Oud-rechtelijk stuk, geen notariële akte.
Betreft diefstal van sparren, die lagen bij paal no. 24 op de Zuiderdijk, bij 'de afsteeg' van Venhuizen (aan het eind van de Oostergouw), en die eigendom waren van Drechterland.

Een jongeman uit Venhuizen attesteert samen met twee vrouwen (moeder en dochter) uit Venhuizen, hoe zij op woensdagavond 01-10-1723, toen de jongeman daar fungeerde als dijkwachter, een schuitenmaker van de Oostergouw in Venhuizen betrapten op het stelen van sparren, en hoe de dief daarna probeerde het stilzwijgen hierover te kopen door de wachter een glas brandewijn te beloven.
Afgelegd op verzoek van de dijkgraaf van Drechterland.