Ick Johan Molckenbour, wegens sijn Konincklijke majesteijt van Groot Britanjen als Erfstadhouder van Ooverijssel, Scholtus van den Hardenbergh, certificeere dat voor mij en ceurnooten, als waeren Eghbert ter Welscher en b(urgemeeste)r Beerent Craemer, sijn gecompareert en erscheenen de heer Augustinus van Vilsteren ende desselfs huijsvrouwe Sibilla Wilderiks, wesende in deesen met haer voornoemde eheman als momber geassisteert, welke bekenden opreght en deughdelijk schuldigh te weesen herkoemende van geriede opgenoomene en ten dancke ontfangene penningen an Beene Willem, huijsvrou(w) en erfgenaamen een somma van driehondert caroli gulden, beloovende in plaetse van deselven somma s jaerlijks verrenten, daer voor te verpanden een vierde part van 't Laertse hooijlant, liggende in de Meene, soo groot en klijen als 't selve daer geleegen is sijnde, vrij allodiael goet en onbeswaert, om 't selve voor de intresse jaarlijks te gebruijken, waer van het eerste gebruijk sal aenvangen op meij ano 1692 en soo vervolghlijk alle jaeren tot de effectieve aflosse toe, sal ook vrij staen ten weder sijden dit capitaal te moogen opseggen wanneer de denuntiatie een vierendeel jaars voor de verschijndagh geschiet, voor welck capitael sij comparanten niet alleen verpanden het vernoemde vierde part van Laertse landt, maer stellen tot een gerightelijk hijpotheeck en onderpant nog een tweede vierde part van voorschr(even) lant om ten allen tijden in kas van noot het voorgemelte capitaal daer van kosten en schadeloos te moogen verhaalen, alles sonder argelist. In waarheijts oirkonde is desen van mij Scholtus geteijkent en met mijn uijthangende segel bevestight ende tot meerder seekerheijt heeft hij h(ee)r Augustinus van Vilsteren desen meede geteijkent en gesegelt. Actum Herdenberg den 29 maij 1692.

Deese bovengenoemde somme van driehondert car. gulden afgelost en betaalt, waerom mij Scholtus versoght deesen te willen rojeren en uitdoen. Sijnde de versegelde brief door mij geknipt. Actum Heemse den 29 may 1699.

Ick Johan Molckenbour, weegen sijn Konincklijcke majesteit van Groot-Britangien, als Erfstadthouder van Overijssel, Scholtus van den Herdenbergh, certificeere dat voor mij ende ceurnooten, als Henrik Assies van den Marrienbergh ende Gerrit Sierinck zijn gecompareert de welgeboren heer Steven Gerrit Blanckvoort, de e(dele) burgemeester Wessel Kraemer als volm(agtiger) van de h(eer) Derrik Willem Nijkercken met vrou(w) Swaene Penica Blanckvoort, eheliefste van gemelte h(ee)r Nieukerke, in desen met burgemeester Cramer als momboir geassisteert, juffer Anna Judith Blanckvoort met de heer Alert Blanckvoort als momboir geassisteert. Welke bekenden alle om een wolbetaalde somma van penn(ingen) te hebben verkoft, gecedeert en getransporteert, sulx doende cragt desen aen de heer borgerm(eeste)r Arnoldus ..., zijn huijsvrouwe ende erfgen(amen) de halfscheijt van een stucke hooijlandt, genaamt het Gagel, gelegen in de boerschap Aane, zijnde groot vier dagwerk, waeraan de eene kant de peerdeweijde ende ande ander kante de markte van Lotten zijn gelegen, zijnde vrij allodiael goet, sonder enige beswaer of uijtganck en tot heeden vrij van heeren schattinge, belovende zij comparanten dit gemelte landt te willen wagten en waeren voor alle evictie en opspraecke, soo als het naer Landtreghte behoort. Alles sonder ergelist, in waerheijt oirkonde hebbe ik Scholtus voorn(oem)d desen geteijckent en met mijn uijthangende zegel bevestight ende tot meerder vestenisse hebben sij comparanten versoght borgerm(eeste)r Wessel Craemer de desen voor haer heeft meede geteijckent en gesegelt. Actum Hardenbergh den 8 meij 1692.

Ick Johan Molckenbour, weegen sijn Konincklijcke majesteit van Groot-Britangien, als Erfstadthouder van Overijssel, Scholtus van den Herdenbergh, certificeere dat voor mij en ceurnooten als pr(ocureur) Hooftman en Beerent Cramer, sijn gecompareert de E(dele) Wessel Craemer en desselfs huisvrou(w) Aeltien Jansen, sijnde in deesen met haer ehemena als momboir geassisteert, welcke bekenden om een wel betaelde somme van penningen, in een steden vasten erfcoop te hebben vercoft, gecedeert en getransporteert, sulcks doende nae deeses twee ackers bij comparanten op den 25 augustus 1685 bij executie hadden aengecoft ende aen Jan Herms Vincke sijn huisvrou(w) en erfgenaemen, welcke cooppenn(ingen) van voornoemde ackers sij transportanten aen mons(igneu)r Wolter Vos hadden geassigneert ende gecedeert, daer hij cooper deselve cooppenn(ingen) int geheel en ten vollen op deesen int Gerighte heeft overgetelt, sijnde vrij allodiael goet, beloovende sij comp(aran)ten dit selve te willen wachten en waeren voor alle evictie en opspraecke, ende tot meerder securiteit van de cooper soo is op den 18 april 1692 voor mij Richter voornoemt en ceurnoten als d(octo)r C. Verhof en pr(ocureur) Jan Hooftman gecompareert mons(igneu)r Wolter Vos en heeft voor de evictie van meergemelt twee ackers zaaijlant tot een gerichtelijcke hypotheecq en onderpandt gestelt sodaenigen verzeegelinge of rentverscrijvinge, als deselve ten laste van Wessel Craemer en desselfs huisvrou(w) gevestight, is hebbende, alles sonder argh of list. In waerheits oirconde is deesen van mij Scholtus geteikent en met mijn uithangende zegel bevestight en tot meerder seeckerheit heeft hij transportant deese meede geteikent en gezeegelt. Actum Herdenbergh den 5 april a(nn)o 1692.