf 1602 was hij kanunnik in de Sint-Janskathedraal van 's-Hertogenbosch, later werd hij daar tot plebaan benoemd. De vrouwen zijn gekleed in zwarte kledij met brede plooikragen, op het hoofd de zogeheten 'zwarte vlieger'. De vrouw in eenvoudiger kledij met wit mutsje is waarschijnlijk een dienstbode of min. Aan de bidstoel hangt het familiewapen van Van Boort, aan de onderzijde ervan is het jaartal '1605' ('1603'?) aangebracht. Op de achterzijde van de zijluiken staan de patroonheiligen van beide echtelieden: links Egidius, in wit habijt en met een kromstaf in de linkerhand. Vóór zich het familiewapen Kievits. Rechts de heilige Anna, gekleed in een grijsbruin gewaad, een rode mantel en witte sluier. Vóór zich het wapen van Van Boort. Aan de onderzijde van de luiken staan de namen S. Aegidius en S. Anna. De omlijsting van gecanneleerde pilasters is in renaissancestijl. Op de fries boven het middenpaneel staan de vier kwartierwapens van Kievits-Van Boort. Daar boven staat het kruisherenkruis centraal op het fronton. Het middenpaneel past qua schilderstijl en datering niet bij de zijluiken. Zij kunnen evenwel zijn samengebracht toen dit drieluik werd gemaakt, mogelijk in 1603, het overlijdensjaar van Anna van Boort. Wellicht na het overlijden van plebaan Kievits in 1620 kwam het in het bezit van de Kruisheren van 's-Hertogenbosch.

Portret van een vrouw, ten halve en zittend weergegeven, een weinig naar rechts, de beschouwer aanziend. In de rechterhand heeft ze een (kerk)boek, de wijsvinger tussen de pagina's, de linkerarm rust op de armleuning van de stoel (of op een tafelrand). Ze draagt een roodachtig gekleurde rok, een zwarte pelerine en een kanten muts met mutsenbellen. Om haar hals een kruisje aan een gouden ketting en een medaillon met de Wonderdadige Medaille, eveneens aan een gouden ketting. Aan de middelvinger en de pink van de linkerhand een gladde ring, aan de middelvinger van de rechterhand een ring met steentjes. Zware, zwart gelakte, gewelfde en geprofileerde lijst met goudkleurige binnenrand. Op de onderzijde van het spieraam "Ernestina V.D. Bosch". Op de onderrand van de lijst dezelfde naam met krijt geschreven.

Portret van een vrouw ('Moeder van den Bosch'), ten halve en driekwart naar rechts weergegeven, de beschouwer aanziend. Ze houdt de handen over elkaar voor de borst. Ze is gekleed in een donker onderkleed, waarvan de mouwen met kant zijn afgezet en draagt een donkere pelerine. Op het hoofd een kanten muts met mutsenbellen. Om haar hals een kruisje aan een dubbele gouden ketting. Aan de ringvinger van de linkerhand een trouwring. In lijst, identiek aan die van inv.nr. Ag/0170 (doek uit de lijst gehaald tijdens de inventarisatie).

Kruisherenkruis met de rood en wit gelakte armen, bevestigd op een hoge stam. Het is omgeven door een sierrand van rondboogjes met noppen, bij de viering omwikkeld met ijzerdraad. Op de viering zit een klein verhoogd kruisherenkruisje dat eveneens rood en wit is geschilderd. Het kruis is afkomstig van het kruisbroederklooster in Asperen, het eerste kruisbroederklooster in de Noordelijke Nederlanden en moederklooster van klooster St. Agatha bij Cuijk, dat vanuit Asperen werd gesticht. Toen het klooster in 1578 werd opgeheven, is het kruis naar St. Agatha overgebracht. Daar werd een tekst bij het kruis geschreven en ingelijst. Deze Latijnse tekst in gotisch schrift luidt: "Aspera me mater coluit / sors Aspera sprevit / Anº 1314 Anº 1578 / hic utinam stabilem / dent pia fata locum", vertaald: "Asperen heeft mij als moeder vanaf 1314 gekoesterd, een bitter lot heeft mij verdreven. Gunstige tijden mogen mij hier een duurzame woonplaats geven."
.

Mantelkazuifel van crèmekleurige zijdedamast met ingeweven motieven, o.a. kruisen, palmbladeren, spiralen, rozetten met sierranden en Franse lelies. Donkergele voering. Gaffelkruisen van rode Ottomanzijde, afgezet met een smalle band, waarin groene draad en gouddraad is verwerkt. Hierop zijn geborduurd zich herhalende, gestileerde palmbomen in de kleuren groen, blauw, geel en goudkleur. Viering gemarkeerd met gouddraad. Hierin, op de voorzijde, een palmboommotief in groter formaat; op de rugzijde, eveneens geborduurd, een gestileerde Christus Koningfiguur. Deze is frontaal geplaatst en staat op een uit wolken oprijzende wereldbol, in de linkerhand een scepter, de rechterhand in spreekgebaar. Gekleed in een albe waarop een vlammend hart met doornenkroon en kruis, stola en schoudermantel. Op de stola Kruisherenkruisjes. Gekroond, een grote aureool om het hoofd. Hoofdkleuren: geel, wit, rood, lila, goudkleur. Stola met twee geborduurde Kruisherenkruisjes. Op de binnenkant van het kazuifel is een stukje stof genaaid waarop met pen in de kleuren blauw, rood en bruin "AAN ONZEN PRIESTERZOON / 15 JULI 1932 / J. SCHOLTENS / TH. SCHOLTENS-GEERDES".

Necrologium van prioren van het klooster Sint Agatha met toevoeging van hun persoonlijke gegevens, weergegeven in twee kolommen. Koptekst "Series necrologica / priorum quorum memoria / In Benedictione Est". De eerste kolom vanaf Libertus Joannis Bommelius, begraven 8 januari 1411 tot en met Theodorus Looman, overleden 6 augustus 1618; tweede kolom vanaf Henricus Walth. Verheijen, overleden 18 februari 1647 tot en met Franciscus Wilh. Loverix, overleden 24 september 1793. Vervolgens wordt vermeld dat daarna Wilh. Wijnantz ad interim tot 1803 de functie van praeses vervulde. De beide kolommen zijn gescheiden door leliekruisjes. Tekst in majuskels en minuskels, deels in gotisch schrift. Samen met het chronicon, inv. nr. VW-P017-Ag0437, achter glas in een tweedelige houten, zwart gelakte lijst met goudkleurige binnenrand.

Kist met bol deksel en smeedijzeren slot. Voor- en zijkanten gesneden reliefs, achterkant onbewerkt. Aan de binnenzijde rechtsboven een doosvormige ruimte met klep. De afbeeldingen aan de voorzijde v.l.n.r.: Joh. 4: Jezus en de Samaritaanse vrouw bij de put; de aanbidding van Maria en het Kind Jezus op haar schoot door een koning (links) en een herder (rechts); vermoedelijk Joh. 3: Nikodemus komt in de nacht naar Jezus. De drie voorstellingen worden afgewisseld door de vier evangelisten die elk op een zuil staan. De voorstellingen zijn omkaderd door gotisch snijwerk, links en rechts gotische baldakijnen, verder gotisch traceerwerk. Onder de linker en rechtervoorstelling een wapenschild. Boven de twee voorpoten een uitstekende zuil met dakje, onder een baldakijn. De zijkanten zijn versierd met gesneden vensters met gotisch traceerwerk, in het midden hoog, geflankeerd door twee lagere remen. Boven de lagere ramen drie ronde venstertjes met elk een vierpas.