Zie ook: 0189/195, 214.
Betreft machtiging door regenten van de 7 dorpen van de Veenhoop aan 2 hunner, om in Hoorn een verzoek in te dienen tot betaling van door de dorpen geleverde hooi en pakpaarden voor de in Hoorn ingekwartierde ruiterij in de jaren 1672 en 1673.

‘Op huyden den 30.en martius anno duysent seshondert vierentseventigh comp[areer]de voor mij Jan Reyersz Rijp’ (zie: Rijp, Jan Reiers), ‘openbaar not[ari]s bij den Hove van Holl[an]t geadmitteert, tot Avenhorn residerende, present de naebes[chreven] getuygen, de respective regenten van de Veenhoop, te weten Berckhoudt, Ter Beets, Grosthuysen, den Oudendijck, Avenhorn, Scharwoude ende Schardam, dewelcke verclaarden uyt het midden van den haren geconstitueert ende volmachtigh gemaeckt te hebben, gelijck sij constitueren ende volmachtigh maken bij desen, den e[dele] Adriaen Volckersz, vredemaker van Berckhoudt’ (zie: Volkerts, Adriaan), ‘ende Maarten Corn[elisz], cappeteyn ende vredemaker van der Beets’ (zie: Hoek!, Maarten Kornelisz), ‘omme uyt haar constituanten name ende van harentweegen hun te vervoegen ende te addresseren aen de achtbare heeren burgem[eeste]ren der stede Hoorn, ofte aen de Gecommitteerde Raden van 't Noorderquartier, ofte daar 't van nooden wesen sal, ende aen denselven bij alle behoorlijcke middelen te versoecken betalinge van soodanige quanteyteyten [sic] hooy als sij constituanten, gesamentl[ijck] ofte bisonderlyck, door ordre van de voorsz[eyde] heeren burgem[eeste]ren in de stadt Hoorn tot vooragie van de geïnquartierde ruyterije aldaar in den jare 1672 en 1673 hebben gelevert, blijckende per documentium, mitsgaders eenige ledige paarden in 't gras, de penn[ingen] daarvoren te ontfangen ende quitantie te passeren, en voort alles te doen dat de sake sal vereyschen ende sij comp[aran]ten present sijn[de] souden connen mogen ofte moeten doen.

Beloovende 't geene voorsz[eyt] bij de geconstitueerde gedaan ende gehandelt sal werden voor goet, vast ende van volcomen waarden te houden ende te doen onderhouden, schoon de sake speciaalder last als desen vereyschte, midts dat sij van haren ontfangh ende uytgift pertinente rekenin[ge], bewijs ende relyqua sullen doen, onder 't verbant als nae rechten, en v[er]sochten hiervan acte.
Aldus gedaan en[de] gepassert [sic] tot Avenhorn, ten huyse van Mary Corn[elis]’ (zie: Poorts!, Maria?/Maartje? Kornelis), ‘ter presentie van Jan Corn[elisz] Cock van Berckhoudt ende Claas Jansz van Avenhorn, getuygen hiertoe versocht, ten dato als boven.’
Ondertekend: Cornelis Aryensz Langedijck (zie: Langedijk, Kornelis Adriaans), Claes Jacobs (zie: Jakobs, Klaas), Heyn Jansen Berckhout (zie: Berkhout, Hein Jans), Pieter Cornelisz Smack (zie: Smak, Pieter Kornelisz), Gootien Clasen (zie: Winders!, Gootje Klaasz), Aris Claesz (zie: Klaasz, Arend?/Adriaan?), Claes Claesz (zie: Klaasz, Klaas), als comparanten.
En: Jan Cornelisz Kock (zie: Kok, Jan Kornelisz) en Claaes Jansen (zie: Blauw!, of: Duivis!, of: Schuitemaker!, Klaas Jans), als getuigen.