390 Ten aanzien van het ten fine van bericht, consideratie en advies in mijne handen gesteld request van gratie van Johanna Veenaas, huisvrouw van J. Wieferink alhier, heb ik de eer het navolgende mede te deelen.
Johanna Veenaas is de huisvrouw van Jan Wieferink, landbouwer alhier, welken laatsten indertijd door den heer Territoriaal bevelhebber in Overijssel, enz., het verblijf binnen een gedeelte van diens ambtsgebied werd ontzegd.
Alhier teruggekeerd is voornoemde Wieferink welke op korten afstand van de Duitsche grens woont, vermoedelijk op smokkelarij betrapt. Hie moet althans te dier zake gevonnist zijn geworden, doch is na zijn straftijd wederom alhier teruggekeerd.
Tijdens het doorbrengen van straftijd te Veenhuizen schijnen er gegronde vermoedens van smokkelarij tegen zijne huisvrouw te zijn gerezen, waarvan eene huiszoeking het gevolg was met het bekende resultaat.
Volgens het algemeen gerucht heeft het gezin Wieferink zijn tegenwoordigen betrekkelijken voorspoed aan - reeds sinds jaren - door het hoofd des gezins gepleegden smokkelhandel te danken. Ik vermag niet te beoordeelen in hoeverre zulks juist is.
Ontkend mag niet worden dat de straf aan de vrouw opgelegd - komt deze tot uitvoering - zwaar op het gezin zal drukken. Vrouw Wieferink staat alhier in geenen deele ongunstig bekend, zij kan geacht worden eene goede huisvrouw te zijn wier tijdelijke afwezigheid uit het gezin daarop zeer zeker van ongunstigen invloed zal zijn. Twee harer zonen bevinden zich in militairen dienst, een derde staat opgeroepen te worden. Verwacht kan worden dat ook op dezen de straf aan de moeder opgelegd indirect nadeelig zal werken.
Uit dien hoofde wil het mij voorkomen dat verandering der opgelegde straf in eene ruime geldboete in overweging zou kunnen worden genomen.

350 Ik heb de eer u hoogedelgestrenge beleefd de goede ontvangst te berichten uwer aangeteekende d.d. 30 dezer, met ƒ 631,30 betreffende wolvordering 1917.

312 Ingesloten gelieve u aan te treffen de tot het gemeentelijk fondsenbezit behoorende pandbrieven 4% Vaderlandsche Hypotheekbank, (1 à ƒ 500,- No. 506, 1 à ƒ 100,- No. 1161) welke volgens uwe mededeeling van juni ll. den 1en dier maand zijn uitgeloot.
De vereischte machtiging van H.H. Gedeputeerde Staten tot inwisseling dezer uitgeloote pandbrieven in 4½%-pandbrieven zonder verplichte uitloting werd door opgemeld college in uitzicht gesteld.
Voor bericht van goede ontvangst van dit schrijven houd ik mij beleefd aanbevolen.

306 Bij schrijven van den heer secretaris der Nederlandsche vereeniging "Ons Leger" van den 22en juni l.l. werd mij verzocht de opbrengst van den alhier gehouden vlaggetjes[dag] i.c. ƒ 55,78½ ter uwer beschikking te stellen ten behoeve uwer manschappen.
Aan dit verzoek voldoende heb ik de eer u weledelgestrenge hierbij opgemeld bedrag te doen toekomen, waarvan door mij gaarne bericht van goede ontvangst wordt tegemoet gezien.