In de kantlijn staat: Is an mij door Albert Oelbers vertoont een originele quitantie van dato den 13 janu(ari) 1737 en getekent bij Harmen Jansen, Hendrik Jansen, Hendrik Harms, Swantijen Jansen, waarbij is geblijckende en gem(elde) personen bekenden dat al hetgeene haar volgens dit nevenstaande accoort over haeren ouderlijken boedel en nalatenschap met Albert Oelbers opgerigt, is of was competerende van voorschr(even) Albert Oelbers den eersten met den laesten waren voldaan en betaald. Wijders heeft de voornoemde Albert Oelbers nog an mij vertoond een originele quitantie van dato den 1 augustus 1742 en getekend bij Jannes Jans Oelbers, Altin Klaes, Hendrik Haaselhaers, Helle Jansen, waarbij mede is geblijckende en gem(elde) personen bekenden dat al hetgeene haar volgens dit nevenstaande accoort over haeren ouderlijcken boedel en goederen met Albert Oelbers opgerigt, is of was competerende, van voorschr(even) Albert Oelbers alles den eersten met den laesten waren voldaan en betaald. Versoekende hij Albert Oelbers dat dit voorschreven alhier moge worden geregistreert om te strekken na behoren. Actum Heemse den 22 sept. 1747, bij mij, Arnold Voltelen, Scholtus.

Bergenthem, den 9 maert 1727. Verw(alter) Richter Arnold Voltelen. Keurn(oten): Jan Waterink en Jan Snijder. Sijn gecompareerd in desen Ed(elen) Gerigte Albert Jansen met Hendrik Harmsen en sijn huisvrouw Swane Jansen, tutore marito, en Harmen Jansen nevens sijn huisvrouw Hendrickien Jansen, tutore marito, welke tesamen verklaerden inderminne onderlinge wegens haere ouderlijcke nalatenschap geconvenieert en op navolgende conditien geaccordeert te sijn, namentlijck dat Albert Jansen voorn(oem)t an gemelte sijne twee susters Swana en Hendrickien voorn(oem)t voor haere ouderlijcke erfportie eens vooral in gelde sal hebben te betalen, an elks van haer de s(omm)a van hondert en sestig car(oli) guldens, nevens een peert of 30 guld. an gelt daervoor, en op eene na de beste koe. Verders behoorlijcke uitsettinge van een bedde met sijn toebehoren, tot taxatie van twee onpartijdige naberemannen; sullende die gene welke reets iets op haer trouwen heeft van het voorschr(even) genoten sulx sal an desselfs portie kunnen worden afgetrocken. En vermits nog twee onmondige kinders van Jan Hendriks en Hendrickien Hannessen in egte verweckt, sijn naegelaten, een soon en een dogter, so sijn van Gerigtswegen bij desen daerover tot mombers gestelt bij gebrek van bequame vaders vrinden, Albert Mollink, en van moeders wegen Hendr. Klaesen tot Daerle, welke bij handtastinge hebben aengenomen haer voorschr(even) pupillen intrest te sullen besorgen en in agt te nemen, en sijn voorschr(even) momberen met de aenwesende vrinden, en Albert Jansen voornoemt, mede geconvenieert wegens gemelte haere pupillen anbestorvene gehele ouderlijcke erfportie bij Albert Jansen daervoor an sijn gem(elde) onmondige broeder e suster sal hebben uit te keren en an gelt uit te reiken an haer beide tesamen de s(omm)a van driehondert en twintig car(oli) gulden, alsmede dannog de bij vorige houwelijks voorw(aerden) beloofde sestig car(oli) gulden, uitmakende also tesamen 380 guld(en)s, waervan hij Albert Jansen

anstaende meij over twee jaeren sal beginnen rente geven, 3 van 't hondert, tot der tijt als deselve 25 jaer out sijn of komen te trouwen, als wanneer het voorschr(even) gelt sal moeten worden betaelt. Verders is geconditioneert dat hij voorafsterven van eene van gem(elde) onmondige derselver nalatenschap sal succederen van d'eene op de andre. Verders sal an de gem(elde) onmondige als komen te trouwen nog werden uitgereikt, an de suster twee behoorlijcke beddinge met sijn toebehoren. Verders nog behoorlijcke bruidegoms en bruits kledinge tot taxatie van twee onpartijdige nabeuren, sullende deselve bij siekte als ongetrouwt nog sijn een vrijen intred en behoorlijke verpleginge bij haer broeder Albert Jansen voorn(oemt) kunnen hebben, en verders worden benaijt, nemende hij Alb. Jansen nog aen bij het trouwen van sijn voorn(oemde) broeder me te geven een goed peert en op eene na de beste koe, gelijk ook so an de suster voorn(oemt). Blijvende alde schulden en lasten van den boedel tot gem(elde) Albert Jansen te moeten worden betaelt, en beholt an sig daertegen in vollen eigendoom al de goederen, so meubil als immeubil, gene uitgesondert, welke voorn(oemde) goederen alles voor het voorschr(even) gelt sullen sijn en blijven verhijpothiseert tot de volle betalinge toe. Dit aldus gepasseert en gedaen in waerheids kennisse, hebbe ik verw(alter) Scholtus dese met mijn zegel en onderteickeninge bekragtigt, gelijck sulks mede van de contrahenten en aenwesende getuigen is geschiet, begerende aldeselve dat dese van effect moge sijn, hetsij als maegscheijdinge of andere makinge in regten bekent. Actum Bergenthem op dato als voorschr(even).
Onder stond: Arnold Voltelen, verw(alter) Scholtus. Eevert Stubbman (Stobben), Jan Roelff, Hermen Swijsen (Zwijse), Hendrick Klassen, Albert Moellinck (Mollink), Albert Oolbers, Harmen Schottink (Schöttink) en Hendrik Herms.

als de halfscheijd van sijn aen te brengene goet, of de tucht in 't geheel en sal aldus verstervende het goet erven en versterven op de naeste in de bloede, weer met al het voorschreven verklaarden de gemelte voorn(oemde) erfgenaemen, en de moeder, also onderlinge met malkanderen inderminne dese maagscheijdinge geholden en gemaekt te hebben, en so met malkanderen geaccordeert en verders geconvenieert te sijn, willende en begerende hetselve in alle delen effect moge sorteren, ofschoon alle solemniteiten in regte nodigh hierin niet mogten sijn geobserveert; weshalven dese van de conthoralen met haere onderteickeninge is bekraghtigt, en hebben mij versogt ik dese mede met mijn zegels opdruckinge en onderteikeninge moge bekragtigen, gelijck ik sulks hebbe gedaan, en mede dese uit haerer aller naeme en versoek gezegelt, alles zonder arg ofte list. Actum Bergentheim den 3. meij 1730.

Op huiden dato ondergeschreven is ten overstaen van mij Arnold Voltelen, wegens Ridderschap en Steden de Staten van Overijssel, Scholtus van den Hardenbergh, Heemse en Gramsbergen, en keurnoten als waeren Jan Roelofs Waterink en Antoni Holtink, een minnelijck en wettige scheidinge en deilinge en euwigh duijrende maegscheijdinge geholden en opgeright tusschen de nagelatene kinders en erfgenaemen van wijlen Lambert Harmens van de Marrienbergh, met namen Hendrik Lamberts, Hillegien Lamberts, die in desen geadsisteert wesende met Harmen Wijghmink als derselver verkoren en geadmitteerden momber, en Jan Lamberts van de Marrienbergh, alles met expresse en speciale approbatie en bewillinge van haerer moeder Hillegien Wijcherts, die in desen met de Ed(ele) Gerh. v.d. Marrienbergh als haar versoghte en geadmitteerde momboir was geassisteert, over alle vaste en beweeghlijcke goederen die in den gemeenten ouderlijcken boedel, so wel van haar zal(ige)r vader, als nogh in leven sijde moeder sijn, en dat wel sulks op dese navaolgende manniere. Eerstelijck en vooraf is geconditioneert en bedinght de moeder Hillegien Wijcherts de tijt haeres levens de vrughten en opkomsten van elk van haere nabenoemde drie kinders erffelijcke portie van de halfscheid, soals haar daar van nae regte alsnogh is competerende. Ten tweeden sijn an de drie voorschr. kinders voor en in voldoeninge van haere kinderlijcke erfportie onder malkanderen toegelegt als volget.
1. Sullende Hendrik Lamberts van de Marrienbergh voor sijn een darde part als voorschr. hebben te genieten en in vollen eijgendoom beholden het gekofte goed te Wijlen (Wielen) met sijne timmeragies cum annexis, nevens de inboedel van dien, en een dagwerk hoijlant in den Brink, nevens een goren bij de Duijstere Stege (Duistere Steeg), beijde tot den Hardenbergh gelegen, nogh een stuk nije lant te Brught, gebruiker Henrik Beuckink (Bokking), en het nije hoijmatien voor de Brugter maden gelegen, daarin de helfte toebehoort Hannes Jansen.

Des sal voorschreven Hendrik Lamberts van de Marrienbergh an de suster Hillegien Lamberts van de Marrienbergh moeten uitkeren vijffhondert car(oly) guldens, sijnde haar toegelegte gedeelten so veel minder getaxeert.
2. Wijders sal de suster Hillegien Lamberts van de Marrienbergh trecken en genieten als voorschr(even) de gemelte vijfhondert car(oly) guldens van de broer voorschr(even), en daarbij uit den gemeenen boedel tot suppleringe voor haar darde part, als de thiende te Brucht, sijnde van Frederik van Olde aengekoft, het reght van de thiende uit Bossink, en een stuk saijlant in den Mageler Esch, beijde onder Den Ham gelegen, een capitael op de wever Jan Snol in Den Ham van hondert car(oly) guldens, en hondert car(oly) guldens bij de koehierde te Stegerden, en nogh hondert car(oly) guldens op den heer van Hagenvoorden, en dan nogh tweehondert car(oly) guldens uit het beweeglijcke van 't gemeen bij de broer Hendrik Lamberts van de Marrienbergh te Wijlen te vorderen.
3. Sal de broer Jan Lamberts van de Marrienbergh voor sijn een darde part hebben en beholden het huijs en schuijre met vordere timmeragie, nevens den imboedel van dien, den halven Eckelenkamp, het stuck lants op de Borge, en 't hoekjen, met den goren bij Oelberts, de halve thiende uit de Marrienbergh, grof en smal, hierbij het halve erve Woestkamp, alle te Bergentheim, alles met sijn reght en geregtigheid, raet en onraet, so tot alle of eenige van de voorschr(even) parcelen mogte sijn en aangehorende.
Na dat de voorschr(even) scheijdinge en deilinge inderminne also was afgedaan, so sijnde gemelte erfgen(amen) met malkanderen nevens derselver voorn(oemde) moeders expresse wille en begeert, nog verder geconvenieert en geaccordeert als een expresse conditie van dese maagscheijdinge, dat so eenige of alle van gemelte drie erfgenamen mogten komen te trouwen, dat dan niemant meerder van sijne voorschr(even) toegedeelde erfogederen an haere toekomende ehegade sal mogen maken, sonder lijfs erven stervende,